NL8600854A - Werkwijze en inrichting voor het uithollen en vullen van een aardappelstuk. - Google Patents

Description

85.504 6/AA/MvC

Korte aanduiding: werkwijze en inrichting voor het uithollen en vullen van een aardappelstuk.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het verkrijgen van een aardappelprodukt.

Uit de praktijk zijn verschillende soorten aardappel-produkten en werkwijzen voor het verkrijgen van dergelijke 5 aardappelprodukten bekend.

De uitvinding beoogt een werkwijze te verschaffen waarmee een nieuw, het assortiment uitbreidend, aardappelprodukt wordt verkregen. Volgens deze werkwijze wordt langs een in hoofdzaak vlak scheidingsoppervlak een stuk van een aard-10 appel afgescheiden en wordt vanaf het scheidingsoppervlak ervan aardappelmateriaal verwijderd ter vorming van een uitholling in het stuk en wordt in de uitholling vulmateriaal gebracht.

Het nieuwe hiermee verkregen aardappelprodukt is geschikt 15 om bij een maaltijd of als versnapering genuttigd te worden.

Bij voorkeur wordt de aardappel of het aardappelstuk echter voorafgaand aan het uithollen van het stuk gedurende een bepaalde tijd gekookt of gebakken, zodat het aardappelmateriaal gemakkelijker uit het uit te hollen stuk verwijderd 20 en afgevoerd kan worden. Bovendien kan aan een gekookt of gebakken aardappelstuk gemakkelijker zonder beschadiging een bepaalde vorm gegeven worden, zodat de volgens de werkwijze verkregen aardappelprodukten in hoofdzaak dezelfde vorm en afmetingen hebben. Ook wordt de houdbaarheid van het 25 aardappelprodukt door het koken of bakken van de aardappel verbeterd en hoeft de consument het voor het nuttigen ervan slechts tot een voor consumptie geschikte temperatuur te verwarmen.

Bij voorkeur vindt het uithollen plaats door het vanaf 30 het scheidingsoppervlak tot een bepaalde diepte in het aard-appelstuk inbrengen van een draaiende transportschroef, en het uit het stuk trekken van de schroef, waarbij tijdens het draaien van de schroef op afstand van het stuk aardappelmateriaal uit de gang van de schroef gevoerd wordt. Bij.

35 voorkeur, eventueel afhankelijk van de aardappelsoort, wordt . j - 2 - r« -¾ de rotatiebeweging van de schroef bij het bereiken van de bepaalde diepte gestopt zodat de ten gevolge van wrijving optredende verwarming van het aardappelmateriaal dat door de schroef getransporteerd wordt beperkt. Hierdoor blijft 5 de structuur van het verwijderde aardappelmateriaal in hoofdzaak ongewijzigd en treedt geen ongewenste slijmvorming op. Het door middel van de schroef afgevoerde verwijderde aardappelmateriaal is daarom zeer geschikt om, bij voorkeur na menging met andere produkten, te worden gebruikt als 10 vulling voor de uitholling van een aardappelstuk.

De uitvinding heeft ook betrekking op een inrichting voor het verwerken van een aardappelstuk met een in hoofdzaak vlak scheidingsoppervlak tot een aardappelprodukt, gekenmerkt door een matrijs met een open bovenkant en met een binnenopper-15 vlak waarvan de vorm in hoofdzaak gelijk is aan die van het convexe oppervlak van het aardappelstuk dat met het seheidingsvlak ervan naar boven gekeerd in de matrijs ontvangen wordt, een uitholstation dat geschikt is voor het vanaf het seheidingsvlak van het in de matrijs geplaatste aardappel-20 stuk tot een bepaalde diepte uithollen van het stuk, waarbij een uitholling in het stuk gevormd wordt, afvoermiddelen voor het uit het uitholstation afvoeren van tijdens het uithollen uit een of meer stukken verwijderd aardappelmateriaal, en een vulstation dat geschikt is voor het in de uitholling 25 van een aardappelstuk voeren van een hoeveelheid vulmateriaal.

