NL8600574A - Inrichting voor de dwarsverdeling van de achterste zitruimte van een automobiel. - Google Patents

Description

Inrichting voor de dwarsverdeling van de achterste zitruimte van een automobiel.

Onderhavige uitvinding heeft betrekking op verbeteringen, aangebracht in een inrichting die met name is bestemd voor de dwarsverdeling in vakken, van een automo-bielrijtuig. De uitvinding heeft meer in het bijzonder als 5 doelstelling verbeteringen, aangebracht door middel van middelen voor het vast zetten van een derge lijke inrichting.

Deze inrichting.heeft als doelstelling een soepel net dat overdwars in de zitruimte van een voertuig wordt vastgezet wanneer men, bijvoorbeeld, de bestuurder 10 wil scheiden van een dier dat hij vervoert.

Sr bestaan momenteel vormvaste inrichtingen voor de dwarsverdeling in vakken van een voertuig die, bijvoorbeeld, worden gevormd door een roosterwerk dat in het algemeen wordt bevestigd door middelen die op de zijwanden 15 van de zitruimte af steunen.

Deze inrichtingen hebben het nadeel vormvast te zijn, zij nemen een belangrijke plaatsruimte in beslag, zelfs wanneer ze zijn opgevouwen terwijl zij moeilijk aan alle afmetingen van een zitruimte kunnen worden aangepast.

20 Andere inrichtingen die er momenteel bestaan wor den gevormd door een vierhoekig net. waarvan de mazen in de richting van zijn twee middenlijnen kunnen worden vervormd.

Dit type net omvat verder middelen om het oppervlak dat hierdoor wordt gevormd, voornamelijk aan te passen aan de 25 breedte van het voertuig en middelen voor het vastzetten van zijn vier hoeken aan de zitruimte van het voertuig.

Hoewel dit type net aan bepaalde nadelen verhelpt die door vormvaste inrichtingen, soepelheid en minder in. beslag genomen plaatsruimte worden geboden, stellen 30 deze inrichtingen evenwel voor hun bevestiging als eis dat doorboringen in de zitruimte moeten worden aangebracht om daarin de middelen voor het vastzetten te plaatsen.

Men kent ook een andere inrichting, bestaande uit een soepel net en verwijderbare middelen voor het vast-35 zetten op de naad van de achterdeur van de bagageruimte van een voertuig.

% Deze inrichting geeft alle voldoening maar biedt het nadeel slechts op dit type voertuig te kunnen worden 86 on·}?.; _ .

φ,. - · -2.- gebruikt en slechts op die plaats te kunnen worden^beves-· tigd...

Het bleek echter interessant te zijn deze inrichting te verbeteren door hieraan wijzigingen aan te ' 5 brengen .in de middelen voor het vastzetten van de bovenste hoeken van het net. - .

Eén van de doelstellingen van onderhavige uitvinding is het voorstellen van een inrichting, met name bestemd voor de dwars verdeling in vakken van een automo-10 bielrijtuig en die het voordeel biedt aan verschillende 'typen voertuigen, ongeacht hun configuratie, te kunnen worden' aangepast .

Een andere doelstelling van'de uitvinding is het voorstellen van een inrichting die gemakkelijk in de 15 zitruimte van het voertuig kan worden aangepast en gemakkelijk kan worden gedemonteerd,, dankzij de verwijderbare middelen voor het vastzetten.

De inrichting is met name bestemd voor de dwars-verdeling in vakken van de achterste zitruimte van een .

20 automobielrijtuig dat met name dakgootjes, een achterdeur van de bagageruimte, freemstijlen tussen de voor- en ach-,terdeuren. en dat bij afwezigheid"van gootjes een soepel • net omvat, te zien'geeft' en wordt gekenmerkt door'het feit dat bedoelde inrichting dezelfde verwijderbare middelen 25 -voor het vastzetten van de bovenste hoeken van het net omvat,^, hetzij aan de gootjes van het dak van het voertuig, hetzij aan de naad van de achterdeur van de bagageruimte van het voertuig,, hetzij aan de stijlen van het freem die zich tussen de voor- en achterdeuren bevinden en dat deze '30 'middelen, voor het yastzetten enig zijn en van· elkaar los-; · ' gemaakt kunnen worden.

De. uitvinding zal beter worden begrepen indien men naar de onderstaande beschrijving verwijst alsmede - naar de toegevoegde tekeningen die hiervan een noodzake-35. lijk deel uitmaken.

. Figuur 1 geeft de inrichting voor de verdeling .

• in vakken weer volgens onderhavige uitvinding in een niet-beperkende aanwending.

^ n j- figuur 2 heeft betrekking op de montage van on- · y y o / ^ ________ - . % f ♦ -3- derhavige inrichting in een automobielrijtuig dat dakgoot jes te zien geefty

Figuur 3 heeft betrekking op de montage van onderhavige inrichting in een automobielrijtuig dat een 5 achterdeur van de bagageruimte te zien geeft.

Figuur 4 heeft betrekking op het losmaken van de middelen voor het vastzetten van het net voor een voertuig dat freemstijlen te zien geeft die zich tussen de voor- en achterdeuren bevinden.

10 Figuur 5 heeft betrekking op de montage van on derhavige inrichting in een voertuig dat freemstijlen te zien geeft die zich tussen de voor- en achterdeuren bevinden.

In figuur 1 wordt een net 1 weergegeven met 15 een duidelijk rechthoekige vorm en gevormd door ruitvormige mazen waarvan de twee middenlijnen duidelijk vertikaal en horizontaal' zijn.

Het materiaalwaaruit deze mazen zijn samengesteld» is een soepel materiaal terwijl de ruiten kunnen 20 worden vervormd waardoor het net aan de breedte van het voertuig kan worden aangepast.

De veranderlijke hoogte die hieruit voortvloeit ‘i biedt geen enkel nadeel voor de door het net vervulde rol als bescherming, mits de onderkant van dit net zich in de 25 onmiddellijke nabijheid van de vloer of van de rugleuning van de stoelen bevindt. - :-.---

De omtrek van de vorm die het net te zien geeft wordt in. zijn bovenste gedeelte afgebakend door een elastisch .uitrekbaar koord 2 waarvan de lengte duidelijk ge-30 lijk is- aan de breedte van het net en dus aan de breedte van de zitruimte van het voertuig. De minimum lengte van dit elastisch uitrekbare koord is, in niet gespannen toestand, ten minste minder dan de minimum breedte van de voertuigen'waarop dergelijke inrichtingen bestemd zijn 35 te worden gemonteerd.

Het elastisch uitrekbare koord wordt in de bo-„ venste mazen van het net ingevoegd waarvan het de bovenste hoeken 3 en 4 verbindt. Deze verbinding kan tot stand O ~ n > ? t /, ö U V ^ - 4 - * ' - ' Γ worden gebracht; door haken 5 en 6 waarbij elk uiteinde • van het elastisch uitrekbare koord op deze haken wordt bevestigd door middel van een lus 7 en een huls 8.

De drie' andere kanten van het net worden af ge-5 hakend 'door een duidelijk niet-uitrekbaar koord 9 dat in -de.verschillende aangrenzende mazen van het net wordt geregen teneinde aldus hiervan de omtrek te bepalen.

Op de twee onderste hoeken van de inrichting loopt het duidelijk niet-uitrekbare koord 9 vrij glijdend 10 door, bijvoorbeeld, twee ringen, respektiëvelijk 10 en 11, waarop het net eveneens op elk van zijn onderste hoeken , wordt bevestigd.

• Vanaf deze beide ringen vertrekken twee elastisch uitrekbare elementen, respektievelijk 12 en 13, die ' . 1:5-'het vastzetten van het net in zijn onderste gedeelte aan · . de zitruimte van het voertuig verzekeren. Deze elementen zijn, bijvoorbeeld, elastische banden en kunnen, bijvoorbeeld, worden bevestigd, aan de onderste geledingen van de achterbank van het voertuig of aan de onderste geledingen 20 van de voorste stoelen.

In een preferente uitvoeringswijze, omvat het • duidelijk niet-uitrekbare koord op één van zijn uiteinden middelen Waarmee zijn lengte'geregeld en dit koord gespannen kan. worden wanneer de inrichting in het voertuig is 25 aangebracht. Deze middelen bestaan uit een plaatje 14 'waarin gaten 15 zijn geboord. Het uiteinde van *het koord 9 in de buurt waarvan de spanner 14 wordt aangebracht, is aan deze spanner bevestigd.' Het koord wordt'tévens via ten minste twee van de gaten van de spanner geregen teneinde -30 een lus 16 aan-de bovenste hoek van het net te beschrijven.

‘ Met deze spanner kan dus, enerzijds, de lengte van het koord 9 geregeld, worden teneinde dit koord, zo goed moge- .lijk aan de configuratie van de zitruimte van het voertuig aan te passen en, anderzijds, dit koord te spannen . 35 · en dus :een goede bevestiging hiervan te verzekeren.

. Op dé beide bovenste uiteinden van het net be-. vinden zich verwijderbare inrichtingen voor het vastzetten, respektievelijk 17 en 18.

n = Γ: r 7 S* > , .* . * -μ .......—— --5- .

In een preferente uitvoeringswijze, worden deze inrichtingen voor het vastzetten elk gevormd, -enerzijds, door een platte haak 19, bestaande uit een afgerond'gedeelte 20 en een plat gedeelte 21 in het middelste ge-5 deelte waarvan zich een gat 22 bevindt en, anderzijds, door een soepel veeldradig verbindingsstuk 23. Op. één van de uiteinden van het verbindingsstuk 23 is door middel van een gefelste lus 24, beschermd door een verwijderbare huls 25, een ring 26 bevestigd. Op het andere uiteinde 10 van het veeldradige soepele verbindingsstuk 23 is een haak 19 door een knoop 27 van het type halve sleutel be-' vestigd, omgekeerd rond het gedeelte van de haak, afgebakend door het uiteinde van het platte gedeelte 21 en door het gat 22.

15, In de ring 26 is de haak 5 geplaatst die de ver binding tussen de inrichting voor het vastzetten 17 en het uitrekbare koord 2 verzekert.

De inrichting voor het vastzetten 18 is natuurlijk gelijk aan de inrichting 17 en- hetzelfde geldt voor 20 de haak 6 die', door zich in de ring'van de inrichting. 18 te plaatsen, de verbinding komt verzekeren tussen de in-. richting 18 en het andere uiteinde van het uitrekbare koord 2.

' In een preferente uitvoeringswijze, zijn het 25 uiteinde van het niet-uitrekbare koord 9 en de bovenste hoek van het net 3 op een inrichting 28 bevestigd.

De andere bovenste hoek van het net 4 en de lus 16,-gevormd door het niet-uitrekbare koord -9 worden evenzo op een inrichting 29 bevestigd.

30 . De beide inrichtingen 28 en 29 zijn gevormd door S^vormige haken, bijvoorbeeld, tot stand gebracht uit een vormvast draadvormig materiaal. Eén van de lussen 30 van de S is weer gesloten, de andere lus 31 is open.

De gesloten lussen van iedere haak 28 en 29 35 worden gebruikt voor de bevestiging van de bovenste hoeken 3 en 4 met het niet-uitrekbare koord 9.

De open lussen van de haken 28 en 29 verzekeren de verbinding tussen de bovenste hoeken van het net 3 en 88ö n 7 i __:__ * ' -t - - · t ‘ ' ' ' - 6 - . 4 en dé-inrichtingen-voor het vastzetten 17 en 18.

• Zoals figuur 2 laat zien in het géval van de-: montage- van de inrichting" voor de verdeling in vakken in een automobielrijtuig dat dakgootjes te zien geeft, 5". steunt de haak 19 van de verwijderbare inrichting-voor het vastzetten· 17 af in 'één van de gootjes 32 van het dak van het voertuig terwijl deze haak 19 toch gemakkelijk kan’worden vrijgemaakt' met het oog .op het demonteren van het net.

10 .De haak 19 wordt met de bovenste hoek 3 van het net verbonden, door het veeldradige soepele verbindingsstuk 23 dat wordt vastgeklemd tussen het freem en de deur 'van het voertuig en dat, wegens· zijn samenstelling, hierin gemakkelijk wordt ingevoegd.

15 . 'De aanhechting van het net aan de inrichting 17 wordt verwezenlijkt door de ring 26, de haak 5 en de open lus 35 van de S-vormige haak 28.

