NL8601626A - Rondebalenpers. - Google Patents

Description

t i VO 8274

Titel; Rondebalenpers.__

De uitvinding heeft betrekking op een ronde balenpers voor het persen van gewas tot cilindrische balen, omvattende een perskamer gevormd door een eerste stelsel van rond te voeren eindloze parallelle aandrukriemen, 5 een aan de voorzijde van de rondebalenpers voor de perskamer opgesteld opraaporgaan, tussen het opraaporgaan en de perskamer aangebrachte transportmiddelen voor het vanaf het opraaporgaan naar de perskamer geleiden van het gewas alsmede middelen voor het uitwerpen van de gevormde 10 cilindrische baal uit de perskamer.

Een dergelijke rondebalenpers is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 8402830. Deze bekende rondebalenpers neemt aan de voorzijde door middel van het opraaporgaan het op het veld liggende afgesneden gewas op.

15 Het gewas wordt in de rondebalenpers van voren naar achteren verder geleid en aan een perskamer toegevoerd waar het wordt opgewikkeld tot een cilindrische baal. De baal wordt tenslotte met behulp van een touw ingebonden en. kan dan uit de perskamer worden verwijderd.

20 De bekende rondebalenpers functioneert goed maar heeft toch een aantal bezwaren. Een eerste bezwaar is . dat de bekende ronde balenpers slechts balen met een relatief lage gewichts-volumeverhouding kan produceren. Om de transportkosten per te vervoeren gewichtseenheid te drukken 25 is het echter gewenst om harde balen met een zo hoog mogelijke gewichts-volumeverhouding te produceren. Bovendien kan bij een hoge gewichts-volumeverhouding het aantal ritten van bijvoorbeeld het veld naar een schuur aanzienlijk worden beperkt waardoor kostbare tijd kan worden bespaard.

30 Een tweede bezwaar is dat de bekende rondebalenpers niet continu kan worden gebruikt. Nadat zich in de perskamer een baal met een zekere diameter heeft gevormd dient deze i .j λ < S O & 3 ö w ü 0 £ 0 -2- te worden stil gezet. Hierdoor is een effectief continu gebruik van de bekende rondebalenpers niet mogelijk en gaan bovendien kostbare arbeidsuren verloren. Een derde bezwaar is dat een aanzienlijk aandrijfvermogen noodzakelijk 5 is om het gewas tot balen met een nog enigszins aanvaardbare gewichts-volumeverhouding samen te persen.

De uitvinding beoogt de geschetste bezwaren te ondervangen.

Hiertoe wordt volgens de uitvinding de rondebalenpers 10 van de boven beschreven soort daardoor gekenmerkt dat in het traject tussen de transportmiddelen en de perskamer een voorperskamer is aangebracht waarin het aangevoerde gewas wordt aangezet tot het vormen van een kern van een baal indien in de perskamer geen baal of een baal met 15 vooraf bepaalde diameter aanwezig is en waardoor het gewas wordt geleid indien zich in de perskamer een baal bevindt met kleinere dan de vooraf bepaalde diameter en dat middelen zijn voorzien voor het doorleiden van de in de voorperskamer gevormde kern naar de perskamer.

20 In het volgende zal de uitvinding nader worden beschreven met verwijzing naar de bijgevoegde tekening van een ultvoeringsvoorbeeld.

Figuur 1 toont schematisch een langsdoorsnede van een ultvoeringsvoorbeeld van de rondebalenpers volgens 25 de uitvinding in een eerste fase waarin in de voorperskamer een kern wordt gevormd.

Figuur 2 toont een langsdoorsnede van de rondebalen-pers volgens figuur 1 in een tweede fase waarin een kern in de voorperskamer is gevormd.

30 Figuur 3 toont een langsdoorsnede van de rondebalen- pers volgens figuur 1 in een derde fase waarin de voorgevormde kern van de voorperskamer naar de perskamer wordt geleid.

Figuur 4 toont een langsdoorsnede van de rondebalen- 8601626 -3- pers volgens figuur 1 in een vierde fase waarin een ronde baal zich in de perskamer bevindt.