De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening. In de tekening toont:

Fig. la t/m li schematisch een aantal van de verschillende stappen van de werkwijze volgens de uitvinding; en 30 Fig. 2 een doorsnede van een gedeelte van het uitholstation.

Fig, la toont schematisch een bovenaanzicht van een eindloze transportbaan met een aantal aan elkaar gekoppelde matrijzen 1 die in de richting van de pijl 2 verplaatst worden. Elke 35 matrijs 1 heeft twee verdiepingen of uithollingen 3, die in een rij loodrecht op de transportrichting 2 van de matrijzen 1 uitgericht zijn. Elke verdieping 3 heeft een komvorm met een cirkelvormige bovenrand met een diameter van bijvoorbeeld 85 mm en een gedeeltelijk platte bodem. Boven de matrijzen "· λ /,

— "J

- % - 3 - 1 bevindt zich een snijelement 4 en bovenloops daarvan een drukorgaan 5.

Via niet getoonde geleide-elementen wordt tijdens een eerste stap van de werkwijze een aardappel 6 tussen het snij-5 element 4 en het drukorgaan 5 gebracht. Daarna wordt het drukorgaan 5 naar het snijelement 4 verplaatst, zodat het drukorgaan 5 tegen de aardappel drukt waardoor het snijelement 4 de aardappel 6 in twee in hoofdzaak gelijke stukken 7 verdeelt. Daarna wordt het drukorgaan 5 terugverplaatst, zodat 10 opnieuw een aardappel 6 tussen het snijelement 4 en het druk-orgaan 5 gebracht kan worden.

De figuren 1b t/m li tonen schematisch een doorsnede van een matrijs 1 door een verdieping 3 ervan met een in de verdieping 3 gebracht aardappelstuk 7 tijdens verschillende be-15 werkingsstappen van het stuk 7.

Na het doorsnijden van een aardappel 6 kan een van de stukken 7 de in de figuur 1b getoonde stand in de betreffende verdieping 3 van de matrijs 1 hebben. Door middel van verticaal verplaatsbare positioneringselementen 8, 9, waarvan 20 de positioneringselementen 8 in een verticaal vlak om scharnieren 10 ervan draaibaar zijn, wordt het aardappelstuk 7 in de gewenste stand in de verdieping 3 gebracht. Door middel van het positioneringselement 9 en/of door middel van een verticaal verplaatsbaar drukorgaan 11 (fig. 1c) wordt het 25 aardappelstuk 7 in de verdieping 3 gedrukt. Omdat de aardappel bij voorkeur vooraf gedurende een bepaalde tijd gekookt is, zal het aardappelstuk 7 bij het aandrukken ervan door het positioneringselement 9 of door het drukelement 11 de vorm van de verdieping 3 aannemen.

30 Daarna wordt de matrijs 1 met het daarin gedrukte aardappelstuk 7 naar een, schematisch in fig. ld getoond, uitholstation getransporteerd. Het uitholstation omvat een transportschroef 12, die binnen een cilindrische doorgang van een schroefhuis 13 aangebracht is, waarbij de diameter van de schroef 12 iets 35 kleiner is dan de diameter van de doorgang van het schroefhuis 13. Het onderste gedeelte van het schroefhuis 13 heeft een cirkelvormige buitenomtrek, waarvan de diameter is kleiner is dan de diameter van de cirkelvormige bovenrand van de verdieping 3, zodat het onderste gedeelte van het schroefhuis

