NL8503155A - Werkwijze en inrichtingen voor het bekleden van industrieovens of andere ruimtes waarin zeer hoge temperaturen optreden. - Google Patents

Werkwijze en inrichtingen voor het bekleden van industrieovens of andere ruimtes waarin zeer hoge temperaturen optreden. Download PDF

Info

Publication number
NL8503155A
NL8503155A NL8503155A NL8503155A NL8503155A NL 8503155 A NL8503155 A NL 8503155A NL 8503155 A NL8503155 A NL 8503155A NL 8503155 A NL8503155 A NL 8503155A NL 8503155 A NL8503155 A NL 8503155A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
wall
support
carrier
oven
fiber mat
Prior art date
Application number
NL8503155A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Promat
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Promat filed Critical Promat
Publication of NL8503155A publication Critical patent/NL8503155A/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F27FURNACES; KILNS; OVENS; RETORTS
    • F27DDETAILS OR ACCESSORIES OF FURNACES, KILNS, OVENS, OR RETORTS, IN SO FAR AS THEY ARE OF KINDS OCCURRING IN MORE THAN ONE KIND OF FURNACE
    • F27D1/00Casings; Linings; Walls; Roofs
    • F27D1/0003Linings or walls
    • F27D1/0006Linings or walls formed from bricks or layers with a particular composition or specific characteristics
    • F27D1/0009Comprising ceramic fibre elements
    • F27D1/002Comprising ceramic fibre elements the fibre elements being composed of adjacent separate strips

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Ceramic Engineering (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Furnace Housings, Linings, Walls, And Ceilings (AREA)
  • Treatment Of Fiber Materials (AREA)
  • Thermal Insulation (AREA)