De in de tekening weergegeven rondebalenpers omvat een huis 1 met een voorwand 2, een achterwand 3 eii niet 5 weergegeven zijwanden. Het huis rust op een onderstel dat wielen 4 omvat. De rondebalenpers is verder voorzien van met het huis en/of het onderstel verbonden, niet weergegeven koppelingsmiddelen voor koppeling met bijvoorbeeld een trekker.

10 Een opraaporgaan 5 bevindt zich aan de voorzijde van de rondebalenpers. Het opraaporgaan 5 is voorzien van opstaande pennen 6 die tijdens, rotatie van het opraaporgaan 5 het op de grond liggende afgesneden gewas van de grond opnemen en in een min of meer samenhangende baan 15 achterwaarts verder geleiden naar rollen 7, 8 en 9. De rollen 7,8 en 9, zijn in dit voorbeeld zodanig gemonteerd en/of gedimensioneerd dat het bovenvlak van de rol 9 enigszins ligt boven dat van de rol 8 dat weer boven het bovenvlak van de rol 7 ligt, en de rollen worden zodanig 20 gero-teerd dat het gewas in achterwaartse richting in de rondebalenpers wordt geleid. Boven de rollen 7,8 en 9 is een eindloze in dit voorbeeld horizontale transportband 10 met een voorste en achterste keerrol 13 respectievelijk 11 aangebracht. Het ondervlak van de transportband wordt 25 in achterwaartse richting van de rondebalenpers aangedreven. Het gewas wordt in de wigvormige ruimte tussen de rollen 7 en 8 enerzijds en de transportband 10 anderzijds in toenemende mate verdicht. Deze verdichting wordt opgevoerd wanneer het gewas tussen de rol 9 en de transportband 30 10 wordt geleid waarbij een aandrukrol 12, die nabij de rol 9 tussen keerrollen 11 en 13 van de transportband aan de bovenzijde tegen het ondervlak van de transportband is geplaatst, zorgt dat de transportband 10 niet kan wegbui- 3 3 ?·’ -! * O Λ

Sr’ W V i w u * i -4- gen. Het gewas wordt nog eens extra verdicht tussen de rol 9 en de keerrol 11 van de transportband 10 die eventueel verend kan zijn opgehangen. De rollen 7, 8 en 9 hebben in samenhang met de transportband 10 als belangrijkste 5 taken het achterwaarts verder geleiden van het gewas en het in een wigvormige ruimte verdichten van het gewas.

Beide taken kunnen natuurlijk ook op andere wijze of met andere middelen worden uitgevoerd. Zo kunnen de rollen 7,8 en 9 op gelijke hoogte worden gepositioneerd terwijl 10 de transportband 10 in achterwaartse richting neerwaarts hellend kan zijn aangebracht. Ook kunnen bijvoorbeeld de rollen 7,8 en 9 door een transportband eventueel voorzien van steunrollen, worden vervangen.

De transportband 10 heeft bij voorkeur een iets 15 grotere omtreksnelheid dan de rol 9 zodat het gewas, dat uit de spleet tussen de rol 9 en de transportband 10 komt, achterwaarts en enigszins neerwaarts wordt gericht. Bij de bekende rondebalenpersen wordt een hekwerk toegepast om het in achterwaartse richting van de rondebalenpers 20 voortbewogen gewas enigszins neerwaarts af te buigen.

Het gewas heeft daarbij, voornamelijk wanneer het vochtig is, de neiging om aam het hekwerk te plakken waardoor het geheel vast kan lopen. Dit is echter door toepassing van de transportband 10 met de relatief hoge rotatie-25 snelheid ten opzichte van de snelheid van de rol 9 door de uitvinding ondervangen.

Het verdichte gewas komt achterwaarts en enigszins . neerwaarts gericht vanuit de spleet tussen de transportband 10 en de rol 9 in een voorperskamer 21' die aan de 30 onderzijde wordt begrensd door 'een in dit voorbeeld in hoofdzaak horizontale eindloze transportband 14, die over keerrollen 15 en 16 en over steunrollen 17-20 loopt en direct achter de rol 9 is gelegen. Boven de transportband

860 1 02 S

i X

-5- 14 is een aantal eindloze parallelle aandrukriemen 21, die over een aantal keerrollen 22-26 lopen, aangebracht.

