NL9300577A - Inrichting voor het automatisch melken van dieren. - Google Patents

Inrichting voor het automatisch melken van dieren. Download PDF

Info

Publication number
NL9300577A
NL9300577A NL9300577A NL9300577A NL9300577A NL 9300577 A NL9300577 A NL 9300577A NL 9300577 A NL9300577 A NL 9300577A NL 9300577 A NL9300577 A NL 9300577A NL 9300577 A NL9300577 A NL 9300577A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
carrier
animal
teat
teat cups
connecting element
Prior art date
Application number
NL9300577A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Texas Industries Inc
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Texas Industries Inc filed Critical Texas Industries Inc
Priority to NL9300577A priority Critical patent/NL9300577A/nl
Priority to EP19940200856 priority patent/EP0617885B1/en
Priority to DE1994605136 priority patent/DE69405136T2/de
Publication of NL9300577A publication Critical patent/NL9300577A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01JMANUFACTURE OF DAIRY PRODUCTS
    • A01J5/00Milking machines or devices
    • A01J5/017Automatic attaching or detaching of clusters
    • A01J5/0175Attaching of clusters

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Catching Or Destruction (AREA)
  • External Artificial Organs (AREA)
  • Feeding And Watering For Cattle Raising And Animal Husbandry (AREA)