. Hetzelfde geldt voor de andere kant van het ' voertuig.- 20 De inrichtingen 17 en 18 worden, wanneer de ' deuren worden geopend, op hun plaats gehouden, dankzij de op'deze inrichtingen uitgeoefende trekkracht door het uitrekbare koord 2 dat de ringen 26 van iedere inrichting 17 en 18 bijeenbrengt.

25 Zoals in, figuur 3 wordt aangetoond, steunen in de montage van dê inrichting voor de verdeling in vakken -in een automobielrijtuig dat een achterdeur van de bagage-; .ruimte te zien geeft, de verwijderbare 'inrichtingen voor het vastzetten 17 én 18 die aan iedere kant van het voer- 30 tuig zijn gemonteerd, af op de naad 34 van de achterdeur van de bagageruimte 35 van het voertuig.

„De haak 19 van de inrichting 17 komt. door zijn afgeronde gedeelte 20 de naad. 34 overlappen bij de montage van de inrichting voor de verdeling ir. vakken in het 35 voertuig terwijl deze haak 19 toch gemakkelijk kan worden vrijgemaakt met’het oog op 'het demonteren van het net.

De aanhechting van het net aan de inrichting 17 wordt verwezenlijkt door de ring 26, de haak 5 en de open 8.¾ Λ .-=· , 0 U U 3 y ώ · ............

I ' · * . : -- -7-.

Xus 33 van de S-vormige haak 28.

:··'·* Hetzelfde· geldt voor de andere kant van het voertuig.

De inrichtingen 17 en 18 blijken te zijn ge-5 blokkeerd bij het sluiten van de deur van de bagageruimte..

Zoals in figuur* 5 wordt aangetoond'in het. geval · van de montage van de inrichting voor de verdeling in vakken in een voertuig dat freemstijlen te zien geeft die zich tussen de voor- en achterdeuren bevinden, dienen de 10 verwijderbare inrichtingen voor het vastzetten 17 en 18 die aan iedere kant van het voertuig zijn gemonteerd, om op de stijlen van het freem te worden vastgeklemd.

Zoals in figuur 4 wordt aangetoond, wordt door het losmaken van de knoop 27» gemaakt met. het veeldradige 15- soepele verbindingsstuk 23 op de haak 19, de haak 19 van het verbindingsstuk 23 losgemaakt. Door het uitvouwen van de.draden 36 van. het veeldradige verbindingsstuk 23, krijgt menteen langer soepel verbindingsstuk 37 dat dan de verwijderbare inrichtingen voor het vastzetten 17 en 20 18 vormt.

Dit verbindingsstuk 37 kan dan worden opgerold en geknoopt, zoals in figuur 5 wordt weergegeven, rond de stijl 38 van het freem die zich tussen dë voor- en achterdeuren van het voertuig bevindt- en waarbij dit verbindings-25 stuk toch gemakkelijk kan worden verwijderd bij het demon-teren van het net. .

Dit verbindingsstuk 37 wordt vastgeklemd tussen de deuren van het freem van het voertuig wanneer de deuren worden gesloten.

30 De aanhechting van het net aan de inrichting 17.

wordt verwezenlijkt door de ring 26, de haak 5 en de open. lus 33 van de S-vörmige haak 28. -·'·-.

Hetzelfde geldt voor de andere kant van het • voertuig.

35 De inrichtingen 17 en 18 worden,, wanneer de deu ren worden geopend, op hun plaats gehouden, dankzij de op * deze inrichtingen uitgeoefende trekkracht door het uitrek-bare koord 2 dat de ringen 26 van iedere inrichting 17 en Π * Π A >: 7 Λ i. . β - t- ·.

; · - 8 -18 bijeenbrengt.

Andere inrichtingen voor het vastzetten 39 die aan de inrichting 17 of 18, wat samenstelling en aanwending betreft, gelijk zijn, kannen op verschillende hoog- 5. . ten van iedere stijl van. het freem worden--geplaatst. Deze . ·.- inrichtingen worden gevormd- door een lang soepel_verbin-dingsstuk 40 waaraan een· ring 41 is bevestigd. Op het net . wordt op dezelfde hoogte een ring 42 geknoopt waarin een haak _43 wordt aangebracht . ' 10 Het net wordt aan de inrichting 39 op verwijderbare wijze vastgehecht door de ring 41 en de haak 43, om hiervan· gemakkelijk te kunnen worden vrijgemaakt bij . het demonteren·van het net.

Deze .inrichting zal tot gevolg hebben dat het 15 net beter in de zitruimte op' zijn plaats gehouden kan worden .en hiervan beter de vorm kan aannemen.

'Ongeacht het uitgevoerde' type montage volgens het type voertuig, wordt het onderste gedeelte van de in-- richting voor. .de dwarsverdeling in vakken van de achter- 20 ste zitruimte van" het voertuig, bijvoorbeeld, bevestigd aan de - onderste geledingen van de achterbank waarachter deze .inrichting wordt bevestigd, door middel van elastische banden 12 en 13 zoals in figuur 3 wordt aangetoond.

".. Het-net wordt verder gespannen, dankzij het 25 elastisch uitrekbare koord 2 naar. de beide elastische banden 12.en 13 en de spanne*· 14 waarmee de lengte van het niet-uitrekbare koord 9 kan. worden geregeld .

De inrichting volgens onderhavige uitvinding .'. kan gemakkelijk gemonteerd en gedemonteerd worden wegens 301 •..•het feit dat de inrichtingen voor het vastzetten 17 en 18 kunnen worden;„verwijderd.. De. inrichting blijkt geblokkeerd te worden'bij het sluiten van de deuren hetgeen aan / het geheel van. de inrichting voor de verdeling in vakken een goede stabiliteit verzekert en een niet te overschrij-35 den hindernis voor het dier dat zich in de bagageruimte of op de achterbank bevindt.

De inrichting die hierboven werd beschreven wordt uiteraard slechts bij wijze van informatie gegeven Ö ΰ '*J ύ 3 J 4 - 9 - en er zouden andere aanwendingen van onderhavige uitvinding kunnen worden aangenomen zonder hierdoor buiten het kader van deze uitvinding te treden» * ·* · ,· * : . . ....

% O "* a Λ * -*» ', v , :, :. j . i

Claims (6)

1. 3. Inrichting volgens conclusie 2, gekenmerkt • 20 door het feit dat de middelen voor het vastzetten ter hoogte van het dakgootje’van het voertuig worden gevormd door . een haak en.· een soepel veeldradig verbindingsstuk, vastgeklemd, tussen het f reem en de deur.van het voertuig.
2. 4. Inrichting volgens conclusie 2, gekenmerkt: ,25' door het feit dat het veeldradige soepele, verbindingsstuk. kan worden losgemaakt om ie dienen als middelen voor het vastzetten van het net op dè stijl van het freem die zich tussen de voor- en-achterdeuren van.het voertuig bevindt, wanneer er geen gootjes zijn. ···'...
3. 5. Inrichting volgens conclusie 2, gekenmerkt. . door het feit dat het langere soepele verbindingsstuk wordt verkregen uit het veeldradige soepele verbindingsstuk.
4. 6. Inrichting volgens conclusie 4, gekenmerkt door het feit dat het langere soepele verbindingsstuk Vordt 35 opgerold rond de stijl van het freem die zich tussen de * voor- en achterdeur van het voertuig bevindt.
5. 7. Inrichting volgens conclusie 2, gekenmerkt fi β i"Y Λ £ *9 * ---------- — — - 11 - % door het. feit dat de middelen voor het vast zetten, een veeldradig soepel verbindingsstuk omvatten, uitgerust met een ring, verbonden met de bovenste hoek van het net en een verwijderbare huls op het gedeelte van het verbindings-5 stuk dat zich tegenover de knoop bevindt.
6. 8. Inrichting volgens conclusie 4,.-gekenmerkt door het feit dat de middelen voor het vastzetten worden % gevormd, door verscheidene langere soepele verbindingsstukken die op verschillende hoogten van iedere stijl van het 10 freem die zich tussen de voor- en achterdeuren van het » voertuig bevindt, zijn opgerold. 9* Inrichting volgens conclusie 6, gekenmerkt door het feit dat het langere soepele verbindingsstuk, wordt vastgeklemd tussen het freem en de deuren van het 15 voertuig. ic * * 3-? a ;; n i ,} KJ tj