NL8502264A - Werkwijze voor het boren van een van een kamer voorziene opening en werktuig voor het toepassen van deze werkwijze. - Google Patents

Description

* '* VO 7349

Titel; Werkwijze voor het boren van een van een kamer voorziene opening en werktuig voor het toepassen van deze werkwijze.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het boren van van een kamer voorziene openingen en een werktuig voor het toepassen van deze werkwijze.

Het probleem van het boren van van een kamer voorziene openingen 5 of van schouderboringen in betonwanden, cement- of gipswanden of wamden uit andere materialen, bijvoorbeeld om pluggen en soortgelijke bevestigings-elementen aan te brengen, kon tot nu toe slechts onder gebruik van bijzonder gecompliceerde werktuigen worden opgelost. Met dergelijke werktuigen kunnen echter de vormen en afmetingen van de in het inwendige van de 10 normale boringen gelegen kamers praktisch niet worden gevarieerd.

Daarbij komt nog, dat de bediening van deze werktuigen buitengewoon lastig kan zijn.

Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een werktuig en een werkwijze voor het boren van van een kamer voorziene openingen, 15 waarbij een werktuig met de meest eenvoudige constructie kan worden toegepast, dat zeer veelzijdig en zeer eenvoudig in het gebruik is.

Het werktuig volgens de uitvinding is gekenmerkt door tenminste een mes, dat om een dwarsas aan het uiteinde van een langwerpig lichaam zwaaibaar is aangebracht, waarbij het mes naast de vereiste snijkant een nokprofiel 20 bezit, dat kan samenwerken met een geprofileerd lichaam, dat op zijn beurt op de bodem van de normale booropening wordt aangebracht om het mes naar wens verschillend uit te zwaaien en wel in afhankelijkheid van de op het langwerpige werktuiglichaam uitgeoefende axiale kracht.

Bij een eerste uitvoeringsvorm wordt het geprofileerde lichaam op 25 de meest eenvoudige wijze gevormd door een bol, welke op de bodem van de opening wordt gebracht,.De werkwijze volgens de uitvinding bestaat in dit geval daarin, dat eerst met een normale dat wil zeggen klassieke . boor een opening wordt geboord, dat in deze opening de genoemde bol wordt ingebracht en dat daarna het mes van het werktuig volgens de uit-30 vinding in aanraking met de bol wordt gebracht, natuurlijk doordat het werktuig door op zich zelf bekende middelen wordt aangedreven dat wil zeggen in rotatie wordt gebracht, en dat op het werktuig een axiale druk wordt uitgeoefend. De bol vervult in dit geval drie functies, nl.

- de bol verhindert het werktuig in een richting van de hartlijn van de 35 booropening verder te boren, - de bol werkt samen met de nokvormige sectie van het mes en bewerkstelligt '8502234 ' , i t -2- het uitzwaaien daarvan - doordat de bol elke vrijheidsgraad wat rotatie betreft bezit, kan de bol alle belastingen van het mes tijdens het proces volgen. , waarbij het mes om de lengte-as van het langwerpige lichaam roteert en om de ge-5 noemde dwars-as uitzwaait.

Bij een tweede uitvoeringsvorm presenteert zich het geprofileerde lichaam in de vorm van een in het werktuig ingebouwd element, dat een sectie bezit, welke als nok dient en in een aan het uiteinde van het langwerpige lichaam van het werktuig aanwezige uitsparing achteruit wordt 10 gehouden en waarin het nokprofiel van het mes binnendringt om tegen de als nog uitgevoerde sectie te steunen, en door een verlengstuk, dat buiten het uiteinde van het langwerpige lichaam uitsteekt en wel langs de hartlijn van dit laatste, waarbij dit verlengstuk op zijn beurt aan het vrije uiteinde daarvan is voorzien van een sferische sectie welka.

15 dient om tegen de bodem van de opening te rusten.

