NL8602355A - Koppeling. - Google Patents

Description

-1- H.0. 33992

Koppeling -·: 5 De uitvinding betreft een koppeling voor het zodanig met elkaar koppelen van twee in het algemeen stangvormige elementen, dat een rotatie-moment van het ene naar het andere stangvormige element kan worden overgebracht waarbij de hartlijnen van deze elementen verschillende hoeken met elkaar kunnen maken, omvattende twee naar 10 elkaar toe gerichte en binnen elkaar gelegen vorkvormige klauwelementen waarvan het ene element met een van de stangvormige elementen en het andere element met het tweede stangvormige element is verbonden en die steeds in twee loodrecht op elkaar staande vlakken liggen en door middel van een tussenelement zwaaibaar met elkaar zijn gekoppeld, welke 15 klauwelementen elk tenminste twee armen hebben waarbij elke arm, aan de binnenkant, twee naar binnen naar elkaar toe lopende loopvlakken heeft, die elk worden gevormd door een deel van een kegelvlak waarbij de assen van de twee kegels samenvallen en loodrecht staan op de hartlijn van het betreffende stangvormige element en op het vlak door het betreffende 20 klauwelement, welke loopvlakken elk in glijdende aanligging zijn met een complementair gevormd, uit een kegelvlakdeel bestaand geleidingsvlak, welke geleidingsvlakken zijn gevormd aan weerskanten van vier, het tussenelement vormende delen die elk tussen de naar elkaar toe gerichte loopvlakken van respectievelijk een klauwarm van het ene klauwelement en 25 de naastliggende klauwarm van het andere klauwelement zijn gelegen, en die elk zodanig wigvormig zijn dat zij normaal uitsluitend in radiale richting naar binnen kunnen worden verplaatst, waarbij een veerelement aanwezig is dat een op de tussenelement-delen werkende, naar buiten gerichte veerdruk teweeg brengt om te beletten dat als gevolg van 30 slijtage een speling tussen de genoemde loop- en geleidingsvlakken ontstaat. Een dergelijke koppeling is bekend uit het Duitse octrooischrift 569 889.

Koppelingen van dit type hebben een breed toepassingsgebied, onder andere in stuurstangen van motorvoertuigen, 35 waarbij de koppeling bij voorkeur zodanig is uitgevoerd dat hij breekt of bezwijkt wanneer de hoek tussen de hartlijnen van de stangvormige elementen een bepaalde waarde overschrijdt, als veiligheidsmaatregel in het geval van een botsing.

Bij de bekende koppeling wordt het veerelement gevormd 40 door een drukveer waarvan de buitenste windingen elk tegen de vlakke onderkanten van twee naastliggende tussenelement-delen aanliggen, zodat de hartlijn van de veer dwars op de in eikaars verlengde liggende 8602355 -2- / '·» hartlijnen van de stangvormige elementen staat.

Het nadeel van deze constructie is dat door de veer ongelijkmatige drukkrachten op de verschillende tussenelement-delen worden uitgeoefend, waardoor het niet zeker is dat elke speling als 5 gevolg van slijtage wordt opgeheven.

Het doel van de uitvinding is een koppeling van het genoemde type te verschaffen die dit nadeel niet heeft.

Dit doel wordt bereikt doordat bij de koppeling volgens de uitvinding elk tussenelement-deel, aan de binnenkant, is 10 voorzien van twee in de richting naar het midden schuin naar elkaar toe lopende vlakken, en in de holte begrensd door deze vlakken van de vier tussenelement-delen een diabolo-vormige of tweezijdig conische veer is opgenomen, waarvan de buitenste windingen, die de grootste diameter hebben, tegen de genoemde vlakken aanliggen, zodat de hartlijn van deze 15 veer evenwijdig loopt met de in eikaars verlengde liggende hartlijnen van de stangvormige elementen.

Bij voorkeur lopen de genoemde schuine vlakken van de tussenelement-delen, in de richting naar het midden, schuin naar buiten, waarbij de diabolo-vormige veer onder drukspanning staat.

20 Op voordelige wijze zijn tenminste de buitenste windingen van de diabolo-vormige veer, tenminste aan de buitenkant daarvan, vlak, waardoor een goede aanligging tegen de genoemde schuinlopende vlakken van de tussenelement-delen wordt verkregen.

De buitenste windingen van de veer kunnen echter ook 25 in, in de tussenelement-delen gevormde groeven zijn gevat, waardoor, bij bepaalde toepassingen, van de koppeling wordt voorkomen dat de veer scheef gaat staan met als gevolg de mogelijkheid dat een tussenelement-deel uit het samenstel wordt gedrukt.

Opgemerkt wordt dat uit de Europese octrooiaanvrage 30 0109371 een koppeling bekend is, waarbij vier tussenelement-delen, aan de binnenkanten daarvan, zijn voorzien van twee, in de richting naar het midden schuin naar elkaar toelopende vlakken, en in de door deze vlakken begrensde holte een cilindrische drukveer is gelegen. Hierbij werkt deze veer echter samen met twee wigvormige organen, zodat via deze wigvormige 35 organen, naar buiten gerichte drukkrachten op de vier tussenelement-delen worden uitgeoefend. Deze constructie omvat echter betrekkelijk ingewikkeld onderdelen in het bijzonder de wigvormige organen die een speciale vorm en uitvoering hebben teneinde met de veer en tussen-elementdelen te kunnen samenwerken.

