NL8520023A - Werkwijze en inrichting voor abonnee-uitzending. - Google Patents

Description

8520023 VO 7420

Werkwijze en inrichting voor abonnee-uitzending.

De uitvinding heeft betrekking op de verdeling van signalen, meer in het bijzonder radio- of televisiesignalen, op een zodanige wijze, dat er een besturing bestaat ten aanzien van het gebruik daarvan, zoals het geval is bij zogenaamde "betaalde televisie".

5 Ofschoon commercieel uitgezonden televisiesignalen in het alge meen beschikbaar zijn geweest voor diegene, welke deze wenste te ontvangen, zijn er andere signalen, welke slechts beschikbaar worden gesteld aan leden van een beperkte groep abonnees. Soms heeft de abonnee een keuze om een bepaald signaal gedurende een bepaalde periode te be-10 stellen of niet. Indien hij bestelt en het signaal ontvangt, wordt hij een "gebruiker".

Ofschoon er in stelsels voor het verdelen van een signaal op een per programmabasis een aantal varianten aanwezig kan zijn, geldt de hiernavolgende bechrijving voor een typerend stelsel. Het programmasignaal 15 wordt opgewekt door een programma-,,produktie"-eenheid èn overgedragen naar een verdeler, welke het signaal via een kabel op een bestelbasis aan abonnees aanbiedt. Het programmasignaal is gecodeerd. De besturing van het gebruik van het signaal vindt plaats door de beschikbaarheid van een toets voor de decodering van het signaal te besturen. De abonnee 20 verkrijgt een abonnee-eenheid, welke de decodeeruitrusting omvat en het signaal voor een gekozen kanaal voor de ontvanguitrusting decodeert.

De abonnee-eenheid kan ook het toevoeren van decodeersleutelinformatie vereisen voordat de eenheid de decodering kan uitvoeren.

Het bestellen van het programmasignaal door een abonnee kan ge-25 schieden op een jaar-, maand-, of kortere termijnbasis. Het bestellen kan ook geschieden op een "per programma" -basis. Een besturingseenheid in een verwijderde post kan aan de abonnee-eenheid een decodeertoets voor specifieke bestelde programma's toevoeren. Stelsels van dit type zijn bijvoorbeeld beschreven in de volgende Amerikaanse octrooischriften: 30 4.008.369; 4.115.807; 4.325.078; 4.358.201; 4.369.462.

Het verzamelen van gebruikerstatistieken dat wil zeggen het aantal bestellingen voor een programma en de identiteiten of de bestellers voor factureringsdoeleinden brengt enige moeilijkheden bij de huidige abonneestelsels met zich mede. Indien het factureren niet voldoende 8520023 -2- frequent geschiedt, kan het aantal niet te verzamelen abonneerekeningen onaanvaardbaar groot worden. Indien daarentegen de facturering te vaak geschiedt, worden de kosten van het versturen van de rekeningen te groot. Voor facturering en andere doeleinden zoü het gewenst zijn te 5 beschikken over een indicatie van het werkelijke aantal gebruikers van een bepaald programma.

Signaaldiefstal is een andere moeilijkheid bij de huidige abonneestelsels. Het is dikwijls mogelijk voor óf abonnees, die geen Λ programmasignaal hebben besteld óf voor niet-abonnees met toegang tot 10 het gecodeerde signaal een wijze te vinden om het signaal op een onafhankelijke wijze te decoderen of op een frauduleuze wijze te veroorzaken, dat de besturingseenheid de decodeertoets aan de abonnee-eenheid toevoert. Dit kan normaliter niet worden gedetecteerd en wordt momenteel_ als een betrekkelijk wijd verspreid en blijvend probleem beschouwd.

15 Een ander probleem bij de huidige per-programma-abonneestelsels is het onvermogen daarvan om aan de programmaproducenten onafhankelijke middelen voor het meten van de grootte van de luisteraars of kijkers te verschaffen voor die programma's waarin zij een financieel belang hebben.

Het uiteindelijke en misschien meest belangrijke probleem bij 20 per-programma-bestelstelsels is het probleem, dat een gevolg is van impulsief kopen. Het blijkt in het menselijk karakter van abonnees te liggen om kort voordat een programma wordt aangeboden te beslissen het programmasignaal te bestellen. Het is duidelijk, dat hierdoor de uitrusting voor het accepteren en registratie van programmabestellingen 25 wanneer het bestelde programma van groot belang voor een groot aantal abonnees is, volledig overweldigend kan zijn. De capaciteit van de bestellingen opneeminrichting vormt dan een beperking ten aanzien van de verkoop van het programmasignaal.

Overeenkomstig de werkwijze en inrichting volgens de uitvinding 30 wordt een door een abonnee gewenst programmasignaal automatisch besteld door een abonnee-eenheid, welke een bestelcommando heeft ontvangen ten gevolge van het feit, dat de abonnee in de eenheid een bestelschakelaar heeft beïnvloed. Het bestellen geschiedt over een telefoonlijn. In responsie op de bestelling ontvangt de abonnee-eenheid sleuteldecodeer-35 informatie over dezelfde telefoonlijn en zamelt deze in een geheugen op. Het bestelde gecodeerde programmasignaal voert hulpsignalen mede, waar- 8520023 * -3- onder een besturingssignaal, dat de decodeerorganen in de eenheid in werking stelt om de sleutelinformatie voor het decoderen van het signaal tijdens de duur van het programma te gebruiken. De abonnee-eenheid volgens de uitvinding is voorzien van organen om een programmabestelling 5 automatisch over een telefoonlijn te voeren en organen om decodeer- sleutelinformatie, die in responsie op de bestelling over de telefoonlijn wordt ontvangen, op te slaan. De eenheid omvat ook organen, die in responsie op besturingssignalen, welke een programmasignaal vergezellen, de organen voor het decoderen van het programmasignaal in werking stel-10 len. De eenheid kan verder zijn voorzien van een weergeefinrichting voor andere informatie, welke met de sleutelinformatie of door het hulpsig-naal wordt geleverd.

De uitvinding zal onderstaand nader worden toegelicht onder verwijzing naar de tekening. Daarbij toont: 15 fig. 1 een gedeeltelijk schematisch stroomdiagram ter illustra tie van de onderlinge samenwerking van verschillende elementen van een per-programma-abonneestelsel overeenkomstig een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding; fig. 2 een perspectivisch verticaal vooraanzicht van een uitvoe-20 ringsvorm van een abonnee-eenheid van het stelsel volgens fig. 1 voor het decoderen van het programmasignaal ten gebruike bij een ontvanguit-rusting waarbij de eenheid behoort; fig. 3 een perspectivisch verticaal achteraanzicht van de abonnee-eenheid volgens fig. 2; 25 fig. 4 een schematische grafische voorstelling van de informatie- inhoud van een decodeertoets, welke in responsie op een bestelling naar de abonnee-eenheid volgens fig. 1-3 wordt gezonden; fig. 5 een overdreven grafische voorstelling van de frequenties van bestellingen, welke worden gedaan, vergeleken met de bestellingen 30 voor programma's van het stelsel volgens fig. 1 waaraan wordt voldaan; fig. 6 een functioneel blokschema van de abonnee-eenheid volgens fig. 2 en 3.

Een voorbeeld van een stelsel volgens de uitvinding is het in fig. 1 van de tekening afgeheelde per-programma-televisie-abonneestelsel 35 10. In het stelsel 10 zijn een programmaproduktie-inrichting 12, een TV- netwerk 14, een zendpost 16 en een programmasignaaldecodeer- en bestu- 8520023 9 é -4- ringsabonnee-eenheid 18 alle onderling verbonden door middel van een telecommunicatienetwerk 20. Het telecommunicatienetwerk 20 omvat een aan-kondigingsverdeelstelsel 21, een stelsel, dat thans gewoonlijk wordt geïdentificeerd als een "900 Service" omdat op dit moment in de Verenigde 5 Staten van Amerika elke toegang tot de dienstverlening het meest waarschijnlijk wordt verkregen door het kiezen van "900" als de eerste drie cijfers van het telefoonnummer, dat met de betreffende bepaalde aankon- digingsdiensverlening wordt geïdentificeerd. Het aankondigingsverdeel- Ί stelsel 21 wordt bestuurd door een stelsel 22 voor het besturen van een 10 opgezameld programma. De inrichting, welke nodig is voor het verschaffen van een dergelijke dienstverlening in het telefoonnetwerk, evenals de details van de werking daarvan, zijn op het gebied van de telefonie bekend en zijn bijvoorbeeld beschreven in het Bell System Technical Journal, juli-augustus 1981, vol. 60, nr. 6, deel 2. Een aankondigings-15 verdeelstelsel van dit type is in staat een groot aantal binnenkomende besteloproepen voor verschillende aankondigingsdienstvefüeningen te accepteren en automatisch op de individuele oproepen met een voorafbepaald bericht te reageren.

Bij de huidige "900 Service"-toepassingen is meestal het bericht, 20 dat aan de oproepende abonnees moet worden toegevoerd, niet in een uitrusting van de telefoonmaatschappij opgeslagen doch wordt dit bericht veeleer direct vanuit de omgeving van de berichtgever verschaft. De uitrusting van de telefoonmaatschappij verschaft in plaats daarvan even veel kopieën van het berichtsignaal als nodig is om te voldoen aan het 25 op dat moment geldende aantal abonnees, die het bericht wensen te ontvangen. Ten gevolge van dit directe 1-op-N-berichttoevoerstelsel, heeft de berichtgever een volledige besturing over het berichtsignaal en kan deze bijvoorbeeld herhalingen van een kort bericht of een continu "live programma" leveren. Dit bericht kan de vorm hebben van een spraakaankon-30 diging of informatie.

Hetzelfde aankondigingsstelsel omvat ook organen voor het verschaffen van gebruikerstatistieken, bijvoorbeeld door het registreren van het aantal bestellingen en de typen bestellingen zoals deze worden ontvangen, en omvat ook een factureringsstelsel voor het automatisch 35 correleren van de besteloproepen met de identiteit van de telefoondienst-verleningslijnen, welke voor het verwerken van de besteloproep werden 8520023 -5- gebruikt. Dit maakt het mogelijk, dat de kosten voor de dienstverlening op dezelfde wijze worden gefactureerd als de facturering voor de tele-foondienstverlening, en betekent in sommige gevallen, dat de kosten voor de aankondigingsbestelling als een onderdeel bij de telefoondienst-5 verleningsnota kunnen worden opgeteld. Omdat dergelijke procedures op dit moment bekend zijn en op grote schaal worden toegepast, zullen zij hierin niet in verdere details worden besproken behalve ten aanzien van de voordelen, welke ten gevolge van hun functie in het stelsel 10 kunnen optreden.

10 De onderlinge verbindingen van de programmaproduktie-inrichting 12, het TV-netwerk 14, de zendpost 16 en de abonnee-eenheid 18 door het telecommunicatienetwerk 20 worden door één van de normaliter gebruikte signaaldraagmedia, of combinaties daarvan, welke voor het type gedragen signaal geschikt zijn, tot stand gebracht, Communicatiedragers voorzien 15 thans in een groot gebied van dienstverleningen, welke geschikt zijn voor verbindingen tussen produktie-inrichtingen, televisienetwerken en zendposten. Zij voorzien ook in een telefoondienstverleningslijn, gewoonlijk in de vorm van een metalen draad, naar abonnees die een tele-foondienstverlening bezitten. Derhalve zal de aard van de onderlinge 20 verbindingsuitrusting, welke in combinatie met de uitvinding dient te worden toegepast, eveneens hier niet in detail worden besproken behalve ten aanzien van de voordelen, die als een gevolg van hun functie in het stelsel 10 kunnen optreden.

Aangenomen wordt, dat de produktieïnrichting 12 de oorsprongs-25 bron van het signaal is, dat moet worden besteld als een programma- signaal voor het waarnemen door abonnees op hun eigen ontvanguitrusting. Het programmasignaal uit de produktie-inrichting 12 wordt toegevoerd aan de netwerkeenheid 14, welke de verdere verdeling daarvan naar verschillende zendposten bepaalt, die op een geografische wijze zijn ver-30 spreid, teneinde een grote verspreiding van het programmasignaal mogelijk te maken. De zendposten 16 zenden het programmasignaal naar de abonnee-eenheid 18 van elke abonnee door de lucht, via een kabel (CATV), een directe zendsatelliet (DBS), of een andere geschikte programmasig-naaldrager. Bij het stelsel 10 volgens fig. 1 wordt de programmasignaal-35 drager voorgesteld door elektromagnetische straling 23. De drager wordt in de abonneepost opgevangen door een antenne 24 en via geleiders 26

P

-6- aan de abonnee-eenheid 18 toegevoerd. Bij sommige toepassingen, zoals bij DBS of CATV, kunnen tussen de antenne 24 en de abonnee-eenheid 18 signaalomzetuitrustingen, filters, versterkers of dergelijke aanwezig zijn, waarbij geschikte geleiders 26 deze inrichtingen verbinden. De 5 abonnee-eenheid 18 kan een aantal verschillende programmasignalen, behorende bij verschillende frequentiekanalen, ontvangen. Een of meer van deze signalen kunnen in gecodeerde vorm aanwezig zijn, terwijl andere niet behoeven te zijn gecodeerd en derhalve zonder kosten voor het pu-bliek beschikbaar kunnen zijn.

10 De abonnee-eenheid 18 is door telefoonlijnen 28 met het communi- catiedragernetwerk 20 verbonden. Deze lijnen 28 behoeven geen toegewezen lijnen te zijn. Dat wil zeggen dat zij niet uitsluitend behoeven te worden gebruikt voor de werking van de abonnee-eenheid 18 doch in plaats daarvan kunnen bestaan uit de gebruikelijke telefoondienstverle-15 ningslijnen van een typerende plaats met slechts ëên telefoondienstver-lening. Dit is een bijzonder belangrijk aspect van de uitvinding aangezien de kennis van de telefoonmaatschappij ten aanzien van het telefoonlijnnummer van de abonnee een juiste facturering mogelijk maakt zonder dat het nodig is, dat de abonnee-eenheid 18 zichzelf identificeert.

20 De abonnee-eenheid 18 is door signaalgeleiders 32 met de tele- visie-ontvanger 30 van de abonnee verbonden.

Een kenmerk van het stelsel 10 is, dat de programmasignalen, die door de programmasignaaldrager 23 worden overgedragen, vergezeld y zijn van hulpsignalen, die in het terugslaginterval van het signaal wor-25 den gevoerd. Methoden om informatie in het terugslaginterval van het televisiesignaal te voeren, zijn op het terrein van de televisie-uitzen-dingen bekend. De hulpsignalen omvatten besturings- en weergeefsignalen in de vorm van digitale informatie met geringe snelheid.

De fig. 2 en 3 tonen de abonnee-eenheid 18 van fig. 1 meer ge-30 detailleerd. Fig. 2 toont de voorzijde van de eenheid 18. Aan de meest linkse zijde bevindt zich een in-uitschakelaar 36, welke de toevoer van " ... energie aan de abonnee-eenheid 18 alleen kan besturen of ook de toevoer van energie aan de ontvanger 34 kan besturen. Rechts van de schakelaar 36 bevindt zich een besteloproepknop 38 door middel waarvan de abonnee 35 de eenheid 18 kan commanderen een gewenst programma te bestellen.

Hiernaast bevindt zich een kanaalkiesschakelaar 40. Een rechthoekig elek- ^ ^ -7- tronisch alfanumeriek weergeefpaneel 42 is aanwezig voor het weergeven van programma- en bestelinformatie. Aan één zijde van de eenheid 18 bevindt zich een mechanische grendelinrichting 44 door middel waarvan de eenheid 18 buiten werking kan worden gesteld om ombevoegd gebruik daar-5 van te beletten.

Fig. 3 toont de achterzijde van de eenheid 18 met verschillende elektrische verbindingsorganen waaronder programmasignaaluitgangsklem-men 46 waarover het programmasignaal aan de ontvanger 34 wordt toege-voerd, programmasignaalingangsklemmen 48 waarover de door de antenne 24 10 opgevangen signalen worden ontvangen via de geleiders 26, een hulpvoe-dingsinrichting 50 door middel waarvan de aan de ontvanguitrusting toegevoerde energie door de eenheid 18 kan worden bestuurd, een voedings-ingangsplug 52 waarover energie aan de eenheid 18 wordt toegevoerd, en. een paar telefoonklinken 54, 56. De klink 56 is geschikt voor een extra 15 telefoon. De klink 54 direct met een telefoondienstverleningsinrichting verbonden.

Bij de werking van het stelsel 10 wordt eerst aangenomen, dat aan de eenheid 18 energie wordt toegevoerd. De hulpsignalen zullen pro-gramma-informatie leveren, die op de weergeefinrichting 42 zal verschij-20 nen om de abonnee ten aanzien van de beschikbaarheid en tijd van een aangeboden programma te adviseren. Bovendien kunnen de kosten aan de abonnee worden opgegeven. Opdat deze informatie op de weergeefinrichting 42 verschijnt is het evenwel nodig, dat de kanaalkiesschakelaar 40 zich in de positie bevindt waarin het bij het aangeboden programma behorende 25 signaalkanaal wordt ontvangen. Elk van de beschikbare kanalen kan bij de bijbehorende programmasignalen dergelijke weergeefinformatie verschaffen, zodat deze weergeefinformatie door de abonnee naar wens kan worden gekozen door een geschikte instelling van de kanaalkiesschakelaar 40.

30 Indien de abonnee een programma, dat wordt aangeboden, wenst te bestellen, behoeft hij slechts de besteloproepknop 38 in de door de weergegeven informatie gespecificeerde periode te beïnvloeden. Hierdoor zal in de eenheid 18 een bestelvolgorde worden ingeleid, door middel waarvan vervolgens een automatische oproep naar het aankondigingsverdeelstelsel 35 21 van het telecommunicatienetwerk 20 zal worden gericht. De oproep zal worden getrokken door een geschikt besturingsbericht, dat in het hulp- 8520023 -8- signaal aanwezig is. Het aankondigingsverdeelstelsel 21 zal uit het telefoonnummer, dat door de eenheid 18 is opgeroepen, onderkennen, dat deze oproep een bepaalde bestelresponsie vereist. Het stelsel zal dan deze responsie geven door de oproep vanuit de eenheid 18 automatisch te 5 verbinden met een aankondiging in de vorm van een spraakbandinformatie-signaal met geringe snelheid, dat een decodeertoets bevat.

Een voorbeeld van een decodeertoets is schematisch weergegeven in fig. 4. De toets bestaat uit een continu herhaald informatiebericht 58 met een lengte van 3 seconden. De lengte is gekozen voor compatibili-10 teit met de geldende telecommunicatienetwerknormen voor het valideren van de oproep. De sleutelinformatie heeft de vorm van een aantal digitaal gecodeerde numerieke waarden, welke kunnen worden gebruikt voor het instellen van de coëfficiënten van een signaalfilter. Opgemerkt wordt,, dat aangezien de hoeveelheid informatie, welke gewoonlijk nodig is voor 15 decoderen, in slechts een fractie van het interval van drie seconden kan worden overgedragen, er een aanzienlijke hoeveelheid tijd overblijft, welke kan worden gebruikt om andere informatie naar de eenheid 18 te zenden. Dit kan weergeefinformatie of operationele besturingsinformatie voor de eenheid 18 zijn, overeenkomende met die, welke in het hulpsig-20 naai aanwezig is.

Wanneer de eenheid 18 de decodeertoetsinformatie ontvangt, zamelt de eenheid de toets op in een geheugen, dat bij het gekozen programma-kanaal behoort. De eenheid 18 is nu gereed om het programmasignaal op commando op het tijdstip waarop het aan de eenheid 18 wordt toegevoerd 25 te decoderen. Bij het begin van het programma zullen de besturingssig-nalen, die in het met het programma geleverde hulpsignaal aanwezig zijn, de decodeerschakeling instrueren om actief te worden. De activerings-instructies zullen door het gehele programma voortduren. Een later programma zal een ander codeertype hebben en derhalve een andere sleutel 30 vereisen. Ofschoon het latere programma daarmede ook de besturingssig-nalen voor het activeren van de decodeerschakeling meevoert, zal dit derhalve voor het decodeerproces onvoldoende zijn aangezien de eenheid 18 in het geheugen daarvan niet de steutelinformatie bezit, welke voor de decodering nodig is.

35 Er is een groot aantal decodeermethoden bekend, die zich gemak kelijk voor het stelsel 10 lenen. De bepaalde methode, welke wordt ge- 8520023 -9- kozen, is afhankelijk van de gekozen complexheid van de eenheid 18 en de decodeeruitrusting, evenals van de aard van het bepaalde over te dragen signaal. Het type decodering waaraan de voorkeur wordt gegeven voor het gebruik bij het stelsel 10 is een type, waarbij een digitaal 5 gecodeerde sleutel kan worden gebruikt om de coëfficiënten van een de-codeerketensignaalfilter in de eenheid 18 op de juiste wijze voor het decoderen in te stellen. Er zijn verschillende decodeermethoden van dit type bekend voor het decoderen van televisiesignalen en deze kunnen op een eenvoudige wijze worden aangepast aan het stelsel 10. Derhalve wor-10 den de constructieve details van de hiervoor vereiste decodeerschake-ling hier niet besproken.

De besteloproepinrichting van de eenheid 18 omvat een geheugen, waarin een besteloproepinstructie van de abonnee wordt vastgehouden top het tijdstip waarop de eenheid 18 een juiste decodeersleutel ontvangt 15 bij het oproepen van het aankondigingsverdeelstelsel. Een andere oproep, zoals een bezetsignaal, leidt ertoe, dat de eenheid 18 de besteloproepinstructie in het geheugen vasthoudt. Voorts is de inrichting voorzien van organen, die reageren op de besturingssignalen van de hulp-signalen, die met het programmasignaal worden meegevoerd, door middel 20 waarvan de oproep-inleiding daarvan binnen een bepaalde periode wordt gelegd, als bepaald door de overbelastingsaftastuitrusting van het aankondigingsverdeelstelsel. Deze kenmerken, welke later zullen worden beschreven, zijn bijzonder gunstig voor die gevallen, waarin een sterke mate van impulsieve bestelling aanwezig is.

25 Fig. 5 toont grafisch de problemen, welke zich voordoen bij een impulsieve bestelling van programmasignalen. De basislijn 60 stelt het verstrijken van de tijd om het begintijdstip van het programmasignaal voor. De ordinaat stelt het aantal bestellingsgebeurtenissen voor. De kromme 62 toont het aantal bestellingen, dat gedurende de tijd wordt 30 gedaan door abonnees, welke in de eenheden 18 daarvan de besteloproep-schakelaar 38 hebben beïnvloed. De kromme 64 daarentegen toont het aantal bestellingen, waarop het aankondigingsverdeelstelsel kan reageren. Het blijkt, dat in het korte interval tussen het eind van een normale uitzending en het begin van het bestelde programmasignaal, zich een 35 overbelastingstoestand in het aankondigingsverdeelstelsel voordoet.

8520023 -10-

Zoals boven is besproken, zal de eenheid 18 voortgaan met te trachten de bestelling te plaatsen indien deze in een dergelijke overbelastings-toestand een bezetsignaal ontmoet. Het eindresultaat kan evenwel zijn, dat in een ernstige overbelastingssituatie de decodeersleutelinformatie 5 niet wordt afgeleverd op het tijdstip, waarop het programma moet beginnen. Hierdoor wordt de abonnee aangeslagen voor het programma in zijn geheel, terwijl hij niet in staat is dit programma vanaf het beginpunt daarvan te decoderen. Om een dergelijke toestand te vermijden, kan het programmasignaal initieel met een eerste decodering worden overgedragen. 10 Geschikte besturingssignalen, welke worden geleverd door hulpsignalen, welke daarmede worden overgedragen, zullen een abonnee-eenheid 18 in staat stellen het programmasignaal te decoderen onder gebruik van decodeersleutelinformatie, welke reeds beschikbaar is in de eenheid 18, hetzij doordat deze daarin "hardwired" is, doordat de informatie op een 15 eerder tijdstip is toegevoerd, of doordat deze coincidenteel met het besturingssignaal wordt toegevoerd voor een omschakeling naar deze eerste decodeertoestand. Deze decodeertoestand van de eenheid 18 zal worden betiteld als de "inwendige sleutel"-toestand. De informatie met geringe snelheid en besturingsinhoud van het hulpsignaal kan ook worden gebruikt 20 om de eenheid 18 in een toestand te brengen, waarin de decodeerschake-ling niet wordt gebruikt, zoals bijvoorbeeld wanneer het programmasignaal niet is gecodeerd omdat het de bedoeling is, dat dit aan het publiek ter beschikking wordt gesteld. Dit zal worden betiteld als de "shunt"-toestand.