Description

INRICHTING VOOR HET AUTOMATISCH MELKEN VAN DIEREN
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op eeninrichting voor het automatisch melken van dieren, zoalskoeien, voorzien van een melkrobot met melkbekers. De melk¬bekers kunnen worden aangesloten op de spenen van een dier.Om zo efficiënt mogelijk te werken, dient het aankoppelen vande melkbekers aan de spenen van de dieren zonder vertragingte geschieden. Overeenkomstig de uitvinding heeft deinrichting, zoals deze in de aanhef is omschreven, dan ookhet kenmerk dat deze zodanig is ingericht dat van de viermelkbekers er twee gelijktijdig aan twee spenen koppelbaarzijn. Op deze wijze kan de tijdsduur van de aankoppeling vande melkbekers aan de spenen belangrijk worden verkort.
Volgens een ander aspect van de uitvinding heeftde inrichting, zoals deze in de aanhef is omschreven, hetkenmerk, dat meerdere dragers aanwezig zijn, waarvan elkgeschikt is voor het dragen van één melkbeker, en waarbijtwee dragers vanaf één zijde van een dier onder het dierbeweegbaar zijn. Volgens weer een ander aspect van de uit¬vinding heeft de inrichting zoals in de aanhef is omschreven,het kenmerk, dat deze zodanig is ingericht dat vier melk¬bekers, van ten minste twee verschillende zijden komend,gelijktijdig aan de vier spenen van een dier koppelbaar zijn.Ook in dit geval maakt de toepassing van de dragers volgensde uitvinding het mogelijk meerdere melkbekers snel aan despenen van een dier te koppelen.
Volgens weer een ander aspect van de uitvindingkan een drager verzwenkbaar zijn om een in hoofdzaak horizon¬tale, zich in de langsrichting van de melkbox uitstrekkendeas. De drager kan bijvoorbeeld aangebracht zijn op een intwee verschillende richtingen verplaatsbaar steunelement datverzwenkbaar is om deze zich ongeveer horizontaal in delangsrichting van de melkbox uitstrekkende as. Volgens eenverder aspect van de uitvinding heeft de inrichting, zoalsdeze in de aanhef is omschreven, het kenmerk, dat aan ofnabij het van de melkbeker of melkbekers afgekeerde uiteindevan een drager een het gewicht van de melkbeker of melkbekers ontlastende veer is aangebracht. Deze constructie is met namevoordelig wanneer deze wordt toegepast bij de hiervoorgenoemde om een in hoofdzaak horizontale, zich in de langs-richting van de melkbox uitstrekkende as verzwenkbare drager.
Volgens nog een ander aspect van de uitvindingheeft de inrichting, zoals deze in de aanhef is omschreven,het kenmerk, dat een detectieapparaat, zoals een laser, aan¬wezig is dat is bevestigd aan één van de dragers, met behulpvan welk detectieapparaat de positie van de spenen van eendier kan worden bepaald. Wanneer de drager waaraan dit detec¬tieapparaat is bevestigd op zodanige wijze is verplaatst datde hierdoor gedragen melkbeker of melkbekers zich onder deuier van het dier bevinden, dan bevindt het detectieapparaatzich ongeveer midden onder het dier aan de voorzijde van deuier. Aangezien het detectieapparaat is bevestigd aanslechts één drager, en met behulp van het detectieapparaatde positie van de spenen wordt bepaald ten opzichte van dezeene drager, moet de besturing van de overige dragers zijnafgestemd op de positie van de drager waaraan het detectie¬apparaat is verbonden.
Overeenkomstig de uitvinding heeft de inrichtingvoorts het kenmerk, dat een melkbeker met behulp van eenflexibel verbindingselement tijdens het melken vrij beweeg¬baar met een desbetreffende drager is verbonden en na het> melken tegen het uiteinde van deze drager kan worden getrok¬ken. Als de melkbekers vrij beweeglijk met de dragers zijnverbonden, dan worden geen zijdelingse of andere krachten opde spenen uitgeoefend en is het dier in een comfortabelepositie om zich door de melkrobot te laten melken. Een derge-I lijke constructie vereist speciale maatregelen met betrekkingtot het aanbrengen van de melk- en/of pulsatieslangen, welkenaar de melkbekers lopen. Overeenkomstig de uitvinding heeftde inrichting dan ook het kenmerk, dat althans een deel vande melk- en/of pulsaties lang van een melkbeker lusvormigi verloopt. Met name wanneer gebruik wordt gemaakt van eenbuisvormige drager, welke is voorzien van een doorverbin-dingselement voor de melk- en/of pulsatieslangen, kan eendeel van de melk- en/of pulsatieslang tussen een melkbeker en dit doorverbindingselement lusvormig verlopen. Dit lusvormigverloop kan dan zodanig zijn dat één of meer van deze slangenzich gedeeltelijk aan de bovenzijde van de buisvormige dragerboogvormig boven de buisvormige drager uitstrekken. In hetbijzonder is het deel van de melk- en/of pulsatieslang tusseneen melkbeker en het doorverbindingselement vanaf de melk¬beker door een sleufvormige opening in de onderzijde van hetbuisvormige deel van de drager door dit buisvormig deel vande drager heen en door een sleufvormige opening in de boven¬zijde van het buisvormig deel van de drager op het door¬verbindingselement aangesloten.
De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aande hand van de bijgaande figuren, waarvan in:
Figuur 1 een bovenaanzicht van een melkbox isweergegeven, waarbij de melkrobot twee dragers voor elk tweemelkbekers omvat;
Figuur 2 een zijaanzicht van de in Figuur 1 afge¬heelde melkbox is weergegeven; de Figuren 3 - 7 de opeenvolgende door de dragersingenomen posities ten behoeve van het aankoppelen van demelkbekers is weergegeven;
Figuur 8 een bovenaanzicht van het uiteinde vaneen drager voor twee melkbekers is afgebeeld;
Figuur 9 een zijaanzicht van het in Figuur 8afgebeelde uiteinde van een drager is afgebeeld;
Figuur 10 een bovenaanzicht van een tweede uit¬voeringsvorm van een melkbox is weergegeven, waar gebruik isgemaakt van vier dragers voor elk één melkbeker, waarbij vanweerszijden één melkbeker tussen een voor- en achterpootdoor onder het dier kan worden gebracht en twee melkbekerstussen de beide achterpoten door;
Figuur 11 een bovenaanzicht van een derde uit¬voeringsvorm van een melkbox is weergegeven, waar gebruik isgemaakt van vier dragers voor elk één melkbeker, waarbij vanweerszijden twee melkbekers tussen een voor- en achterpootdoor onder het dier kunnen worden gebracht;
Figuur 12 een achteraanzicht van de in Figuur 11afgebeelde melkbox is weergegeven;
Figuur 13 een bovenaanzicht van het uiteinde vaneen drager voor één melkbeker is afgebeeld, en in
Figuur 14 een zijaanzicht van het in Figuur 13afgeheelde uiteinde van een drager is afgebeeld.
In de Figuren 1 en 2 is een bovenaanzicht, respec¬tievelijk een zijaanzicht, afgebeeld van een melkbox 1 die isopgebouwd uit een de beide zijkanten van de melkbox 1 vormendfreem 2, een deur 3, via welke een te melken dier de melkboxkan betreden, en een deur 4, via welke een gemolken dier demelkbox weer kan verlaten. Aan de deur 4 is een voedertrog 5bevestigd, welke deel uitmaakt van een - niet afgebeeld -automatisch voedersysteem voor het verstrekken van kracht¬voer. Aan de deur 3 zijn positioneringsmiddelen 6 aangebrachtom een in de melkbox aanwezig dier op een min of meer gedefi-' nieerde plaats in de melkbox 1 vast te houden. De melkbox 1is voorzien van een melkrobot 7 welke in dit uitvoeringsvoor-beeld twee robotarmconstructies 8 omvat, welke aan weers¬zijden van de melkbox 1 zijn opgesteld. Deze robotarm¬constructies 8 zijn slechts schematisch weergegeven en om-i vatten een verticaal opgestelde staander 9, aan het boven¬einde waarvan een parallellogramconstructie 10 is bevestigd,met behulp van welke parallellogramconstructie 10 een steun¬element 11 in hoogterichting beweegbaar is. Dit steunelement11 is voorts draaibaar rond een verticale as 12. Met heti steunelement 11 is in twee loodrecht op elkaar staanderichtingen een drager 13 in een horizontaal vlak beweegbaaraangebracht. Alhoewel de bewegingsmiddelen om het steun¬element 11 met behulp van de parallellogramconstructie 10 inhoogterichting te bewegen en de bewegingsmiddelen om het) steunelement 11 om de verticale as 12 te verzwenken niet zijnaangegeven, zijn echter wel de middelen aangegeven, metbehulp waarvan de drager 13 in twee loodrecht op elkaarstaande richtingen beweegbaar is ten opzichte van het steun¬element 11. Zowel deze laatste als de niet weergegevenj bewegingsmiddelen worden bij voorkeur gevormd door pneuma¬tische cilinders 14 en 15. Deze cilinders 14 en 15 werken alseen soort veer om een beperkte bewegingsmogelijkheid van dedrager 13 mogelijk te maken, met name wanneer deze op de een of andere manier op ruwe wijze in aanraking komt met hetdier. De drager 13 strekt zich in twee richtingen uit. InFiguur 