BE1020721A3 - Balenpers voor gebruik in de landbouw met bufferkamer aangebracht voor de precompressiekamer. - Google Patents
Balenpers voor gebruik in de landbouw met bufferkamer aangebracht voor de precompressiekamer. Download PDFInfo
- Publication number
- BE1020721A3 BE1020721A3 BE201200454A BE201200454A BE1020721A3 BE 1020721 A3 BE1020721 A3 BE 1020721A3 BE 201200454 A BE201200454 A BE 201200454A BE 201200454 A BE201200454 A BE 201200454A BE 1020721 A3 BE1020721 A3 BE 1020721A3
- Authority
- BE
- Belgium
- Prior art keywords
- compression chamber
- chamber
- buffer
- conveyor
- buffer chamber
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01F—PROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
- A01F15/00—Baling presses for straw, hay or the like
- A01F15/08—Details
- A01F15/10—Feeding devices for the crop material e.g. precompression devices
- A01F15/101—Feeding at right angles to the compression stroke
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01F—PROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
- A01F15/00—Baling presses for straw, hay or the like
- A01F15/04—Plunger presses
- A01F15/046—Plunger presses with press-boxes
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01F—PROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
- A01F15/00—Baling presses for straw, hay or the like
- A01F15/08—Details
- A01F15/10—Feeding devices for the crop material e.g. precompression devices
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01F—PROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
- A01F15/00—Baling presses for straw, hay or the like
- A01F15/08—Details
- A01F15/10—Feeding devices for the crop material e.g. precompression devices
- A01F15/101—Feeding at right angles to the compression stroke
- A01F2015/102—Feeding at right angles to the compression stroke the pressing chamber is fed from the bottom side
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Harvester Elements (AREA)
- Basic Packing Technique (AREA)
- Apparatuses For Bulk Treatment Of Fruits And Vegetables And Apparatuses For Preparing Feeds (AREA)
Description
BALENPERS VOOR GEBRUIK IN DE LANDBOUW MET BUFFERKAMER AANGEBRACHT
VOOR DE PRECOMPRESSIEKAMER
Toepassingsgebied van de uitvinding
Deze uitvinding heeft betrekking op balenpersen die gebruikt worden in de landbouw voor het oprapen van oogstmateriaal zoals hooi of stro van het veld of om oogstmateriaal te ontvangen van een oogstmachine en het om te vormen tot rechthoekige balen. De uitvinding heeft meer bepaald betrekking op een toevoersysteem voor het toevoeren van oogstmateriaal aan de balenkamer.
Stand van de techniek
Vierkantebalenpersen voor de landbouw verzamelen oogstmateriaal in een balenkamer waar het materiaal wordt samengedrukt door een heen-en-weer bewegende plunjer om rechthoekige pakketten of balen te vormen. Het oogstmateriaal wordt door een toevoersysteem aan een precompressiekamer toegevoerd, die dikwijls een gebogen kamer is die aangebracht is tussen de uitlaat van het toevoersysteem en de inlaat van de balenkamer. Voorbeelden van bestaande systemen van dit type zijn uiteengezet in octrooien US-A-2005/0072133 en EP-A-0636308. In deze bestaande systemen wordt een vulleropstelling gebruikt die uitgerust is met vullervorken die het oogstmateriaal bewegen vanaf de ingang van de precompressiekamer in de richting van de balenkamer, en zo het materiaal dat verzameld werd in de precompressiekamer in de balenkamer voert. De bewegingen van de vulleropstelling en de plunjer zijn gesynchroniseerd zodat de plunjer naar achteren bewogen wordt vooraleer de gewassen aan de balenkamer worden toègevoerd en naar voren zodra het materiaal de balenkamer volledig is binnengekomen.
Een probleem bij de opstellingen met bewegende vorken om materiaal in de balenkamer te brengen, is dat ze mechanisch complex zijn en daardoor problematisch wanneer ze moeten werken bij de steeds maar toenemende productiesnelheden die vereist zijn in de huidige landbouw.
Systemen die gebaseerd zijn op een of meerdere transportbanden om gewassen naar de balenkamer te verplaatsen zijn ook gekend. Sommige oudere baalvormingssystemen van dit type zijn weergegeven in documenten FR-A-895746 en US-A-2552888, waarbij transportbanden worden gebruikt om materiaal naar de balenkamer te verplaatsen.
Een probleem met alle hierboven beschreven precompressiemechanismen is dat de instroom van materiaal vanaf het veld naar de precompressiekamer niet constant is. Dit creëert problemen van te vroeg of te weinig vullen van de kamer tijdens de vulcyclus van de precompressiekamer, wat op zijn beurt kan leiden tot een ondoeltreffend vulproces van de balenkamer. In het specifieke geval van een precompressiekamer die uitgerust met één of meer transportbanden, zijn deze problemen ernstig. Wetende dat de banden voortdurend bewegen, is er een risico dat oogstmateriaal voortijdig in de precompressiekamer terechtkomt en/of dat materiaal gegrepen wordt bovenaan de precompressiekamer of tussen de rollen van de transportbanden en de balenkamer.
Samenvatting van de uitvinding
Deze uitvinding heeft betrekking op een balenpers voor gebruik in de landbouw en een werkwijze zoals beschreven in de bijgevoegde conclusies. Deze uitvinding heeft betrekking op een balenpers voor gebruik in de landbouw, uitgerust met een precompressiekamer waaraan oogstmateriaal wordt toegevoerd d.m.v. een geschikt toevoermiddel, en geconfigureerd om oogstmateriaal te leiden vanaf het toevoermiddel naar en in de balenkamer waar de rechthoekige balen gevormd worden. De balenpers van de uitvinding is uitgerust met een bufferkamer die geplaatst is voor de precompressiekamer, daarbij wordt de bodem van de bufferkamer gevormd door een transportband die geconfigureerd is om met een constante snelheid te bewegen. De bufferkamer vermindert de onregelmatigheid waarmee gewassen aan de precompressiekamer worden toegevoerd. De buffer is vooral voordelig in combinatie met een precompressiekamer die uitgerust is met een paar transportbanden die de onderste en bovenste wand van de precompressiekamer vormen. Volgens voorkeursuitvoeringsvormen is zulke precompressiekamer uitgerust met middelen om hem af te sluiten aan de inlaat- en/of uitlaatsecties. Zulke afsluitmiddelen kunnen gevormd worden door rijen haken die scharnierbaar zijn in en uit een gesloten positie. Volgens voorkeursuitvoeringsvormen zijn schrapers aangebracht tussen de transportbanden die de precompressiekamer vormen en de uitlaat van de kamer.
Korte beschrijving van de figuren
Figuur 1 illustreert een balenpers voor het produceren van rechthoekige balen volgens de stand van de techniek, uitgerust met een pakker en een vullervork om voorgecomprimeerde gewassen aan de balenkamer toe te voeren.
Figuur 2 toont een alternatief voor de pakker van Figuur 1: een toevoerrotor, eveneens gekend volgens de stand van de techniek.
Figuur 3 toont de hoofdonderdelen van een precompressiekamer en een bufferkamer volgens een uitvoeringsvorm van deze uitvinding.
Figuur 4 toont de operationele fasen van een precompressiekamer en bufferkamer in een balenpers volgens deze uitvinding, met een afsluitmechanisme dat aangebracht is aan de inlaat van de precompressiekamer.
Figuur 5 toont de operationele fasen van een precompressiekamer en bufferkamer in een balenpers volgens deze uitvinding, met een afsluitmechanisme dat aangebracht is aan de uitlaat van de precompressiekamer.
Figuren 6A en 6B illustreren een proefopstelling van een bufferkamer en precompressiekamer volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding.
Figuren 7A en 7B tonen een concrete versie van het afsluitmechanisme aan de inlaat van de precompressiekamer.
Figuren 8A en 8B geven een concrete versie weer van het afsluitmechanisme aan de uitlaat van de precompressiekamer.
Figuur 9 illustreert een mogelijk mechanisme aandrijfmechanisme om de beweging van de sluithaken aan te drijven aan de inlaat van de precompressiekamer.
Figuren 10A en 10B illustreren een uitvoeringsvorm van de schrapers die aangebracht zijn in de buurt van de uitlaat van de precompressiekamer.
Figuren 11A en 11B illustreren een andere uitvoeringsvorm van schrapers die aangebracht zijn in de buurt van de uitlaat van de precompressiekamer.
Figuur 12 illustreert een manier om het aanspannen van de onderste transportband van de precompressiekamer tot stand te brengen.
Gedetailleerde beschrijving van voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding
Voorkeursuitvoeringsvormen zullen nu beschreven worden met verwijzing naar de tekeningen. De gedetailleerde beschrijving beperkt de reikwijdte van de uitvinding niet, die alleen gedefinieerd is door de bijgevoegde conclusies.
Om de onderdelen van een rechthoekigebalenpers waarop de uitvinding betrekking heeft te identificeren, illustreert Figuur 1 een voorbeeld van een rechthoekigebalenpers zoals die momenteel volgens de stand van de techniek is gekend. De volgende onderdelen zijn aangeduid: de plunjer 1, de balenkamer 2, de precompressiekamer 3, een opraapmechanisme 4 en een leirol 5 die geconfigureerd is om geoogste gewassen te transporteren naar een pakkermechanisme 6 om gewassen aan de precompressiekamer toe te voeren, en een vullervork 7 die geconfigureerd is om een plak van de gewassen die verzameld werden in de precompressiekamer omhoog in de balenkamer 2 te drukken. De vullervork 7 wordt bediend door een draaibaar aandrijfmiddel 8 dat geconfigureerd is om de vork alleen aan te drijven wanneer de precompressiekamer vol is (zoals gedetecteerd door een detector 9), en wanneer de plunjer 1 zich in de teruggetrokken positie bevindt. Figuur 2 illustreert een (eveneens gekend) alternatief voor de pakker 6: dit is een rotor 10 die uitgerust is met een set platen 11 die langs de as van de rotor zijn aangebracht, en radiaal verschoven ten opzichte van elkaar. Messen 12 zijn aangebracht om het gewas dat verzameld wordt door de rotor te snijden, en schrapers 13 zijn aangebracht om de gewassen uit de rotor te verwijderen alvorens ze aan de precompressiekamer 3 worden toegevoerd. De stippellijn toont het pad dat gevolgd wordt door de geoogste gewassen.
Figuur 3 toont een precompressiekamer in een balenpers volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding. De rotor 10 is uitgerust met de messen 12 en de schraper 13 en zijn dezelfde als degene die zijn weergegeven in Figuur 2. De precompressiekamer 20 wordt gedefinieerd door twee transportbanden 21 en 22, die zich uitstrekken tussen de inlaat- en uitlaatsecties 23 en 24 van de precompressiekamer. Elk van de transportbanden is aangebracht tussen rollenparen respectievelijk 25/26 en 27/28. Dé boven- en onderwanden 29 en 30 van de precompressiekamer worden dus gevormd door rechte en onderling evenwijdige parten van de bewegende transportbanden die langs de binnenruimte van de precompressiekamer 20 lopen. De boven- en onderwanden 29/30 staan onder een schuine helling α t.o.v. de horizontale richting. De breedte van de transportbanden (gemeten in de richting loodrecht op de tekening in Figuur 3), is bij voorkeur constant. De rest van de zijwanden van de precompressiekamer 20 worden gevormd door platen die bij voorkeur evenwijdig lopen met het vlak van de tekening. Als alternatief kunnen deze zijwanden convergerend aangebracht worden in de bewegingsrichting van de gewassen in de precompressiekamer 20. Dit kan verwezenlijkt worden door deze convergerende zijwanden tussen de evenwijdige transportbanden 21/22 met constante breedte aan te brengen, zodat een geleidelijk afnemend deel van de transportbanden in contact komt met de gewassen naarmate ze naar de balenkamer voortbewegen. Eventueel in combinatie met deze convergerende verticale zijwanden, kan de afstand tussen de boven- en onderwanden 29 en 30 van de precompressiekamer verminderen vanaf de inlaat 23 naar de uitlaat 24. Dit kan verwezenlijkt worden door de transportbanden 21 en 22 te monteren onder een passende onderlinge hoek.
Stroomopwaarts vanaf de transportbanden 21/22, en stroomafwaarts vanaf de toevoerrotor 10, is er een bufferkamer 35 aanwezig, gescheiden van de precompressiekamer door de inlaatsectie 23. De bodem van de kamer wordt gevormd door een transportband 36, het plafond van de bufferkamer wordt gevormd door een plaat 37, terwijl de resterende zijwanden van de bufferkamer gevormd worden door platen die bij voorkeur evenwijdig lopen met het vlak van de tekening, d.w.z. dat de bufferkamer een in wezen constante breedte heeft in de bewegingsrichting van de gewassen. Als alternatief kunnen de zijwanden van de bufferkamer convergeren in de bewegingsrichting van de gewassen. Dit kan verwezenlijkt worden door deze convergerende zijwanden tussen de bodemtransportband 36 en de plafondplaat 37 van de bufferkamer aan te brengen, zodat een geleidelijk afnemend deel van de bodemtransportband van de bufferkamer in contact komt met de gewassen naarmate ze naar de precompressiekamer toe bewegen. De bufferkamer is geconfigureerd om rechtstreeks gewassen vanaf de toevoerrotor 10 te ontvangen, en is verder geconfigureerd om gewassen toe te voeren aan de inlaatsectie 23 van de precompressiekamer 20. De bufferkamer 35 is behulpzaam bij het verzekeren van een verbeterde vulcyclus van de precompressiekamer 20 en van de balenkamer 2. De rotatiebeweging van de banden 21/22 verloopt volgens een snelheidscyclus, waarbij de banden met een lagere snelheid bewegen tijdens het vullen van de precompressiekamer, gevolgd door een korte toename van de snelheid om de gewassen die zich opgestapeld hebben in de precompressiekamer 20 in de balenkamer 2 te drijven. Deze cyclus wordt gesynchroniseerd met de heen-en-weer bewegende beweging van de plunjer 1, zodat een verse plak geprecomprimeerd gewas aan de balenkamer wordt toegevoerd wanneer de plunjer wordt ingetrokken naar de achterkant van de balenkamer.
De transportband 36 van de bufferkamer 35 is geconfigureerd om met een constante snelheid te bewegen. Op die manier worden schommelingen in de toevoer van gewassen vanaf de rotor 10 aan de bufferkamer 35 afgevlakt, en worden gewassen toegevoerd met een in wezen constante aanvoersnelheid aan de precompressiekamer 20. Ongeacht het feit dat een constante snelheid de voorkeur geniet voor de bodemtransportband 36 van de bufferkamer, is de transportband bij voorkeur uitgerust met een middel om de snelheid te veranderen, bv. kan de snelheid verhoogd worden om een blokkering van gewas te overkomen wegens een te grote aanvoer van gewas naar de bufferkamer 35.
De bufferkamer 35 kan horizontaal gericht zijn of in geval van de uitvoeringsvorm van Figuur 3, onder een hoek ß die minder scherp is dan de hoek α van de precompressiekamer. De plafondplaat 37 van de bufferkamer 35 kan evenwijdig met de transportband 36 van de bufferkamer geplaatst zijn, zoals getoond op de tekening. Als alternatief kan de afstand tussen de transportband 36 van de bufferkamer en de plafondplaat 37 convergeren in de richting van de beweging van de gewassen. Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm is de positie van de plafondplaat 37 verstelbaar, bijvoorbeeld door de plaat te draaien rond een scharnier en/of door de plaat dichterbij of verder van de transportband 36 van de bufferkamer te plaatsen, om een evenwijdige of convergerende opstelling te verwezenlijken onder veranderlijke afstanden en hoeken. Deze instelling maakt het mogelijk de dwarsdoorsnede van de bufferkamer aan te passen aan de omstandigheden (type gewas, vochtigheid enz.).
Volgens de uitvoeringsvorm van Figuur 3 is de dwarsdoorsnede van de bufferkamer langs een vlak B loodrecht op de bodemtransportband 36 van de bufferkamer groter dan de dwarsdoorsnede van de precompressiekamer 20 langs een vlak A loodrecht op de wanden 29/30 van de precompressiekamer. Wanneer de dwarsdoorsneden rechthoekig zijn, betekent dit dat de afstand B' groter is dan de afstand A'. Met andere woorden wanneer gewassen vanaf de bufferkamer passeren naar de precompressiekamer, worden ze samengedrukt tussen de banden 21/22. Zoals verder geïllustreerd door de uitvoeringsvorm van Figuur 3 maar niet tot die uitvoeringsvorm beperkt, verandert de hoogte van de sectie waardoor de gewassen bewegen vanaf de waarde B' aan het uiteinde 45 van de plafondplaat, tot een lagere waarde C in de sectie waar de afstand tussen de onderste rol 25 van de bovenste transportband 21 en de transportband 36 van de bufferkamer minimaal is. Wanneer de gewassen het uiteinde van de plafondplaat 37 bereiken, worden ze eerst samengedrukt tussen de rol 25 en de transportband 36 van de bufferkamer, vanaf een dwarsdoorsnede met hoogte B' naar een dwarsdoorsnede met een lagere hoogte C. Algemeen gesteld is het plafond 37 van de bufferkamer zo geplaatst ten opzichte van de eerste leirol 25 van de bovenste transportband 21 van de precompressiekamer, dat de gewassen samengedrukt worden tussen de eerste leirol 25 en de transportband 36 van de bufferkamer, naarmate ze bewegen van de sectie die gedefinieerd wordt door het uiteinde 45 van het plafond 37 van de bufferkamer 35 naar de sectie waarbij de afstand (C) tussen de eerste leirol en de transportband van de bufferkamer minimaal is. Tijdens een fase van de vordering van de gewassen worden deze dus bovenaan ondersteund door de bovenste transportband 21 van de precompressiekamer en onderaan door de transportband 36 van de bufferkamer. De transportband 36 van de bufferkamer strekt zich zodoende uit tot voorbij het uiteinde 45 van de plafondplaat 37 van de bufferkamer in de bewegingsrichting van de gewassen. Deze eerste samendrukking is gunstig voor het tot stand brengen van voldoende grip op de gewassen om ze naar boven te bewegen door de ruimte tussen de transportbanden 21 en 22. Deze uitvoeringsvorm maakt het duidelijk dat de fysische grens tussen de bufferkamer en de precompressiekamer, waarbij deze grens de inlaatsectie 23 is, niet noodzakelijk betekent dat de gewassen alleen ondersteund worden door de plafondplaat 37 en de transportband 36 van de bufferkamer aan één kant van de sectie 23, en alleen door de transportbanden 21/22 aan de andere kant.
Als alternatief voor de plafondplaat 37 (op constante of convergerende afstand van de bodemtransportband 36 van de bufferkamer), kan de bufferkamer 35 uitgerust zijn met een bovenste transportband (eveneens op een constante of convergerende afstand van de bodemtransportband van de bufferkamer), bij voorkeur geconfigureerd om met een constante snelheid te bewegen, bij voorkeur dezelfde snelheid als de bodemtransportband 36 van de bufferkamer.
Hoewel de bufferkamer 35 in de vorige alinea's werd beschreven in combinatie met een door een transportband bediend precompressiemechanisme uitgerust met een bovenste en onderste transportband 21/22, is de uitvinding niet beperkt tot die combinatie. De uitvinding heeft eveneens betrekking op een balenpers die uitgerust is met de bufferkamer 35 zoals hierboven beschreven in combinatie met eender welk gekend precompressiemechanisme, bijvoorbeeld het mechanisme dat uitgerust is met een vullervork 7, zoals geïllustreerd in Figuur 1. De voordelen van de bufferkamer in termen van het afvlakken van de toevoer van gewassen aan de precompressiekamer zijn geldig ongeacht het type precompressiemechanisme dat wordt gebruikt. In geval van een door een transportband bediende precompressiekamer, biedt de bufferkamer een specifiek voordeel, doordat de belasting die wordt uitgeoefend op de rollen 25 tot 28 constanter is dan in het geval waarbij geen bufferkamer wordt toegepast.
Volgens een verdere uitvoeringsvorm, die specifiek beperkt is tot het precompressiemechanisme uitgerust met transportbanden 21/22, wordt de opstelling van Figuur 3 aangevuld door een middel voor het afwisselend sluiten van de precompressiekamer 20 aan de inlaat 23 en/of uitlaat 24 van de precompressiekamer. Deze afsluitmiddelen worden bediend op gesynchroniseerde wijze met betrekking tot de vulcyclus van de precompressiekamer, om inefficiënte precompressievoorwaarden te vermijden. Figuur 4A-C illustreert de vulcyclus wanneer een afsluitmiddel 40 is aangebracht aan de inlaatsectie 23 van de precompressiekamer. Het afsluitmiddel wordt schematisch weergegeven als een schuivende plaat 40 die in de inlaatsectie 23 kan worden ingestoken en teruggetrokken. In Figuur 4A is de precompressiekamer gevuld met oogstmateriaal. Op dit moment is de inlaat van de precompressiekamer gesloten, waarna de transportbanden 21/22 versnellen om de gewassen omhoog voort te stuwen in de balenkamer (verder wordt deze fase de "vulfase" genoemd), zie Figuur 4B. Het afsluiten van de inlaat 23 door het afsluitmiddel 40 zorgt ervoor dat er geen oogstmateriaal in de precompressiekamer komt tijdens de vulfase. Wanneer de transportbanden 21/22 opnieuw met een lagere snelheid bewegen, wordt de inlaat naar de precompressiekamer geopend en kunnen de gewassen de kamer binnenkomen (Figuur 4C).
Tijdens de vulfase blijven gewassen toegevoerd worden aan de bufferkamer 35. Eens de inlaat 23 niet langer afgesloten is door het afsluitmiddel 40, zullen gewassen daarna toegelaten worden in de precompressiekamer 20 door beweging van de verschillende transportbanden 21, 22, 36. Aangezien een hoeveelheid gewas al beschikbaar is in de bufferkamer zal deze alle variaties in het gewas dat van het veld wordt opgeraapt opnemen. Indien tijdelijk een kleine hoeveelheid gewassen van het veld wordt opgeraapt, zal de hoeveelheid die al beschikbaar is in de bufferkamer het tekort compenseren en een gelijke hoeveelheid toevoeren aan de precompressiekamer. Ook zal een tijdelijke toename in de hoeveelheid gewas opgeslagen worden in de bufferkamer zonder onmiddellijk toegevoerd te worden aan de precompressiekamer. Zodoende wordt een bijna constante toevoer verwezenlijkt vanuit de bufferkamer naar de precompressiekamer en later naar de balenkamer, met als resultaat een homogene compacte plak over de volledige gevormde baal. In de uitvoeringsvorm van Figuur 4A-C, hebben de transportbanden 21/22 bij voorkeur een constante hoge ruwheid over hun volledige oppervlak, daarbij is de ruwheid hoog genoeg zodat er voldoende meeneemkracht kan worden uitgeoefend op een plak oogstmateriaal om de plak in de balenkamer 2 voort te stuwen.
Volgens een andere uitvoeringsvorm, is een afsluitmiddel 41 aangebracht in de uitlaatsectie 24 van de precompressiekamer, zoals geïllustreerd in Figuur 5A-D. In deze uitvoeringsvorm bevatten de transportbanden 21/22 bij voorkeur een deel met een hoge wrijvingscoëfficiënt 38 en een deel met een lage wrijvingscoëfficiënt 39. Figuur 5A toont het stadium waarin de precompressiekamer gevuld is met een plak oogstmateriaal die klaar is om aan de balenkamer toegevoerd te worden. Het afsluitmiddel 41 wordt geopend om de overgang van de plak naar de balenkamer toe te staan. Zoals gezien op de tekeningen zijn de delen van de transportbanden 21/22 met hoge wrijvingscoëfficiënt zo aangebracht dat ze op dat moment het grootste deel van de boven- en onderwanden van de precompressiekamer vormen, zodat een grote meeneemkracht wordt uitgeoefend op de plak wanneer deze met hoge snelheid omhoog in de balenkamer wordt geduwd (Figuur 5B en 5C). Wanneer de plak volledig de balenkamer is binnengekomen wordt de precompressiekamer afgesloten aan zijn uitlaatsectie (Figuur 5D), en kan een nieuwe vulcyclus beginnen: de snelheid van de transportband wordt verminderd en materiaal vanuit de bufferkamer 35 aan de precompressiekamer 20 wordt toegevoerd, terwijl het afsluitmiddel 41 bovenaan voorkomt dat gewassen voortijdig aan de balenkamer worden toegevoerd. Tijdens de snelle vulfase (Figuren 5B en 5C), oefenen de delen 39 van de transportbanden met lage wrijvingscoëfficiënt geen grote meeneemkracht uit op het gewas zodat geen grote hoeveelheid gewas voortijdig in de precompressiekamer binnenkomt tijdens de vulfase. Zoals te zien is in Figuur 5C kan materiaal in de precompressiekamer binnenkomen op het moment dat de delen met hoge wrijvingscoëfficiënt zich opnieuw aan de inlaat van de precompressiekamer bevinden, maar deze hoeveelheid materiaal is niet genoeg om aanzienlijke problemen te veroorzaken tijdens de vulcyclus (zoals de vorming van een voortijdig samengeperst volume materiaal aan de bovenkant van de precompressiekamer). Daarom bevatten de transportbanden 21/22 in deze uitvoeringsvorm bij voorkeur een deel met een hoge wrijvingscoëfficiënt 38 en een deel met een lage wrijvingscoëfficiënt 39. Het voortijdig vullen van de precompressiekamer kan echter niet zo problematisch zijn als hierboven is uiteengezet, afhankelijk van het type gewas dat geoogst wordt of de weersomstandigheden. Daarom behelst de uitvinding ook de uitvoeringsvorm van Figuur 5A-D waarbij de transportbanden 21/22 uitgerust zijn met een oppervlak dat een constante wrijvingskracht op de gewassen uitoefent (d.w.z. met een constante ruwheid over het volledige oppervlak van de band).
De uitvinding heeft eveneens betrekking op een balenpers waarin afsluitmechanismen 40/41 zijn aangebracht aan de inlaat 23 en aan de uitlaat 24 van de precompressiekamer. De werking van de precompressiecyclus is in dat geval de combinatie van de cycli die beschreven zijn met verwijzing naar figuren 4A-C en 5A-D, met de transportbanden 21/22 bij voorkeur aangebracht met een constante ruwheid over hun volledige oppervlak.
Figuren 6A en 6B geven een meer uitgewerkte versie van het precompressiemechanisme in een balenpers volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding. Het mechanisme wordt getoond in een constructie voor een testopstelling en is daarom in een afzonderlijk testframe 100 gemonteerd. De installatie van het mechanisme in een werkelijke balenpers is vergelijkbaar met de installatie in het testframe 100. De leirollen van de transportbanden 21/22 zijn draaibaar aangebracht tussen verticaal geplaatste paren zijplaten 42 en 43. De bufferkamer 35 wordt afgebakend door verticale zijwanden 44. De zijplaten 42/43 zijn op een vaste plaats aangebracht, tussen de zijwanden 44 van de bufferkamer en de hulpwanden 99 die bovenop frame 100 zijn aangebracht. De platen 42 die de bovenste band 21 dragen kunnen dichter bij of verder van de onderste riem 22 geplaatst zijn, via sleuven 98 die aangebracht zijn in de zijwanden 44 van de bufferkamer en in de hulpwanden 99. De bovenste band 21 wordt geleid door de twee rollen 25/26 en door een extra spanrol 46, deze laatste is verschuifbaar in sleuven 97 die in de zijplaten 42 zijn aangebracht. De spanrol kan in eender welke positie binnen de sleuven 97 bevestigd worden, om daarbij een hogere of een lagere voorspanning aan te brengen op de bovenste transportband 21.
In deze uitvoeringsvorm worden de afsluitmiddelen 40 en 41 die hierboven beschreven zijn gevormd door rijen scharnierbare sluithaken respectievelijk 50 en 51, die bediend worden door sets draaibare armen respectievelijk 52 en 53. De sluithaken 50 aan de inlaat zijn meer in detail weergegeven in figuren 7A en 7B. Als de haken in de sluitpositie gedraaid worden, zijn ze in staat te glijden in overeenkomstige sleuven in de bovenwand 37 van de bufferkamer. De bedieningsarmen 52 zijn draaibaar verbonden met de zijwanden 44 van de bufferkamer in scharnierpunten 54. In de uitvoeringsvorm die weergegeven is, zijn deze scharnierpunten niet rechtstreeks op de zijwand 44 geplaatst, maar op verplaatsbare plaatjes 47 (enkel getoond in figuur 7A) aangebracht in een variabele positie via sleuven 48. Op die manier kan de positie van de sluithaken 50 aangepast worden aan de variabele positie van de bovenste transportband 21, zodat de convexe zijden 101 van de haken altijd dichtbij in de buurt liggen van het onderste uiteinde van de bovenste transportband 21 wanneer de haken de precompressiekamer afsluiten, zoals getoond in Figuur 7B. Zoals te zien is in Figuur 7A, maar ook in Figuren 8A en 10A, worden de sluithaken 50/51 gevormd als een aantal evenwijdig geplaatste dunne platen die allemaal bevestigd zijn aan een centrale as. Draaibare bedieningsarmen 52/53 zijn verbonden met deze centrale as zodat alle sluithaken 50/51 op een gesynchroniseerd manier in en uit de precompressiekamer 20 zullen bewegen.
De sluithaken 51 aan de uitlaat van de precompressiekamer zijn meer in detail weergegeven in Figuren 8A en 8B. De draaibare bedieningsarmen 53 zijn verbonden met de zijplaten 42 in scharnierpunten 55. De haken 50/51 aan de inlaat en de uitlaat kunnen aangedreven worden door passende geleidingsmiddelen, bv. een Servomotor die aangebracht is op de rotatieas 54/55, of bij voorkeur twee Servomotoren, één aan elke kant van de transportbanden.' Figuur 9 toont een bijzonder geschikt aandrijfmechanisme voor de haken aan de inlaat, maar dat ook geschikt is voor de uitlaat, waarbij de rotatie van de haak wordt aangedreven door een krukasmechanisme 56/57, dat zelf aan het draaien wordt gebracht rond een as 58 door een passend aandrijfmiddel (bv. een Servomotor). Het krukasmechanisme 56/57 kan geconfigureerd worden om de drijfkracht uit te oefenen op het middelste punt van de rij haken 50.
Volgens de voorkeursuitvoeringsvorm die geïllustreerd is in Figuren 8A en 8B en meer in detail in Figuren 10A en 10B, zijn schrapermiddelen 60 aangebracht tussen het uiteinde van de transportbanden 21/22 en de positie van de haken 51 in de gesloten toestand. Zoals te zien is in Figuur 8B, zijn de schrapers 60 geplaatst tussen de transportbanden 21/22 en de uitlaatsectie 24 van de precompressiekamer. Hun taak is te vermijden dat oogstmateriaal omwikkeld wordt in het gebied tussen de rollen 26/28 en de balenkamer. Elke schraper is uitgerust met een rij tanden 61, die geplaatst zijn tegen het oppervlak van de transportbanden, zodat de transportbanden tegen het onderste oppervlak van de tanden glijden. Bij voorkeur zijn de schrapers op een veer gemonteerd zodat de tanden door een veerkracht tegen het oppervlak van de band worden gedrukt, zoals getoond in Figuur 10B. De veer 95 en het krukasmechanisme 94 drukken de tanden, die scharnierbaar zijn rond de as 93, tegen het oppervlak van de band. De tanden 61 hebben een recht bovenvlak 62 dat gelijk komt met het oppervlak van de transportbanden 21/22, en een afgerond onderste oppervlak 63 dat past rond de omtrek van de transportbanden ter plaatse van de rollen 26 en 28. Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de oppervlakken van de transportbanden uitgerust met groeven 64 waarin de onderste oppervlakken 63 van de tanden verschuifbaar zijn aangebracht. De groeven hebben een oppervlak met een lage wrijvingscoëfficiënt, terwijl de zones van de band tussen de groeven een oppervlak hebben met een hoger wrijvingscoëfficiënt. Op die manier vormen de tanden een minimale belemmering voor de handbeweging, terwijl de band nog altijd een voldoende wrijvingskracht uitoefent op de gewassen. Boven de schrapers 60 zijn van sleuven voorziene platen 55 aangebracht. De sleuven in deze platen zijn geconfigureerd om de sluithaken 51 door te laten wanneer ze naar de gesloten positie bewegen.
Volgens een andere uitvoeringsvorm die weergegeven is in Figuren 11A en 11B, bevatten de schrapers 70 een rij tanden 71 waarbij het ondervlak van de tanden recht is en het bovenvlak van elke tand een afgeschuind gedeelte 72 bevat en een gedeelte 73 dat in wezen evenwijdig loopt met de zijwanden van de precompressiekamer. De tanden zijn met hun ondervlak tegen het oppervlak van de transportbanden gepositioneerd, en worden er bij voorkeur tegen gedrukt door een veerkracht, ze worden bij voorkeur gedrukt in de groeven met lage wrijvingscoëfficiënt 74 in de transportbanden (zoals hierboven beschreven ). Gewassen die verplaatst worden naar het uiteinde van de precompressiekamer worden opgetild van het oppervlak van de transportbanden door de afgeschuinde gedeelten 72. In deze uitvoeringsvorm is de dwarsdoorsnede van de precompressiekamer lichtjes verkleind wegens de aanwezigheid van de schrapers, zoals geïllustreerd in Figuur 11B.
De spanning van de onderste transportband 22 kan tot stand worden gebracht door een passend opspanmiddel. Een uitvoeringsvorm ervan is geïllustreerd in Figuur 12. De rol 27 is verschuifbaar aangebracht ten opzichte van de zijdelingse platen 43, door sleuven 80 die in de platen zijn aangebracht. De positie van de rol en daarbij de spanning in de riem kan worden ingesteld door de schroef 81 te verdraaien en te blokkeren met de bouten 82 aan weerskanten van een beugel 83, die op de zijplaten 43 is bevestigd. Zoals te zien is in Figuur 7A, kan het aanspannen van de bodemtransportband 36 van de bufferkamer d.m.v. een vergelijkbaar systeem worden verwezenlijkt.
Claims (22)
1. Balenpers voor gebruik in de landbouw bestaande uit: • Een precompressiekamer (20), die een inlaatsectie bevat (23), een uitlaatsectie (24) en een bovenste en onderste wand (29, 30) die een kanaal definiëren tussen de inlaat- en uitlaatsecties; • Een toevoermiddel (10) voor oogstmateriaal dat geconfigureerd is om gewasmateriaal toe te voeren aan de precompressiekamer; • Een balenkamer (2), die uitgerust is met een plunjer (3) voor het vormen van rechthoekige balen; met het kenmerk dat een bufferkamer (35) is aangebracht tussen het toevoermiddel voor oogstmateriaal (10) en de precompressiekamer (20), de bodem van de bufferkamer wordt gevormd door een transportband (36), het plafond van de kamer wordt gevormd door een plaat (37) of door een andere transportband, en de bufferkamer wordt verder afgebakend door zijwanden (44) aan weerskanten van de transportband (36).
2. Balenpers volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het plafond van de bufferkamer gevormd wordt door een plaat (37) die verstelbaar is ten opzichte van transportband (36).
3. Balenpers volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat zowel de bovenste als de onderste wand (29, 30) van de precompressiekamer (20) respectievelijk gevormd wordt door een bovenste en een onderste transportband (21, 22), waarbij elke band geleid wordt door een eerste leirol (25, 27) aan de inlaat van de precompressiekamer en een tweede leirol (26, 28) aan de uitlaat van de precompressiekamer, en de banden geconfigureerd zijn om oogstmateriaal te ontvangen in de ruimte tussen de banden en om het in de ruimte gecumuleerde oogstmateriaal naar de balenkamer te transporteren.
4. Balenpers volgens conclusie 3, met het kenmerk dat de boven- en onderwanden (29, 30) van de precompressiekamer rechte en onderling evenwijdige wanden zijn en waarbij de bodem en het plafond (36, 37) van de bufferkamer eveneens recht zijn en onderling evenwijdig lopen, waarbij de afstand (B') tussen de bodem en het plafond (36, 37) van de bufferkamer (35) groter is dan de afstand (A') tussen de boven- en onderwanden (29, 30) van de precompressiekamer (20), en waarbij de boven- en onderwanden (29, 30) van de precompressiekamer onder een hoek (a) staan ten opzichte van de horizontale oriëntatie, waarbij de hoek (a) steiler is dan een hoek (ß) die gevormd wordt ten opzichte van de horizontale oriëntatie door de bodem (36) en het plafond (37) van de bufferkamer.
5. Balenpers volgens conclusie 3, met het kenmerk dat de bodem en het plafond (36, 37) van de bufferkamer (35) en/of de boven- en onderwand (29, 30) van de precompressiekamer (20) convergeren in de bewegingsrichting van het gewas.
6. Balenpers volgens een of meerdere van de conclusies 3, 4 of 5, met het kenmerk dat het plafond (37) van de bufferkamer zo geplaatst is ten opzichte van de eerste leirol (25) van de bovenste transportband (21) van de precompressiekamer, dat de gewassen samengedrukt worden tussen de eerste leirol (25) en de bodemtransportband (36) van de bufferkamer, naarmate ze bewegen van de sectie die gedefinieerd wordt door het uiteinde (45) van het plafond van de bufferkamer (37) naar de sectie waar de afstand (C') tussen de eerste leirol en de bodemtransportband van de bufferkamer minimaal is.
7. Balenpers volgens een of meerdere van de conclusies 3 tot 6, met het kenmerk dat een afsluitmechanisme (40) is aangebracht tussen de bufferkamer (35) en de precompressiekamer (20), en geconfigureerd is om de toegang tot de inlaatsectie (23) van de precompressiekamer af te sluiten terwijl de transportbanden oogstmateriaal aan de balenkamer toevoeren.
8. Balenpers volgens conclusie 7, met het kenmerk dat het afsluitmechanisme een rij scharnierbare haken (50) bevat die aangebracht zijn tussen een paar bedieningsarmen (52), en de armen draaibaar zijn over scharnierpunten (54) die verbonden zijn met de zijwanden (44) van de bufferkamer (35), en een aandrijfmiddel om de rotatie van de aandrijfarmen aan te drijven om de haken in of uit het pad te bewegen van de gewassen die bewegen van de bufferkamer naar de precompressiekamer.
9. Balenpers volgens conclusie 8, met het kenmerk dat de bovenste transportband (21) die de bovenwand (29) van de precompressiekamer vormt verplaatsbaar is om de transportband (21) te positioneren op een variabele afstand van de onderste transportband van de precompressiekamer (22), en waarbij de scharnierpunten (54) verplaatsbaar zijn om de haken (50) te positioneren op een variabele afstand van de inlaatsectie (23) van de precompressiekamer (20).
10. Balenpers volgens een of meerdere van de conclusies 3 tot 9, met het kenmerk dat een afsluitmechanisme (41) is aangebracht aan de uitlaat van de precompressiekamer (20), die geconfigureerd is om de toegang tot de uitlaatsectie (24) van de precompressiekamer af te sluiten terwijl oogstmateriaal aan de precompressiekamer (20) wordt toegevoerd.
11. Balenpers volgens conclusie 10, met het kenmerk dat het afsluitmechanisme (41) aan de uitlaat van de precompressiekamer een rij scharnierbare haken (51) bevat die aangebracht zijn tussen een paar bedieningsarmen (53), waarbij deze armen draaibaar zijn rond scharnierpunten (55), en een aandrijfmiddel om de rotatie van de aandrijfarmen aan te drijven en daarbij de haken in of uit het pad te bewegen van de gewassen die bewegen van de precompressiekamer (20) naar de balenkamer (2).
12. Balenpers volgens een of meerdere van de conclusies 3 tot 11, met het kenmerk dat een set schrapers (60, 70) aangebracht is vóór de uitlaatsectie (24) van de precompressiekamer, waarbij elke schraper een groot aantal evenwijdig tanden (61, 71) bevat met een ondervlak dat verschuifbaar is aangebracht ten opzichte van de transportbanden (21, 22) die de precompressiekamer vormen, en een bovenvlak dat geconfigureerd is om een plak geprecomprimeerd oogstmateriaal te ondersteunen en de plak naar de uitlaatsectie (24) te geleiden.
13. Balenpers volgens conclusie 12, met het kenmerk dat het bovenvlak (62) van de tanden gelijk komt met de boven- en onderwanden (29, 30) van de precompressiekamer, en waarbij het ondervlak van de tanden een afgerond gedeelte (63) bevat dat verschuifbaar is opgesteld rond de transportbanden (21, 22) ter plaatse van de bovenste leirollen (26, 28) van de transportbanden.
14. Balenpers volgens conclusie 12, met het kenmerk dat het ondervlak van de tanden recht is en het bovenvlak van de tanden een afgeschuind gedeelte (72) bevat en een gedeelte (73) dat in wezen evenwijdig loopt met de bovenen onderwanden van de precompressiekamer.
15. Balenpers volgens een of meerdere van de conclusies 12 tot 14, met het kenmerk dat het oppervlak van de transportbanden groeven (64, 74) bevat, en waarbij de tanden (61, 71) geconfigureerd zijn om in de groeven te glijden en de groeven een lagere ruwheid hebben dan de rest van het transportbandoppervlak.
16. Balenpers volgens een of meerdere van de conclusies 12 tot 15, met het kenmerk dat de schrapers (60, 70) op een veer zijn gemonteerd zodat het ondervlak van de tanden door een veerkracht tegen het transportbandoppervlak wordt gedrukt.
17. De balenpers volgens een of meerdere van de conclusies 3 tot 16, met het kenmerk dat het oppervlak van elke van de twee transportbanden (21, 22) die de precompressiekamer vormen een eerste deel (38) met een hogere ruwheid bevat of eruit bestaat, en een tweede deel (39) met een lagere ruwheid bevat of eruit bestaat, waarbij de delen aangebracht zijn in de bewegingsrichting van de transportband, en delen met dezelfde ruwheid op beide transportbanden naar elkaar toe wijzen tijdens de beweging van de transportbanden.
18. Werkwijze voor het toevoeren van oogstmateriaal aan de balenkamer (2) van een balenpers volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat deze werkwijze uit de volgende stappen bestaat: • Het toevoeren van oogstmateriaal aan de bufferkamer (35), terwijl de bodemtransportband (36) van de bufferkamer (35) met een constante snelheid beweegt, • Het bewegen van het oogstmateriaal van de bufferkamer (35) naar de precompressiekamer (20) terwijl de bovenste (21) en onderste (22) transportbanden van de precompressiekamer (20) bewegen; • Wanneer de precompressiekamer (20) gevuld is met een plak oogstmateriaal, de plak voort te stuwen in de balenkamer (2) door hem mee te nemen door de wrijvingskracht die uitgeoefend wordt door de transportbanden (21, 22), waarbij de precompressiekamer (20) leeg wordt gemaakt; • Het herhalen van de vul- en ledigingsstappen van de precompressiekamer (20).
19. Werkwijze volgens conclusie 18, met het kenmerk dat de snelheid van de transportband(en) (21, 22) verhoogd wordt vóór de stap waarin de plak naar de balenkamer (2) wordt voortgestuwd en na deze stap weer wordt verlaagd.
20. Werkwijze volgens conclusie 18 of 19, met het kenmerk dat een afsluitmechanisme (40) aanwezig is aan de inlaat van de precompressiekamer (20), waarbij deze werkwijze uit de volgende stappen bestaat: • Het toevoeren van oogstmateriaal aan de bufferkamer (35), terwijl de bodemtransportband (36) van de bufferkamer (35) met een constante snelheid beweegt, en terwijl het afsluitmechanisme (40) in de open toestand staat, waardoor de toegang tot de inlaat van de precompressiekamer (20) mogelijk wordt gemaakt; • Het bewegen van het oogstmateriaal uit de bufferkamer (35) naar de precompressiekamer (20) terwijl de bovenste en onderste transportbanden (21, 22) van de precompressiekamer bewegen; • Wanneer de precompressiekamer (20) gevuld is met een plak oogstmateriaal, het sluiten van het afsluitmechanisme (40), en het voortstuwen van de plak naar de balenkamer (2) door de plak mee te nemen door de wrijvingskracht die uitgeoefend wordt door de transportbanden (21, 22), waardoor de precompressiekamer (20) leeg wordt gemaakt; • Het openen van het afsluitmechanisme (40); • Het herhalen van de vul- en ledigingsstappen van de precompressiekamer (20).
21. Werkwijze volgens conclusie 18 of 19, met het kenmerk dat een afsluitmechanisme (41) aanwezig is aan de uitlaat van de precompressiekamer, waarbij deze werkwijze uit de volgende stappen bestaat: • Het toevoeren van oogstmateriaal aan de bufferkamer (35), terwijl de bodemtransportband (36) van de bufferkamer met een constante snelheid beweegt, en terwijl het afsluitmechanisme (41) de toegang tot de uitlaat (24) van de precompressiekamer blokkeert; • Het bewegen van het oogstmateriaal van de bufferkamer naar de precompressiekamer terwijl de bovenste en onderste transportbanden van de precompressiekamer bewegen; • Wanneer de precompressiekamer gevuld is met een plak oogstmateriaal, het openen van het afsluitmechanisme (41), en het voortstuwen van de plak naar de balenkamer door de plak mee te nemen door de wrijvingskracht die uitgeoefend wordt door de transportbanden, waardoor de precompressiekamer (20) leeg wordt gemaakt; • Het sluiten van het afsluitmechanisme (41); • Hét herhalen van de vul- en ledigingsstappen van de precompressiekamer (20).
22. Werkwijze volgens conclusie 18 of 19, met het kenmerk dat een eerste afsluitmechanisme (40) aanwezig is aan de inlaat van de precompressiekamer, en een tweede afsluitmechanisme (41) aanwezig is aan de uitlaat van de precompressiekamer, waarbij deze werkwijze uit de volgende stappen bestaat: • Het toevoeren van oogstmateriaal aan de bufferkamer (35) terwijl de bodemtransportband (36) van de bufferkamer met een constante snelheid beweegt en het eerste afsluitmechanisme (40) zich in de open toestand bevindt, waarbij de toegang mogelijk wordt gemaakt tot de inlaat van de precompressiekamer (20), en terwijl het tweede afsluitmechanisme (41) de toegang tot de uitlaat (24) van de precompressiekamer blokkeert; • Het bewegen van het oogstmateriaal van de bufferkamer naar de precompressiekamer terwijl de bovenste en onderste transportbanden van de precompressiekamer bewegen; • Wanneer de precompressiekamer gevuld is met een plak oogstmateriaal, het sluiten van het eerste afsluitmechanisme (40) en openen van het tweede afsluitmechanisme (41), en het voortstuwen van de plak in de balenkamer door de plak mee te nemen door de wrijvingskracht die uitgeoefend wordt door de transportbanden, waardoor de precompressiekamer (20) leeg wordt gemaakt; • Het openen van het eerste afsluitmechanisme (40) en het sluiten van het tweede afsluitmechanisme (41); • Het herhalen van de vul- en ledigingsstappen van de precompressiekamer (20).
Priority Applications (4)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE201200454A BE1020721A3 (nl) | 2012-07-04 | 2012-07-04 | Balenpers voor gebruik in de landbouw met bufferkamer aangebracht voor de precompressiekamer. |
US14/412,924 US10076081B2 (en) | 2012-07-04 | 2013-06-25 | Agricultural baler with buffer chamber arranged before the pre-compression chamber |
PCT/EP2013/063228 WO2014005882A1 (en) | 2012-07-04 | 2013-06-25 | Agricultural baler with buffer chamber arranged before the pre-compression chamber. |
EP13731749.1A EP2869692B1 (en) | 2012-07-04 | 2013-06-25 | Agricultural baler with buffer chamber arranged before the pre-compression chamber |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE201200454A BE1020721A3 (nl) | 2012-07-04 | 2012-07-04 | Balenpers voor gebruik in de landbouw met bufferkamer aangebracht voor de precompressiekamer. |
BE201200454 | 2012-07-04 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
BE1020721A3 true BE1020721A3 (nl) | 2014-04-01 |
Family
ID=48699773
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
BE201200454A BE1020721A3 (nl) | 2012-07-04 | 2012-07-04 | Balenpers voor gebruik in de landbouw met bufferkamer aangebracht voor de precompressiekamer. |
Country Status (4)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US10076081B2 (nl) |
EP (1) | EP2869692B1 (nl) |
BE (1) | BE1020721A3 (nl) |
WO (1) | WO2014005882A1 (nl) |
Families Citing this family (7)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
BE1023019B1 (nl) * | 2014-01-30 | 2016-11-04 | Cnh Industrial Belgium Nv | Balenpers voor gebruik in de landbouw met een plunjergleufriem |
BE1022803B1 (nl) * | 2015-03-16 | 2016-09-09 | Cnh Industrial Belgium Nv | Baling chamber sensor. |
US11523562B2 (en) * | 2017-09-25 | 2022-12-13 | Randi B. Farm, LLC | Hay baler |
BR112019001204A2 (pt) * | 2018-12-21 | 2021-07-13 | Império Assessoria Em Informações Ltda. | equipamento automático de beneficiamento de grãos; e sistema de monitoramento e rastreabilidade da carga |
US11712003B2 (en) * | 2020-06-25 | 2023-08-01 | Square Head Inc. | Harvesting system including modular units |
DE102020127544B4 (de) * | 2020-10-20 | 2022-05-19 | Bernd Knospe | Landwirtschaftliche Maschine mit einer Fördervorrichtung |
CN114303654B (zh) * | 2021-12-20 | 2023-07-21 | 铁建重工新疆有限公司 | 一种拨草预压装置及喂入设备 |
Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
GB1150050A (en) * | 1967-02-04 | 1969-04-30 | Claas Maschf Gmbh Geb | Apparatus for Rolling Up Loose Harvested Material Under Pressure |
DE4329469A1 (de) * | 1993-05-05 | 1995-03-02 | Kloeckner Humboldt Deutz Ag | Landwirtschaftliche Maschine, insbesondere selbstfahrende Großballenpresse |
DE4341609A1 (de) * | 1993-12-07 | 1995-06-08 | Eggenmueller Alfred | Verfahren und Einrichtung zum Bilden von Ballen |
WO2011053125A1 (en) * | 2009-11-02 | 2011-05-05 | Lely Patent N.V. | Baling device to form bales of crop material |
Family Cites Families (12)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US2122052A (en) * | 1936-12-17 | 1938-06-28 | Charles R Bell | Conveyer belt |
FR895746A (fr) | 1942-07-25 | 1945-02-01 | Claas Maschf Gmbh Geb | Presse à foin et à paille |
US2552888A (en) | 1946-01-19 | 1951-05-15 | Druetta Miguel | Baling machine |
US2909887A (en) * | 1948-10-01 | 1959-10-27 | Claas August | Baling press for hay or straw |
DE1937606A1 (de) | 1969-07-24 | 1971-02-11 | Mengele & Soehne Masch Karl | Foerdervorrichtung,insbesondere fuer landwirtschaftliche Erntegueter |
US4999987A (en) * | 1988-01-11 | 1991-03-19 | Karl Mengele & Sohne | Apparatus for harvesting of field-fodder |
GB8810061D0 (en) | 1988-04-28 | 1988-06-02 | Ford New Holland Nv | Agricultural baler |
DE69323738T2 (de) | 1993-07-23 | 1999-07-29 | New Holland Belgium N.V., Zedelgem | Ballenpresszuführmechanismus |
US6032446A (en) | 1998-04-06 | 2000-03-07 | Deere & Company | Densification method and apparatus for harvested cotton or other similar fibrous material |
DE19855632C1 (de) | 1998-12-02 | 2000-03-16 | Sacht Hans Otto | Presse zur Herstellung von im wesentlichen quaderförmigen Preßballen aus landwirtschaftlichem Erntegut |
DE10343386A1 (de) | 2003-09-19 | 2005-05-12 | Deere & Co | Ballenpresse und Verfahren |
GB201113945D0 (en) * | 2010-12-15 | 2011-09-28 | Agco Corp | Variable density pre-compression chamber |
-
2012
- 2012-07-04 BE BE201200454A patent/BE1020721A3/nl not_active IP Right Cessation
-
2013
- 2013-06-25 US US14/412,924 patent/US10076081B2/en active Active
- 2013-06-25 EP EP13731749.1A patent/EP2869692B1/en active Active
- 2013-06-25 WO PCT/EP2013/063228 patent/WO2014005882A1/en active Application Filing
Patent Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
GB1150050A (en) * | 1967-02-04 | 1969-04-30 | Claas Maschf Gmbh Geb | Apparatus for Rolling Up Loose Harvested Material Under Pressure |
DE4329469A1 (de) * | 1993-05-05 | 1995-03-02 | Kloeckner Humboldt Deutz Ag | Landwirtschaftliche Maschine, insbesondere selbstfahrende Großballenpresse |
DE4341609A1 (de) * | 1993-12-07 | 1995-06-08 | Eggenmueller Alfred | Verfahren und Einrichtung zum Bilden von Ballen |
WO2011053125A1 (en) * | 2009-11-02 | 2011-05-05 | Lely Patent N.V. | Baling device to form bales of crop material |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
US20150189836A1 (en) | 2015-07-09 |
EP2869692A1 (en) | 2015-05-13 |
WO2014005882A1 (en) | 2014-01-09 |
EP2869692B1 (en) | 2017-08-09 |
US10076081B2 (en) | 2018-09-18 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
BE1020721A3 (nl) | Balenpers voor gebruik in de landbouw met bufferkamer aangebracht voor de precompressiekamer. | |
US9526214B2 (en) | Drop floor assembly with front and rear linkage mechanism | |
US9549506B2 (en) | Harvester with rear active bottom floor | |
EP3192349B1 (en) | Continuous harvester with crop supply chamber | |
US9713306B2 (en) | Electrohydraulic circuit for a drop floor assembly | |
BE1020497A3 (nl) | Rechthoekige balenpers voor gebruik in de landbouw. | |
EP3192347B1 (en) | Continuous harvester with crop supply chamber | |
US9918433B2 (en) | Continuous harvester and mobile wrapping systems and methods of using the same | |
WO2011053125A1 (en) | Baling device to form bales of crop material | |
EP2959768B1 (en) | Continuous round baler with variable conveyor | |
EP3192348B1 (en) | Continuous harvester with crop supply chamber | |
CN104093300B (zh) | 组合式的打包机 | |
BE1021880B1 (nl) | Plunjer voor vierkantebalenpers. . | |
EP3269229B1 (en) | Net wrapping system | |
BE1020280A3 (nl) | Vierkantebalenpers met voorcompressierollen. | |
US4022004A (en) | Hay stacking machine | |
NL2013155B1 (en) | Pressing arrangement and method for creating a polygonal bale. | |
RU2013919C1 (ru) | Подборщик-шатрообразователь льна | |
EP0244434A1 (fr) | Ramasseuse presse a precompresseur destinee au bottelage de fourrage sec et prefane | |
US4182097A (en) | Machine and method for stacking hay | |
CN115258232A (zh) | 一种具有自适应打捆组件的打捆机 | |
USRE30200E (en) | Hay stacking machine | |
JPS6343056B2 (nl) |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
MM | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20190731 |