25 De waarschijnlijkheid van een overbelasting van de bestelont- vanguitrusting kan worden gereduceerd door de besteloproepen van de abonnee-eenheden 18 in groepen te besturen. De groepen worden bepaald door inwendige identificatie-inrichtingen. Zo kunnen bijvoorbeeld de informatie met geringe snelheid en de besturingssignalen, welke het 30 programmasignaal vergezellen, zijn voorzien van besteloproepactiverings-commando's voor de eenheden in drie verschillende typen, welke voldoende naar de tijd zijn gescheiden om ruimte te bieden aan de besteleis, welke voor het programma wordt verwacht. De eenheden worden voorzien van overeenkomstige filters in groepen, zodat een bepaald oproepacti-35 veringscommando slechts die groep zal activeren, welke voor dat signaal een doorlaatfilter bezit. De anderen zullen in een paraattoestand blij- 8520023 -liven totdat zij door de bijbehorende respectieve besturingssignalen worden geactiveerd. Op deze wijze wordt het bestelopneemvermogen van het stelsel op de meest effectieve wijze benut. Voorts kan de periode, welke is toegewezen voor de besteloproepen van de groepen eenheden 18 naar 5 wens worden ingesteld wanneer de bestellingen worden opgenomen, tengevolge van de beschikbaarheid van de gebruikerstatistieken, welke in het opgeslagen-programmabesturingsstelsel 22 aanwezig zijn.

Er zijn dan drie signaalontvangtoestanden van de eenheid 18 mogelijk. De eerste is de shunttoestand, waarin de decodeerschakeling 10 inactief is en het programmasignaal ongewijzigd naar de ontvanger 34 wordt gezonden. De tweede is de inwendige sleuteltoestand waarin de eenheid 18 het gecodeerde programmasignaal onder gebruik van inwendig beschikbare decodeersleutelinformatie decodeert. Zoals boven is beschreven, kan deze toestand worden gebruikt indien de besteloproepknop 38 is be-15 invloed en de sleutelinformatie niet is geleverd op het tijdstip, dat het programma is begonnen. De derde is de besteltoetstoestand, waarin het programmasignaal wordt gedecodeerd onder gebruik van sleutelinformatie, welke wordt toegevoerd in responsie op een bèspeloproep voor dat programma.

20 Fig. 6 is een gedeeltelijk schematisch functioneel blokschema van de abonnee-eenheid 18. De ondereenheden A-L, welke aan de linkerzijde van de eenheid zijn weergegeven, hebben in sterke mate betrekking op de ontvangst en decodering van het televisiesignaal, terwijl de y ondereenheden N-Z aan de rechterzijde in hoofdzaak betrekking hebben op 25 de telefoonverbinding en de ontvangst en verwerking van de decodeer-toets en daarmede verband houdende berichten. De functionele details van de ondereenheden kunnen op een eenvoudige wijze door de vakman worden gegeven.

Energie wordt door een energietoevoer-ondereenheid A onder be-30 stuur van de schakelaar 36 geleverd. De ondereenheden B, C en D vervullen normale televisie-ontvangerfuncties van afstemmen, IF- en video- ' " . versterking, en automatische versterkingsregeling. De ondereenheid B is een elektronische afsteminrichting; deze ontvangt kanaalveranderingen indirect via de regelaar M in plaats van direct vanuit de kanaalkiezer 35 40, zoals het geval zou zijn bij een mechanische afsteminrichting.

85 2 0 0 2 3 -12-

De ontvanger-ondereenheid E neemt het uitgangssignaal van de versterker C op en onttrekt hulpsignalen uit die terugslagintervalregels, welke abonnee-televisiekopsignalen bezitten. Deze hulpsignalen worden tot besturingsberichten omgevormd en dan naar de berichtbuffer J gezon-5 den om door de regelaar-ondereenheid M te worden gebruikt.

De besturingsberichtontvanger E rapporteert het berichttype en kwaliteitsfouten aan de zwakke-postdetector F, welke zowel het AVR-uit-gangsniveau als de mate van berichtfouten meet teneinde te bepalen of aan de regelaar M een zwakke-stationtoestand moet worden gerapporteerd.

10 De voornaamste functie van de afsteminrichting B en versterker C bestaat uit het gereedmaken van het televisiesignaal zoals dit op de ingang 48 optreedt voor de decodeerschakeling in de vorm van een deco-deerinrichting G. De decodeerinrichting G bezit twee stellen ingangs-,. geleiders, die de werking van de inrichting besturen: eerst die van de 15 toestandsbesturingsschakelaars als ingesteld door de ondereenheid K; en in de tweede plaats de decodeertoetsingangssignalen, als geleverd door de toetstoevoerondereenheid L. De ketens in de decodeerinrichting G worden zodanig ingesteld, dat de logische decodeersignalen of worden geshunt of worden gebruikt bij een commando uit de toestandsbesturings-20 schakelaar K. De decodeerinrichting G wordt naar de shunttoestand teruggesteld wanneer deze inrichting geen energie uit de ondereenheid A ontvangt.

De decodeersleutel wordt aan de decodeerinrichting G toegevoerd om te veroorzaken, dat deze in de juiste modus en met de juiste tempering 25 voor het decoderen van het televisiesignaal werkt. Het gedecodeerde signaal wordt aan de RF-modulator-ondereenheid H toegevoerd om te worden omgezet in een juist signaal ten gebruike door de abonneetelevisie-ontvanger 30. Voor de ondereenheid H is een instelinrichting 47 aanwezig om het uitgangskanaal, meer in het bijzonder op het VHF-kanaal 3 30 of 4 in te stellen. Een gedeelte van het gedecodeerde signaal wordt ook toegevoerd aan een optionele ondereenheid I, welke stereo-geluidsuit-gangssignalen scheidt en versterkt en deze signalen aan de optionele poorten 57 en 58 toevoert, welke met het geluidstelsel van de abonnee zijn verbonden. Bovendien wordt het uitgangssignaal van de decodeer-35 inrichting G gedeeltelijk toegevoerd aan de besturingsberichtontvanger E voor het ontvangen van gecodeerde besturingsberichten en het daardoor 8520023 -13- test en van de werking van de decodeerinrichting G.

De regelaar M ontvangt signalen van toestandsveranderingen in de eenheid 18 en reageert dan door een geschikte werking uit te voeren, als bepaald door de bij deze inrichting behorende programma's. Zo kan 5 de regelaar M bijvoorbeeld worden gewaarschuwd voor een binnenkomend bericht door de ondereenheid J; dit bericht kan een "weergeeftekst"-bericht zijn. De regelaar M zal dan de weergeefprogramma's daarvan gebruiken om de berichtinformatie om te zetten in weergeefinformatie, welke bestemd is om aan de weergeefaandrijfondereenheid N te worden toe-10 gevoerd. De weergeefaandrijfinrichting N vormt dan de juiste tekst op het uitwendige weergeefpaneel 42 en ook bij de hulpinformatie-uitgangs-poort 43.

De regelaar M noteert de positie van de grendelinrichting 44 . _ wanneer de abonnee de besteloproepknop 38 of de kanaalkiesschakelaar 40 15 in werking stelt. De grendelinrichting 44 kan derhalve worden gebruikt om het bestellen van eventuele programmasignalen te beletten dat wil zeggen dat de eenheid 18 moet worden 'bntgrendeld" om het mogelijk te maken dat programmasignalen kunnen worden besteld. Op een soortgelijke wijze kan de grendelinrichting 44 worden gebruikt om de programmawaar-20 neming bij bepaalde programmakanalen mogelijk te maken of niet. De abonnee stelt de gewenste kanalen in werking door de grendelinrichting 44 in een "kanaalinschakel"-positie te brengen en de kanaalkiesschakelaar 40 te gebruiken. De regelaar M veroorzaakt, dat de weergeefinrichting 42 de kanaalnummers en de inschakel/uitschakel-toestand daarvan in 25 responsie op de keuze van de abonnee aangeeft.

De schakelcontactregelaar en -detector P en de cijferuitgang-ondereenheid O voorzien in de autokiesfunctie voor de eenheid 18. De ondereenheid P bepaalt en bestuurt de bezet/onbezet-toestand van de abonneetelefoonlijn om het mogelijk te maken, dat de eenheid 18 tele-30 foonoproepen richt zonder dat het normale telefoongebruik wordt verstoord. De ondereenheid O draagt de cijfers van het gewenste telefoonnummer over.

De informatiedraaggolfdetector Q, de sleutel- en berichtbuffer R, en de sleutel- en berichtontvanger S vormen tezamen het ontvanggedeelte 35 van een informatiemodem met geringe snelheid. De regelaar M zal na het richten van een oproep voor een decodeersleutel, een signaal uit de 8520023 -14- inf ormatiedraaggolf detector Q afwachten, dat aangeeft, dat de oproep inderdaad de beoogde bestemming heeft bereikt. Indien dit signaal niet binnen het juiste interval, als ingesteld door een besturingsbericht en getempeerd door de klokondereenheid T, wordt ontvangen, zal de regelaar 5 M de oproeppoging laten vervallen. Indien de oproep is voltooid zal de regelaar M wachten totdat de sleutel en andere berichten via de onder-eenheden S en R zijn geleverd. Indien de ondereenheid S geen geschikt sleutelsignaal ontvangt, zal de regelaar M de oproep opnieuw als onvol-ledig beschouwen.

10 De regelaar M, het geheugen W en de klok T worden bij voorkeur gevoed door een ondersteunings- (batterij) voedingsbron V. Energie wordt dan aan de regelaar M toegevoerd via een energietestondereenheid U, welke de regelaar waarschuwt voor een toestand met lage batterijspanning. Energie voor het op peil brengen van de batterij wordt uit de 15 ondereenheid A geleverd wanneer de eenheid 18 IN is en vanuit de ondereenheid P wanneer deze UIT is.

De geheugenondereenheid W vervult zowel RAM-als ROM-functies.

De programma-ondereenheid X bevat de programma's en permanente informatie, zoals een eenheidserienummer, dat nodig is voor de handelingen 20 van de eenheid 18. De gedeelde informatie-ondereenheid Y zamelt over-gangsinformatie op, zoals de bezet/onbezet-toestand van het schakelcon-tact, welke informatie kan worden beschouwd als te worden gedeeld door alle programmakanalen. Dit in tegenstelling met de informatie, welke is opgeslagen in het gesplitste geheugengebied Z, zoals het telefoon-25 nummer, dat moet worden opgeroepen voor het inschrijven op een toekomstig programma. De regelaar M wijst gebieden in het geheugen Z aan, welke zijn gebaseerd op het optreden van besturingsberichten in de bericht-buffer J wanneer een verandering van de kanaalkiezer 40 door de abonnee tot stand wordt gebracht. Alle informatie, welke behoort tot bestellin-30 gen voor programma's, wordt door het kanaal in het geheugen Z gesegregeerd gehouden.

Bij voorkeur wordt aan elk kanaal, dat in werking wordt gesteld en een besturingssignaal uitzendt, een sectie van het geheugen Z toegewezen door de eenheid 18 wanneer deze de aanwezigheid van zowel de in-35 schakel- als de besturingssignalen bemerkt. Er is geen kruiselingse toegang in het geheugen Z tussen de zendposten. Bovendien heeft elk kanaal 8520023 -15- een geheugen in gebieden, welke slechts toegankelijk zijn bij commando's, welke worden ontvangen in het hulpsignaal, of respectievelijk via de telefoonlijn.

De sleutelinformatie, welke via de telefoon wordt geleverd, kan 5 zelf gecodeerd zijn. Dit kan bijvoorbeeld geschieden door de sleutelinformatie te vermommen tot een veel langer informatiesignaal, dat in sterke mate uit ruis bestaat, waarbij gebruik wordt gemaakt van een numeriek substitutieschema, of gebruik wordt gemaakt van een rekenkun-dige werking, welke omkeerbaar is. De sleutel moet worden gedecodeerd 10 of eenvoudig uit de ruis worden gesorteerd onder gebruik van andere informatie, welke voor of tijdens het bestelde programma ter beschikking staat aan de decodeerinrichting G. Deze informatie kan bestaan uit: (1) informatie, welke wordt uitgezonden in het besturingssig-,_ naai, coincident met de sleutelinformatie (een "goed/fout"-besturings- 15 patroonaanpassing of een ander decodeersignaal); (2) informatie als bij (1), doch waarbij deze informatie via het besturingssignaal op een eerder of later tijdstip wordt uitgezonden; (3) informatie, welke permanent is opgeslagen in de inrichting (zoals een beveiligd identificatienummer, waarbij "beveiligd" betekent 20 niet bekend aan de abonnee); (4) informatie, welke eerder of later via de telefoon bij hetzelfde of bij een ander telefoongesprek wordt uitgezonden, zoals voor een contantbetalings/eindbetalings-schema, of voor een kortingsplan voor grote gebruikers; of 25 (5) een combinatie van deze methoden.

Een groot voordeel van dit stelsel is het vermogen van elk televisienetwerk om een gewenste variatie van het sleuteltoevoerschema te verschaffen onder gebruik van methoden, zoals deze hier zijn beschreven. Dit is mogelijk omdat elk netwerk zijn eigen besturingssignalen en telefoonsignalen 30 levert en deze signalen kan gebruiken voor het specificeren van de reeks van handelingen, die door de decodeerinrichting G tijdsgetrouw worden uitgevoerd.

Dit stelsel kan ook van voordeel zijn bij netwerken, welke hun programma's niet op een betalingsbasis wensen uit te zenden. Deze net-35 werken kunnen nog steeds berichten in de eenheid 18 weergeven indien het programmesignaal de geschikte hulpsignalen omvat, die daarbij weergeef signalen bevatten.

8520023 -16-

De besteloproepprocedure van dit stelsel kan worden gebruikt voor een opinieonderzoek van de abonnees teneinde hun antwoorden te verkrijgen op vragen, welke op de weergeefinrichting 42 van de eenheid 18 optreden of in een programma, dat wordt waargenomen, worden aangeboden.

5 Het bovenbeschreven stelsel is één bepaald voorbeeld volgens de uitvinding. Het is uit de verschillende onderstaande opmerkingen duidelijk, dat een normale vakman in het stelsel 10 vele modificaties bin- •n nen het kader van de uitvinding kan aanbrengen.

Het programmasignaal is niet beperkt tot een signaal met een 10 bepaalde frequentie of een signaal dat door een bepaald medium wordt gevoerd. Het signaal kan een televisie-, radio- of ander frequentie-signaal zijn. Het codeerschema kan elke gewenste vorm hebben, welke geschikt is voor de overdracht van een afzonderlijke decodeersleutel in de vorm van een elektronisch uitgezonden bericht, dat in de abonnee-15 eenheid kan worden opgeslagen. Het programma-signaal behoeft slechts te zijn vergezeld van een besturingssignaal voor het activeren van de decodering. Het weergeefinformatiesignaal is optioneel. Het vergezellende besturingssignaal kan naar de abonnee-eenheid in elke geschikte vorm worden overgedragen zolang als dit signaal in een geschikte tijdrelatie 20 staat tot het programmasignaal teneinde een activering van de decodering gelijktijdig met de startperiode van het programma mogelijk te maken.

Ofschoon het de voorkeur verdient het besturingssignaal over hetzelfde / kanaal als het programmasignaal te voeren, is dit niet essentieel en kan het besturingssignaal indien hieraan de voorkeur wordt gegeven over 25 andere draagmiddelen worden gevoerd.

Het massa-aankondigingsverdeelkenmerk van het stelsel 10 is beschreven omdat een dergelijk kenmerk op dit moment operatief is bij het telefoonstelsel van de Verenigde Staten van Amerika. Een telecommunica-tienetwerkkenmerk, dat in staat is om op een besteloproep met een decp-30 deertoets te reageren en dit in een zo korte tijd doet, dat aan de vraag ^ . van programmabestellingen in een aanvaardbare mate wordt voldaan, is geschikt. Zo kan bijvoorbeeld een elektronisch te programmeren huiscen-trale (PBX) worden aangepast voor het vervullen van een dergelijke functie.

35 De manuele vergrendeling bij de abonnee-eenheid kan programma bestellingen weigeren, terwijl noch het waarnemen wordt geweigerd noch 8520023 -17- reeds geplaatste bestellingen worden opgeheven. Onder bepaalde omstandigheden kan het gewenst zijn de abonnee-eenheid te voorzien van een mechanisme om het bestelvermogen buiten werking te stellen indien de eenheid vaststelt, dat het programmasignaal uit het programmakanaal te 5 zwak is om een aanvaardbare weergave van het programma te verkrijgen of wanneer de kans bestaat, dat fouten in de besturingssignalen optreden.

De eenheid kan ook zijn voorzien van een geheugen voor het registreren van de perioden gedurende welke een onbevredigend signaal wordt ontvan- Λ gen. Tot deze informatie kan automatisch toegang worden verkregen op 10 een tijdstip in de toekomst en deze informatie kan door het televisienetwerk voor het besturen van een toekomstige bestelling of eventueel als basis voor een terugstorting worden gebruikt.

De informatie voor weergave kan op het televisiescherm in het _ "invang"-gebied aan de bovenzijde of onderzijde van het scherm in plaats 15 van in de abonnee-eenheid verschijnen. De weergeefinrichting in de eenheid of eventueel buiten het televisiebeeld kan verschillende vormen hebben. De inrichting kan bijvoorbeeld bestaan uit een drukmechanisme, dat als een neveninrichting met de abonnee-eenheid is verbonden.

Het geheugen of de abonnee-eenheid is bij voorkeur van het type, 20 dat zonder energie van buitenaf informatie opgeslagen houdt. Dit maakt het mogelijk, dat aan een abonnee-eenheid decodeersleutelinformatie wordt toegevoerd en daarna voor ontvangst van het programma naar een andere plaats wordt getransporteerd. Hierdoor wordt het mogelijk dergelijke eenheden, welke reeds zijn voorzien van sleutelinformatie, gedu-25 rende een bepaalde tijd of een bepaald programma te huren.

De verbinding van de abonnee-eenheid met de telefoondienstver-leningsinstelling kan ook zodanig zijn, dat deze snoerloos is. Voorts kan de eenheid zijn voorzien van een telemicrofoon en een kiesmechanisme ten gebruike als een telefoontoestel.

30 8520023

Claims (21)

1. Elektronische inrichting voorzien van een programma-ontvanger voor het ontvangen van een prograiranasignaal in gecodeerde vorm uit een signaaldrager, een decodeerinrichting voor het selectief decoderen van het programmasignaal en het naar een ontvanger zenden van dit signaal, 5 en een regelaar om de werking van de decodeerinrichting te besturen, en een abonnee-eenheid, welke van buitenaf kan worden bediend voor het ontvangen van een programmabestelling gekenmerkt door een stelsel voor het opzamelen van de programmabestelling, een schakelaar, welke met een telefoonlijn is verbonden voor het automatisch richten van een bestel-10 ling naar een dienstverleningsnummer in responsie op de programmabestelling, en een geheugen voor het automatisch ontvangen en opslaan van d§7 codeerinformatie, welke via de telefoonlijn wordt geleverd in responsie op de bestellingsoproep voor het programma teneinde het mogelijk te maken, dat de regelaar de decodering inleidt, welke regelaar reageert 15 op besturingssignalen, die met de programmasignalen worden toegevoerd.

2. Inrichting volgens conclusie 1 gekenmerkt door een decodeerinrichting, welke in responsie op een besturingssignaal, dat ook door de programmasignaaldrager wordt geleverd, de schakelaar in werking stelt.

3. Inrichting volgens conclusie 2 gekenmerkt door een weergeef- 20 inrichting voor het weergeven van informatie, welke door het besturingssignaal wordt geleverd voor het verschaffen van programma- en andere informatie aan de gebruiker.

4. Inrichting volgens conclusie 3 gekenmerkt door een kanaalkiezer om tussen verschillende kanalen van programmasignalen, die door de pro- 25 grammasignaaldrager worden geleverd, een keuze te doen.

5. Inrichting volgens conclusie 4 gekenmerkt door een hulpsignaal voor het selectief mogelijk maken, dat een niet-gecodeerd programmasignaal om de decodeerorganen wordt gevoerd.

6. Inrichting volgens conclusie 5, gekenmerkt door een inwendige 30 sleuteldecodeerinrichting, welke dient voor het decoderen van voorafbepaalde programmasignaalkanalen van de ingangsprogrammasignalen.

7. Inrichting volgens conclusie 6 gekenmerkt door afzonderlijk in werking te stellen programmabestellingsorganen, programmabestellings-opslagorganen, decodeeropslagorganen en decodeeractiveerorganen, die 8520023 -19- individueel met elk kanaal samenwerken en met ten minste twee verschillende bestellingsoproeptelefoonnummers kunnen werken.

8. Inrichting volgens copnclusie 7 gekenmerkt door een detector om het bestellen van een programmasignaal, waarvan wordt vastgesteld, dat 5 dit te zwak is om op de juiste wijze te worden ontvangen, te beletten.

9. Inrichting volgens conclusie 8 met het kenmerk, dat de weergeef-inrichting een alfanumerieke weergeefinrichting is.

10. Werkwijze voor het besturen van de decodering van een gecodeerd .*· signaal gekenmerkt door het ontvangen van een bestellingsoproep uit een 10 abonnee-eenheid via een telefoonlijn, en het daarop reageren door over deze lijn de decodeersleutelinformatie terug te zenden, die bestemd is om in die eenheid te worden opgeslagen zonder dat het nodig is, dat de abonnee-eenheid zichzelf identificeerd.

11. Werkwijze volgens conclusie 10 met het kenmerk, dat bij het 15 reageren besturingssignalen naar de eenheid tezamen met de decodeersleutelinformatie worden gezonden.

12. Werkwijze volgens conclusie 11 met het kenmerk, dat bij het reageren informatiesignalen naar de eenheid tezamen met de decodeersleutelinformatie worden gezonden, waarbij de informatiesignalen be- 20 stemd zijn om een weergeefinrichting ter plaatse van de abonnee te adresseren.

13. Werkwijze volgens conclusie 10 met het kenmerk, dat eerst besturingssignalen naar de abonnee-eenheid gelijktijdig met het gecodeerde signaal worden gezonden om het in Werking stellen van de deco- 25 deerinrichting van de abonnee-eenheid te bepalen.

14. Werkwijze volgens conclusie 13 met het kenmerk, dat tweede besturingssignalen naar de abonnee-eenheid onafhankelijk van het res-ponsiesignaal worden gezonden om het in werking stellen van de bestel-lingsoproepuitrusting van de eenheid te besturen.

15. Werkwijze volgens conclusie 14 met het kenmerk, dat de tweede besturingssignalen de gecodeerde signalen op dezelfde drager vergezellen.

16. Werkwijze volgens conclusie 14 met het kenmerk, dat weergeef-informatie tezamen met ten minste één van de eerste en tweede besturings-35 signalen voor weergave ter plaatse van de abonnee wordt uitgezonden. 8520023 -20- * . »

17. Stelsel voor het besturen van de toegang van een abonnee tot een signaal gekenmerkt door organen voor het coderen van het signaal en het overdragen van het signaal naar een abonnee-decodeereenheid, telefoonorganen, welke met de abonnee-eenheid zijn verbonden en bestemd zijn 5 voor het ontvangen van programmabestellingsoproepen uit de eenheid, welke organen op de bestellingen reageren door naar de eenheid via de telefoonorganen de sleutelinformatie te zenden, welke voor de eenheid nodig is om het signaal te decoderen, indien de inrichting in werking «0» is, en organen om een eerste besturingssignaal naar de eenheid tezamen 10 met het programmasignaal te zenden, waarbij het eerste besturingssignaal dient om de eenheid voor het decoderen van het programmasignaal in werking te stellen.

18. Stelsel volgens conclusie 17 gekenmerkt door organen om tweede_ besturingssignalen naar de eenheid tezamen met de sleutelinformatie over 15 de telefoonorganen te zenden.

19. Stelsel volgens conclusie 18 gekenmerkt door organen om weergeef-informatie tezamen met ten minste één van de eerste en tweede besturingssignalen uit te zenden.

20. Stelsel volgens conclusie 17 met het kenmerk, dat de eerste be-20 sturingssignalen signalen omvatten om de bestellingsoproephandeling van de abonnee-eenheid mogelijk te maken.

21. Stelsel volgens conclusie 20 gekenmerkt door organen, welke in responsie op het aantal uit abonnee-eenheden ontvangen bestellingsoproe-pen het inschakelen van de bestellingsoproep van de resterende abonnee- 25 eenheden door middel van de eerste besturingssignalen bepalen. 8520023