'V

- 4 - 13 tegelijk met de daarin aanwezige schroef 12 tegen de bovenkant van het in de verdieping 3 van de matrijs 1 aanwezige aardappelstuk 7 gedrukt wordt. Het stuk 7 wordt daarbij door het schroefhuis 13 in de gewenste oriëntatie gebracht en ge-5 houden. Uitgaande van deze situatie wordt, zoals schematisch aangegeven in fig. If, de schroef 12 draaiend aangedreven en met een aan de draaisnelheid aangepaste snelheid naar beneden in het aardappelstuk 7 verplaatst, waarbij het schroefhuis 13 niet verplaatst wordt, zodanig dat aardappelmateriaal uit 10 het stuk 7 verwijderd wordt en door het schroefblad van de schroef 12 naar boven verplaatst wordt. De naar beneden gerichte axiale snelheid van de schroef is daarbij bij voorkeur zodanig dat de per omwenteling afgelegde weg ongeveer gelijk is aan de spoed van de schroef. De structuur van het verwijderde 15 aardappelmateriaal en van het niet verwijderde materiaal in het grensgebied van het stuk 7 met de schroef 12 zal daarbij in hoofdzaak ongewijzigd blijven, waarbij geen ongewenste slijmvorming zal optreden.

Bij het bereiken van een bepaalde diepte van het onderste 20 uiteinde van.de schroef 12 in het aardappelstuk 7 wordt de schroef 12: bij voorkeur, eventueel afhankeljk van de aardappel-soort, nog over ten hoogste ongeveer 1 omwenteling verder gedraaid, waarna de rotatie van de schroef 12 gestopt wordt. Daarna wordt de schroef 12 terug in de doorgang van het schroef-25 huis 13 getrokken en wordt vervolgens het schroefhuis 13 tegelijk met de schroef 12 omhoog uit de verdieping 3 van de matrijs 1 getrokken. De verwarming van het verwijderde materiaal ten -gevolge van wrijving ervan met het schroefblad van de schroef 12 en met de wand van de doorgang van het schroefhuis 13 wordt 30 daarbij tot een minimum beperkt, zodat de structuur van het verwijderde aardappelmateriaal in hoofdzaak ongewijzigd blijft en ook in dit stadium geen, ongewenste, slijmvorming optreedt.

Na het passeren van het uitholstation wordt, zoals getoond in fig. lg, een drukorgaan 15 met een vlakke onderste omtreks-35 rand en een tussen deze omtreksrand aanwezig bolrond gedeelte in de verdieping 3 van de matrijs 1 respectievelijk in de uitholling 14 van het aardappelstuk 7' gedrukt. Het uitgeholde aardappelstuk 7' krijgt hierbij haar definitieve vorm.

Zoals aangegeven inn fig. lh wordt de uitholling 14 van Λ ^ ' • ) V ? - 5 - het aardappelstuk 7' vervolgens vanuit een gedeeltelijk getoonde houder 16 met vulmateriaal 17 gevuld. Het vulmateriaal 17 bestaat uit een mengsel van tijdens het uithollen (fig.

If) uit het schroefhuis 13 afgevoerd aardappelmateriaal en 5 taevoegingsstoffen, waaronder smaak- en kleurstoffen.

Na het passeren van het in fig. lh aangegeven vulstation wordt het gevulde aardappelstuk 7' verder gedecoreerd/ waarbij het met decoratiemateriaal bestrooid kan worden/ zodat de in fig. li getoonde situatie verkregen wordt.

10 Fig. 2 toont een doorsnede van een gedeelte van het uit-holstation volgens een verticaal vlak loodrecht op de in fig. la getoonde transportrichting 2 van de matrijzen 1. Elk van de matrijzen 1 wordt ondersteund en getransporteerd door een niet getoond transportstelsel/ dat bevestigd is aan een gedeel-15 telijk getoond frame 18. Aan weerszijden van de transportweg van de matrijzen zijn verticale geleidestaven, zoals 19, aan het frame 18 bevestigd. Het schroefhuis 13 heeft een of meer schroefdoorgangen 20 met in elk ervan een transportschroef 12. Het schroefhuis 13 heeft bovendien met de geleidestaven 20 19 corresponderende geleidedoorgangen 21 door welke de geleidestaven 19 gevoerd zijn zodat het schroefhuis 13 verticaal verplaatsbaar is.

Een in hoofdzaak uit een buis met een rechthoekige doorsnede bestaand juk 22 heeft geleidestukken 23 met elk een doorgang 25 24, die samenvalt met een van de respectievelijke geleidestaven 19, zodat het juk 22 verticaal over de geleidestaven 19 verplaatsbaar is. De geleidedoorgangen 21 van het schroefhuis 13 en de geleidedoorgangen 24 van het juk 22 hebben een gedeelte 25 respectievelijk 26 met een grotere diameter, waarbij 30 in de ruimte tussen de binnenomtrek van deze bredere gedeelten 25, 26 een drukveer 27 respectievelijk 28 is aangebracht, waarvan het onderste uiteinde tegen een verdikking van de betreffende geleidestaaf steunt en waarvan het bovenste uiteinde tegen het overgangsgedeelte naar de geleidedoorgang 21 respec-35 tievelijk 24 met kleinere diameter steunt.

Het schroefhuis 13 en het juk 22 zijn elk voorzien van koppelstukken 29 respectievelijke 30, die gekoppeld zijn met niet getoonde aandrijfinrichtingen voor het schroefhuis 13 respectievelijk voor het juk 22.

I - , - 6 -

Het juk 22 is voor elke transportschroef 12 voorzien van een verticaal gericht buisvormig koppelstuk 31 met daarin door een bus 32 op afstand van elkaar gehouden glijstukken 33, die een leger vormen voor de as 35 van de schroef 12.

5 Aan het bovenste uiteinde van het asgedeelte van een schroef 12 is door middel van een spie een tandriemschijf 36 bevestigd. Aan het bovenste uiteinde van tenminste een van de schroeven 12 is bovendien een tandriemschijf 37 bevestigd. De tandriemschi j ven 36 van verschillende schroeven 12 zijn door middel 10 van een aandrijfriem 38 met elkaar gekoppeld. De tandriemschi jf 37 is door middel van een aandrijfriem 39 met een niet getoonde aandrijfinrichting gekoppeld.

Aan het onderste gedeelte van het asdeel 35 van elke schroef 12 is een cilindrisch afsluitstuk 40 bevestigd. De 15 diameter van het afsluitstuk 40 is ongeveer gelijk aan de binnendiameter van de betreffende schroefdoorgang 20 en is verschuifbaar in de schroefdoorgang 20 opgenomen. Het afsluitstuk 40 is door middel van een stift 41 onverdraagbaar aan de as 35 bevestigd, zodat het optreden van wrijving met onder 20 het afsluitstuk 40 aanwezig aardappelmateriaal en ongewenste structuurverandering daarvan tegengegaan wordt.

Het schroefhuis 13 heeft voor elke schroefdoorgang 20 een mondstuk, dat via een kanaal met een doorvoeropening 42 uitmondt in de betreffende schroefdoorgang 20. De positie 25 en de afmetingen van de doorvoeropening 42 zijn zodanig gekozen, dat tijdens bedrijf van het uitholstation, de doorvoeropening 42 nooit geheel door het afsluitstuk 40 afgesloten wordt en de onderkant van het afsluitstuk 40 bij het bereiken van de hoogste positie van het juk 22 ten opzichte van het schroef-30 huis 13 ongeveer op gelijke hoogte van de bovenbegrenzing van de doorvoeropening 42 is. Hierdoor wordt het opzamelen van oud aardappelmateriaal onder het afsluitstuk 40 tegengegaan.

De werking van het in fig. 2 getoonde uitholstation komt 35 overeen met de toelichting van de werkwijze aan de hand van de figuren ld t/m lf. De rotatie van de schroeven 12 vindt daarbij plaats door middel van de aan de tandriemschijf 37 gekoppelde aandrijfinrichting, de verticale verplaatsing van de schroeven 12 met de eraan bevestigde afsluitstukken ,, - ? *> ' ·./ » - 7 - 40 in de schroefdoorgangen 20 van het schroefhuis 13 ten opzichte van het schroefhuis 13 door middel van de aan het koppelstuk 30 gekoppelde aandrijfinrichting en de verticale verplaatsing van het schroefhuis 13 ten opzichte van de matrijzen 1 door 5 middel van de aan het koppelstuk 29 gekoppelde aandrijfinrichting .

De geleidestaven 19 en de doorgangen 21 en 24 van het schroefhuis 13 respectievelijk van het juk 22 zijn zodanig uitgevoerd, dat het juk 22 en vervolgens het schroefhuis 13 10 gemakkelijk van de staven 19 afgeschoven kunnen worden, zodat de verschillende onderdelen gemakkelijk gereinigd kunnen worden. Hoewel de in fig. la en fig. 2 getoonde matrijzen 1 voorzien zijn van twee komvormige verdiepingen 3 voor het daarin opnemen van een aardappelstuk 7 respectievelijk 7', kan de matrijs 15 elk gewenst aantal verdiepingen 3 hebben, die op een lijn loodrecht op de. transportrichting 2 van de matrijzen 1 uitgericht zijn. Evenwijdig aan de rij verdiepingen 3 van elke matrijs 1 kan een rij snijelementen 4 en een overeenkomstige rij druk-organen 5, of een enkel gemeenschappelijk drukorgaan aange-20 bracht zijn. Wanneer daarbij de aardappelen 6 in twee helften verdeeld worden verdient het uiteraard de voorkeur dat het aantal verdiepingen 3 per matrijs 1 een veelvoud van twee is en dat elk verwerkingsstation in overeenstemming daarmee ' uitgevoerd is, zodat het aantal schroeven 12 ook een veelvoud 25 van twee is.

Wanneer het drukorgaan 5 een aardappel 6 tegen het snijelement 4 drukt, waarbij de aardappel 6 gedeeld wordt, zal het snijelement 4 vuil kunnen worden, waardoor de schil van een daarna te verdelen aardappel bij het verdelen een ongewenst 30 rafelige rand krijgt. Het verdient daarom de voorkeur dat het snijelement 4 na elke verdeling van een aardappel 6 gereinigd wordt. Het snijelement 4 kan daarbij ook een eindloos aangedreven snijdraad of snijband zijn.

- conclusies ' -? ·, -9 . . i

Claims (21)

1. Werkwijze voor het verkrijgen van een aardappelprodukt, gekenmerkt door het langs een in hoofdzaak vlak scheidingsoppervlak afscheiden van een stuk (7) van een aardappel (6), het uit het afgescheiden stuk (7), uitgaande van 5 het scheidingsoppervlak verwijderen van aardappelmateriaal ter vorming van een uitholling (14) in het stuk (7, 7') en het in de uitholling (14) inbrengen van vulmateriaal (17).

2- Werkwijze volgens conclusie 1, met het ken merk, dat het vulmateriaal (17) een hoeveelheid verwijderd 10 aardappelmateriaal bevat.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat men voorafgaand aan het uithollen de . aardappel kookt en men tenminste tijdens het uithollen van een gekookt stuk (7, 7') aan dit stuk (7, 7') een bepaalde 15 vorm geeft-

4. Werkwijze volgens conclusie 3, met het ken merk, dat het vormgeven plaatsvindt door het stuk (7, 7. aan de onderkant ervan te ondersteunen en door in een richting loodrecht op het scheidingsoppervlak druk op het 20 stuk (7, 7') uit te oefenen.

5. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het uithollen plaatsvindt door het vanaf het scheidingsoppervlak tot een bepaalde diepte in het stuk (7, 7') draaien van een transportschroef 25 (12), en het uit het stuk (7, 7’) trekken van de schroef (12), waarbij tijdens het draaien van de schroef (12) op afstand van het stuk (7, 7') aardappelmateriaal uit de gang van de schroef (12) gevoerd wordt.