Description

VO 7466
Werkwijze en inrichtingen voor het bekleden van industrieovens of andere ruimtes waarin zeer hoge temperaturen optreden.
De uitvinding betreft een werkwijze en inrichtingen voor het bekleden van industrieovens of andere ruimtes waar zeer hoge temperaturen optreden, met warmtelsolerende, tegen hoge temperaturen bestendige vezelmatstroken of -stukken, waarvan de vezelrichting in hoofd-5 zaak loodrecht verloopt op de binnenwand van de oven, en welke naast elkaar of op elkaar liggend, vast ineengedrukt tegen de binnenwand van de oven bevestigd worden met bevestigingsinrichtingen, welke van de cvenwand uitstekende dragers en zich ongeveer evenwijdig aan de oven-wand uitstrekkende staken bevatten, waarop de vezelmatstukken opgeregen 10 zijn.
Het is bekend, industrieovens en ruimtes die bloot staan aan hoge temperaturen te bekleden met vezelmatstroken, welke dicht opeen samengevouwen en stevig tezamen gedrukt op staken van bevestigings-beugels worden opgeregen (DE-PS 22 31 658). De op deze wijze geprefa-15 briceerde vezelblokken worden dan naast en boven elkaar hetzij rechtstreeks aan de ovenwand bevestigd of vóór een achterste isolatie aangebracht op draagpennen, welke aan de binnenwand van de oven bevestigd zijn en door die achterste isolatie heenreiken. Deze bekende binnenwand-bekleding heeft het nadeel, dat weliswaar de wikkelingen van de vezel-20 matstroken van de afzonderlijke blokken onder voorspanning op elkaar liggen, doch dat tussen de afzonderlijke blokken voegen open kunnen blijven, aangezien het niet mogelijk is, de blokken bij het inbouwen tegen elkaar vast te spannen. Gewoonlijk bedraagt de lengte van de te beschermen wanden ook niet nauwkeurig een geheel veelvoud van de vezel-25 bloklengte, zodat ten minste aan één einde van de te beschermen wand vezelblokken geopend en onderverdeeld moeten worden, om hiermede de aanwezige leemte op te vullen, welke smaller is dan overeenkomt met de lengte van een vezelblok. Gok op deze plaatsen lukt het dikwijls niet, de bekleding in dezelfde kwaliteit te vervaardigen, als over de rest 30 van het wandvlak, waar de geprefabriceerde vezelblokken ongeschonden bevestigd kunnen worden.
Voor het isoleren van buizen en andere langgerekte bouwelementen in ovens is het bekend, ringvormige vezelmatstukken, waarvan de
r I
-2- vezelrichting in hoofdzaak loodrecht verloopt op de te beschermen buis, om de buis te leggen en op te steken op staken van bevestigingsbeugels, welke aan de buis worden vastgeklemd, (DE-GM 84 07 841)· De hierbij toegepaste bevestigingsbeugels zijn aan weerszijden voorzien van staken, 5 welke in er vóór en achter aangepaste vezelringen grijpen. Bij deze bekende constructie is het moeilijk, die vezelmatringen zo ver samen te drukken als het voor een voldoende brandwering van de wanden van industrieovens of andere, aan hoge temperaturen blootstaande ruimtes vereist is, aangezien er hiervoor geen geschikte inrichtingen beschik-10 baar zijn en de klembevestiging van de bevestigingsbeugels aan de buis niet voldoende weerstand biedt.
Voorts is een bekleding tegen hoge temperaturen voor industrieovens bekend (DE-OS 24 18 096), waarbij een aantal vezelmatstukken op staken van een bevestigingsinrichting worden opgestoken en worden 15 samengedrukt, waarbij een op het einde van de staak opgeschroefde moer met daaronder gelegde klemplaat ervoor zorgt, dat de opgeregen vezelmatstukken in axiale richting van de staken bijeen worden gehouden.
De staken zijn bevestigd aan het vrije been van draaghoekstukken, welke na het tegen de ovenwand aan zetten van de vezelblokken worden vastge-20 last en in het bereik van de moeren en klemplaten van de volgende vezelblokken zijn voorzien van uitsparingen.
Deze bekende inrichting heeft het nadeel, dat elk vezelblok slechts aan die rand bevestigd en vastgehouden wordt, waaraan zich de, als drager voor de staken dienst doende, hoekvormige draagrail bevindt-25 Aan de tegenovergelegen rand wordt het vezelblok slechts door wrijving tegen het naburige vezelblok vastgehouden. Hierbij kan het voorkomen, dat het houvast tussen naburige vezelblokken tijdens bedrijf van de oven losraakt en op deze plaatsen scheuren en spleten optreden, waardoorheen de hitte in het inwendige van de oven tot aan de draaginrich-30 tingen en de buitenwand van de oven kan komen.
Doel van de uitvinding is nu, een werkwijze en inrichtingen voor het bekleden van industrieovens of andere, aan hoge temperaturen blootstaande ruimtes van de in de aanhef nader gedefinieerde soort aan te geven, waarmee het mogelijk is, afzonderlijke, losse vezelmatstukken 35 met ongeveer loodrecht op de ovenwand verlopende vezelrichting op het gehele ovenvlak met gelijkblijvende voorspanning in te bouwen en een « « -3- dichte aansluiting ter plaatse van de voegen niet slechts tussen de vezelmatstrokan van de hoofdbekleding doch ook tussen deze en een eventueel in te bouwen achterste isolatie te bereiken. Hierbij is het de bedoeling dat de bevestigingsinrichtingen zodanig uitgevoerd zijn, dat 5 zij voor de erop geregen vezelmatstukken over de volle lengte van de staken veilig en betrouwbaar houvast geven en ook zonder toepassing van extra drukinrichtingen zodanig kunnen worden ingebouwd, dat zich ter plaatse van de overgangsplaatsen tussen naburige vezelblokken geen opengaande spleten kunnen vormen.
10 Dit doel wordt met de volgens de uitvinding voorgestelde werk wijze bereikt, doordat de dragers van de bevestigingsinrichtingen in een aantal, ten opzichte van de binnenwand ongeveer loodrechte en ongeveer op afstand van de staaklengte naast elkaar aangebrachte vlakken op elkaar volgend tegen de binennwand worden bevestigd, waarbij de 15 vezelmatstukken op de staken van de telkens bevestigde bevestigings- inrichting cpgestoken en ineengedrukt worden, alvorens de bevestigingsinrichtingen van het eerstvolgende verdere vlak, onder samenpersing van de vezelmatstukken tegen de binnenwand bevestigd worden.
Met een dergelijke werkwijze is het mogelijk, binnenwanden van 20 industrieovens of andere ruimtes die aan hoge temperaturen blootstaan van willekeurige vorm en grootte te voorzien van een vezelmatbekleding, welke over het gehele wandvlak homogeen is, dat wil zeggen over dat gehele vlak dezelfde voorspanning heeft, aangezien op elk van de vezelmatstukken een even grote aandrukkracht in langsrichting van de te 25 beschermen wand wordt uitgeoefend. Aangezien de bekleding ter plaatse wordt vervaardigd en het mogelijk is, de staken van de bevestigingsinrichtingen naar behoefte te buigen, kunnen ook gebogen wandvlakken volgens de uitgevonden werkwijze worden geïsoleerd.
Teneinde een bijzonder goed houvast van de vezelmatstukken 30 tegen de binnenwand te bereiken, welk houvast op zichzelf reeds door de te bereiken voorspanning wordt bepaald, is het doelmatig, wanneer de bevestigingsinrichtingen van het eerstvolgende verdere vlak op de staken van de voorafgaande bevestigingsinrichtingen worden opgestoken, alvorens zij tegen de binnenwand worden bevestigd. De staken worden dan 35 aan hun aanvankelijk vrije einden door de eerstvolgende bevestigings- inrichting vastgehouden, waarbij er evenwel voor gezorgd is, dat zij in f ί -4- ten minste één van de bevestigingsinrichtingen bij verwarming in de langsrichting onbelemmerd kunnen uitzetten.
Aangezien de temperatuur van de isolerende laag van de, naar de aan hoge temperatuur blootgestelde ruimte toe gekeerde zijde naar de 5 dragende ruimtewand toe afneemt, is het doelmatig, voor het opsteken of oprijgen van de vezelmatstukken een achterste isolatielaag in te brengen, welke een geringere isolerende werking kan hebben en welke tussen de binnenwand en aan de dragers van de bevestigingsinrichtingen aangebrachte klemelementen wordt ingespannen. Hierbij kan de achterste 10 isolerende laag op draagtappen worden verankerd, welke op afstand van de bevestigingsinrichtingen aan de binnenwand van de oven bevestigd worden, en waarmee de dragers van de bevestigingsinrichtingen achtereenvolgens worden verbonden. Op deze wijze is het mogelijk, de achterste isolatie reeds veilig en betrouwbaar tegen de binnenwand van de 15 ruimte welke blootgesteld is aan hoge temperatuur, vast te houden, alvorens de hoofdisolatie wordt ingebracht.
Voor de achterste isolatielaag kan chamotte of een ander, vuurvast materiaal worden toegepast. Bijzonder doelmatig is het evenwel, voor die achterste isolatielaag een warmteïsolerend, temperatuurbesten-20 dig vezelmateriaal, bijvoorbeeld minerale vezels of glasvezels toe te passen, welk materiaal bij het inbouwen van de bevestigingsinrichtingen dwars op de binnenwand van de oven wordt samengedrukt door de op die bevestigingsinrichtingen opgeregen vezelmatstukken. Hierdoor worden voegen en spleten ook tussen de hoofdbekleding en de achterste isola-25 tielaag vermeden en wordt een homogeniteit van de bekleding over de volle dikte van de isolatie verkregen. De dragers, respectievelijk de draagtappen voor de dragers van de bevestigingsinrichtingen kunnen op eenvoudige wijze door stompe elektrische lassen op de binnenwand van de industrieoven worden bevestigd.
30 Een inrichting volgens de uitvinding voor het bevestigen van een bekleding uit tegen hoge temperaturen bestendige en warmteïsole-rende vezelmatstroken of -stukken aan de binnenwand van een industrieoven op een andere ruimte die aan hoge temperaturen blootstaat, bestaande uit ten minste één, de vezelmat dragende staak en ten minste één, 35 aan de binnenwand van de oven te bevestigen drager voor het uitvoeren van de hierboven toegelichte werkwijze wordt gekenmerkt, doordat de -5- staak aan het vrije einde van de drager bevestigd is en dat de drager op geringe afstand van een staak is voorzien van een gat voor het daarin brengen van die staak van een andere bevestigingsinrichting.
Voorts kan de drager op afstand van zijn aan de binnenwand te 5 bevestigen einde zijn voorzien van een opening voor het inbrengen van een kienelement, dat op een eventueel aanwezige achterste isolatie drukt en deze tegen de binnenwand aandrukt en vasthoudt. De opening in de drager kan zijn voorzien van getande randen, terwijl het klemelement op doelmatige wijze als wigplaat is uitgevoerd, welke op verschillende 10 afstanden van het te bevestigen einde van de drager in de opening daarvan kan worden ingebracht en aan de bovenzijde en/of onderzijde is voorzien van grendelend werkzame iigplaatsnokken of -verdiepingen, welke achter de getande randen van de opening grijpen of waarin deze ingrijpen. Door deze uitvoering is het mogelijk, het klemelement op verschil-15 lende afstanden van de binnenwand van de ruimte welke blootgesteld is aan hoge temperaturen, aan te brengen, naargelang van de dikte van die eventueel voor de te isoleren ruimte bestemde, achterste isolatie. Ter bevestiging van de wigplaten is geen gereedschap nodig terwijl de beves-tigingsinrichtingen voor vezelmatbekladingen van onderling verschillen-20 de dikte en samenstelling toe te passen zijn.
De drager van de bevestigingsinrichting wordt op voordelige wijze als smalle draagplaat uitgevoerd en is aan zijn, aan de binnenwand van de oven te bevestigen einde voorzien van een draagtap voor het vastlassen tegen de binnenwand. 3ij een andere uitvoeringsvorm kan de 25 draagplaat van de drager aan zijn naar de binnenwand toe gekeerde einde zijn voorzien van een flens, bijvoorbeeld van een omgebogen rand, welke op de draagtap te bevestigen is. Deze uitvoering biedt het voordeel, dat aanvankelijk een achterste isolatie op de draagtappen kan worden opgestoken en met op de draagtappen vast te klemmen klemmen kan worden 30 bevestigd, alvorens later de vezelmatstukken van de hoofdisolatie worden ingebouwd en met hun bevestigingsinrichtingen worden geborgd, welke dan op de draagtappen vastgelast worden of hierop worden vastgeschroefd dan wel op andere wijze worden bevestigd.
Bij een bijzonder doelmatige uitvoeringsvorm van de bevesti-35 gingsinrichting heeft het gat in de drager aan zijn omtreksrand ten minste één aan de rand open uitsparing terwijl de staak op zijn buiten- * ï -6- omtrek is voorzien van ten minste één, in die uitsparing passend uitsteeksel, dat in de axiale richting een begrensde lengte-uitgestrekt-heid heeft.
Deze nadere uitwerking biedt het voordeel, dat de vezelmatstuk-5 ken voordat zij worden gemonteerd op de staken opgestoken en tot vezel-blokken samengeperst kunnen worden, welke blokken dan met de uit het vezelblok reikende punt van de staak in een gat van een tevoren tegen de ovenwand vastgelaste of vastgeschroefde bevestigingsinrichting ingestoken en door het eenvoudig draaien hieraan vastgezet kunnen worden. 10 Hierdoor worden de uit een aantal vezelmatstukken bestaande vezelblok-ken in axiale richting van de staken niet slechts aan weerseinden vastgehouden, doch wordt tegelijkertijd tussen opeenvolgende staken een trekvaste verbinding tot stand gebracht, welke het in stand houden van de voorspanning tussen de samengedrukte vezelmatstukken waarborgt.
15 Na het inbrengen en vastzetten van de staken in de telkens voorafgaande draaginrichting kan dan die draaginrichting van deze staak na het draaien in de juiste stand onbezwaarlijk aan de ovenwand bevestigd, bijvoorbeeld vastgelast worden, waarbij geen bijzondere drukinrichting vereist is om de drager in de stand te houden.
20 Aangezien het uitsteeksel in axiale richting een begrensde langs-uitgestrektheid heeft, kan de staak bij verwarming in langsrich-ting onbelemmerd uitzetten.
Het is doelmatig, wanneer het uitsteeksel op de staak ten opzichte van de uitsparing aan het gat in de drager over een hoek ver-25 sprongen ligt. Bij draaiing van de staak komt het dóór de uitsparing van de voorafgaande drager binnengetreden uitsteeksel uit het bereik van de uitsparing en komt te liggen achter de rand van het gat in de drager, waarbij tegelijkertijd de drager in een stand komt, waarin die drager tegen de overwand kan worden bevestigd.
30 Teneinde dezelfde bevestigingsinrichting universeel ook met minder vezelmatstukken te kunnen toepassen, is het doelmatig, wanneer op de staak een aantal uitsteeksels op axiale afstand uiteen aangebracht zijn. Er is dan steeds een uitsteeksel, dat na draaiing van de staak dienst doet voor het vastzetten, wanneer de punt van de staak in 35 het gat van de voorafgaande drager en in de daarvóór aangebrachte vezelmatstukken ingebracht werd.
* » -7-
Teneinde de op de staken opgeschoven vezelmatstukken totdat ze ingebouwd worden in de juiste stand te houden, kan zijn voorzien in op de staken op te schuiven klemplaten, welke een boring en een aan de omtrek daarvan aangebrachte verwijding bevatten, welke naar gedaante 5 en grootte overeenkomen met het gat en de aan de rand open uitsparing in de drager. Na het opsteken van de vezelmatstukken wordt dan telkens een klemplaat op een staak opgeschoven, waarbij de vezelmatstukken op de gewenste wijze worden samengedrukt. Vervolgens wordt de klemplaat ten opzichte van de staak verdraaid, zodat het uitsteeksel aan die 10 staak uit het bereik van de verwijding komt en achter de rand van de boring in de klemplaat komt te liggen en deze belemmert, onder de druk van de expanderende vezelmatstukken weer van de staak af te glijden.
Een bijzonder gunstige constructie wordt verkregen, wanneer het gat in de drager is voorzien van twee diametraal tegenover elkaar gele-15 gen uitsparingen en wanneer de staak een aantal, op axiale afstand uiteen aangebrachte paren diametraal tegenover elkaar gelegen uitsteeksels bevat, welke passen in de uitsparingen en ten opzichte daarvan over 90° versprongen zijn. De staken nemen dan nadat zij gedraaid zijn ten opzichte van de dragers op twee tegenover elkaar gelegen plaatsen tegen 20 de gatrand steun, waarbij ervoor gezorgd is, dat die staken meer of minder ver in de voorafgaande vezelblokken ingestoken, gedraaid en vastgezet kunnen worden.
Teneinde een gelijkmatige verdichting van de vezelmatstroken bij het inbouwen ter plaatse te bereiken, wanneer deze niet, zoals in 25 het voorgaande beschreven, tot geprefabriceerde vezelblokken zijn samengevoegd, is volgens de uitvinding voorzien in een inrichting voor het samendrukken van de vezelmatstroken of -stukken tegen de binnen-wancbekleding van een industrieoven of een andere ruimte die is blootgesteld aan hoge temperaturen, welke inrichting in hoofdzaak bestaat 30 uit een tegensteun, welke kan steun nemen tegen de bevestigingsinrich-tingen, een tegen die matstroken of -stukken aan te leggen drukplaat en een tussen de tegensteun en de drukplaat aangebrachte spreidinrichting, welke steun neemt tegen de tegensteun en werkzaam is op de drukplaat.
Met een dergelijke, eenvoudige spaninrichting is het mogelijk, 35 de vezelmatstroken op elkaar liggend in te bouwen en over hun volle oppervlak met grote kracht samen te drukken, alvorens die vezelmat- -8- stroken in hun samengedrukte toestand door de aan de binnenwand met bevestigingsinrichtingen, respectievelijk met de hieraan bevestigde draagtappen geborgd worden.
De tegensteun bestaat op doelmatige wijze uit ten minste twee 5 trekstaven en een, die trekstaven aan één van hun einden op zijwaartse afstand van twee bevestigingsinrichtingen verbindende traverse, waarop de spreidinrichting aangrijpt. De trekstaven zijn aan hun andere einden voorzien van ten minste telkens één naar opzij uitstekend haakdeel, dat achter de drager van een reeds aan de binnenwand van de oven beves-10 tigde bevestigingsinrichting grijpt.
Een dergelijke tegensteun kan op eenvoudige wijze met zijn trekstaven achter twee bevestigingsinrichtingen worden gehangen en neemt de spankrachten op, welke door de spreidinrichting bij het samendrukken van de op de bevestigingsinrichting opgestoken vezelmatstukken worden 15 uitgeoefend. De tegensteun neemt hierbij met in hoogte verstelbare steunen steun tegen de binnenwand van de oven, zodat die tegensteun zich nog vóór een eventueel aan te brengen achterste isolatie kan bevinden. Teneinde met enerzijds onderling verschillende zijwaartse afstanden van de in een vlak aangebrachte bevestigingsinrichtingen reke-20 ning te houden en anderzijds ook met onderling verschillend dikke achterste isoleringen, kan de traverse in de dwars- en de langsrichting van de trekstaven verstelbaar aan die trekstaven bevestigd zijn.
De drukplaat van de voorspaninrichting is op de trekstaven verplaatsbaar en bevat in het bereik van de bevestigingsinrichtingen uit-25 sparingen ter grootte van de draagplaten. Hierdoor is het mogelijk, na het bereiken van de gewenste voorspanning de dragers van de eerstvolgende verdere bevesgtigingsinrichtingen in het bereik van de uitsparingen op de aldaar verschijnende staken van de voorafgaande bevestigingsinrichtingen op te schuiven en in het vlak van de drukplaat 30 tegen de binnenwand van de oven vast te lassen. De samengedrukte vezelmatstukken kunnen dan niet meer opveren en een deel van hun voorspan-ning verliezen, wanneer de drukplaat van de spaninrichting wordt verwijderd en de tegensteun wordt afgenomen.
De spreidinrichting kan een drukhefboom zijn, welks éne einde 35 een gebogen glijplaat of een rol draagt, welke over de drukplaat verplaatsbaar, respectievelijk erover afrolbaar is. In plaats daarvan kan t * -9- de spreidinrichting ock worden gevormd door een kniehefbccm, welks êne been scharnierbaar is bevestigd aan de traverse en welks andere been scharnierbaar is bevestigd aan de drukplaat.
Verdere kenmerken en voordelen volgens de uitvinding blijken 5 uit de hieronder volgende beschrijving en de tekening, waarin voorkeurs-uitvceringsvormen volgens de uitvinding aan de hand van uitvoerings-voorbeelden nader worden toegelicht.
fig. 1 is een gedeeltelijke langsdoorsnede van de bekleding van een industrieoven met vezelmatstukken; 10 fig. 2 is een met fig. 1 corresponderende, schematische langs doorsnede van een bekleding van een industrieoven met enigszins andere bevestigingsinrichtingen en een inrichting voor het samendrukken van de vezelmatstroken voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding; 15 fig. 3 is een langsdoorsnede op vergrote schaal volgens de lijn III-ÏII in fig. 4 van één der in fig. 2 weergegeven bevestigingsinrichtingen; fig. 4 is een aanzicht in pijlrichting IV van de bevestigings-inrichting volgens fig. 3; 20 fig. 5 is een bovenaanzicht van het bij de bevestigingsinrich- ting volgens de fig. 3 en 4 toegepaste klemelement voor het vastklemmen van de achterste isolatielaag; fig. 6 toont, schematisch en in perspectief een gedeelte van de industrieovenbekleding met de in fig. 2 weergegeven inrichting voor 25 het samendrukken van de vezelmatstroken; fig. 7 is een perspectivisch aanzicht met uiteengeplaatste onderdelen van de in fig. 6 weergegeven inrichting voor het samendrukken van de vezelmatten, waarbij de afzonderlijke onderdelen van die inrichting te zien zijn; 30 fig. 8 is een schuin aanzicht van twee anders uitgevoerde be vestigingsinrichtingen volgens de uitvinding in een stand ten opzichte van elkaar, alvorens die inrichtingen worden samengevoegd; fig. 9 is eveneens een schuin aanzicht van de bevestigingsinrichtingen volgens fig. 8 in met elkaar verbonden toestand; 35 fig. 10 is een schuin aanzicht van een deel van een staak van een andere uitvoeringsvorm van een bevestigingsinrichting volgens de -10- uitvinding, zoals deze voor het vervaardigen van voor inbouw gerede vezelblokken wordt toegepast, met bijbehorende klemplaat; en fig. 11 is een zijaanzicht, dat de montage verduidelijkt van een aantal vezelblokken met bevestigingsinrichtingen volgens de fig.