Tegen de aandrukriemen 21 loopt voorts een spanrol 27.

Het onderste part van de aandrukriemen 21 loopt vanaf 5 de keerrol 22, die zich in de in figuur 1 getoonde werkings-fase vlak boven het middenbereik van de transportband 14 bevindt, hellend in de richting van de voorzijde van de rondebalenpers op. De transportband 14 wordt zodanig aangedreven dat het bovenvlak in achterwaartse richting 10 beweegt terwijl de aandrukriemen 21 zodanig worden aangedreven dat het onderste part in voorwaartse richting beweegt.

Het gewas wordt door de transportband 14 meegenomen en vervolgens in de voorperskamer 21' nabij de keerrol 22 in bewegingsrichting omgekeerd door het onderste part 15 van de aandrukriemen 21 zodat een rollend effect ontstaat. Hierdoor begint een kern van een baal 28 zich in de voorperskamer 21' nabij de keerrol 22 te ontwikkelen. De kern kan zich door het rollende effekt cilindrisch diametraal uitbreiden. De voorperskamer 21' neemt daarbij in volume 20 toe omdat de aandrukriemen 21 in het onderste part tussen de keerrollen 22 en 23 buitenwaarts uitbuigen (figuur 2). Hiertoe is de keerrol 26 bijvoorbeeld als veerbelaste pendelrol uitgevoerd zodat de aandrukriemen bij dezelfde lengte onder gewenste spanning blijven.

25 De keerrol 11 van de transportband 10 wordt bij voorkeur iets achterwaarts verschoven ten opzichte van de rol 9 geplaatst, zodat het gewas voldoende neerwaarts wordt gericht en niet door het voorwaarts bewegende onderste part 21 nabij de keerrol 23 kan worden gegrepen.

30 Indien de kern van de baal 28 een gewenste diameter heeft bereikt, hetgeen bijvoorbeeld middels een aanslagorgaan kan worden gedetecteerd, wordt de aandrijving van de aandrukriemen 21 gestopt, bijvoorbeeld middels een regeling voor .rj 4- r ^ Λ Λ & Μ *ï ί ^

V y V 4 V « V

-6- de aandrijving die door het aanslagorgaan wordt gestuurd.

De keerrol 22 wordt vervolgens bijvoorbeeld middels een arm 29 om een scharnierpunt 30 opwaarts weggezwenkt (figuur 3). Gelijktijdig wordt ook een keerrol 37 bijvoorbeeld 5 middels een arm 38 om het scharnierpunt 30 opwaarts gezwenkt. Deze keerrol 37 maakt deel uit van een stelsel keerrollen, waarvan de rollen 32-37 zijn weergegeven, waarover aandruk-riemen 31 lopen. De aandrukriemen 31 vormen een riemenstelsel voor de perskamer. Door het opwaarts wegzwenken van de 10 keerrollen 22 en 37 wordt de kern van de baal 28 vrij gegeven. De kern zal door de transportband 14 in achterwaartse richting worden meegenomen omdat de aandrukriemen 21 stilstaan. De kern wordt daarbij tegen een part van de aandruk-riemen 31 gedrukt dat zich tussen de keerrollen 32 en 15 37 bevindt en zich opwaarts hellend voorwaarts uitstrekt en in die zelfde richting wordt aangedreven. De kern wordt met kracht tegen dit part van de aandrukriemen aangedrukt zodat dit in de door de drukriemen 31 oorspronkelijk omsloten ruimte gaat doorbuigen onder vorming van een perskamer 20 31' waarin de kern wordt opgenomen.

Op het moment dat de kern volledig in de oorspronkelijk door de drukriemen 31 omsloten ruimte is opgenomen worden beide keerrollen 22 en 37 middels de armen 29 respectievelijk 38 in de oorspronkelijke lage stand teruggezwenkt 25 (figuur 4). De aandrukriemen 21 worden aansluitend weer aangedreven maar nu tegengesteld aan de oorspronkelijke richting dat wil zeggen in de achterwaartse richting.