6. Werkwijze volgens conclusie 5, met het !. 30 kenmerk, dat de rotatie van de schroef (12) bij het bereiken van de bepaalde diepte gestopt wordt.

7. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de schroef (12) vanaf het tijdstip dat de bepaalde diepte bereikt wordt nog over ongeveer één omwenteling 35 gedraaid wordt en de rotatie ervan dan gestopt wordt.

8. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aardappel (6) in * - 9 - twee in hoofdzaak gelijke stukken (7} verdeeld wordt.

9. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, net het kenmerk, dat het vulmateriaal (17) een hoeveelheid verwijderd aardappelmateriaal bevat.

10. Inrichting voor het verwerken van een aardappelstuk met een in hoofdzaak vlak scheidingsoppervlak tot een aardappel produkt, gekenmerkt door een matrijs (1) met een open bovenkant en met een binnenoppervlak waarvan de vorm in hoofdzaak gelijk is aan die van het convexe oppervlak van 10 het aardappelstuk’ (7, 7r) met het scheidingsvlak ervan naar boven gekeerd in de matrijs (1) ontvangen wordt, een uithol-station dat geschikt is voor het vanaf het scheidingsvlak van het in de matrijs (1) gepladste aardappelstuk (7) tot een bepaalde diepte uithollen van het stuk (7.)-, waarbij 15 een uithollino (14) in het stufc (7'} gevormd wordt, afvoer-middelen (42) voor het uit het uitholstation afvoeren van tijdens het uithollen uit een of meer stukken (7, 7') verwijderd aardappelmateriaal, en een vulstation dat geschikt is voor het in de uitholling (14) van een aardappelstuk (7') 20 voeren van een hoeveelheid vulmateriaal (17).

11. Verwerkingsinrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het uitholstation voorzien is van een boven de matrijs (1) aangebracht drukelement (13) dat een in hoofdzaak verticaal gerichte doorgang (20) heeft, 25 een verticaal door de doorgang (20) verplaatsbaar verwijderings-element dat geschikt is voor het vanaf het scheidingsoppervlak van het aardappelstuk (7) tot de bepaalde diepte uit het stuk (7) verwijderen van aardappelmateriaal, en een bekrachtigings-inrichting voor het tegen het scheidingsoppervlak van het 30 stuk drukken van het drukelement (13), waarbij de buitenomtrek van de onderkant van het drukelement 613) in hoofdzaak gelijk is aan de omtrek van de open bovenkant van de matrijs (1) en de omtrek van de doorgang (20) in hoofdzaak gelijk is aan de verticale projectie van een in het aardappelstuk (7') ge-33 voerd gedeelte van het verwijderingselement.

12. Verwerkingsinrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het verwijderingselement een transportschroef (12) met een geschikt snijdend onderste uiteinde is en dat het uitholstation is voorzien van een zodanige stuurinrichting voor het sturen van aandrijfmiddelen voor * , ·_> * -lode schroef (12) en voor de bekrachtigingsinrichting van het van het drukelement (13), dat in een eerste fase het drukelement (13) tegen het in de matrijs (1) aanwezige aardappelstuk (7) gedrukt wordt, in een tweede fase de schroef (12) roterend 5 tot het bereiken van de bepaalde diepte naar beneden in het stuk gedreven wordt en in een derde stap de schroef (12) nietdraaiend uit het stuk tot boven de matrijs (1) omhoog verplaatst wordt, waarbij in de derde fase of in een vierde fase de bekrachtigingsinrichting het drukelement (13) vanaf 10 het stuk tot boven de matrijs verplaatst.

13. Verwerkingsinrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk dat tijdens de tweede fase de axiale snelheid van de schroef (12) zodanig is dat de per omwenteling afgelegde weg ongeveer gelijk is aan de spoed van de schroef.