40 De uitvinding wordt nader beschreven onder verwijzing 8602355 -3- naar de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van een koppeling volgens de uitvinding is getoond en waarin:

Figuur 1 een koppeling volgens de uitvinding in aanzicht weergeeft; 5 Figuur 2 een dwarsdoorsnede volgens de lijn II-II in figuur 1 is;

Figuur 3 schematisch de samenwerking tussen de veer en de tussenelement-delen toont; en

Figuur 4 schematisch een andere samenwerking tussen de 10 veer en de tussenelement-delen weergeeft.

Zoals getoond in de figuren 1 en 2 omvat de kruiskoppeling een eerste vorkvormig klauwelement 1 en een tweede vorkvormig klauwelement 2, die zijn verbonden met de stang 3 respectievelijk 4. Elk klauwelement 1, 2 omvat twee armen 5, 6 en 7, 8 15 die elk zijn voorzien van twee loopvlakken 5', 51 *; 6' 6'*; 7' 71'; en 8' 8’1. Elk paar van deze loopvlakken wordt gevormd door delen van twee kegelvlakken, waarbij de assen van de twee kegels samenvallen en loodrecht staan op de hartlijn van de bijbehorende stang 3, 4 en op het vlak door het betreffende klauwelement 1, 2. Elk loopvlak van de armen 20 5, 6, 7, 8 is in glijdende aanligging met een complementair gevormd, uit een kegelvlak bestaand geleidingsvlak, welke geleidingsvlakken zijn gevormd aan weerskanten van vier een tussenelement vormende delen 9, 10, 11 en 12, zoals in figuur 1, voor de delen 10 en 11, met de verwijzingscijfers 10'‘1 resp. 1111' is aangegeven. Elk van deze 25 tussenelement-delen 9, 10, 11, 12 is aan de binnenkant voorzien van twee in de richting naar het midden schuin naar elkaar toelopende vlakken, die het best zijn getoond in figuur 3 voor de tussenelement-delen 9 en 11 en die daarin zijn aangegeven met de verwijzingscijfers 9', 9'1 respectievelijk 11', 11*'. In de, door deze schuine vlakken van de 30 tussenelement-delen 9, 10, 11, 12 begrensde holte 13 is een diabolo-vormige veer 14 opgenomen, die met de buitenste windingen, met de grootste diameter in aanraking is met, aan de ene kant de schuine vlakken 9', 11' van de delen 9 en 11 en de overeenkomstige schuine vlakken van de delen 10 en 12, en aan de andere kant met de schuine 35 vlakken 911 en 11*' van de delen 9, 11 en de daarmee overeenkomende schuine vlakken van de delen 10 en 12. De veer 14 staat daarbij onder drukspanning zodat door deze veer via de genoemde schuine vlakken, op de delen 9, 10, 11, 12 een gelijkmatige, naar buiten gerichte radiale 8602355 « -4- y drukkracht wordt uitgeoefend. Voor een goede aanligging van de buitenste windingen van de veer 14 tegen de genoemde schuinlopende vlakken van de tussenelement-delen, zijn deze buitenste windingen bij de buitenkant afgeplat zoals getoond bij 14'.

5 De tussenelement-delen 9, 10, 11, 12 zijn voorzien van openingen 15, door welke openingen een verder niet-getoonde sluitring loopt, die dient om de tussenelement-delen bij elkaar te houden.

Bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 4 zijn de buitenste windingen van de veer 16 in groeven 17, 18 gevat, die zijn 10 gevormd in de vier tussenelement-delen waarvan de delen 19 en 20 zijn getoond. Hierdoor wordt nu voorkomen dat de veer 16 een scheve stand inneemt, in de ruimte tussen de vier tussenelement-delen 19, 20, waardoor zo'n deel uit de betreffende armen van de klauwelementen zou kunnen worden gedrukt. Zo'n ongewenste situatie kan ontstaan bij een 15 asymmetrische slijtage van een tussenelement-deel als gevolg van het feit dat de met de aandrijf-stang van de koppeling in verbinding staande loopvlakken een grotere slijtage vertonen dan de met de aangedreven stang in verbinding staande loopvlakken.

Opgemerkt wordt dat de tussenelement-delen 9-12 bij 20 voorkeur uit een kunststof zijn vervaardigd die een grote weerstand tegen slijtage heeft, zoals bijvoorbeeld een met glasvezel versterkte nylon.

8602355

Claims (3)

1. 2. Koppeling volgens conclusie l,met het kenmerk, dat de genoemde schuinlopende vlakken 9', 911; 11', 11") 8602355 -6- van de tussenelement-delen in de richting naar het midden schuin naar buiten lopen, en de diabolo-vormige veer (14) onder drukspanning staat.
2. 3. Koppeling volgens conclusies 1 of 2, m e t het kenmerk, dat tenminste de buitenste windingen (141) van de diabolo-vormige veer (14), tenminste aan de buitenkant daarvan vlak 5 zijn.
3. 4. Koppeling volgens conclusie 1 of 2,met h e t k e n m e r k, dat de buitenste windingen van de veer (16) in groeven (17, 18) van de tussenelementdelen (19, 20) gevat zijn. 8602355