5 8-10.
In fig. 1 is met het verwijzingscijfer 10 een binnenwand van een industrieoven of een andere, aan hoge temperaturen blootgestelde ruimte aangeduid, welke binnenwand een zijwand of een bodemwand, dan wel een bcvenwand van de oven kan zijn en bij het hier weergegeven uit-10 voeringsvoorbeeld bestaat uit metaalplaat. Op de binnenzijde 10a van deze binnenwand is een bekleding 11 aangebracht ter bescherming van die binnenwand 10 van de industrieoven, welke bekleding bestaat uit een achterste isolatielaag 12 en een hoofdisolatielaag 13. De hoofdisolatielaag 13 is naar de inwendige ruimte 14 van de oven toe gekeerd en wordt 15 rechtstreeks blootgesteld aan de in de inwendige ruimte van de oven heersende, hoge temperaturen, zoals met pijlen 15 in fig. 1 aangeduid.
De hoofdisolatielaag 13 bestaat uit ongeveer rechthoekige vezelmat-stukken 16, waarvan de vezelrichting 17 in hoofdzaak loodrecht verloopt op de binnenwand 10 van de oven en welke dicht op elkaar liggen. De 20 hoofdisolatielaag kan ook uit een vezelmatstrook bestaan, welke zigzagvormig is samengevouwen, zodanig dat zijn afzonderlijke "windingen" dicht op elkaar liggen en de vezelrichting eveneens in pijlrichting 17 verloopt. De matstroken of -stukken bestaan uit een warmteïsolerend, tegen hoge temperaturen bestendig vezelmateriaal, bijvoorbeeld uit 25 fibersilicaatvezels of keramische vezels, welke bestand zijn tegen de hoge temperaturen, welke in de inwendige ruimte 14 van de oven optreden.
De achterste isolatielaag 12 is aangebracht tussen de hoofdisolatielaag 13 en de binnenwand 10 van de oven. Die achterste isola-30 tielaag wordt niet rechtstreeks blootgesteld aan de hoge, in de inwendige ruimte 14 van de oven heersende temperaturen en kan derhalve uit minder hittebestendig en daardoor ook goedkoper materiaal, bijvoorbeeld uit minerale vezels of glasvezels bestaan. Aangezien deze achterste isolatielaag ook niet mechanisch wordt belast, is een bijzondere 35 samendrukking niet vereist. Het is ook mogelijk, voor de achterste isolatielaag een keramische stampmassa, chamotte/of dergelijke toe te passen, wanneer hiermee bijzondere voordelen kunnen worden bereikt.
-11-
Slijkens fig. 1 is de bekleding 11 aan de binnenwand 10 bevestigd met bevestigingsinrichtingen, welke in hun geheel met 18 zijn aangeduid. Bij de in fig. 1 weergegeven uitvoeringsvorm bestaat elke beves-tigingsinrichting uit een drager 21, een staak 27 en een cilindrische 5 draagtap 19, welke van de ovenwand 10 naar binnen uitstekend hieraan is vastgelast en is voorzien van een punt 20. De draagtappen 19 zijn op een voorafbepaalde afstand a in de langsrichting naast elkaar en op een afstand b (fig. 6} naar opzij naast elkaar aangebracht. Hun lengte is iets groter, dan overeenkomt met de dikte d van de achterste isolatielaag 12, 10 welke op de draagtappen 19 is opgestoken en door deze op zijn plaats wordt gehouden.
Op de draagtap 19 van elke bevestigingsinrichting 18 is een drager 21 bevestigd, welke zich in dezelfde richting uitstrekt, als de draagtap 19 en tot in de hoofdisolatielaag 13 reikt. De drager 21 be-15 staat uit een ongeveer rechthoekige draagplaat 22, welke aan zijn naar de binnenwand 10 toe gekeerde einde 22a is voorzien van een ongeveer haaks omgebogen flens 23, waarin een boring 24 is aangebracht, waarmee de flens 23 op de draagtap 19 opgestoken en hieraan door middel van een moer 25 of op andere wijze bevestigd kan worden.
20 Onder de flens 23 van de drager 21 is aan de draagtap 19 een clip 26 vastgeklemd of opgeschroefd, welke als oplegging dienst doet voor de drager 21 en waarmee de achterste isolatielaag aan de binnenwand 10 wordt vastgehouden tot het aanbrengen van de hoofdisolatielaag 13 en tot de bevestiging van de drager 21, zodat die achterste isolatie-25 laag niet omlaag kan vallen.
Aan het vrije einde 22b van de drager 21 is een staak 27 vastgelast, welke zich ongeveer evenwijdig aan de binnenwand 10 van de industrieoven uitstrekt en waarop een samengevouwen vezelmatstrook of de vezelmatstukken 16 zijn opgestoken, welke een montage-eenheid ter 30 lengte a vormen. De vezelmatstukken 16 zijn in langsrichting van de binnenwand, dat wil zeggen dwars op hun vezelrichting 17, met een speciale samendrukinric'nting samengedrukt, die hieronder nog nader zal worden beschreven.
Op geringe afstand van de staak en aan de naar de binnenwand 10 35 toegekeerde zijde daarvan is in de drager 21 een gat 28 aangebracht, waarvan de diameter iets groter is, dan de diameter van de staak 27.
-12-
In dit gat 28 wordt de punt 27a van de staak 27 van de naburige beves-tigingsinrichting 18 ingebracht, wanneer de vezelmatstukken 16 worden samengedrukt en de eerstvolgende verdere bevestigingsinrichting 18, tegen de kopzijde van de vooraf ingebrachte montage-eenheid aan liggend 5 aan zijn draagtap 19 wordt bevestigd. Deze montagewerkwijze wordt hieronder nog nader toegelicht. De staken 27 bestaan bij voorkeur uit stalen staven met cirkelrarmig dwarsprofiel en een punt, welke ten opzichte van de binnenwand 10 convex of concaaf gebogen en daardoor ook aan gebogen wanden, inspringende of uitspringende hoeken of wanduitsteeksels 10 kunnen worden aangepast.
Blijkens fig. 1 is de dikte D van de hoofdisolatielaag 13 groter, dan de dikte d van de achterste isolatielaag 12 en liggen de be-vestigingsinrichtingen 18 volledig in het inwendige van de bekleding 11. Aangezien de staken 27 aanvankelijk haaks aan de draagplaten 22 vast-15 gelast zijn, moet hun punt 27a in de richting naar de binnenwand 10 worden gedrukt, om deze in het gat 28 van de drager 21 van de naburige bevestigingsinrichting 18 te kunnen inbrengen, aangezien dit gat dichter bij de binnenwand 10 ligt, dan de bevestigingsplaats van de staak aan de drager 21. Door het omlaagdrukken worden ook de op de staak 27 20 opgestoken vezelmatstukken 16 van de montage-eenheid in pijlrichting 17 tegen de achterste isolatielaag 12 gedrukt, waarbij die vezelmatstukken deze laag samendrukken en enigszins verdichten, zodat eventueel aanwezige holten tussen hoofdisolatielaag 13 en achterste isolatielaag 12 volledig worden gesloten.
25 Bij de in de fig. 2-5 weergegeven uitvoeringsvorm van de be kleding 11 zijn de bevestigingsinrichtingen 18 iets anders uitgevoerd.
De drager 21 bestaat weliswaar eveneens uit een rechthoekige draagplaat 22, doch is aan zijn ondereinde 22a voorzien van een draagtap 19, welke rechtstreeks bevestigd is aan de draagplaat 22 en waarmee die draag-30 plaat 22, bijvoorbeeld door stompelektrisch lassen, rechtstreeks tegen de binnenzijde 10a van de binnenwand 10 van oven wordt vastgelast.
Aan het buitenste einde 22b van de draagplaat 22 bevindt zich de staak 27 en daaronder het gat 28, dat iets groter is, dan de diameter van de staak, zodat de punt 27a van de staak van de naburige bevestigings-35 inrichting in langsrichting kan bewegen, wanneer die staak als gevolg van de inwerking van hitte uitzet. Blijkens fig. 4 bevat de draagplaat -13- 22 op afstand van zijn, aan de binnenwand te bevestigen einde 22a een opening 29 voor het inbrengen van een klemelement 30. De opening 29 heeft getande randen 31 en 32, zodat een aantal boven elkaar liggende insteekopeningen 33 zijn gevormd, welke een in hoofdzaak trapeziumvor-5 mige gedaante hebben en naar de staak 27 toe toelopen. Het klemelement 30 is als wigvormige plaat uitgevoerd (fig. 5), en kan in elke van de insteekopeningen 33 en daardoor op variërende afstand van de binnenwand 10 ingestoken worden in de drager 21, welke aan de binnenwand 10 vastgelast is. De wigvormige plaat 30 doet dienst om de achterste isola-10 tielaag 12 neer te drukken en tegen de binnenwand 1C vast te houden; die wigvormige plaat wordt derhalve na het inbrengen van de achterste isolatielaag zodanig in een insteekopening 33 ingestoken, dat die plaat de achterste isolatielaag 12 verend ineendrukt en door de terugstel-krachten van het vezelmateriaal van de achterste isolatielaag 12 naar 15 binnen, dat wil zeggen in de richting naar de inwendige ruimte 14 van de oven toe gedrukt wordt, zodat zijn bovenste zijranden tegen de beide, tegenover elkaar gelegen, schuine vlakken 35 van een insteekopening aan liggen. Om ervoor te zorgen dat het klemelement 30 niet weer uit zijn insteekopening 33 kan wegglijden, is dat klemelement aan zijn naar de 20 inwendige ruimte 14 toe gekeerde oppervlak 36 aan de zijranden voorzien van in langsdoorsnede tandvormige noppen 37, welke grijpen achter de schuine vlakken 35 van de insteekopening 33, waar dat klemelement inge-stcken werd.
Bij het aanbrengen van de bekleding volgens de fig. 1, 2 en 6 25 wordt volgens de uitvinding zodanig te werk gegaan, dat de dragers 21 van de bevestigingsinrichtingen 18 in een aantal, ten opzichte van de binnenwand 10 ongeveer loodrechte en ongeveer op afstand van de staak-lengte a naast elkaar liggende vlakken A, B, C achtereenvolgens aan de binnenwand 10 worden bevestigd, waarbij de vezelmatstukken 16 van elke 30 montage-eenheid, welke uit een bevestigingsinrichting 18 en een bepaald aantal vezelmatstukken 16 bestaat, op de staken 27 van de telkens aan de binnenwand 10 bevestigde bevestigingsinrichting 18 opgestoken en in-eengedrukt worden, alvorens de bevestigingsinrichtingen 18 van het eerstvolgende, verdere vlak B, resp. C onder samenpersing van de vezelmat-35 stukken 16 van de zoeven ingebouwde montage-eenheid tegen de binnenwand 10 bevestigd worden. Bij de uitvoeringsvorm volgens de fig. 2-5 wor- -14- den hierbij de dragers 18 rechtstreeks tegen de binnenwand 10 van de industrieoven vastgelast, terwijl de vezelmatstukken 16 van de voorafgaande montage-eenheid samengedrukt worden. Daarna wordt de achterste isolatielaag 12 ingebracht en worden achtereenvolgens de vezelmatstuk-5 ken 16 op de staak 27 van- de bevestigingsinrichting 18 in het vereiste aantal opgestoken. Daarna worden de vezelmatstukken 16 in de langsrich-ting van de staak ineengedrukt en voor het laatste vezelmatstuk van de ingebrachte montage-eenheid wordt weer een bevestigingsinrichting 18 tegen de binnenwand 10 vastgelast, nadat de punt 27a van de staak 27 in 10 het gat 28 van deze volgende bevestigingsinrichting 18 is ingebracht.
Na het vastlassen van de draagplaat houdt deze draagplaat dan de vezelmatstukken van de voorafgaande montage-eenheid in hun samengeperste toestand.
Bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 1 worden eerst de draagtap-15 pen 10 op afstand van de staaklengte a, welke overeenkomt met de lengte van een montage-eenheid in samengedrukte toestand van de vezelmatstro-ken, tegen de binnenwand 10 in een aantal opeenvolgende vlakken A, B, C vastgelast. Daarna wordt de achterste isolatielaag 12 opgestoken op deze draagtap 19 en met clips 26 geborgd. Daarna wordt, zoals in het 20 voorgaande beschreven, tewerk gegaan, dat wil zeggen dat eerst de drager 21 op de zich in een vlak bevindende draagtappen 19 opgestoken worden en met de moeren 25 worden bevestigd. Daarna worden de vezelmatstukken 16 van de tussen de vlakken A en B aan te brengen montage-eenheden op de staken 27 van de zich in het vlak A bevindende dragers 25 21 opgestoken en in de langsrichting, dat wil zeggen evenwijdig aan de binnenwand 10 van de oven, zover samengedrukt, als voor het bereiken van voldoende mechanische sterkte en de vereiste warmteïsolatie nodig is. In aansluiting daarop worden de in het volgende vlak B aan te brengen bevestigingsinrichtingen 18 tegen het laatste vezelmatstuk 16 aan 30 gezet, waarbij de punten 27a van de staken 27 van de in het vlak A aangebrachte dragers in de gaten 28 worden ingebracht. De dragers worden dan loodrecht op de binnenwand 10 op de draagtappen 19 opgeschoven, waarbij de op de staken 27 van de voorafgaande bevestigingsinrichtingen 18 opgestoken vezelmatstukken 16 in pijlrichting 17, dat wil zeggen 35 loodrecht op de binnenwand 10, op de achterste isolatielaag 12 drukken en deze ineenpersen. De nieuw aangezette dragers 21 in het vlak B wor- - 15- den dan met de moeren 25 aan hun draagtappen 19 vastgeschroefd. Daarna kunnen weer vezelmatstukken 16 op de staken 27 van de zoeven tegen de binnenwand 10 bevestigde drager opgestoken worden, zodat geleidelijk de gehele bekleding van de oven ter plaatse kan worden aangebracht.
5 Ket blijkt dat de klemelementen 30 bij de in de fig. 2-5 weer gegeven uitvoeringsvorm na bevestiging van de dragers 21, doch ook reeds vóór het bevestigen van die dragers aan de binnenwand 10, in de openin-gen 29 kunnen worden ingeschoven, waarbij aanpassing aan uiteenlopende diktes d van de achterste isolatielaag 12 mogelijk is.
10 Om de vezelmatstukken 16 van de hoofdisolatielaag 13 ter plaat se stevig genoeg te kunnen samendrukken en er een voldoende voorspan-ning aan mede te delen, welke noodzakelijk is om de gewenste isolerende werking te bereiken en de uitwerkingen van het thermisch slinken tegen te gaan alsmede om voldoend mechanisch weerstandsvermogen van de vezel-15 bekleding te bereiken, wordt voor het uitvoeren van de uitgevonden werkwijze een samendrukinrichting toegepast, welke het beste blijkt uit de fig. 2, 6 en 7.
Die samendrukinrichting, welke in zijn geheel met verwijzings-cijfer 38 is aangeduid, bestaat in hoofdzaak uit een tegensteun 39, 20 welke tegen de bevestigingsinrichtingen 18 kan steun nemen, uit een drukplaat 56, welke tegen de vezelmatstroken of -stukken 16 kan worden aangelegd, en uit een tussen de tegensteun 39 en de drukplaat 56 aangebrachte spreidinrichting 51, welke enerzijds steun neemt tegen de tegensteun 39 en anderzijds werkzaam is op de drukplaat 56.
25 Zoals nader gedetailleerd uit de fig. 6 en 7 blijkt, wordt de tegensteun 39 gevormd door twee trekstaven 40 en een traverse 41, welke de beide trekstaven aan hun éne einde 40a met elkaar verbindt.
Aan zijn andere einde 40b is elke trekstaaf voorzien van een naar opzij uitstekend haakdeel 42, dat achter de drager 21 van een reeds tegen 30 de binnenwand 10 van de oven bevestigde bevestigingsinrichting 18 kan grijpen, wanneer de trekstaaf opzij aangezet wordt. Aan hun tegenovergelegen einden 40a zijn de trekstaven 40 voorzien van langwerpige gaten 43, waarin verbindingsmiddelen, bijvoorbeeld schroeven of dergelijke kunnen glijden, waarmee de traverse 41 aan de trekstaven 40 worden be-35 vestigd, zodat het mogelijk is, de traverse 41 in langsrichting van de trekstaven 40 te verstellen.
-16-
De traverse 41 wordt gevormd door een hoekvormige drager, welks éne been 44 is voorzien van twee reeksen gaten 45 en 46, en welks andere been 47 is voorzien van twee, zich in de langsrichting van de traverse uitstrekkende, langwerpige gaten 48. Met behulp van de gatenrijen 5 45 en 46 is het mogelijk, de trekstaven 40 in verschillende zijwaartse afstanden van elkaar met schroeven aan de traverse 41 te bevestigen en hierdoor rekening te houden met de zijwaartse afstand b, welke twee in één vlak A, resp. B, resp. C aangebrachte bevestigingsinrichtingen 18 van elkaar hebben. De langwerpige gaten 48 doen dienst voor de bevesti-10 ging van steunen 49, waarmee de traverse 41 steun kan nemen tegen de binnenwand 10 van de oven. Ook deze steunen 49, welke als steun-hoekpro-fielen zijn uitgevoerd, zijn voorzien van langwerpige gaten 50, welke veroorloven, de traverse 41 op verschillende afstanden van de binnenwand 10 van de oven aan de steunen 49 te bevestigen en hierdoor reke-15 ning te houden met verschillende diktes d van de achterste isolatielaag.
De spreidinrichting 51 kan worden gevormd door een kniehefboom, welke enerzijds scharnierbaar is bevestigd in het centrum van de tegen-steunplaat 40 en anderzijds aan die plaats, waar de beide benen 44 en 20 47 van de traverse bijeenkomen, en welks knie-scharnier ongeveer in het midden ligt. Bij de hier weergegeven uitvoeringsvorm is de spreidinrichting 51 een drukhefboom 52, welks éne einde 52a een gebogen glijplaat 53 draagt, welke aan de drukplaat 56 verplaatsbaar is, en welks andere einde 52b ingezet is in de tussen de benen 44 en 47 van de traverse 25 gevormde nis (fig. 2).
De drukplaat 56 heeft een in hoofdzaak rechthoekige vorm en is qua grootte aangepast aan het vlak van de vezelmatstroken 16 van een montage-eenheid, welke telkens wordt ingebouwd. De drukplaat bevat, op zijwaartse afstand b van twee in één vlak A, resp. B, resp. C aange-30 brachte bevestigingsinrichtingen uitsparingen 54 en 55, welke iets groter zijn, dan de vlakken van de draagplaten 22 van de bevestigingsinrichtingen 18.
Met de samendrukinrichting 38 wordt als volgt gewerkt:
Nadat twee in één vlak A, resp. B aan te brengen bevestigingsinrich-35 tingen 18 tegen de binnenwand 10 vastgelast, respectievelijk aan hun draagtappen 19 bevestigd zijn, wordt allereerst de achterste isolatie- -17- laag 12 van de volgende mentage-eenheid ingebracht. Daarna worden de beide trekstaven 40, welke reeds op afstand b van de draaginrichtingen 13 aan de traverse 41 kunnen zijn bevestigd, met hun haakdelen 42 gehangen achter de draagplaten 22 van de bevestigingsinrichtingen 18, 5 waarbij zij van opzij achter de draagplaten 22 worden geschoven. De trekstaven 40 bevinden zich dan rechtstreeks boven de achterste isolatielaag 12, waarbij de traverse 41 door de steunen 49 op afstand ter dikte d van de achterste isolatielaag 12 tegen de binnenwand 10 van de oven steun neemt.
10 Daarna worden de vezelmatstukken 16 van de betrokken montage- eenheid op de staken 27 van de beide opzij in een vlak A, resp. B aangebrachte bevestigingsinrichtingen 18 opgestoken, waarbij zij over de trekstaven 40 van de tegensteun 39 erlangs geschoven kunnen worden.
Na het inbrengen van het laatste vezelmatstuk 16 wordt dan de 15 tegensteunplaat 56 vóór dit laatste vezelmatstuk 16 op de trekstaven 40 gezet en wel zodanig, dat de uitsparingen 54 en 55 van de drukplaat 56 stroken met de draagplaten 22 van de bijbehorende bevestigingsinrichtingen. Daarna wordt de spreidinrichting 51 zodanig ingezet, dat de gebogen glijplaat 53 zich in de loodrechte middellijn van de drukplaat 20 56 bevindt. In dit verband zij erop gewezen, dat uiteraard ook twee of drie spreidinrichtingen 51 kunnen worden toegepast, welke afzonderlijk dan wel gemeenschappelijk in werking gesteld worden, wanneer grotere krachten voor het ineendrukken vereist zijn.
Door het omlaagdrukken van het einde 52a van de drukhefboom 52 25 glijdt de gebogen glijplaat 53 langs de drukplaat 56 omlaag en schuift deze op de trekstaven 40 in langsrichting van de staken 27 tegen het er het dichtstbij gelegen vezelmatstuk, waarbij oorspronkelijk slechts los naast elkaar gelegen vezelmatstukken 16 ten bedrage van de maat x (fig. 2) samengedrukt worden en op de staaklengte a worden gecomprimeerd. 30 De punten 27a van de staken 27 kunnen in de openingen 54 en 55 van de drukplaat uit de vezelmatstukken 16 naar buiten treden.
Het blijkt, dat door het verstellen van de traverse 41 in de langsrichting van de trekstaven 40 de maat a, tot daarop de vezelmatstukken worden samengedrukt, kan worden veranderd. Het is derhalve 35 mogelijk, door verstelling in langsrichting van de traverse 41 de samen-drukking van de matstroken te veranderen, en hierdoor tevens de isole- -18- rende werking, de mechanische belastbaarheid en het thermisch slinken van het vezelmateriaal van de hoofdbekleding te variëren.