De werkwijze volgens de uitvinding bestaat in dit geval daarin, dat eerst door middel van een klassieke boor een opening wordt geboord, daarna het werktuig zover in deze opening wordt ingebracht, dat de genoemde sferische sectie tegen de bodem van de opening komt en dat tijdens de 20 normale rotatiebeweging van het werktuig hierop een axiale druk wordt uitgeoefend.

Wanneer een dergelijke schouderboor handeling is beëindigd respectievelijk wanneer de van een kamer voorziene opening respectievelijk de kamer is verkregen, kan het werktuig door een eenvoudige axiale trekkracht « 25 worden terugbewogen en worden verwijderd. Door dit proces zal het mes, dat aan het begin ongeveer radiaal naar buiten uitsteekt tegen de achterkant van de schouder van de van een kamer voorziene opening komen en van zelf naar binnen zwaaien.

Zoals boven reeds is opgemerkt, omvat het werktuig volgens de uit-30 vinding een mes, welke om een aan het uiteinde van een langwerpig lichaam aanwezige dwarsas zwaaibaar is opgesteld en middelen om aan het mes een variabele helling te geven, zodra op het werktuiglichaam een axiale druk wordt uitgeoefend om dit over het punt te verschuiven, waarin het werktuig tegen de bodem van de opening rust, en is daaringekenmerkt-35 dat het genoemde mes een geprofileerde oppervlakte sectie bezit, welke rs»o ?. ?54 * * -3- de functie van een nok vervult, die op zijn beurt met een geprofileerde oppervlakte sectie van een lichaam samenwerkt, dat tegen de bodem van de opening rust, waarbij de beide genoemde oppervlakte secties zodanig zijn uitgevoerd, dat de snijdende sectie van het mes bij een geringe 5 axiale verschuiving van het langwerpige lichaam uit een stand, waarin het in wezen axiaal is gecentreerd, in een ten opzichte daarvan in wezen in dwarsrichting verlopende stand wordt gezwaaid. Ten gevolge van deze constructie zal het mes in omgekeerde zin van de axiale druk een boor-proces uitvoeren, hetgeen het mogelijk maakt een betrekkelijk grote 3D kamer te verkrijgen, welke aan de tegenover de bodem van de boring gelegen zijde is voorzien van een schouder dat wil zeggen een kamer, welke bijzonder goed geschikt is om een spreidplug of soortgelijtebevestigings-elementen vast te houden.

In het geval van de bijzonder gunstige uitvoeringsvorm, waarbij 15 het op de bodem van de opening aan te brengen lichaam uit een eenvoudige bol bestaat, is het volgens de uitvinding mogelijk het eindvlak van het langwerpige lichaam, dat van een spleet voor het doorlaten van het mes is voorzien, zodanig uit tevoeren, dat dit een sferische uitsparing, bijvoorbeeld een sleutelvormige uitsparing voor het centreren van de 20 bol bezit.

Deze vlakke uitsparing vergemakkelijkt meer in het bijzonder het opnieuw centreren van de bol, welke met het mes samenwerkt, hetgeen meer in het bijzonder van speciaal belang is wanneer gebruik wordt gemaakt van een werkwijze waaraan meer in het bijzonder de voorkeur 25 wordt gegeven en waarbij in een eerste stap een aantal bollen in een vooraf op een klassieke wijze gevormde booropening wordt ingebracht, totdat deze zich boven elkaar op de bodem van de opening bevinden, vervolgens het mes van het werktuig in aanraking met de bovenste dat wil zeggen de laatst ingebrachte bol wordt gebracht om in deze stand een 30 eerste kamersectie uit te boren, daarna in een tweede stap, waarna de laatste bol is verwijderd, een verdere kamersectie wordt uitgeboord enzovoorts totdat tenslotte slechts nog de laatste bol op de bodem van de booropening overblijft.

In dit geval is de as van de genoemde verdieping en van het lang- 35 werpige lichaam bij voorkeur ten opzichte van de rotatie-as van het mes * 8502 2 64 1 V > -4- verschoven, zodat de hefboomswerking, welke het mes tot uitzwaaien veroorzaakt, wordt vergroot, dit meer in het bijzonder in de nabijheid van de positie, waarin het mes dwars ten opzichte van de as uitsteekt.

Het is ook mogelijk bijvoorbeeld de genoemde spleet ten opzichte 5 van het midden van het eindvlak van het langwerpige lichaam te verschuiven om daardoor de eindsectie van het langwerpige lichaam, waarop de reaktiekracht van het mes tijdens het proces wordt uitgeoefend, te versterken.

De uitvinding zal onderstaand nader worden toegelicht onder verwijzing 10 naar de tekening. Daarbij toont:

Fig. 1 tot 3 het schematisch verloop van de werkwijze volgens de uitvinding overeenkomstig een eerste uitvoeringsvorm; fig. 4 een speciale uitvoeringsvorm van het mes van het werktuig, dat van bolvormige secties, die de zwaai-as vormen, is voorzien; 15 fig. 5 en 6 het uiteinde van het werktuig waarin het mes moet worden gemonteerd respectievelijk is gemonteerd;

Fig. 7 een langsdoorsnede van het werktuig, dat voorzien is van kanalen om het bewerkte, stofvormige materiaal af te voeren; fig. 8 een verdere uitvoeringsvorm; 20 fig. 9 en 10 twee verdere axiale doorsneden van een andere uitvoe ringsvorm van het werktuig, dat van twee messen is vóórzien; fig. 11 een aanzicht van het aktieve uiteinde van een werktuig overeenkomstig een verdere uitvoeringsvorm, gedeeltelijk in doorsnede langs een centraal vlak door het mes en de spleet.

25 fig. 12 een vooraanzicht van de eindsectie van het werktuig volgens figuur 11; fig. 13 zuiver schematisch het werkwijze verloop bij het gebruik van een aantal bollen, en fig. 14 een perspectievische schematische voorstelling van de 30 eindsectie van een werktuig volgens de figuren 11 en 12.

Fig. 1 van de tekening toont de eerste fase van de werkwijze, waarbij met een klassieke boor een opening wordt geboord en daarna een bol B op de bodem van de opening wordt gebracht. Het werktuig volgens de uitvinding bezit bijdeze eerste uitvoeringsvorm een langwerpig 35 lichaam C, dat aan het actieve uiteinde daarvan is voorzien van een mes L, S3 ö 2 2 6 4 -5- # * dat om een as X'X zwaaibaar is opgesteld en naast de snijkant daarvan is voorzien van een nokprofiel, dat op de bol steunt. Het werktuig wordt om de lengte-as van het lichaam C geroteerd en op het werktuig wordt een evenwijdig aan de as gerichte druk uitgeoefend. De bol stopt eerst 5 het mes en verhindert dit verder te boren; anderzijds veroorzaakt de bol het uitzwaaien van het mes en des te meer naarmate de druk groter wordt. Fig. 3 van de tekening toont, dat het betrekkelijk ver uitgezwaaide mes een kamer uitboort, waarvan de vorm een rotatie lichaam om de lengteas vormt, en waarvan de diamter afhankelijk is van de axiale kracht, 10 welke op het werktuig wordt uitgeoefend, evenals het profiel van het snijvlak van het mes. Het is natuurlijk mogelijk een aantal op elkaar volgende boorhandeling in een zelfde opening uit te voeren om daardoor de diepte van de gevormde kamer te vergroten.

De bol kan bijvoorbeeld uit staal bestaan en aan het eind van het 15 boorproces bijvoorbeeld door middel van een buigzame magnetische staaf weer uit de opening worden verwijderd.

Natuurlijk zijn meer technische mogelijkheden denkbaar om het mes op het uiteinde van het langwerpige lichaam aan te brengen.

Eén van deze oplossingen bestaat bijvoorbeeld daarin, dat aan het 20 eind van het langwerpige lichaam een spleet zodanig wordt aangebracht, dat deze het onderbrengen van het mes toelaat. In dit geval zal de zwaai-as door de twee zijwanden van de cylindrische kamer gaan en hierin star zijn aangébracht, bijvoorbeeld door lassen, persen of op een andere aan de vakman bekende wijze om te verhinderen, dat de beide gevorkte 25 zijdelen bij het bedrijf van de inrichting verbuigen. Dank zij deze constructie wordt derhalve het werktuig aanmerkelijk meer stabiel.

Om het inbrengen van het werktuig in de opening te vergemakkelijken, kan het werktuig zijn voorzien van blokkeermiddelen, die in een rotatie-richting van het mes roteren, waarbij zich dit laatste bij voorkeur in 30 een axiaal gecentreerde positie dat wil zeggen over het langwerpige lichaam naar voren uitstekend bevindt. Bij het eerder beschreven voorbeeld kunnen deze blokkeermiddelen eenvoudig daarin bestaan, dat enerzijds op het mes en anderzijds op het lichaam passende aanslagvakken aanwezig zijn.

35 Fig. 4 toont een bijzonder gunstige uitvoeringsvorm van het mes, dat 8502264 * * * -6- bij het weergegeven voorbeeld aan beide zijden, en wel bij het gekoppelde uiteinde, is voorzien van twee sferische sectie L^, welke het eind insluiten om hiermede tezamen eensferisch lichaam te vormen, dat in een overeenkomstige uitsparing aan het eind van het werktuiglichaam 5 kan worden ingebracht en daar bijvoorbeeld zuiver mechanisch door een omkraling wordt vastgehouden, zoals blijkt uit figuur 6.

Uit figuur 5 blijkt, dat de uitsparing voor het omkralen van het uiteinde daarvan een cylindrische sectie bezit, welke aan het verlengende uiteinde open is en door een half-bolvormige sectie is 10 verlengd. Fig. 6 toont, dat na het inbrengen van het sferische lichaam van het mes in de uitsparing de rand van deze laatste aan het eind daarvan wordt omgekraald om het lichaam vast te houden. Een spleet F, welke langs een beschrijvende lijn van het cylindrische lichaam tot aan het eind daarvan verloopt, maakt het passeren van het mes mogelijk 15 In figuur 4 is het snijvlak van het mes en de geprofileerde sectie L , welke een nok vormt, zichtbaar, c

Figuur 7 toont het werktuiglichaam in langsdoorsnede. Daaruit blijkt, dat een axiaal kanaal C de open uitsparing C., waarin het

& X

boorstof kan binnendringen, met evacueringskanalen C^, C^· voor het 20 afvoeren van het materiaal is verbonden. Deze kanalen kunnen met buigzame slangen,(niet weergegeven) zijn verbonden, welke de kanalen axiaal verlengen en waarin de centrifugaalkracht een onderdruk veroorzaakt, door middel waarvan het boorstof uit de opening wordt weggezogen. Als variant is het ook mogelijk, zoals figuur 7 schematisch toont, een 25 turbinewiel T om het lichaam C te laten roteren en wel ter hoogte van de kanalen C2 , om het zuigeffect nog te versterken.

Fig. 8 van de tekening toont een tweede uitvoeringsvorm, .

waarin de bol D is vervangen door een star met het lichaam C van het werktuig verbonden element. Dit element bezit een sectie, welke een 30 nok vormt, en welke in een uitsparing aan het eind van het lichaam C wordt vastgehouden, evenals een verlengstuk, dat uit de uitsparing aan het uiteinde van het lichaam C steekt, en aan het uiteinde daarvan een bol E^ ondersteunt. Het is duidelijk, dat deze bol tegen de bodem van de opening zal steunen terwijl de, de nok Ec vormende sectie op 35 het nokprofiel van het mes L komt te liggen om de helling van het mes - 8502264 φ · -7- ia afhankelijkheid van de op het werktuig uitgeoefende axiale druk te veranderen. Bij deze uitvoeringsvorm is het niet nodig op de bodem van de opening een losse bol aan te brengen, welke na elke stap weer moet worden verwijderd.

5 De uitvinding is niet beperkt tot het gebruik van een enkel mes aan het uiteinde vanhet langwerpige lichaam.

Men kan bijvoorbeeld twee messen , L^, welke scharnierbaar met het uiteinde van het langwerpige lichaam C zijn verbonden, gebruiken, zoals blijkt uit de figuren 9 en 10. Deze beide messen , L2 werken 10 samen met een enkel gemeenschappelijk geprofileerd lichaam (bol B).

Het voordeel van deze oplossing bestaat daarin, dat de beide messen lij Ι·2 gelijktijdig werken en wel steeds aan één zijde, zodat de dwars-belastingen, die op het langwerpige lichaam C worden uitgeoefend, praktisch verdwijnen. Men verkrijgt daardoor een vermindering van de 15 wrijvingskrachten, welke het lichaam C beïnvloeden.

Het is duidelijk, dat nog verdere uitvoeringsvormen van het beschreven werktuig mogelijk zijn, waarbij meer in het bijzonder veranderingen van het mes ten aanzien van de vorm daarvan denkbaar zijn. Dergelijke veranderingen binnen het kader van de uitvinding zijn zuiver een kwestie 20 van vakmanschap.

Bij wijze van voorbeeld kan het langwerpige werktuiglichaam tenminste gedeeltelijk zijn omgeven door een vrijloop ring om de beïnvloeding door wrijvingskrachten uit te schakelen en dien.ten gevolge de • slijtage van het werktuiglichaam bij het contact met de wand van de 25 opening te reduceren.

In de figuren 11 en 14 is de aktieve eindsectie van het werktuiglichaam C weergegeven en wel met het mes L, dat om een as A zwaaibaar is opgesteld. De snijkant L^van het mes is verlengd en wel buiten de punt L uit, met een nokachtig profiel L dat met een bol B samenwerkt, X v 30 die op zijn beurt op de bodem van de opening moet worden aangebracht.

Wanneer de werkwijze volgens de uitvinding wordt toegepast, zal het mes bij roterend werktuig steeds meer in de richting van de pijl (fig.11) hellen, zodra een axiale kracht op het lichaam C wordt uitgeoefend en liet snijvlak komt derhalve, en weliswaar reeds bij een geringe 35 axiale verschuiving van het langwerpige lichaam, uit een uitgangspositie, 8502264 v" , i -8- waarin het snijvlak in wezen axiaal is gecentreerd in een eindpositie, welke dwars ten opzichte van deze as verloopt, zoals uit de tekening blijkt.

Op deze wijze wordt om de symmetrie-as YY' van het werktuig een 5 rotatielichaam vormige kamer uitgeboord respectievelijk uitgebroken en wel door middel van het snijvlak L^, dat in tegengestelde zin ten opzichte van de axiale kracht is gecentreerd. Men dient zich voor ogen te houden, dat dit uitboren wordt verkregen doordat enerzijds het werktuig om de as YY' wordt geroteerd en te gelijker tijd een axiale 10 druk wordt uitgeoefend en wel zonder een slagwerking, waardoor deze methode zich meer in het bijzonder van het boorproces met een klassieke boor onderschijdt. Zoals uit figuur 12 blijkt, steekt het mes uit een spleet F in het eindvlak van het werktuiglichaam uit. Bij het beschreven uitvoeringsvoorbeeld is deze spleet ten opzichte van het midden van 15 het eindvlak zijdelings verschoven. Daardoor verkrijgt de eindsectie van het lichaam C een versterkte zijde, waarop de reaktiekracht van het mes tijdens de rotatie van het werktuig om de as YY' werkzaam is.

Daardoor wordt het risico op breuk van het mes ten gevolge van een deformatie van het werktuigoppervlak, waarop het mes wordt ondersteund, praktisch 20 uitgesloten.

Fig. 11 van de tekening toont het eindvlak van het lichaam C, waarin een sferische uitsparing C respectievelijk verdieping aanwezig

O

is, waarvan de diameter iets groter is dan die van de bol. Deze constructie van de eindsectie van het lichaam C bewerkstelligt niet slechts de 25 centrering van de bol doch waarborgt ook een stijve ondersteuning van het mes op de secties van de wanden van de spleet, welke buiten het ass-vlak uitsteken, dat tangentiaal ten opzichte van de bodem van de genoemde verdieping verloopt wanneer het mes betrekkelijk weinig hellend ten opzichte van de as YY' verloopt.

30 Fig. 11 toont voorts, dat de as A ten opzichte van de symmetrie-as YY' van het lichaam C is verschoven. Daaruit volgt, dat zelfs in de buurt van de dwarspositie van het mes, de door de bol uitgeoefende reaktiekracht in het raakpunt tussen de bol en het mes en de door de as A op de het mes uitgeoefende reaktiekracht evenals eerst een kipmoment 35 voor het mes vormen.

8502 2 6·} · -9-

Pig. 13 van de tekening toont op welke wijze een grotere kamer is opgebouwd uit een aantal op elkaar aansluitende kleinere kamers en wel op de volgende wijze: Men verkrijgt een eerste sectie CH^ door een samenwerking van het werktuig op bijvoorbeeld vier bollen tot B^; 5 De tweede sectie CH^ wordt verkregen door middel van een tweede stap, waarbij het werktuig slechts nog met de bolle B^ tot samenwerkt nadat de bol B^ eerst is verwijderd, enzovoorts. Het is duidelijk, dat bij dit proces de bol, welke direct met het nokprofiel van het mes samenwerkt, door de sferische verdieping van het werktuig wordt gecentreerd, 10 terwijl de andere bollen zonder nadelige gevolgen meer of minder gedecen-treerd kunnen zijn opgesteld.

Ook hier zijn natuurlijk mechanische veranderingen van het werktuig zonder meer denkbaar. Daarbij is slechts de tussenkomst van de vakman noodzakelijk.

15 Overeenkomstig een speciale uitvoeringsvorm volgens de uitvinding kunnen de twee secties BR^ en BR2 van het lichaam C, welke door een spleet F van elkaar zijn gescheiden, met elkaar zijn verenigd en wel aan die zijde, welke is gelegen tegenover de plaats waarin het mes L moet uitzwaaien en wel door middel van een klein metallisch onderdeel 20 P, dat een soort brug vormt en het mogelijk maakt, dat - het in een richting roterende mes wordt geblokkeerd en wel zodanig, dat het mes niet kan omzwaaien en zich in de onjuiste richting kan bewegen en - de beide secties of armen BR^ en BR^ worden versterkt doordat het uiteen 25 bewegen daarvan ten gevolge van optredende krachten wordt verhinderd en de spleet daardoor niet op een onredelijke wijze kan worden geopend.

Het genoemde metallische onderdeel P kan in wezen een deel van het lichaam zelf vormen en bijvoorbeeld bij het vormen van de spleet F worden verkregen.

30 Het is duidelijk, dat het onderdeel ook uit een inzetonderdeel kan bestaan.

Bij voorkeur is het onderdeel zodanig uitgevoerd en gevormd, dat het in de algemene lijn van het lichaam C blijft en het onderdeel bezit hiertoe bij voorkeur, zoals is weergegeven, een buitenste zijvlak, dat 35 de buitenvlakken van de secties BR^, BR2 verleng* evenals een enigszins sferische eindvlak, dat eveneens in de sferische verdieping C past en het

O

oppervlak daarvan verlengt.

8502264

Claims (15)

1. Werktuig voor het boren van van een kamer voorziene opening gekenmerkt door tenminste een boormes (L), dat om een dwarsas (X'X) aan het eind van een langwerpig lichaam (C) zwaaibaar is aangebracht, waarbij het genoemde mes naast de snijkant (L ) een nokprofiel L bezit t O 5 dat dient om met een geprofileerd lichaam (B, Ec - E^) , dat op de bodem van een opening rust, samen te werken en daarbij het mes verschillend ver uit te zwaaien, dit in afhankelijkheid van de op het langwerpige lichaam uitgeoefende axiale kracht.

2. Werktuig volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat het mes aan de 10 beide zijden daarvan en wel bij het zwaaibaar gekoppelde eind (L^) daarvan is voorzien van twee bolsecties (L^, L^), welke het genoemde eind omgeven en tezamen daarmede een bolvormig lichaam (L. L L ' vormen, dat voor 1 1 3 het inbrengen in een aan het eind (C) van het werktuig aanwezige uitsparing (Cj) is bestemd, terwijl de aktieve sectie van het mes door een spleefe E (F) voert, welke zich langs een beschrijvende lijn van het werkstuklichaam uitstrekt, en wel tot aan het eind van dit laatste.

3. Werktuig volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat het geprofileerde lichaam een in het werktuig geïntegreerd element is, en een sectie (E^) bezit, welke een in een uitsparing aan het eind van het langwerpige lichaam 20 van het werktuig vastgehouden nok vormt, waarbij het nokprofiel van het mes in de genoemde uitsparing dringt en tegen de een nok vormende sectie rust, en verder een verlengstuk bezit, dat buiten het uiteinde van het genoemde langwerpige lichaam uitsteekt, en wel in de richting van de as van dit laatste, waarbij het verlengstuk aan het vrije uiteinde daarvan 25 is voorzien van een bolvormig deel (E^), dat dient om tegen de bodem van de opening te rusten.

4. Werktuig volgens conclusie 1 met het kenmerk,dat het werktuig is voorzien van twee messen (L^t 1^), die om een dwarsas (X'X) aan het eind van het langwerpige lichaam (C) zwaaibaar zijn aangebracht, waarbij 30 de beide messen met hetzelfde geprofileerde lichaam (B) samenwerken.

5. Werktuig volgens één of meer van de conclusies 1 tot 4 met het kenmerk, dat het langwerpige lichaam tenminste gedeeltelijk door een vrij roteerbare ring is omgeven.

6. Werktuig volgens conclusie 1, voorzien van een mes, dat om 35 een dwarsas aan het eind van een langwerpig lichaam zwaaibaar is aan- 8502264 -11- gebracht en middêlen om het mes over een vooraf bepaalde hoek te doen zwaaien wanneer op het langwerpige lichaam een axiale kracht wordt uitgeoefend, om dit over het punt heen te verschuiven, waarin het werktuig tegen de bodem van de opening rust met het kenmerk, dat het mes (L) een 5 geprofileerde oppervlaktesectie (Lc) bezit welke de functie van een nok vervult, die met een bol (B) samenwerkt, die zich op de bodem van de opening bevindt, waarbij de genoemde oppervlakte sectie (Lc) van het mes zodanig is geprofileerd, dat de snijdende sectie (Lfc) reeds bij een geringe axiale verschuiving van het langwerpige lichaam (C) uit 10 een in wezen axiale stand naar een in wezen dwars ten opzichte van de as gelegen stand wordt gezwaaid en het kopvlak van het langwerpige lichaam, dat van een spleet (F) voor het laten passeren van het mes is voorzien, zodanig is gevormd, dat dit kopvlak een sferische verdieping (Cg) voor het centreren van de bol bezit.

7. Werktuig volgens conclusie 6 met het kenmerk, dat de as (YY') van de bolvormige verdieping en van het langwerpige lichaam ten opzichte van de rotatie-as (A) van het mes is verschoven, waardoor de tot het uitzwaaien van het mes leidende.^ hefboomswerking wordt vergroot meer in het bijzonder wanneer het mes zich in de buurt van de dwars uitgezwaaide 20 positie bevindt.

8. Werktuig volgens conclusie 6 óf 7 met het kenmerk, dat de spleet (F) ten opzichte van het midden (O) van het kopvlak van het langwerpige lichaam is verschoven om daardoor de eindsectie van het langwerpige lichaam, waarop de reaktiekracht van het mes tijdens de rotatie van het 25 werktuig om de as daarvan werkzaam is, te versterken.

9. Werktuig volgens tenminste één van de conclusies 1-8 met het kenmerk, dat de beide door de spleet (F) van elkaar gescheiden secties (BR^ en BR^)van het lichaam (C) aan die zijde met elkaar zijn verbonden, welke is gelegen tegenover het punt waarin het mes (L) uitzwaait en wel 30 door een metallisch onderdeel (P) dat een soort brug vormt en het mogelijk maakt, dat de: - het mes (L) tegen een uitzwaaien in een rotatierichting is geblokkeerd om het mes te verhinderen te kippen en naar de onjuiste zijde uit te zwaaien, en 35. de beide secties (BR^ en BR^ ) worden versterkt om de weerstand tegen 8502 «;.-, -12- een ongewenst spreiden te vergroten.

10. Werktuig volgens conclusie 4 met het kenmerk,dat het onderdeel (P) met het lichaam (C) als één geheel is uitgevoerd en/of bij het vormen van de spleet (F) wordt verkregen.

11. Werktuig volgens conclusie 9 met het kenmerk,dat het onderdeel (P) uit een aangebracht materiaalonderdeel bestaat.

12. Werktuig volgens één of meer van de conclusies 9-11 met het kenmerk, dat het onderdeel (P) is voorzien van een buitenste zijvlak, dat de buitenste zijdelingse vormen van de secties (BR , BR ) verlengt J. « 10 respectievelijk een verlengstuk daarvan vormt en een in wezen sferisch eindvlak bezit, dat een continuïteit in de vorm-overgang met de sferische verdieping (Cg) vormt.

13. Werkwijze voor het boren van een van een kamer voorziene opening onder gebruik van het werktuig volgens conclusie 1 met het kenmerk, 15 dat eerst met een normale boor een opening wordt geboord, daarna een het genoemde geprofileerde lichaam vormende bol in de opening wordt ingebracht en vervolgens het mes van het werktuig in aanraking met de bol wordt gebracht, waarbij het werktuig op bekende wijze in rotatie wordt gebracht en daarbij een axiale druk op het werktuig wordt uitge- 20 oefend.

14. Werkwijze voor het boren van een van een kamer voorziene opening onder gebruik van het werktuig volgens conclusie 3 met het kenmerk, dat met een normdle boor een opening wordt geboord, daarna het werktuig in deze boor wordt ingebracht totdat de sferische sectie daarvan tegen de 25 bodem van de opening rust, het werktuiglichaam op een bekende wijze in rotatie wordt gebracht en daarbij een axiale druk op het werktuig wordt uitgeoefend.

15. Werkwijze voor het boren van een van een kamer voorziene opening volgens conclusie 13 onder gebruik van het werktuig volgens conclusie 30. met het kenmerk, dat in een eerst stap een aantal bollen (B^ tot B^) in een v.caraf op een bekende wijze geboorde opening wordt ingebracht, daarna het werktuig met de laatste van deze bollen (B^) in aanraking wordt gebracht,om een eerste (CH^) van de kamer te vormen, vervolgens in een .tweede stap en na het verwijderen van de laatste kogel (B^) het 35 proces wordt herhaald om een tweede kamersectie (CH^) direct aansluitend 850 2 2 8 4 -13- «N •· ^ op de eerste te vormen en met de overige bollen op een overeenkomstige wijze te werk wordt gegaan totdat zich slechts nog de laatste bol (B^) op de bodem vande opening bevindt. 8302264