De voorperskamer 21' fungeert nu middels de transportband 14 en de aandrukriemen 21, die nu in dezelfde richting 30 als de transportband 14 worden aangedreven, als transportsysteem en als verdichtingssysteem omdat.de transportband 14 en het onderste hellende part van de aandrukriemen 21 een zich in achterwaartse richting, dus de bewegingsrichting van het gewas, vernauwende wigvormige ruimte -N -¾ n <i a 3

Mj/ C? * «w ^ * -7- insluiten. Het aan de kamer 31’ toegevoerde gewas wordt derhalve nog eens extra verdicht tussen de keerrol 22 en de transportband 14, alvorens het aan de baal 28 wordt toegevoegd.

5 Het gewas wordt na het verlaten van de spleet tussen de keerrol 22 en de transportband 14 door de laatste naar keerrol 32 getransporteerd. Het gewas wordt door de aandruk-riemen 31 bij de keerrol 32 meegenomen en wordt daarbij tussen de keerrol 32 en de steeds zwaarder wordende baal 10 28 nogmaals samengeperst en vervolgens meegenomen en opgenomen .

Wanneer de baal de gewenste diameter heeft verkregen kan deze bijvoorbeeld middels een touw of een net worden ingebonden. Bij een bijzondere uitvoeringsvorm van de balen-15 pers volgens de uitvinding is, zoals in figuur 4 is weerge-gegeven, onder het huis van de pers een trommel 39 aangebracht. De trommel 39 bevat een opgerold net 40 en is voorzien van een blaaspijp 41 alsmede een uitlaattuit 42 waarvan de lengte dwars op het vlak van tekening in 20 overeenstemming met de lengte van de te vormen cilindrische balen is gekozen, en die tussen de rollen 16 en 32 is aangebracht of daartussen kan worden gezwenkt. Door het inblazen van lucht middels de blaaspijp 41, die daartoe met een niet getoonde persluchtbron kan zijn verbonden, 25 wordt het net 40 in de uitlaattuit 42 door de daardoor ontsnappende lucht meegetrokken en tussen de aandrukriemen 31 en de roterende baal 28 gedrukt. Het net wordt door de baal, die een ruw oppervlak heeft, zondermeer meegenomen.

Het net wordt daarbij strak om de baal getrokken. Wanneer 30 het net zo’n anderhalf tot twee keer de baalomtrek beslaat kan dit gedeelte op bekende maar niet weergegeven wijze van het in de trommel 39 resterende net worden losgesneden.

Het net hoeft overigens niet op de baal te worden vastgeknoopt vanwege het reeds eerder genoemde ruwe hechtende oppervlak - .¾ 5 C- 1 6 2 5 -8- van de baal.

Nadat de baal is ingebonden kan deze uit de ronde-balenpers worden verwijderd bijvoorbeeld door het op bekende wijze achterwaarts wegzwenken van de keerrollen 32 en 5 33 zodat de baal uit de perskamer 31' op de grond·kan vallen.

Tijdens het inbinden van de baal hoeft de ronde-balenpers volgens de uitvinding niet zoals de bekende rondebalenpers stop te worden gezet. Door het nogmaals 10 omkeren van de aandrijfrichting van de aandrukriemen 21, dus zodat het onderste part daarvan tussen de keerrollen 22 en 23 voorwaarts beweegt, zal zich tijdens het inbinden bij de keerrol 22 tussen de aandrukriemen 21 en de transportband een nieuwe kern ontwikkelen.en zal geen gewas tussen 15 de keerrol 22 en de transportband 14 worden doorgelaten.

De reeds in volle omvang gevormde baal kan dus ongestoord, zonder aanvoer van nieuwe gewas worden ingebonden terwijl de rondebalenpers toch verder functioneert, gewas opneemt en de kern van een nieuwe baal vormt. Met de uitvinding 20 is aldus een continu werkzame rondebalenpers verkregen.

Met de rondebalenpers volgens de uitvinding wordt door het stapsgewijs verdichten van het gewas een.grote gewicht-volumeverhouding van de uiteindelijke baal verkregen. Deze stapsgewijze verdichting die in totaal uit vijf stappen 25 bestaat, namelijk een eerste verdichting tussen de transportband 10 en de rollen 7 en 8, een tweede verdichting tussen de keerrol 11 en de rol 9, een derde verdichting tussen de aandrukriemen 21 en de transportband 14, een vierde verdichting tussen de keerrol 22 en de transportband 14 30 en tenslotte een vijfde verdichting tussen de baal en de keerrol 32, vergt bovendien in totaal relatief weinig vermogen omdat de verdichting zeer geleidelijk plaats vindt en niet in één enkele stap dient te worden geforceerd zoals bij de bekende rondebalenpers waarbij veel vermogen 35 verloren gaat.

860 1 62 ö * 4 -9-

Opgemerkt wordt dat na het voorgaande diverse modificaties voor de deskundige voor de hand liggen. Zo kan bijvoorbeeld de rondebalenpers'volgens de uitvinding zijn uitgerust met overigens bekende regelmiddelen waarmee 5 de spanning in de aandrukriemen kan worden geregeld en de dichtheid van de balen kan worden gevarieerd. Dergelijke modificaties worden geacht binnen het kader van de uitvinding te vallen.

. D * ¢- *. ï O .¾

Claims (20)

1. Rondebalenpers voor het persen van gewas tot cilin drische balen, omvattende een perskamer gevormd door een eerste stelsel van rond te voeren eindloze parallelle aandrukriemen, een aan de voorzijde van de rondebalenpers 5 voor de perskamer opgesteld opraaporgaan, tussen het op-, * raaporgaan en de perskamer aangebrachte transportmiddelen voor het vanaf het opraaporgaan naar de perskamer geleiden van het gewas alsmede middelen voor het uitwerpen van de gevormde cilindrische baal uit de perskamer, met 10 h e t kenmerk, dat in h*et traject tussen de transportmiddelen en de perskamer een voorperskamer is aangebracht waarin het aangevoerde gewas wordt aangezet tot het vormen van een kern van een baal indien in de perskamer geen baal of een baal met vooraf bepaalde diameter 15 aanwezig is en waardoor het gewas wordt geleid indien zich in de perskamer een baal bevindt met kleinere dan de vooraf bepaalde diameter en dat middelen zijn voorzien voor het doorleiden van de in de voorperskamer gevormde kern naar de perskamer.

2. Rondebalenpers volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de voorperskamer wordt begrensd door een bovenvlak van een eindloze transportband, dat aandrijfbaar is in de richting van de achterzijde van de rondebalenpers alsmede door een vrijwel vanaf de eindloze 25 transportband in de richting van de voorzijde van de rondebalenpers opwaarts hellend part van een tweede stelsel eindloze parallelle en in twee richtingen aandrijfbare aandrukriemen en dat tenminste een gedeelte van het de voorperskamer begrenzende part van het tweede stelsel 0δ01§26 -¾. -11- aandrukriemen kan worden weggezwenkt onder vrijgave van de in de voorperskamer gevormde kern van een baal»

3. Rondebalenpers volgens conclusie 1 of conclusie 2, m e t het kenmerk, dat het tweede stelsel 5 eindloze aandrukriemen middels een vlak boven de transportband geplaatste druk- en keerrol opwaarts hellend in de richting van de voorzijde van de rondebalenpers wordt omgelegd.

4. Rondebalenpers volgens conclusie 3, met 1Ö h e t kenmerk, dat de druk- en keerrol kan worden weggezwenkt.

5. Rondebalenpers volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de druk- en keerrol middels een scharnierbaar bevestigde arm zwenkbaar is.