Nadat de vezelmatstroken 16 van de betrokken montage-eenheid zijn samengedrukt, worden de draagplaten 22 van de volgende bevestigings-5 inrichting 18 aangezet, doordat zij met hun gaten 28 worden geschoven over de punten 27a van de staken 27 van de voorafgaande bevestigings-inrichtingen, welke uit de uitsparingen 54 en 55 van de drukplaat 56 steken. De draagplaten 22 worden dan tegen de binnenzijde 10a van de binnenwand 10 gedrukt en hierop vastgelast, waarbij tegelijkertijd de 10 punten 27a van de staken 27 omlaaggedrukt worden en de achterste isolatielaag 12 wordt samengedrukt. Dit neerdrukken en vastlassen is zonder moeilijkheden mogelijk, aangezien de drukplaat 56, door de spreidinrich-ting 51 tegen de vezelmatstroken 16 gedrukt gehouden wordt, en deze laatste eerst elastisch kunnen terugveren, wanneer de spreidinrichting 15 51 wordt weggenomen. De vastgelaste draagplaten houden dan de samen- drukking van de tussen die draagplaten en de voorafgaande draagplaten ingespannen vezelmatstukken in stand.
Na het wegnemen van de spreidinrichting 51 en van de drukplaat 56 kan ook de tegensteun 39, na geringe zijwaartse verplaatsing in de 20 werkrichting naar voren getrokken en achter de eerstvolgende, zoeven vastgelaste draagplaten worden gehangen, waarop de volgende montage-eenheid op de in het voorgaande beschreven wijze kan worden ingebouwd.
In de fig. 8 - 11 is de bevestiging van een bekleding weergegeven, welke bestaat uit vooraf vervaardigde vezelblokken. In de fig.
25 8 en 9 zijn twee axiaal achter elkaar geplaatste bevestigingsinrich- tingen 18 afgebeeld, welke uit een drager 21 en telkens een staak 27 bestaan, welke vastgelast is aan de drager. De drager 21 bestaat uit een ongeveer rechthoekige draagplaat 22 en een hiervan ongeveer loodrecht omgebogen flens 23, welke rechtstreeks tegen de wand van een 30 industrieoven vastgelast, door klinknagels bevestigd of vastgeschroefd wordt. Voor het vastschroeven of door middel van klinknagels bevestigen kan de flens 23 zijn voorzien van een boring 24 of van een oog 72, welke in een aan de binnenwand van de oven aangebrachte haak kan worden ingehangen.
35 Onder de staak 27 is in de draagplaat 22 een gat 28 aangebracht, dat aan zijn omtreksrand 60 twee diametraal tegenover elkaar gelegen, -19- aan da rand open uitsparingen 61 en 62 bevat, welke evenwijdig aan de flens 23 van de drager 21 verlopen.
De staken 27 dragen aan hun buitenomtrek 63 een aantal, op axiale afstand 1 van elkaar aangebrachte uitsteeksels 64 en 65, welke 5 bij het in de fig. 8 en 9 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zijn gevormd als rechthoekige lippen en paarsgewijs tegenover elkaar liggen.
Uit fig. 8 blijkt, dat de uitsteeksels 64 en 65 tegenover de aan de rand open uitsparingen 61 en 62 van het gat 28 over een hoek van 90° versprongen zijn, dat wil zeggen loodrecht op de flens 23 staan. 10 Elk uitsteeksel 64 en 65 heeft slechts een begrensde langs-uitgestrekt-heid, waarbij de tegenover elkaar gelegen uitsteeksels 64 en 65 passen in de uitsparingen 61 en 62, wanneer zij zich in een aan de flens 23 evenwijdige stand bevinden en de staak 27 in het gat 28 van de draagplaat 22 van een naburige bevestigingsinrichting 18 wordt ingeschoven, 15 zoals weergegeven in fig. 8. Het blijkt, dat in deze inbrengstand de twee op elkaar volgende bevestigingsinrichtingen 18 ten bedrage van 90° ten opzichte van elkaar verdraaid zijn. Na het inbrengen van de staak 27 van de achterste bevestigingsinrichting in het gat 28 van de voorste bevestigingsinrichting, wordt dan de drager 21 onder een hoek van 90° 20 gedraaid, zodat de op elkaar volgende bevestigingsinrichtingen de in fig. 9 weergegeven stand innemen, waarin de uitsteeksels 64 en 65 van de zich aan tegenover elkaar gelegen zijden van de draagplaat bevindende uitsteekselparen tegen de rand 60 van het gat 28 stoten, wanneer de bevestigingsinrichtingen 18 in axiale richting naar elkaar toe worden 25 verplaatst.
In fig. 10 is een enigszins andere uitvoeringsvorm van een staak weergegeven, welke aan zijn omtrek slechts één uitsteeksel 64 bevat, waarvan er uiteraard ook een aantal in een reeks axiaal achter elkaar kunnen zijn aangebracht. Overeenkomstig de vorm van deze staak 30 heeft het bijbehorende gat in de draagplaat 22 van de drager 21 ook slechts één uitsparing 61 aan één zijde. Dit is in de tekening evenwel niet nader weergegeven.
De montage van een bekleding met vezelmatstukken is verduidelijkt in fig. 11.
35 Bij het aanbrengen van de bekleding met bevestigingsinrichtingen volgens de fig. 8-10 wordt zodanig te werk gegaan, dat een aantal -20- vezelmatstukken 16 in een vervaardigingsbedrijf op één of een aantal naast elkaar geplaatste staken 27 van bevestigingsinrichtingen 18 opgestoken en in axiale richting van de staak samengedrukt worden. Hierbij kunnen de randstukken 16a en 16b van de staken met licht brandbare kar-5 tonnen schalen 66 en 67 ingevat zijn, welke later, bij het in bedrijf nemen van de oven verbranden.
Na het, in axiale richting van de staken 27 samendrukken van de vezelmatstukken 16 worden op de staken klemplaten 68 uit staal of ander onbrandbaar materiaal opgestoken. De klemplaten 68 bevatten een cirkel-10 ronde boring 69 met aan de omtrek daarvan ten minste één verwijding 70, welke de opening van de boring plaatselijk wijder maakt. De boring 69 en de verwijding 70 komen naar gedaante en grootte overeen met het gat 28 en de aan de rand open verwijding(en) 61 en 62 in de draagplaat van de bevestigingsinrichting, zodat zij over de uitsteeksels 64 en 65 aan 15 de staak 27 heengeschoven en door draaiing op de staak 27 vastgezet kunnen worden, waarbij de klemplaten 68 achter telkens één, resp. twee diametraal tegenover elkaar gelegen uitsteeksels 64 en 65 komen te liggen en aldaar vastgehouden worden door de verend samengedrukte vezelmatstukken.
20 Na het op de staken 27 van de bevestigingsinrichtingen 18 op steken van de vezelmatstukken 16 namen de draagplaten 22 van de dragers 21 een horizontale stand in, dat wil zeggen dat hun langsranden zich in een ten opzichte van de binnenwand 10 van de oven evenwijdige stand bevinden, zoals dit uit de fig. 8 en 11 blijkt bij de rechts weerge-25 geven bevestigingsinrichting 18. In deze stand wordt het vezelblok 71 tegen het voorafgaande vezelblok aan gezet, waarvan de bevestigingsinrichting 18 reeds tegen de binnenwand 10 van de oven werd vastgeschroefd. Bij dit aanzetten wordt de punt 20 van de staak 27 in het gat 28 van de drager 21 van de voorafgaande bevestigingsinrichting ingebracht en 30 stevig aangedrukt, waarbij de vezelmatstukken 16 van het aangezette vezelblok 71 nog verder kunnen worden samengedrukt en een eventueel nog aanwezige klemplaat 68 op de staak 27 verder wordt teruggeschoven.
Wanneer dan de staak 27 zover in de vezelmatstukken van het voorafgaande vezelblok 71 is binnengedrongen, dat ten minste het eerste 35 uitsteekselpaar 64, 65 van de staak 27 zich achter de draagplaat 22 van de voorafgaande bevestigingsinrichting bevindt en deze draagplaat 22 -21- tussen twee opeenvolgende uitsteekseiparen zit, wordt de drager 21 van het aangezette vezelblok 71 over een hoek van 90° tot in de in fig, 9 weergegeven stand verdraaid, waarin de draagplaat 22 loodrecht staat en de flens 23 evenwijdig op de binnenwand 1G een oplegging heeft op die 5 binnenwand. Aangezien de uitsteeksels 64 en 65 aan de staak 27 nu loodrecht staan en achter de vrije rand 60 van het gat 28 in de voorafgaan de bevsstigingsinrichting 18 grijpen, is een trekvaste verbinding tot stand gebracht tussen da beide op elkaar volgende vezelblokken 71, waarbij de samengedrukte vezelmatstukken van het nieuw aangezette vezelblok 10 71 aan één zijde tegen de draagplaat 22 van de voorafgaande bevestigings- inrichting en tegen de draagplaat 22 van de zoéven over een hoek van 90° gedraaide bevestigingsinrichting van het aangezette vezelblok 71 steun nemen. De flens 23 van het aangezette vezelblok 71 kan nu onbe-zwaarlijk tegen de binnenwand 10 van de oven met een klinknagel-, 15 schroef- of las-verhinding worden bevestigd, zonder dat verdere, speciale hulpmiddelen nodig zijn om de vezelmatstukken van dit vezelblok bij het vastlassen samen te drukken en de drager 21 in zijn stand vast te houden. Aangezien het vezelblok 71 na het insteken en draaien van zijn bevestigingsinrichting 18 aan het voorafgaande vezelblok 71 vast 20 hangt, kan de drager 21 ook met zijn oog 72 in een, aan de binnenwand van de oven aangebrachte haak, eenvoudigweg ingehangen worden.
De uitvinding is niet beperkt tot de weergegeven en beschreven uitvoeringsvormen doch er zijn allerlei veranderingen en aanvullingen mogelijk zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.
25 Zoals reeds aangeduid, kan de samendrukinrichting ook een aan tal spreidinrichtingen bevatten en is het ook mogelijk, meer dan twee trekstaven toe te passen. Voorts kunnen de staken van de bevestigings-inrichtingen ook gebogen zijn, teneinde bekledingen te kunnen aanbrengen aan gebogen ovenwanden. Verder is het mogelijk, de bevestigings-30 inrichtingen te voorzien van een aantal uitsparingen, welke van de om-trekswand van een gat in de drager uitgaan en onder een hoek ten opzichte van elkaar zijn geplaatst, waarbij dan dienovereenkomstig ook de uitsteeksels 64 en 65 op de staken onder een hoek ten opzichte van elkaar aangebracht moeten zijn. Voorts is het niet noodzakelijk, de uit-35 steeksels als rechthoekige lippen te vormen; veeleer kunnen die uitsteeksels ook worden gevormd door halfbolvormige noppen. Tenslotte is -22- het ook denkbaar, de uitsteeksels als schroefvlakken uit te voeren, welke in een dienovereenkomstig gevormd van binnenschroefdraad voorzien gat 28 in de draagplaat worden ingeschroefd, wanneer men de drager 21 draait, teneinde zijn flens in een ten opzichte van de binnenwand van 5 de oven evenwijdige stand te brengen. Voorts kunnen de dragers ook zijn voorzien van haken in plaats van ogen, waarbij dan aan de binnenwand van de oven ogen worden toegepast waarin de haken van de dragers kunnen worden ingehangen.
Bovendien is het mogelijk, tussen de achterste isolatielaag 12 10 en de hoofdisolatielaag 13 een dampdichte laag, bijvoorbeeld een metalen foelie aan te brengen, teneinde de vorming van condensaat van chemisch aggressieve, respectievelijk corroderende dampen te vermijden.
Voor bepaalde gevallen kan de achterste isolatielaag ook worden weggelaten en is het mogelijk, voor die achterste isolatie andere mate-15 rialen toe te passen of achterste isolaties van verschillende dikten in te bouwen. Verder bestaat de mogelijkheid, montage-eenheden van grotere breedte toe te passen en in één vlak telkens meer dan twee, bijvoorbeeld drie, vier of zelfs vijf bevestigingsinrichtingen naast elkaar tegelijkertijd aan de binnenwand te bevestigen.

Claims (26)

1. Werkwijze voor het bekleden van industrieovens of andere ruim tes die worden blootgesteld aan hoge temperaturen, met warmtelsolerende, tegen hoge temperaturen bestendige vezelmatstroken of -stukken, waarvan de vezelrichting in hoofdzaak loodrecht verloopt op de binnenwand van de 5 oven, en welke naast elkaar of op elkaar liggend, stevig samengedrukt tegen de binnenwand van de oven bevestigd worden met bevestigingsinrich-tingen, welke van de ovenwand uitstekende dragers en zich ongeveer evenwijdig aan de ovenwand uitstrekkende staken bevatten, waarop de vezel-matstukken opgestoken zijn, met het kenmerk, dat de dragers (21) van de 10 bevestigingsinrichtingen (18) in een aantal, ten opzichte van de binnenwand (10) ongeveer loodrechte en ongeveer op afstand van de staaklengte (a) naast elkaar aangebrachte vlakken (A, B, C) opeenvolgend aan de binnenwand (10) bevestigd worden, waarbij de vezelmatstukken (16) op de staken (27) van de telkens bevestigde bevestigingsinrichting (18) op-15 gestoken en samengedrukt worden, alvorens de bevestigingsinrichtingen (18) van het eerstvolgende verdere vlak (B, resp. C), onder samendruk-king van de vezelmatstukken (16), aan de binnenwand (10) bevestigd worden.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de beves-20 tigingsinrichtingen (18) van het eerstvolgende verdere vlak (3, resp. C) op de staken (27) van de voorafgaande bevestigingsinrichtingen (18) opgestoken worden, alvorens zij aan de binnenwand (10) worden bevestigd.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat voor het opsteken op de staken van de vezelmatstukken (16) een achterste 25 isolatielaag (12) wordt ingebracht, welke ingespannen wordt tussen de binnenwand (10) en aan de dragers (21) van de bevestigingsinrichtingen (18) aangebrachte klemelementen (26, resp. 30).
4. Werkwijze volgens één der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de achterste isolatielaag (12) wordt verankerd op draagtappen (19), " 30 welke op afstand (a) van de bevestigingsinrichtingen (18) aan de binnenwand (10) van de oven bevestigd en waarmee de dragers (21) van de bevestigingsinrichtingen (18) op elkaar volgend verbonden worden.
5. Werkwijze volgens één der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat voor de achterste isolatielaag (12) warmteïsolerend, temperatuur- -24- bestendig vezelmateriaal wordt toegepast, dat bij de inbouw van de be-vestigingsinrichtingen (18) van de hierop opgestoken vezelmatstukken (16) dwars op de binnenwand (10) van de oven samengedrukt wordt.
6. Werkwijze volgens één der conclusies 1-5, met het kenmerk, 5 dat de dragers (21) , resp. de draagtappen (19), door elektrische stomp-lassen op de binnenwand (10) worden bevestigd.
7. Inrichting voor het bevestigen van een bekleding uit tegen hoge temperaturen bestendige en warmteïsolerende vezelmatstroken of -stukken aan de binnenwand van een industrieoven of van een andere aan hoge tem- 10 peraturen blootgestelde ruimte, bestaande uit ten minste één die vezelmatstukken dragende staak en ten minste één aan de binnenwand van de oven te bevestigen drager, in het bijzonder voor het uitvoeren van de werkwijze volgens één der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de staak (27) aan het vrije einde (22b) van de drager (21) bevestigd is 15 en dat de drager (21) op geringe afstand van de staak (27) een gat (28) bevat voor het inbrengen van de staak (27) van een andere bevestigings-inrichting (18).
8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de staak (27) uitgaande van de drager (21) ten opzichte van de binnenwand convex 20 of concaaf gebogen is.
9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat de drager (21) op afstand van zijn aan de binnenwand (10) te bevestigen einde (22a) een opening (29) bevat voor het inbrengen van een klemele-ment (30).
10. Inrichting volgens één der conclusies 7-9, met het kenmerk, dat de opening (29) in de drager (21) getande randen (31, 32) bevat en dat het klemelement (30) is uitgevoerd als wigvormige plaat, welke op verschillende afstanden van het te bevestigen einde (22a) van de drager (21) in de opening (29) daarvan kan worden ingebracht en aan de boven-30 zijde (36) en/of onderzijde is voorzien van ligplaatsnokken (37) of verdiepingen, welke achter de getande randen (31, 32) van de opening (29) grijpen of waar zij in grijpen.
11. Inrichting volgens één der conclusies 7-10, met het kenmerk, dat de drager (21) is uitgevoerd als een smalle draagplaat (22) en aan 35 zijn, aan de binnenwand (10) van de oven te bevestigen einde (22a) is voorzien van een draagtap (19) voor het vastlassen aan de binnenwand (10). -25-
12. Inrichting volgens één der conclusies 7-11, met het kenmerk, dat de draagplaat (22) van de drager (21) aan zijn naar de binnenwand (10) toe gekeerde einde (22a) is voorzien van een flens (23), welke op de draagtap (19) te bevestigen is.
13. Inrichting volgens één der conclusies 7-12, gekenmerkt door een op de draagtap (19) op te klemmen clip (26) als klemelement.
14. Inrichting volgens één der conclusies 7-13, met het kenmerk, dat het gat (28) in de drager (21) aan zijn omtreksrand (60) ten minste één aan de rand open uitsparing (61, resp. 62) en de staak (27) aan 10 zijn buitenomtrek (63) ten minste één in die uitsparing (61, resp. 62) passend uitsteeksel (64, resp. 65) bevat, dat in de axiale richting een begrensde lengte-uitgestrektheid heeft.
15. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat het uitsteeksel (64, resp. 65) op de staak (27) ten opzichte van de uitspa- 15 ring (61, resp. 62) aan het gat (28) in de drager (21) over een hoek versprongen ligt.
16. Inrichting volgens conclusie 14 of 15, met het kenmerk, dat op de staak (27) een aantal uitsteeksels (64, 65) op axiale afstand uiteen aangebracht zijn.
17. Inrichting volgens één der conclusies 14 - 16, gekenmerkt door op de staken (27) op te schuiven kiemplaten (68), welke een boring (69) en ten minste één aan de omtrek daarvan aangebracht verwijd gedeelte (70) bevatten, welke naar gedaante en grootte overeenkomen met het gat (28) en de aan da rand open uitsparing (61, resp. 62) in de drager (21). 25
18. Inrichting volgens één der conclusies 14 - 17, met het kenmerk, dat het gat (28) in de drager (21) is voorzien van twee diametraal tegenover elkaar gelegen uitsparingen (61 en 62), en de staak (27) is voorzien van een aantal, op axiale afstand uiteen aangebrachte paren diametraal tegenover elkaar gelegen uitsteeksels (64, 65), welke passen 30 in de uitsparingen (61 en 62) en ten opzichte daarvan onder een hoek van 90° versprongen zijn.
19. Inrichting volgens één der conclusies 14-18, met het kenmerk, dat de drager (21) aan zijn naar de binnenwand (10) van de oven toe gekeerde einde (22a) een oog (72) bevat, waarmee die drager in een aan 35 de binnenwand aangebrachte haak kan worden ingehangen. * % -26-
20. Inrichting voor het samendrukken van vezelmatstroken of -stukken van de binnenwandbekleding van een industrieoven of een andere aan hoge temperaturen blootgestelde ruimte, welke opgestoken zijn op zich ongeveer evenwijdig aan de binnenwand uitstrekkende staken van beves- 5 tigingsinrichtingen, welke met dragers ongeveer op afstand van de staak-lengte aan de binnenwand bevestigd zijn, in het bijzonder voor het uitvoeren van de werkwijze volgens één der conclusies 1-6, gekenmerkt door een tegensteun (39), welke tegen de bevestigingsinrichtingen (18) steun kan nemen, een tegen de matstroken of -stukken aan te leggen druk-10 plaat (56) en een tussen tegensteun (39) en drukplaat (56) aangebrachte spreidinrichting (51), welke steun neemt tegen de tegensteun (39) en op de drukplaat (56) werkzaam is.
21. Inrichting volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de tegensteun (39) bestaat uit ten minste twee trekstaven (40) en een, die trek- 15 staven aan één einde (40a) op zijwaartse afstand van twee bevestigingsinrichtingen verbindende traverse (41), waarop de spreidinrichting (51) aangrijpt, en dat de trekstaven (40) aan hun andere einden (40b) zijn voorzien van telkens één naar opzij uitstekend haakdeel (42), dat grijpt achter de drager (21) van een reeds aan de binnenwand (10) van 20 de oven bevestigde bevestigingsinrichting (18).
22. Inrichting volgens conclusie 20 of 21, met het kenmerk, dat de tegensteun (39) met in hoogte verstelbare steunen (49) steun neemt tegen de binnenwand (10) van de oven.
23. Inrichting volgens één der conclusies 20 - 22, met het kenmerk, 25 dat de traverse (41) in de dwars- en langsrichting van de trekstaven (40) verstelbaar aan die trekstaven bevestigd is.
24. Inrichting volgens één der conclusies 20 - 23, met het kenmerk, dat de drukplaat (56) op de trekstaven (40) verschuifbaar is en in het bereik van de bevestigingsinrichtingen (18) is voorzien van uitsparin- 30 gen (54, 55) ongeveer ter grootte van de draagplaten (22).
25. Inrichting volgens één der conclusies 20 - 24, met het kenmerk, dat de spreidinrichting (51) wordt gevormd door een drukhefboom (52), welks éne einde (52a) een gebogen glijplaat (53) of een rol draagt, welke aan de drukplaat (56) verplaatsbaar, resp. erover afrolbaar is. -27-
26. Inrichting volgens één der conclusies 20 - 24, met het kenmerk, dar de spreidinrichting (51) wordt gevormd door een kniehefboom, welks éne been scharnierbaar is bevestigd aan de traverse (41) en welks andere been aan de drukplaat (56) scharnierbaar bevestigd is.
NL8503155A 1984-11-15 1985-11-15 Werkwijze en inrichtingen voor het bekleden van industrieovens of andere ruimtes waarin zeer hoge temperaturen optreden. NL8503155A (nl)

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE3441803 1984-11-15
DE3441803 1984-11-15
DE3533982 1985-09-24
DE19853533982 DE3533982A1 (de) 1984-11-15 1985-09-24 Verfahren und vorrichtung zum auskleiden von industrieoefen oder anderen hochtemperaturraeumen

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8503155A true NL8503155A (nl) 1986-06-02

Family

ID=25826570

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8503155A NL8503155A (nl) 1984-11-15 1985-11-15 Werkwijze en inrichtingen voor het bekleden van industrieovens of andere ruimtes waarin zeer hoge temperaturen optreden.

Country Status (3)

Country Link
BE (1) BE903647A (nl)
DE (1) DE3533982A1 (nl)
NL (1) NL8503155A (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE29801522U1 (de) * 1998-01-30 1998-03-12 Promat Gmbh, 40880 Ratingen Vorrichtung zum Befestigen einer aus einzelnen Modulen zusammengesetzten, hochtemperaturbeständigen und wärmedämmenden Auskleidung
DE202015004114U1 (de) * 2015-06-12 2016-09-13 Gvp Gesellschaft Zur Vermarktung Der Porenbrennertechnik Mbh Vorrichtung zur Befestigung von aus Mineralwolle hergestellten, thermisch isolierenden Modulen

Family Cites Families (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3854262A (en) * 1973-05-01 1974-12-17 Babcock & Wilcox Co Inpaled and compressed fibrous furnace lining
US3892396A (en) * 1973-12-26 1975-07-01 Carborundum Co Lining for high temperature furnaces
DE2815769A1 (de) * 1978-04-12 1979-10-18 Daimler Benz Ag Mehrgliedriges fahrpedal aus kunststoff mit werkstoffintegrierten filmscharnieren

Also Published As

Publication number Publication date
DE3533982C2 (nl) 1988-01-07
BE903647A (fr) 1986-03-03
DE3533982A1 (de) 1986-05-22

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4287839A (en) Apparatus for lining the inner walls of industrial furnaces
US4381634A (en) Fiber blanket insulation module
CA1078607A (en) Refractory insulation
RU2129693C1 (ru) Плитчатое колосниковое устройство
US4336086A (en) Method of lining a furnace with roll-type insulation
NL8201085A (nl) Isolatiebouweenheid van vezelachtig weefsel.
US4449345A (en) Insulation module hardware
US4524702A (en) Readily repairable and lightweight cover for a heated vessel
US2116530A (en) Building structure
NL8503155A (nl) Werkwijze en inrichtingen voor het bekleden van industrieovens of andere ruimtes waarin zeer hoge temperaturen optreden.
EP0165205B1 (en) Movable heat chamber insulating structure
US4932187A (en) Refractory anchor system and method
CA1315981C (en) Modular furnace lining and attachment hardware therefor
JP2588536B2 (ja) 熱チヤンバ−のライニング
US4512738A (en) High-temperature kilns
US4633636A (en) Retainer assembly
US4850171A (en) Modular furnace lining and hardware system therefor
US4389190A (en) Support of suspension of insulating material
US5088262A (en) Anchor system for installing and holding sheet insulation functionally in place and method of use
US6920731B2 (en) Insulated structure
DE2805098C2 (de) Feuerfest ummanteltes Gleitrohr für Stoß- oder Hubherdöfen
DE3444507C2 (nl)
US4955809A (en) Lining element and structure for heat treatment furnaces
GB2049898A (en) Mounting insulating linings in furnaces
RU2094723C1 (ru) Блок футеровки свода печи

Legal Events

Date Code Title Description
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed