NL8601407A - Inrichting voor het laden en lossen van balen stro of dergelijk materiaal. - Google Patents

Description

« P & c . * "% ..

W 6032-2 Ned.B/LdB

Korte aanduidingï Inrichting voor het laden en lossen van balen stro of dergelijk materiaal.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het laden en 5 lossen van balen stro of dergelijk materiaal, bestaande uit een wagen met een van een opneemplaats voor de afzonderlijke balen naar de van. boven open laadruimte van de wagen oplopende transportgeleiding.

Bij een bekende inrichting van het type, waarbij de wagen is ingericht om achter een balenpers over de akker mee.te rijden, worden 10 de balen door de op de uitlaatzijde van de balenpers aangesloten transportgeleiding op een vaste plaats in de laadruimte afgeleverd.

De Uitvinding beoogt deze inrichting te verbeteren, zodanig, dat de achtereenvolgens door de balenpers via de transportgeleiding naar de laadruimte van de wagen gestuwde balen daarin op bedrij fszekere wijze 15 in elk uit dwars- en langsrijen bestaande lagen worden afgezet en de aldus in de laadruimte gevormde balenstapel met een eenvoudige handeling in zijn geheel kan worden gelost, bijvoorbeeld op de akker kan worden afgezet.

Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt, doordat de 20 transportgeleiding aan zijn aflevereinde is aangesloten op het ene einde van een zich in de lengterichting van de wagen uitstrekkende en in dwarsrichting daarboven beweegbaar ondersteunende verdeelkast, waarvan de breedte met die van een baal correspondeert en de bodem wordt gevormd door wegklapbare elementen, terwijl de laadruimte van de wagen door . 25 vertikale langsschotten is verdeeld in een aantal naast elkaar gelegen baalbrede compartimenten,, die aan de achterzijde van de wagen open zijn en waarvan de bodems in een losstand wegklapbaar zijn.

Met behulp van een aldus uitgevoerde inrichting kunnen achtereenvolgens complete balen-langsrijen via de verdeelkast in het zich 30 op dat moment daaronder bevindende compartiment worden gedeponeerd, en . wel door telkens de steunelementen weg te klappen zodra de verdeelkast vol met balen is geraakt. Het wegklappen en weer in de steunstand terug brengen van de steunelementen kan automatisch, onder besturing van een detectieëlement, plaatsvinden. De voor het wegklappen, het uit de verdeel-35 kast naar onderen lossen van de balen en vervolgens weer in de steunstand terugklappen van de steunelementen benodigde tijd is daarbij kort in vergelijking tot de gebruikelijke snelheid, waarmede de balen door een balenpers worden aangeleverd, zodat de steunelementen na het lossen van een langsrij op tijd in hun werkzame stand terug kunnen zijn om de eerst-40 volgende baal vanuit de transportgeleiding op te vangen.

88 01407 ^ ί** *9 - 2 -

Bij het vullen van de compartimenten kan men op twee manieren te werk gaan. De ene manier is, dat men een compartiment eerst, door het lossen van opeenvolgende balen-langsrijen, geheel vult alvorens de verdeelkast naar een volgend compartiment te verplaatsen, enz.

5 De tweede manier is, dat men de verdeelkast telkens na het lossen van een balen-langsrij naar een naast liggend compartiment laat verspringen. Zodra alle compartimenten en daarmede de gehele laadruimte met balen zijn gevuld, vindt het lossen van de gehele balenstapel plaats door de bodems van alle compartimenten tegelijk in de losstand te brengen.

10 In een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding worden de bodems van de compartimenten gevormd door om de benedenranden van de zijwanden respectievelijk tussenschotten scharnierende kleppen, die in de losstand naar beneden zijn gericht en dan in het vlak van de betreffende zijwanden respectievelijk tussenschot-15 ten liggen. Bij een dergelijke uitvoering worden de balen, bij gelijktijdige bediening van de bodemkleppen, als een compacte stapel op de akker afgezet..