1 is aangegeven dat het met het steunelement 11 ver¬bonden deel van de drager 13 zich in een horizontaal vlakdwars op de lengterichting van de melkbox 1 uitstrekt, ter¬wijl het andere einde van de drager 13 zich in een horizon¬taal vlak schuin naar achteren en naar binnen toe uitstrekt.Door een dergelijke constructie van de dragers 13 kunnen despenen van het dier gemakkelijk worden bereikt zonder dathinder van de poten wordt ondervonden en zonder dat dedragers 13 van de melkbekers elkaar storen. In dit uit¬voer ings voorbeeld is elk van de dragers 13 geschikt voor hetdragen van twee melkbekers 16 en 17. Door het gebruik vantwee dragers 13 van een zeer specifiek gekozen vorm en doorde opstelling van deze dragers aan weerszijden van de melkbox1 wordt een gelijktijdig aankoppelen van twee bekers 16 of 17aan twee spenen mogelijk, waardoor de tijdsduur van de aan-koppeling van de melkbekers aan de spenen belangrijk kanworden verkort. Aan één van de dragers 13 is een detectie-apparaat 18, zoals een laser, aangebracht. Dit detectie-apparaat 18 is zodanig aangebracht dat, wanneer de drager 13waaraan dit detectieapparaat is bevestigd in de in Figuur 1aangewezen positie onder het dier is gebracht, het detectie¬apparaat 18 zich ongeveer midden onder het dier aan de voor¬zijde van de uier bevindt. Met behulp van dit detectie¬apparaat 18, dat pendelend of roterend rond een verticale asis opgesteld, kan de positie van de vier spenen wordenbepaald ten opzichte van de drager 13, waarmede het detectie¬apparaat 18 is verbonden. Met behulp van de cilinders 14 en15 kan de drager 13, waarmede het detectieapparaat 18 isverbonden, worden verplaatst, totdat de door het detectie¬apparaat 18 bepaalde positie van een speen ten opzichte vanhet detectieapparaat 18 overeenkomt met de positie van eendesbetreffende melkbeker op laatstgenoemde drager ten opzich¬te van het detectieapparaat 18. Voor de verplaatsing van deandere drager zal rekening moeten worden gehouden met depositie van de drager waaraan het detectieapparaat 18 isverbonden en met de met behulp van het detectieapparaat 18 gemeten positie van de desbetreffende spenen ten opzichte vande drager waarmede het detectieapparaat 18 is verbonden.
De dragers 13 zijn althans gedeeltelijk buisvormiguitgevoerd en omvatten een niet weergegeven cilinder, waarvanhet uiteinde via een flexibel verbindingselement 19 is ver¬bonden met een melkbeker 16, 17. Door dit flexibel verbin¬ dingselement 19, dat kan zijn uitgevoerd als een snoer of eenkabel, wordt het mogelijk dat de hiermede verbonden melkbekertijdens het melken vrij beweegbaar met de desbetreffendedrager 13 blijft verbonden, met name door tijdens het melkende in de buisvormige drager 13 aangebrachte cilinder waaraanhet flexibel verbindingselement 19 is verbonden vrij te la¬ten, terwijl na het melken door bekrachtiging van laatstge¬noemde cilinder de melkbeker tegen het uiteinde van de drager13 kan worden getrokken. Wanneer een drager 13 met behulp vande cilinders 14 en 15 zodanig is verplaatst dat één van demelkbekers onder een desbetreffende speen is gebracht en isaangesloten, dan kan, na vrijgave van de cilinder in debuisvormige drager, deze drager worden verplaatst en welzodanig dat de andere met deze drager verbonden melkbekeronder een andere speen wordt gebracht om op laatstgenoemdespeen te worden aangesloten.
Aan de hand van de Figuren 3-7 zal worden geïl¬lustreerd hoe de melkbekers 16, 17, waarvan er met elke drager 13 twee zijn verbonden, op de spenen van een dier inde melkbox 1 kunnen worden aangesloten.
In Figuur 3 zijn de beide robotarmconstructies 8aan weerszijden van de melkbox 1 opgesteld in de rust¬toestand. In deze toestand kan een te melken dier de melkboxi 1 betreden; het steunelement 11 is dan zodanig rond de verti¬cale as 12 verzwenkt dat dit steunelement dwars op delangsrichting van de melkbox 1 naar buiten is gericht. Dedragers 13 met de melkbekers 16 en 17 bevinden zich danvolledig buiten de melkbox 1. Door het steunelement 11 over> 90° rond de as 12 te verzwenken, worden de dragers 13 met de melkbekers 16 en 17 onder het zich in de melkbox 1 bevindendedier gebracht. In deze situatie, welke is afgebeeld in Figuur4, bevindt het detectieapparaat 18 zich ongeveer midden onder het dier en wel aan de voorzijde van de uier van dit dier. Dedragers 13 kunnen nu afzonderlijk danwel tegelijkertijdzodanig in twee loodrecht op elkaar staande richtingen wordenverplaatst dat de melkbekers 16 onder de achterste spenen vanhet dier komen, zodat slechts door een opgaande beweging demelkbekers 16 op deze spenen kunnen worden aangesloten. Dezesituatie is aangegeven in Figuur 5. Vervolgens worden dedesbetreffende in de buisvormige dragers aanwezige cilinders,waarvan elk via een flexibel verbindingselement 19 met eenmelkbeker 16 is verbonden, vrijgegeven, zodat de dragers 13naar voren kunnen worden verplaatst zonder dat daarbij demelkbekers 16 weer worden afgetrokken. De dragers 13 wordennu zodanig verplaatst dat de melkbekers 17 onder de voorstespenen van het dier komen, waarna de melkbekers 17 afzonder¬lijk danwel tegelijkertijd door een opwaartse beweging op devoorste spenen van het dier kunnen worden aangesloten. Dezesituatie is weergegeven in Figuur 6. Vervolgens worden de inde buisvormige dragers aanwezige cilinders, waarvan elk viaeen flexibel verbindingselement 19 is verbonden met eenmelkbeker 17, vrijgegeven, zodat de dragers 13 verder naarvoren kunnen worden verplaatst, met het resultaat dat allevier de melkbekers 16, 17 op flexibele wijze met de tweedragers 13 blijven verbonden, zodat het dier tijdens hetmelken enige bewegingsmogelijkheid bezit zonder dat door eenanders starre verbinding van de melkbekers met de dragers demelkbekers zouden kunnen worden afgetrokken. De laatstesituatie is aangegeven in Figuur 7.
In de Figuren 8 en 9 is in boven- en zijaanzichtaangegeven hoe de beide melkbekers 16 en 17 zijn bevestigdaan het uiteinde van een drager 13. Elke melkbeker is aan dezijkant voorzien van een uitstulping, bij voorkeur eenconische uitstulping 20, waaraan het flexibel verbindingsele¬ment 19 is verbonden. Het nabij de melkbekers gelegen uit¬einde van een drager 13 is voorzien van een doorverbin-dingselement 21. Dit doorverbindingselement 21 heeft aan debuitenzijde een tweetal uitsparingen 22, waarvan de vormovereenkomt met de conische uitstulping 20 aan de zijkant vande melkbekers 16, 17. Een dergelijke conische uitsparing 22 heeft een door het doorverbindingselement 21 gaande door¬boring, waardoorheen het desbetreffend flexibel verbindings¬element 19 is geleid, zodat door het aantrekken van ditflexibel verbindingselement 19 de conische uitstulping 20 aande zijkant van de desbetreffende melkbeker wordt getrokken inde desbetreffende conische uitsparing 22 in het doorverbin¬dingselement 21. Het doorverbindingselement 21 dient tevensvoor het doorverbinden van de naar een melkbeker lopendemelk- en/of pulsatieslang. De melkslang 23 en/of de pulsatie-slang 24 worden door de buisvormige drager 13 geleid naardaartoe in het doorverbindingselement 21 aanwezige aan¬sluitingen 25, respectievelijk 26. Voorts dient de melkslang23 en de eventueel aanwezige pulsatieslang 24 tussen hetdoorverbindingselement 21 en de melkbekers 16 en 17 flexibelte zijn uitgevoerd. Daartoe is in het uiteinde van de buis¬vormige drager 13 zowel aan de onderzijde als aan de boven¬zijde een sleufvormige opening 27, respectievelijk 28, aange¬bracht. Vanaf de aansluitingen 29 en 30 van de melkbekerslopen de melk- en pulsatieslang boven elkaar onder het uit¬einde van de drager 13 door en worden vervolgens door desleufvormige opening 27 aan de onderzijde van de drager 13naar boven geleid door de drager 13 heen en via de sleuf¬vormige opening 28 aan de bovenzijde van de drager 13 lus-vormig overlangs de drager 13 naar voren en naar benedengeleid naar de aansluitingen 31 en 32 aan de achterzijde vanhet doorverbindingselement 21; deze achterzijde omvat daartoeeen afgeschuind vlak 33. De grootte en de soepelheid van hetlusvormige gedeelte van de melk- en/of pulsatieslang 23,respectievelijk 24, tussen de melkbekers 16, 17 en het door¬verbindingselement 21 bepalen samen met de lengte van hetflexibel verbindingselement 19 en de slag van de met ditflexibel verbindingselement 19 verbonden cilinder in de buis¬vormige drager 13 de mate waarin de drager 13 van de eenmaalop de spenen aangesloten melkbekers kan worden terug¬getrokken.
In de uitvoeringsvoorbeelden zoals deze zijn weer¬gegeven in de Figuren 10 en 11 zijn vier dragers 13 voor elkeen melkbeker 34, respectievelijk 35, 36 en 37 weergegeven.
De dragers zijn in beide gevallen stervormig opgesteld enstrekken zich ook hier weer elk in twee richtingen uit. Opgelijke wijze als in Figuur 1 is aangegeven, is één van dedragers 13 voorzien van een detectieapparaat 18. In de inFiguur 10 weergegeven uitvoeringsvorm zijn de dragers 13zodanig opgesteld dat de dragers met de melkbekers 34, 35 dieop de voorste spenen van het dier moeten worden aangeslotende uier benaderen vanaf de zijkant van de melkbox 1 tussen devoor- en achterpoten door, terwijl de dragers met de melk¬bekers 36, 37, die op de achterste spenen moeten wordenaangesloten, tussen de beide achterpoten door onder het dierworden gebracht. De dragers 13 zijn in dit uitvoeringsvoor-beeld nog verder uit elkaar gelegen en kunnen gemakkelijk,onafhankelijk van elkaar, zowel afzonderlijk als tegelijker¬tijd zonder elkaar te storen onder het dier worden gebracht.De dragers kunnen, evenals in Figuur 1 het geval is, wederomin twee richtingen verplaatsbaar zijn aangebracht en boven¬dien verzwenkbaar nabij de buitenwand van de melkbox 1 zijnopgesteld. Een soortgelijke constructie als aangegeven inFiguur 1 is daarbij mogelijk. In Figuur 11 worden telkenmaletwee dragers 13 met één melkbeker voor een voorste en eenachterste speen vanaf een zijkant van de melkbox 1 tussen eenvoor- en een achterpoot door onder de uier van het diergebracht. Deze constructie is gezien in achteraanzicht weer¬gegeven in Figuur 12. De dragers 13 zijn daarbij zwenkbaarrond een horizontale, zich in de lengterichting van demelkbox 1 uitstrekkende zwenkas 38, welke in de weergegevenuitvoering vlak naast de langszijwand van de melkbox 1 isopgesteld. De dragers 13 zijn wederom verplaatsbaar zowel inde lengterichting van de melkbox 1 als in de richting dwarshierop. Een steunelement 39 waarop de dragers 13 zijn aange¬bracht is verzwenkbaar rond de as 38. In de ruststand zijn dedragers 13 verticaal buiten de melkbox 1 opgesteld, terwijlde dragers 13 door het laten uitvoeren van een zwenkbewegingrond de horizontale as 38 in een horizontaal vlak wordengebracht, in welk vlak de bekers zowel in de dwarsrichtingals in de langsrichting van de melkbox 1 kunnen worden ver¬plaatst om onder de spenen van het dier te worden gebracht.
De verbinding van elk van de melkbekers 34 - 37 met eendrager 13 is hier analoog aan de wijze waarop in de Figuren 8en 9 twee melkbekers aan een drager 13 zijn gekoppeld. Deverbinding van één melkbeker aan één drager is afgebeeld inde Figuren 13 en 14. De melkbeker heeft ook hier aan dezijkant een conische uitstulping 20, waaraan een flexibelverbindingselement 19 is vastgezet, terwijl met behulp vandit flexibel verbindingselement de conische uitstulping kanworden getrokken in een uitsparing 22 van een doorverbin-dingselement 21. De uitsparing 22 omvat daartoe wederom eendoorboring voor het flexibel verbindingselement. De drager 13heeft ook hier aan zowel de onderzijde als aan de bovenzijdeeen sleufvormige opening 27, respectievelijk 28, zodat eenmelk- en/of pulsatieslang 23, respectievelijk 24, vanaf demelkbeker door de sleufvormige opening 27 aan de onderzijdevan de drager 13 door de drager 13 heen naar boven en doorde sleufvormige opening 28 in de bovenzijde van de drager 13heen lusvormig kunnen worden aangesloten op het doorverbin-dingselement 21 op gelijke wijze als is aangegeven in Figuur9. Uiteraard geldt ook hier dat, wanneer een melkbeker isaangesloten en de drager 13 wordt teruggetrokken, dat de matewaarin de drager kan worden teruggetrokken wordt bepaald doorde aard van de lus in de melk- en/of pulsatieslang, in hetbijzonder de soepelheid van het materiaal van beide slangen,en uiteraard de lengte van het flexibel verbindingselement ende slag van de hiermede verbonden cilinder in de drager. Dewijze van aankoppelen van een beker aan een speen en hetterugtrekmechanisme van een beker aan een draagarm 13 isanaloog het geval als bij het in de Figuren 8 en 9 weerge-i geven uit voer ings voorbeeld.
De uitvinding is niet beperkt tot de hier weerge¬geven uitvoeringsvoorbeelden, doch strekt zich uit tot aller¬lei modificaties, uiteraard voor zover deze vallen binnen deomvang van de bijgaande conclusies.

