NL8502700A - Tweerijige schuinlagering in o-plaatsing. - Google Patents

Description

VO 7400

Tweerijige schuinlagering in O-plaatsing.

De uitvinding heeft betrekking op een tweerijige schuinlagering in O-plaatsing, waarbij de binnenste loopbanen direct in de eendelige a’s aangebracht en de buitenring onder tussenschakeling van een bus op afstand gehouden worden; waarbij de bus zodanig trapsgewijs uitgevoerd 5 is, dat deze de ene buitenring met een vergroot busgedeelte omgeeft en waarbij een vrije ruimte tussen de bus en deze buitenring aanwezig is, welke van een axiale veer voorzien is.

Lageringen van het bedoelde type zijn uit het Duitse Offenlegungs-schrift 32 31 138 bekend. De hierin in de fig.4 getoonde uitvoeringsvorm 10 maakt een eenvoudige montage van de lagering mogelijk. Elk van de beide buitenringen kan namelijk vanwege de vrije ruimte in de bus, waarin zich de veer bevindt, axiaal verschoven worden. Daardoor is het mogelijk na normale montage van het ene lager ook het tweede lager op eenvoudige wijze te monteren en wel bij axiaal tegen de veer in,weggeschoven 15 buitenring. Deze veer is normaliter zodanig gedimensioneerd, dat deze na het inbrengen van een tweede rij rollichamen de aanvankelijk op mon-tagegronden verschoven buitenring weer in de juiste axiale stand terugkeert. Wordt nu echter zulk een lagering in de machine geplaatst, waarbij grote axiale krachten optreden, dan vervormt de veer en tenminste 20 één buitenring kan dan zover verschuiven, dat de kogels niet meer in de loopbaan afrollen. Dit leidt dan tot een vroegtijdige uitval van het lager.

Het doel van de uitvinding is de lagering volgens de inleiding zodanig te verbeteren, dat ook bij het optreden van grotere axiale 25 krachten een bedrijfszekere lagering met niet verschuifbare buitenringen verkregen wordt.

Dit probleem wordt volgens de uitvinding opgelost, doordat a. de axiale veer uit een gesloten kegelvormig ringlichaam uit elastisch materiaal bestaat; 30 b. het ringlichaam aan de kopzijde van de bus en de kopzijde van de buitenring in de eindstand met voorspanning aanligt; c. tussen het ringlichaam en het vergrote busgedeelte een ruimte aanweEig is; d. de ruimte zodanig gevormd is, dat zowel aan het kopvlak van de bus 35 als aan het kopvlak van de buitenring een ringvlak ontstaat, dat niet fc* 'i "*> Λ » O ·>; i . .· - * t -2- door het ringlichaam bedekt is; e. de ruimte na het samenbouwen van de lagering met een uithardend materiaal gevuld is.

Verdere speciale uitvoeringsvormen zullen nog besproken worden.

Door de toepassing van een gesloten kegelvormig ringlichaam kan 5 op eenvoudige wijze een afgesloten ruimte in het bereik van de veer verkregen worden. Deze wordt na de montage met een uithardend materiaal gevuld en verhindert dan een axiaal verschuiven van de buitenringen. Daarbij is het noodzakelijk, dat de met uithardend materiaal gevulde ruimte zich van het kopvlak van de bus tot aan het kopvlak van de buitenring 10 uitstrekt. Anders zouden de elastische delen van het ringveerlichaam een axiaal verschuiven van de buitenring mogelijk maken. Het uithardende materiaal moet in de eindtoestand uit een nauwelijks vervormbaar materiaal bestaan.

De tussen de buitenringen aangebrachte bus wordt eenvoudig met be- 15. hulp van axiale schuiven vervaardigd. Daarbij is het doelmatig aan de overgang van de bus naar het vergrote busgedeelte een axiaal gerichte uitsparing aan te brengen, welke de met uithardend materiaal gevulde ruimte snijdt. Deze maatregel kan bij de betreffende fabricagemethode op eenvoudige wijze worden bereikt, doordat aan een schuif op de aangegeven plaats 20 een uitsteeksel is aangebracht. Opdat de met uithardend materiaal gevulde ruimte met zekerheid aangesneden wordt is het slechts noodzakelijk, dat het uitsteeksel zich in het bereik bevindt, waarin de boring van het vergrote busgedeelte groter is dan het mantelvlak van de bus.

De door de uitsparing ontstane opening wordt dan als vulgat voor het * 25 uithardende materiaal gebruikt. Verdere maatregelen behalve verbindings-leidingen zijn niet meer noodzakelijk.

Opdat de ringlichaamvormige veer steeds centrisch ten opzichte van de naburige delen is aangebracht, zijn volgens een verdere uitvoeringsvorm aan dit ringlichaam ten minste drie radiale uitsteeksels 30 aanwezig, welke hetzij in het boringsvlak van het vergrote busgedeelte of op de as komen aan te liggen.

De uitvinding wordt aan de hand van ién figuur nader toegelicht. Deze toont een doorsnede door een tweerijige lagering in O-plaatsing, welke bijvoorbeeld bij traplagers van rijwielen toepassing kan vinden.

35 In de as 1 zijn de loopbanen 2 en 3 voor de kogeltijen 4 en 5 S5 S 2 7 0 Ö - u· -3- aangefaracht. Deze laatste zijn draaibaar in de buitenringen 6 en 7 gelagerd. Tussen de buitenringen 6 en 7 is een bus 8 aanwezig, welke hier met een vergroot busgedeelte 8' de ene buitenring 7 radiaal omgeeft.

In een vrije ruimte 9 is een veer aanwezig, welke uit een gesloten kegel-5 vormig ringlichaam 10 uit elastisch materiaal bestaat. De montage van de lagering geschiedt op bekende wijze. Allereerst wordt bijvoorbeeld de kogelrij 5 met de kooi 11, de buitenring 7, de veer 10 en de bus 8 op de as 1 gemonteerd. Vervolgens wordt de tweede kogelrij 4 met de kooi 11 ingebracht, waarbij de buitenring 6 tezamen met de bus 8 axiaal tegen 10 de veer 10 verschoven is. Er ontstaat dan een lagering als con- i structieeenheid voor radiale belastingen en lagere axiale belastingen.

Opdat ook grotere axiale belastingen zonder axiale verschuiving van de buitenringen overgedragen kunnen worden, worden nu de navolgende maatregelen getroffen: 15 Met behulp van het vergrote busgedeelte 8', van de buitenring 7 en het kegelvormig ringlichaam 10 wordt een afgesloten ruimte 13 gevormd.

Wordt deze met vloeibaar materiaal gevuld, dat na het inbrengen uithardt, dan ontstaat een ook axiaal starre lagering. Daarbij moet er op worden gelet, dat de ruimte 13 ook vlakke gedeeltes aan de trede van 20 de schuifhuls 8 en de kopzijde 7' van de buitenring 7 heeft.

Opdat het maken van toevoeropeningen voor het uithardende materiaal vergemakkelijkt wordt, is aan de overgang van de bus 8 naar het vergrote bus gedeelte 8' een axiaal gerichte uitsparing 14 aanwezig. Het tegenstuk kan aan een axiale schuif welke het meest geschikt voor de 25 vervaardidiging van de bus 8 is, aangebracht worden. Er ontstaat dan zonder extra moeite een uitsparing 14.De uitsparing 14 moet daarbij in een radiaal bereik aanwezig zijn, waarin de boring van het vergrote busgedeelte 8’ groter is dan het mantelvlak van de bus 8. Anders zou namelijk geen verbinding met vrije doorgang ontstaan.

30 Opdat de ringlichaamveer 10 steeds een centrale stand ten opzichte van het vergrote busgedeelte 8' inneemt, zijn daaraan drie radiaal gerichte uitsteeksels 15 aangebracht, welke aan het boringsvlak van het vergrote busgedeelte 8' komen aan te liggen.

» S3 Ö 2 70 0

Claims (4)

1. Tweedelige schuinlagering fn O-plaatsing, waarbij de binnenste loopbanen direct in de eendelige as aangebracht en de buitenring onder tussenschakeling van een bus op afstand gehouden wordt, waarbij de bus zodanig trapsgewijs uitgevoerd is, dat deze de ene buitenring met een 5 vergroot busgedeelte omgeeft, en waarbij een vrije ruimte tussen de bus en deze buitenring aanwezig is, welke van een axiale veer voorzien is, met het kenmerk, dat a. de axiale veer uit een gesloten kegelvormig ringlichaam (10) uit elastisch materiaal bestaat, 10 b. het ringlichaam ,(10) aan de kopzijde van een bus (8) en de kop- zijde van de buitenring (7) in de eindstand met voorspanning aanligt? c. tussen het ringlichaam (10) en het vergrote busgedeelte (8') een ruimte (13) aanwezig is. 15 d. de ruimte (13) zodanig gevormd is, dat zowel aan het kopvlak van de bus (8) als aan het kopvlak (7') van de buitenring (7) een ringvlak ontstaat, dat niet door het ringlichaam (10) bedekt is; e. de ruimte (13) na het samenbouwen van de lagering met een uit-20 'hardend materiaal gevuld is.

2. Tweerijige schuinlagering volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat aan de overgang van de bus (a naar het vergrote busgedeelte (8') een axiaal gerichte uitsparing (14) aanwezig is, welke de met’ uithardend materiaal gevulde ruimte (13) 25 snijdt.

3. Tweerijige schuinlagering volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de uitsparing (14) in het bereik aanwezig is, waar de boring van het vergrote busgedeelte (8') groter is dan het mantelvlak van de bus (8).

4. Tweerijige schuinlagering volgens conclusie 1, 2 of 3, 30 met het kenmerk, dat een ringlichaam (10) ten minste drie radiale uitsteeksels (15) bezit, welke of in het boringsvlak van het vergrote busgedeelte (8') of op de as (1) komt aan te liggen. 35 0 2 7 0 0