Een belangrijk aspect van de uitvinding vormt voorts de speciale uitvoering van de transportgeleiding, die een zowel in richting als 20: in afstand variabele transportweg vanaf een in hoofdzaak vaste plaats (achter de balenpers) naar de verdeelkast moet kunnen overbruggen.

Deze transportgeleiding wordt volgens de uitvinding in hoofdzaak gekenmerkt door. twee zijwanden en een bodemwand, die elk bestaan uit tenminste twee telescopische stangen, die de verbinding vormen 25 tussen een de ingang van de transportgeleiding vormend opstaand ü-freem en de vertikale en onderste horizontale begrenzingen van de invoeropening van de verdeelkast, waarbij de stangen in elk verbindingspunt zowel om een vertikale as, als om een horizontale as kunnen scharnieren.

Een aldus uitgevoerde transportgeleiding kan zich soepel aanpassen aan 30 elke in de praktijk voorkomende variatie in respectievelijk de helling van de geleiding, de lengte van de geleiding en de (zijwaartse) richting van de geleiding,

Be uitvinding wordt hieronder aan de hand van de tekening met een uitvoeringsvoorbeeld nader toegelicht.

35 Fig. 1 toont een aanzicht in perspectief van de inrichting volgens de uitvinding; fig. 2 is een zij-aanzicht van de inrichting volgens fig. 1; fig. 3 is een achteraanzicht van de inrichting volgens fig. 1, en fig. 4 is eeh aanzicht in perspectief van het achterste gedeelte 40 van de verdeelkast.

8601407' i s.

- 3 -

De in de tekening weergegeven inrichting bestaat uit een op loopwielen 2 verrijdbare wagen 1, die met behulp van een koppelboom 3 met de achterzijde van een niet nader weergegeven balenpers kan worden verbonden. De wagen heeft twee zijwanden 4, waarvan de freems aan de voorzij-5 de of koppelboomzijde van de wagen zowel onderaan als bovenaan door een dwarsbalk 5 resp. 6 zijn verbonden, doch aan de achterzijde (zie fig, 3) alleen bovenaan door een dwarsbalk 7 met elkaar zijn verbonden. De door de beide zijwanden 4 begrensde laadruimte is voor een drietal vertikale langsschotten 8 verdeeld in vier compartimenten, waarvan de breedte met 10 die van een strobaal correspondeert. De langsschotten 8 worden daarbij aan de voorzijde gesteund door een onderste dwarsbalk 5a en een op enige afstand onder de bovenste dwarsbalk 6 lopende dwarsbalk 6a. Aan de achterzijde van de wagen (fig. 3) worden de schotten 8 alleen bovenaan . gesteund door een dwarsbalk 7a.

15 De bovenste dwarsbalken 6 en 7 dienen tevens als geleiding voor een in dwarsrichting over de open bovenzijde van de laadruimte verrijdbare verdeelkast 9. Deze verdeelkast bestaat in hoofdzaak uit een tweetal . zijwanden 10, die aan de invoerzijde (de voorzijde van de wagen)door een onderste dwarselement en aan het achtereinde (de achterzijde van de wagen) 20 door een aantal dwarselementen met elkaar zijn verbonden. De breedte van de verdeelkast is een weinig groter dan die van een strobaal. De ondersteuning op en geleiding door de dwarsbalken 6 en 7 wordt gevormd door rollen 11, terwijl voor het in dwarsrichting verplaatsen van de kast twee kettingen 12 zijn toegepast, die worden geleid over de op de einden van 25 de balken 6 en 7 gelegerde kettingwielen 13. De aan één zijde'van de wagen gelegen kettingwielen 13 zijn verbonden door een as 14, die gekoppeld is met een niet nader weergegeven aandrijfbron, met behulp waarvan de verdeelkast stapsgewijs van een stand boven een compartiment naar een stand boven een aangrenzend compartiment kan worden verplaatst. De aandrijf-30 bron heeft daarbij een omkeerbare draairichting, zodat na aankomst van de verdeelkast in een der'beide zij compartimenten de richting van de volgende dwarsverplaatsing automatisch wordt omgekeerd.

De bodems van de vier compartimenten worden elk gevormd door een paar kleppen 15, die om de benedenranden van de betreffende zijwanden 35 resp. schotten scharnieren. In de normale stand of steunstand nemen de kleppen een horizontale positie in. Zij worden in deze positie gehouden door even zo vele hefbomen 16 met ophangkettingen 16a, welke hefbomen gedragen worden door een aan de voorzijde van de wagen in steunen 18 gelegerde, in dwarsrichting verlopende as 17. De bodemkleppen kunnen worden 40 neer geklapt door de as 17, gezien in fig. 1, links om te draaien. In de 8601407 0*' - 4 - neergeklapte stand (zie fig. 2) zijn de bodemkleppen 15 naar beneden gericht en liggen zij in een vlak met de desbetreffende zijwanden 4 resp. schotten 8.

De verdeelkast 9 is voorzien van soortgelijke bodemkleppen 19, 5 die scharnieren om de benedenranden van de zijwanden 10 (zie fig. 4) .

De kleppen 19 zijn voorzien van contragewichten 20, die de kleppen in hun werkzame horizontale stand trachten te houden. Met 21 is een aan het achtereinde van de verdeelkast neerhangende, om een dwarsas scharnierende grendelhefboom aangegeven, die aan zijn benedeneinde een tweetal naar 10 weerszijden uitstekende grendelrollen 22 draagt. In de door een veer 23 bepaalde grendelstand van de hefboom 21 grijpen de rollen 22 onder de kleppen 19 om deze laatsten in hun werkzame steunpositie te vergrendelen. De de uitlaat van de niet getekende balenpers met het invoer einde van de verdeelkast 9 verbindende transportgeleiding is met 24 aangegeven. Langs 15 de vertikale en onderste horizontale begrenzingsranden van de invoer- opening van de verdeelkast 9 zijn de vertikale assen 25 en een horizontale as 26 gemonteerd (zie fig. 1 en 2).

Met 27 is een opstaand U-vormig freem aangegeven, dat bestemd is om op de uitlaatzijde van de balenpers te worden aangesloten en dat gedragen wordt 20 door het voorste eindgedeelte van de koppelboora 3. Het U-freem 27 vormt het invoereinde van de transportgeleiding 24. Aan de naar de verdeelkast '9 toegekeerde zijde zijn langs de benen en het lijf van het U-freem de vertikale assen 28 respectievelijk een horizontale as 29 gemonteerd.

De transportgeleiding 24 bestaat voorts in hoofdzaak uit twee zijwanden en 25 een bodemwand. De zijwanden worden elk gevormd door twee evenwijdige, telescopisch uitschuifbare stangen 30, die een vertikale as 25 aan de invoerzijde van de verdeelkast 9 verbinden met een vertikale as 28 aan het ü-freem 29. De verbinding tussen de telescopische stangeneinden en de assen 28, 29 is zodanig, dat zij niet alleen om de assen 28, 29 kunnen 30 scharnieren, doch bovendien een scharnierbeweging om een horizontale as kunnen uitvoeren.

De bodemwand van de transportgeleiding wordt gevormd door twee evenwijdige, eveneens telescopisch uitschuifbare stangen 31, die de verbinding vormen tussen de beide horizontale assen 26 en 29. De enigen van de stangen 31 35 kunnen daarbij niet alleen om de assen 26 en 29 scharnieren, doch kunnen bovendien een zwenkbeweging om een verticale as uitvoeren.

Door de bovenbeschreven uitvoering van de transportgeleiding 24 is het mogelijk geworden, dat het aflevereinde daarvan de verdeelkast 9 in zijn dwarsverplaatsingen over de wagen volgt, terwijl het uitlaateinde van 40 de transportgeleiding in zijn positie t.o.v. de wagen..3±Ljft staan.

1801407 - 5 -

De beschreven constructie laat bovendien een zekere öraaibeweging van het U-freem 27 t.o.v. de koppelboom 3 toe, hetgeen van belang kan zijn bij het rijden door bochten.

In bedrijf worden de strobalen rechts in fig. 1 aangevoerd en 5 over de transportgeleiding 24 omhoog gestuwd . Boven de geknikte over-gang tussen de transportgeleiding 24 en de verdeelkast 9 is een leiplaat 33 aangebracht, die de passerende balen over het knikpunt heen doen buigen. Hierdoor wordt o.a. voorkomen, dat een op het knikpunt aangekomen baal de richting van de transportgeleiding zou blijven volgen en daardoor 10 zijn stuwende contact met een voorgaande, zich reeds in de verdeelkast bevindende baal zou verliezen.

Zodra de verdeelkast gevuld raakt (in het voorbeeld is dit het geval wanneer zich daarin twee balen bevinden), zal de meest stroomafwaartse baal de grendelstang 21 tegen de werking van veer 23 in in de ontgrendelde 15 stand drukken, waardoor de kleppen 19 onder het gewicht van de balen en tegen de werking van de contragewichten in, open kunnen klappen om de balen in het onderliggende compartiment te laten vallen. Zodra de bodemkleppen 19 van het gewicht van de balen zijn ontlast, keren zij onder invloed van de contragewichten weer in de werkzame steunstand terug. Bij 20 deze laatste beweging dragen niet aangegeven oploopvlakken aan de kleppen ervoor zorg, dat de eveneens in zijn werkzame grendelstand terugkerende grendelstang 21 kortstondig wordt teruggedrukt om tenslotte met de grendelrollen in hun grendelpositie onder de gesloten bodemkleppen terug te springen.

25 30 35 40 860 1 40 7

Claims (4)

1. Inrichting voor het laden en lossen van balen stro of dergelijk materiaal, bestaande uit een wagen met een van een opneemplaats voor de afzonderlijke balen naar de van boven open laadruimte van de wagen oplopende transportgeleiding, met het kenmerk, dat de transport- 5 geleider aan zijn aflevereinde is aangesloten op het ene einde van een zich in de lengterichting van de wagen uitstrekkende en in dwarsrichting daarboven beweegbaar ondersteunende verdeelkast, waarvan de breedte met die van een baal correspondeert en de bodem wordt gevormd door wegklapbare elementen, terwijl de laadruimte van de wagen door vertikale langsschotten 10 is verdeeld in een aantal naast elkaar gelegen baalbrede compartimenten, die aan de achterzijde van de wagen open zijn en waarvan de bodems in een losstand wegklapbaar zijn.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de bodems van de compartimenten worden gevormd door om de benedenranden van 15 de zijwanden respectievelijk tussenschotten scharnierende kleppen, die in de losstand naar beneden zijn gericht en dan in het vlak van de betreffende zijwanden respectievelijk tussenschotten liggen.

3. Inrichting volgens conclusie 1-2, met het kenmerk, dat de wegklapbare bodemelementen van de verdeelkast worden gevormd door om de 20 benedenranden van de zijwanden van de verdeelkast scharnierende kleppen, die in de losstand naar beneden reiken en dan in het vlak van de betreffende zijwanden liggen.

4. Inrichting volgens conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de transportgeleiding in hoofdzaak bestaat uit twee zijwanden en een bodem- 25 wand, die elk bestaan uit tenminste twee telescopische stangen, die de verbinding vormen tussen een het invoereinde van de transportgeleiding vormend U-freem en de vertikale en onderste horizontale begrenzingen van de invoeropening van de verdeelkast, waarbij de stangen in elk verbingings-punt zowel om een vertikale as, als om een horizontale as kunnen 30 scharnieren. 35 8801407