14. Verwerkingsinrichting volgens conclusie 12 of 13, met het kenmerk, dat om de as (35) van de schroef (12) een cilindrisch afsluitdeel (40) boven het schroef-gedeelte van de as aangebracht is, waarbij de diameter van het afsluitdeel (40) bijna gelijk is aan de diameter van 20 de doorgang (20) en dat in de wand van de doorgang (20) een afvoerkanaal voor het uit een aardappelstuk (7,· 7') verwijderd aardappelmateriaal op een zodanige plaats uitmondt (42), dat het kanaal bij het bereiken van de bepaalde diepte in verbinding met de*doorgang (20) staat.

13. Verwerkingsinrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de afmetingen van de opening (42) van het kanaal in de doorgang (20) zodanig zijn, dat de onderkant van het afsluitstuk (40) bij het bereiken van de hoogste positie van de schroef (12) in de doorgang (20) 30 ongeveer gelijk ligt met de bovenbegrenzing van de opening (42) van het kanaal.

16. Verwerkingsinrichting volgens een van de conclusies 10 t/m 15, gekenmerkt door een bovenloops van· de uitholinrichting aangebracht kook of bakstation voor het 35 daarin gedurende een bepaalde tijd laten koken of bakken van het aardappelstuk (7) of van de aardappel (6) waarvan het uit te hollen stuk (7) wordt afgescheiden.

17. Verwerkingsinrichting volgens conclusie 16, gekenmerkt door een bovenloops en/of benedenloops van het uitholstation aangebracht vormingsstation, dat geschikt is λ - ? A *3 -3 ·/ - 11 - voor het er door voeren van de matrijs (1) met een daarin opgenomen aardappels tuk (7), waarbij het vormingsstation voorzien is van een drukelement (9, 11, 15) met een onderkant waarvan de omtrek in hoofdzaak gelijk is aan de omtrek van 5 de open bovenkant van de matrijs (1) en waarbij het vormings-station voorzien is van een bekrachtigingsinrichting, die geschikt is voor het tegen het scheidingsoppervlak van het stuk (7) drukken van het drukelement (9, 11, 15).

18. Verwerkingsinrichting volgens conclusie 17, met 10- h e t kenmerk, dat de onderkant van het drukelement (15) van het benedenloopse vormingsstation een naar beneden gericht convex gedeelte heeft waarvan de vorm in hoofdzaak gelijk is aan de vorm van de uitholling (14) van het aardappel-stuk ( 7').

19. Verwerkingsinrichting volgens een van de conclusies . 10 t/m 18, gekenmerkt door een aan de ingangs-zijde aangebracht, verdeelstation waardoor een matrijs (1) getransporteerd kan worden, omvattende een stel tegenover elkaar boven de matrijs (1) aangebrachte zijgeleide-elementen 20 waartussen via een boven een matrijs (1) aanwezige invoer-opening een te verdelen aardappel (6) gebracht kan worden, een benedenloops van de invoeropening aangebracht snijelement (4) van een snij-inrichting en een bovenloops van de invoeropening aangebracht drukorgaan (5), dat geschikt is voor het 25 naar het snijelement (4) drukken van de aardappel (6), zodat een stuk (7) van de aardappel (5) afgesneden wordt en het afgesneden stuk (7) in de matrijs (1) valt.

20. Verwerkings inrichting volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat het snijelement (4) of een gedeelte 30 van het snijelement (4) waarmee het laatst de snijbewerking is uitgevoerd door de snij-inrichting vervangen wordt door een ander snijelement (4) respectievelijk een ander gedeelte van het snijelement (4) dat vrij is van aardappelmateriaal.

21. Verwerkingsinrichting volgens conclusie 20 , met 35 het kenmerk, dat de snij-inrichting een draad- of lintzaagmachine is, voorzien van reinigingsmiddelen voor het reinigen van het gedeelte van de draad respectievelijk band waarmee de snijbewerking uitgevoerd is. ······ Λ n £ * •h.