Claims (27)

1. Inrichting voor het automatisch melken van dieren,zoals koeien, voorzien van een melkrobot met melkbekers, methet kenmerk, dat de inrichting zodanig is ingericht dat vande vier melkbekers er twee gelijktijdig aan twee spenenkoppelbaar zijn.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk,dat meerdere dragers aanwezig zijn, waarvan elk geschikt isvoor het dragen van één melkbeker, en waarbij twee dragersvanaf één zijde van een dier onder het dier beweegbaar zijn.
3. Inrichting voor het automatisch melken van dieren,zoals koeien, voorzien van een melkrobot met melkbekers, methet kenmerk, dat meerdere dragers aanwezig zijn, waarvan elkgeschikt is voor het dragen van één melkbeker, waarbij tweedragers vanaf één zijde van een dier onder het dier beweeg¬baar zijn.
4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat de inrichting zodanig is ingericht datvier melkbekers, van ten minste twee verschillende zijdenkomend, gelijktijdig aan de vier spenen van een dier koppel¬baar zijn.
5. Inrichting voor het automatisch melken van dieren,zoals koeien, voorzien van een melkrobot met melkbekers, methet kenmerk, dat de inrichting zodanig is ingericht dat viermelkbekers, van ten minste twee verschillende zijden komend,gelijktijdig aan de vier spenen van een dier koppelbaar zijn.
6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat meerdere, vanuit een ruststand naar eenwerkstand onder de uier van een dier verzwenkbare dragersaanwezig zijn, waarvan elk geschikt is voor het dragen vanéén of meer melkbekers.
7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk,dat een drager verzwenkbaar is om een as die zich uitstrektaan de buitenzijde van en nabij een zijwand van de melkbox.
8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, met hetkenmerk, dat een drager verzwenkbaar is om een in hoofdzaakverticale as.
9. Inrichting volgens conclusie 6, 7 of 8, met het kenmerk, dat een drager in twee verschillende richtingenverplaatsbaar is aangebracht op een steunelement dat ver-zwenkbaar is om een in hoofdzaak verticale as.
10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk,dat het steunelement in hoogterichting beweegbaar, bijvoor¬beeld door middel van een parallellogramconstructie, aan debuitenzijde van en nabij een zijwand van de melkbox is aange¬bracht.
11. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat een drager verzwenkbaar is om een in hoofdzaakhorizontale, zich in de langsrichting van de melkbox uit¬strekkende as.
12. Inrichting volgens conclusie 6, 7 of 11, met heti kenmerk, dat een drager in twee verschillende richtingen verplaatsbaar is aangebracht op een steunelement dat ver¬zwenkbaar is om een in hoofdzaak horizontale, zich in delangsrichting van de melkbox uitstrekkende as.
13. Inrichting volgens conclusie 11 of 12, met het > kenmerk, dat aan of nabij het van de melkbeker of melkbekersafgekeerde uiteinde van een drager een het gewicht van demelkbeker of melkbekers ontlastende veer is aangebracht.
14. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat een detectieapparaat, zoals een laser, > aanwezig is, dat is bevestigd aan één van de dragers, metbehulp van welk detectieapparaat de positie van de spenen vaneen dier kan worden bepaald.
15. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk,dat, wanneer de drager waaraan het detectieapparaat is beves- ) tigd in de werkstand is gebracht en zonodig op zodanige wijzeis verplaatst dat de hierdoor gedragen melkbeker of melk¬bekers zich onder de uier van het dier bevinden, het detec¬tieapparaat zich ongeveer midden onder het dier aan de voor¬zijde van de uier bevindt.
> 16. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat althans het uiteinde van een drager waardeze één of meer melkbekers draagt buisvormig is uitgevoerd.
17. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat een melkbeker met behulp van een flexibel verbindings¬element, zoals een snoer of kabel, tijdens het melken vrijbeweegbaar met een desbetreffende drager is verbonden en nahet melken tegen het uiteinde van deze drager wordtgetrokken.
18. Inrichting volgens conclusie 17, met het kenmerk,dat het flexibele verbindingselement door het buisvormig deelvan de drager kan worden getrokken.
19. Inrichting volgens een der conclusies 16 - 18, methet kenmerk, dat een melkbeker aan de zijkant is voorzien vaneen uitstulping die met behulp van een flexibel verbindings¬element in een overeenkomstig gevormde uitsparing in hetuiteinde van een drager kan worden getrokken.
20. Inrichting volgens een der conclusies 16 - 19, methet kenmerk, dat aan of nabij het uiteinde van een buis¬vormige drager hierin een doorverbindingselement voor één ofmeer melk- en/of pulsatieslangen is aangebracht.
21. Inrichting volgens conclusie 20, met het kenmerk,dat het doorverbindingselement is voorzien van een doorboordeuitsparing, waarbij een melkbeker met een aan de zijkanthiervan aangebrachte uitstulping met behulp van een door dedoorboring in een uitsparing geleid flexibel verbindings¬element in deze uitsparing tegen de drager kan wordengetrokken.
22. Inrichting volgens conclusie 20 of 21, met hetkenmerk, dat het deel van de melk- en/of pulsatieslang tusseneen melkbeker en het doorverbindingselement lusvormig ver¬loopt .
23. Inrichting volgens conclusie 22, met het kenmerk,dat één of meer slangen zodanig in een buisvormige dragerzijn aangebracht, dat deze zich gedeeltelijk aan de boven¬zijde van de buisvormige drager boogvormig boven de buis¬vormige drager uitstrekken.
24. Inrichting volgens conclusie 22 of 23, met hetkenmerk, dat het deel van de melk- en/of pulsatieslang tusseneen melkbeker en het doorverbindingselement vanaf de melk¬beker door een sleufvormige opening in de onderzijde van hetbuisvormig deel van de drager door dit buisvormig deel van de drager heen en door een sleufvormige opening in de bovenzijdevan het buisvormig deel van de drager op het doorverbin-dingselement is aangesloten.
25. Inrichting volgens een der conclusies 20 - 24, methet kenmerk, dat het doorverbindingselement geschikt is voorde melk- en/of pulsatieslang van twee melkbekers, terwijl hetdoorverbindingselement is voorzien van twee uitsparingenwaarin de beide, van een uitstulping voorziene melkbekerskunnen worden getrokken.
26. Inrichting volgens conclusie 25, met het kenmerk,dat de twee melkbekers in de aangetrokken toestand nagenoegtegen elkaar aan aan het einde van een drager zijn aange¬bracht .
27. Inrichting volgens een of meer der voorgaandeconclusies en/of zoals weergegeven in de bijgaandebeschrijving met bijbehorende figuren.
NL9300577A 1993-04-01 1993-04-01 Inrichting voor het automatisch melken van dieren. NL9300577A (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9300577A NL9300577A (nl) 1993-04-01 1993-04-01 Inrichting voor het automatisch melken van dieren.
EP19940200856 EP0617885B1 (en) 1993-04-01 1994-03-29 A construction for automatically milking animals
DE1994605136 DE69405136T2 (de) 1993-04-01 1994-03-29 Konstruktion zum automatischen Melken von Tieren