6. Rondebalenpers volgens een of meer der conclusies 1 t/m 5,met het kenmerk, dat de transportband doorloopt tot nabij een de perkamer begrenzend in de Richting van de voorzijde van de rondebalenpers opwaarts hellend part van het eerste riemenstelsel-20

7. Rondebalenpers volgens conclusie 5, m e t het kenmerk, dat het tussen twee keerrollen gelegen opwaarts hellende part van het eerste riemenstelsel kan worden verlengd middels een uitzwenkbare bevestiging van tenminste één van beide keerrollen van het part.

8. Rondebalenpers volgens conclusie 7, m e t het kenmerk, dat tenminste een van beide keerrollen van het opwaarts hellende part van het eerste riemenstelsel middels een scharnierbaar bevestigde arm zwenkbaar is. 30

9- Rondebalenpers volgens een of meer van de conclusies 4 t/m 8,met het kenmerk, dat de druk- en keerrol van het tweede riemenstelsel constructief is verbonden met de uitzwenkbare keerrol van het eerste riemenstelsel . 8601 62 λ -12-

10. Rondebalenpers volgens conclusie 5, 8 en 9, met het kenmerk, dat de scharnierbaar bevestigde arm van de druk- en keerrol van het tweede riemenstel-sel en de scharnierbare armen van de uitzwenkbare keerrol 5 van het eerste riemenstelsel onderling zijn gekoppeld en scharnierbaar zijn om het zelfde scharnierpunt.

11. Rondebalenpers volgens één der conclusies 2 t/m 10,met het kenmerk, dat de transportmiddelen een transportbaan definiëren, die iets boven het niveau 10 van het begin van de transportband eindigt.

12. Rondebalenpers volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat boven de transportmiddelen een tweede eindloze transportband is geplaatst, die met de transportmiddelen een in de transportrichting 15 vernauwende ruimte insluit.

13. Rondebalenpers volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de transportmiddelen een aantal evenwijdige, in de transportrichting achter elkaar gelegen rollen omvatten, en dat het hart van de in de transport-20 richting gezien laatste rol iets voor het hart van de zich aan het corresponderende einde van de tweede transportband bevindende keerrol ligt.

14. Rondebalenpers volgens conclusie 13, m e t het kenmerk, dat de rollen van de transportmiddelen 25 zijn voorzien van een eindloze transportband.

15. Rondebalenpers volgens een der conclusies 12 t/m 14, met het kenmerk, dat in bedrijf de omtreks-snelheid van de‘tweede eindloze transportband groter is dan die van althans de laatste rol van de transportmiddelen.

16. Rondebalenpers volgens één der conclusies 12 t/m 15, met het kenmerk, dat nabij de in de transportrichting gezien achterste keerrol van de tweede -13- J- -7 transportband een met het binnenoppervlak van het naar de transportmiddelen gekeerde part van de transportband samenwerkende aandrukrol is aangebracht.

17. Rondebalenpers volgens één der voorgaande conclusies, 5 met het kenmerk, dat nabij de perskamer inbindmiddelen zijn aangebracht voor het doorleiden van een net tussen het van de voorzijde van de rondebalenpers gekeerde einde van de transportband en de onderste keerrol van het de perskamer begrenzende part van het eerste 10 riemenstelsel.

18. Rondebalenpers volgens conclusie 17, m et het kenmerk, dat de inbindmiddelen een onder de rondebalenpers aangebrachte trommel omvatten met een daarin opgerold net, welke trommel is voorzien van een 15 uitlaattuit waardoor een netuiteinde reikt en waarmee het netuiteinde tussen de transportband en de onderste keerrol van het de perskamer begrenzende part van het eerste riemenstelsel kan worden gebracht alsmede middelen waarmee het net uit de uitlaattuit kan worden geleid.

19. Rondebalenpers volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de trommel is voorzien van een blaaspijp voor het in de trommel blazen van lucht zodanig dat het netuiteinde uit de uitlaattuit wordt geleid.

20. Rondebalenpers volgens conclusie 18 of 19, m e t 25 het kenmerk, dat tenminste de uitlaattuit van de trommel tussen de keerrol van de transportband en de onderste keerrol van het de perskamer begrenzende part van het eerste riemenstelsel kan worden gezwenkt. 58 01 5 2 s