NL8601429A - Melkinrichting. - Google Patents

Description

f

Hw/Mv/l Mertens Melkinrichting

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het melken van vee, in hoofdzaak bestaande uit een loopvloer met diergeleidende middelen, bijvoorbeeld een hekwerk, een groep melkbekers welke via een verdeelstuk met 5 een gemeenschappelijke verzamelslang is verbonden.

Dergelijke melkmachines worden veelal gebruikt in willekeurig uitgevoerde stallen, bijvoorbeeld visgraatstal-len, loopstallen, carrouselstallen, waarbij het dier naar de melkplaats wordt gebracht en door hekwerken of dergelijke op 10 de juiste positie wordt gesteld. De melker behoeft slechts de melkbekers aan te sluiten op de vier tepels, waarna het melken kan beginnen. Het melkproces wordt veelal automatisch beëindigd door een vacuümstuursignaal, waarmee de melkbekers autoamtisch van de tepels worden gelost. Tijdens het melkpro-15 ces ligt de gemeenschappelijke verzamelslang los op de vloer en oefent daardoor een ongelijkmatige belasting op de uier van het dier uit, namelijk meer op de twee voorkwartieren dan achterkwartieren. Dit heeft tot gevolg dat de voorkwartieren eerder leeg zijn dan de veelal grotere achterkwartieren. Qm-20 dat het automatisch beëindigen van het melkproces reageert op het eerste lege kwartier, heeft dit tot gevolg dat het dier niet volledig wordt uitgemolken.

De uitvinding beoogt een melkinrichting te verschaffen waarbij bovengenoemd bezwaar wordt vermeden. De in-25 richting volgens de uitvinding onderscheidt zich doordat een slangsdrager vanuit een stand nabij het hekwerk tot in een stand boven de loopvloer verplaatsbaar is aangebracht.

Dankzij deze slangdrager wordt de slang op enige afstand boven de vloer gebracht, hetgeen een gewichtscompen-30 serend effect op de uier van het dier tot gevolg heeft. Door deze verbetering worden de achterste kwartieren van de uier meer belast en zullen derhalve gelijk of iets eerder dan de voorkwartieren zijn geleegd.

Volgens een uitvoeringsvorm is de slangdrager het @60 1 429 K -/¾ -2- eind van een zwenkboom, aan welk eind de slang is bevestigd.

De besturing van de zwenkboom vindt bij voorkeur plaats door middel van een vacuümcilinder, welke is gestuurd door het vacuümsysteem, dat bij de melkbekers behoort.

5 Volgens een verdere ontwikkeling van de uitvinding is de zuiger van de cilinder verbonden aan een takel, waarvan de hefkabel enerzijds is gekoppeld aan de zwenkboom en anderzijds aan de groep melkbekers.

Dit heeft tot gevolg dat zowel de slang als de 10 melkbekers door hetzelfde hefsysteem worden bestuurd.

De uitvinding wordt nader toegelicht in de hieronder staande figuurbeschrijving van een uitvoeringsvoorbeeld.

In de tekening toont:

Fig. 1 een perspektivisch zijaanzicht van een 15 melkinrichting tijdens het melkproces,

Fig. 2 een aanzicht volgens de lijn II-II in fig. 1

De in fig. 1 getoonde melkinrichting bestaat uit een loopvloer 1, waarover het dier, hier een koe D, vanuit de loopstal naar de,melkplaats kan worden gevoerd en weer na het 20 melkproces kan weglopen. Het beest wordt geleid door een hekwerk 2, waarvan een drietal parallelle liggers zijn getoond. Het hekwerk kan vanzelfsprekend elke passende uitvoeringsvorm hebben.

Het melktoestel bestaat-uit een viertal melkbekers 25 3, die via een verdeelstuk 4 met gemeenschappelijke verzamel-slang 5 zijn verbonden. De verzamelslang 5 leidt naar een verzamelvat 6. De sturing van de melkbekers vindt plaats door een vacuümslang 7. Een dergelijk melktoestel kan van elke bekende soort zijn en valt verder buiten het kader van de 30 uitvinding.

Volgens de uitvinding is een slangdrager 8 aangebracht, dat hier in de vorm van een zwaaiboom is aangegeven. De boom is bij 9 zwenkbaar opgehangen aan een L-vormige steun 10, welke op de onderste ligger 2 van het hekwerk is beves- 3.5 tigd.

Het vrije eind 11 van de zwaaiboom 8 is voorzien' van een beugel 12, waarmee de slang 5 alsmede de vacuümslang 7 kan worden bevestigd aan de zwaaiboom 8.

6601428 &> -3-

Voorbij het draaipunt 9 is de zwaaiboom 8 verlengd, aan welk verlengstuk 13 het ondereinde van een trekkabel 14 is bevestigd. De trekkabel is aan de bovenzijde bevestigd aan een blok 15 van een takel, waarvan het samenwerkende blok 16 5 vast zit aan het ondereinde van een zuiger 17 van een vacuüm-cilinder 18. De kabel 19 van de takel is aan één eind verbonden met het ondereinde van de zuiger 17, en loopt via blok 15 resp. blok 16 naar het verdeelstuk 4 van het melktoestel. De cilinder 18 is via aansluitstomp 20 verbonden met het vacuüm-10 systeem, waartoe ook vacuümslang 7 behoort. Het vacuümsysteem is verder niet getekend omdat dit geacht wordt algemeen bekend te zijn.

Tesnlotte zij vermeldt dat de zwaaiboom 8 bij een punt tussen het zwenkpunt 9 en het einde 11 is voorzien van 15 een oog 21 waaraan het einde van een trekveer 22 is verbonden. De trekveer steunt aan het andere einde af op de steun 10 van de zwaaiboom 8.

De hierboven getoonde inrichting werkt als volgt;

Nadat de koe D in de juiste positie is gesteld 20 nabij het melktoestel, kan de melker de melkbekers 3 naar de uier van het dier brengen. Dit doet hij nadat het vacuüm van "cilinder 18 is opgeheven, waardoor de zuiger 17 omlaagzakt en kabel 19 vrijgeeft. Hierdoor zakt de groep melkbekers 3 en _ kan elk van deze op een tepel worden aangesloten. Doordat 25 zuiger 17 omlaagzakt wordt ook kabel 14 gevierd, waardoor veer 22 de zwaaiboom 8 uit de gestippelde stand in fig. 2 naar de stand, die is aangegeven met vol getrokken lijnen worden bewogen. Hierdoor wordt de melkslang 5 resp. vacuümslang 7 opgeheven tot een plaats boven de loopvloer 1 en wel 30 ongeveer in het midden onder het dier D.

Na het in werking stellen van het pulserend vacuümsysteem op slang 7 kan het melkproces plaatsvinden, hetgeen bekend wordt verondersteld. Doordat de zwaaiboom 8 de slang 5 zover opheft wordt het gewicht op de groep melkbekers 3 voor-35 namelijk opgenomen door de achterste tepels van de uier, dat wil zeggen de achterste kwartieren. Door deze trekkende beweging worden de achterste kwartieren zeer doeltreffend geledigd.

8601429 -4-

Nadat het melkproces is beëindigd door het automatisch lossen van de melkbekers 3 kan eveneens automatisch het vacuüm op cilinder 18 weer worden ingesteld. Daardoor zal de zuiger 17 omhoogbewegen onder medeneming van de kabel 14, 5 alsmede kabel 19. Tengevolge van de trekkracht op kabel 14 wordt de zwaaiboom 8 weer teruggevoerd tot in de stand aangegeven met onderbroken lijnen in fig. 2 en wordt de groep melkbekers 3 automatisch omhooggeheven.

Het dier is dan vrij om via de loopvloer 1 zich te 10 verwijderen.

Zodoende is de inrichting weer gereed voor de volgende melkcyclus.

De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvorm. Zo kan de zwaaiboom 8 door een 15 ander slangdragersysteem zijn vervangen, bijvoorbeeld een in de vloer 1 aangebrachte hefcilinder.

8601429

Claims (5)

1. Inrichting voor het melken van vee, in hoofdzaak bestaande uit een loopvloer (1) met diergeleidende middelen (2) , bijvoorbeeld een hekwerk, alsmede een groep melkbekers (3) , welke via een verdeelstuk (4) met een gemeenschappelijke 5 verzamelslang (5) is verbonden, met het kenmerk, dat een slangdrager (11) vanuit een stand nabij het hekwerk (2) tot in een stand boven de loopvloer (1) verplaatsbaar is aangebracht.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het k e n -10 merk, dat de slangdrager 11 het eind van een zwenkboom (8) is, aan welk eind (11) de slang is bevestigd.

3. Inrichting volgens conclusie 1 en 2, waarbij de melkbekers (3) zijn gestuurd door een vacuümsysteem (7), met het kenmerk, dat de slangdrager (11) resp. zwaaiboom 15 (8) is verbonden met een cilinder (18), welke is gestuurd door het vacuümsysteem voor de melkbekers (3).

4. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de zuiger (17) van de cilinder (18) via een takelsysteem (15, 16) enerzijds is verbonden 20 met de groep melkbekers via kabel (19) van de takel en anderzijds met de zwenkboom (8) via hefkabel_(14).

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat hefkabel (14) is verbonden met een voorbij het zwaaipunt (9) van zwaaiboom (8) gelegen verlengstuk (13) 25 daarvan en de zwaaiboom onder invloed van een veerkracht in de werkstrand wordt gebracht. 8601429