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9300577 1993-04-01
NL9300577A NL9300577A (nl) 1993-04-01 1993-04-01 Inrichting voor het automatisch melken van dieren.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9300577A true NL9300577A (nl) 1994-11-01

Family

ID=19862241

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9300577A NL9300577A (nl) 1993-04-01 1993-04-01 Inrichting voor het automatisch melken van dieren.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP0617885B1 (nl)
DE (1) DE69405136T2 (nl)
NL (1) NL9300577A (nl)

Families Citing this family (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL9500364A (nl) * 1995-02-24 1996-10-01 Maasland Nv Inrichting voor het melken van dieren.
NL1006175C2 (nl) * 1997-05-30 1998-12-01 Maasland Nv Inrichting voor het melken van dieren.
EP2131649B1 (en) * 2007-03-23 2019-02-27 DeLaval Holding AB A rotary parlour for automatic milking of animals and a method for attaching teat cups to milking animals on a rotary platform.
DE102012110502A1 (de) * 2012-03-14 2013-09-19 Gea Farm Technologies Gmbh Platzteiler einer Melkstandanordnung und Melkstandanordnung

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0360354A1 (en) * 1988-09-21 1990-03-28 C. van der Lely N.V. An implement for milking an animal as well as a method of connecting teat cups to the teats of same
EP0448132A2 (en) * 1987-07-23 1991-09-25 C. van der Lely N.V. An implement for milking an animal
EP0532066A1 (en) * 1991-06-20 1993-03-17 Gascoigne-Melotte B.V. Device for fitting or removing a cluster of teat cups for animals

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0448132A2 (en) * 1987-07-23 1991-09-25 C. van der Lely N.V. An implement for milking an animal
EP0360354A1 (en) * 1988-09-21 1990-03-28 C. van der Lely N.V. An implement for milking an animal as well as a method of connecting teat cups to the teats of same
EP0532066A1 (en) * 1991-06-20 1993-03-17 Gascoigne-Melotte B.V. Device for fitting or removing a cluster of teat cups for animals

Also Published As

Publication number Publication date
DE69405136D1 (de) 1997-10-02
EP0617885B1 (en) 1997-08-27
EP0617885A1 (en) 1994-10-05
DE69405136T2 (de) 1998-03-26

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP0728412B1 (en) An implement for milking animals
EP1131995B1 (en) An implement for and a method of milking animals
EP0194729B1 (en) Implement for milking animals
NL9401113A (nl) Constructie met een inrichting voor het automatisch melken van dieren.
US5865138A (en) Method and apparatus for automatically milking animals, such as cows
NL9200091A (nl) Melkmachine.
NL1006175C2 (nl) Inrichting voor het melken van dieren.
NL9200639A (nl) Inrichting voor het automatisch melken van dieren.
NL9300578A (nl) Inrichting voor het automatisch melken van dieren.
NL9400471A (nl) Constructie met een inrichting voor het melken van dieren.
US6116188A (en) Method of milking animals
NL193648C (nl) Inrichting voor het melken van dieren.
NL9401114A (nl) Constructie met een inrichting voor het automatisch melken van dieren.
NL9300577A (nl) Inrichting voor het automatisch melken van dieren.
NL8601429A (nl) Melkinrichting.
EP0886466B1 (en) A construction including an implement for automatically milking animals
NL9400472A (nl) Constructie met een inrichting voor het melken van dieren.
NL9200095A (nl) Melkmachine.
NL9200097A (nl) Melkmachine.
NL9200092A (nl) Melkmachine.
NL9200098A (nl) Melkmachine.
NL9200099A (nl) Melkmachine.
NL9200096A (nl) Melkmachine.
NL8500694A (nl) Inrichting voor het melken van dieren.
NL9200094A (nl) Melkmachine.

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed