NL8501169A

NL8501169A - Inrichting voor het een voor een afnemen van schotel-of schaalvormige voorwerpen uit een stapel van dergelijke voorwerpen.

Info

Publication number: NL8501169A
Application number: NL8501169A
Authority: NL
Original assignee: Ind Producten Brabant B V
Priority date: 1985-04-23
Filing date: 1985-04-23
Publication date: 1986-11-17

Description

-1- 24574/CV/tl ί Λ . '

Korte Aanduiding: Inrichting voor het één voor één afnemen van schotel-of schaalvormige voorwerpen uit een stapel van dergelijke voorwerpen.

5 De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het één voor één afnemen van schotel-of schaalvormige voorwerpen uit een stapel van dergelijke voorwerpen,die ieder zijn voorzien van een uitstekende rand, waarbij de voorwerpen zodanig zijn gevormd, dat uitstekende randen van boven elkaar gelegen voorwerpen althans plaatselijk op enige afstand 10 van elkaar zijn gelegen.

Schotel- of schaalvormige voorwerpen worden veelal in stapels opgeslagen en moeten dan voor gebruik één voor één van een dergelijke stapel worden af genomen. Daarbij is het voor de verdere verplaatsing van de uit de stapel afgenomen voorwerpen veelal gunstig,indien het van de 15 stapel afnemen steeds op althans nagenoeg hetzelfde niveau gebeurd.

Met de uitvinding wordt nu beoogd een een eenvoudige opbouw bezittende inrichting te verkrijgen met behulp waarvan een dergelijk één voor één afnemen van voorwerpen uit een stapel snel en doelmatig kan geschieden.

20 Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat de inrichting is voorzien van althans twee stellen van tenminste twee om althans nagenoeg horizontaal verlopende zwenkassen verzwenkbare armen,die zijn voorzien van uitstekende vingers,waarbij de vingers van de armen van het ene stel hoger zijn gelegen dan de vingers van het andere stel,terwijl 25 aandrijf middelen zijn aangebracht voor het verzwenken van de armen,een en ander zodanig,dat afwisselend de armen van het ene stel en de armen van het andere stel worden verzwenkt tussen de stand waarin de vingers van het desbetreffende stel het dichtst bij elkaar zijn gelegen naar een andere stand,terwijl tijdens het verzwenken van de armen van het ene stel de 30 armen van het andere stel althans nagenoeg worden gehouden in de stand waarin de vingers van dit andere stel het dichtst bij elkaar zijn gelegen.

Door toepassing van de constructie volgens de uitvinding kunnen,indien een stapel voorwerpen door de het laagst gelegen vingers wordt onder-35 steund, de hoger gelegen vingers worden gebracht onder de rand van het op een na laagste voorwerp,waarna de onder het onderste voorwerp gelegen i 4 Λ

„ ' . . Τ'* U

r- v - · v ^ >> i* -2- 24574/CV/tl vingers kunnen worden teruggezwenkt,zodat dan het onderste voorwerp naar beneden kan vallen om afgevoerd te kunnen worden.

Vervolgens kunnen de onderste vingers weer naar elkaar toe worden gezwenkt waarna de bovenste vingers uit elkaar kunnen worden gezwenkt, 5 zodat de stapel op de onderste vingers zal zakken,waarna de boven beschreven cyclus weer kan worden herhaald.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in bijgaande figuur schematisch weergegeven uitvoeringsvoor-beeld van een inrichting volgens de uitvinding.

10 De in de figuur weergegeven inrichting omvat een gestel 1,waarin een horizontale as 2 draaibaar is gelegen. De as 2 kan met behulp van een ketting of riemaandrijving 3 worden aangedreven vanaf een electromotor 4.

Aan de beide buiten het gestel uitstekende uiteind® van de as 2 15 zijn nokschijven 5 bevestigd. Op de naar elkaar toegekeerde zijvlakken van de nokschijven 5 zijn nokken 6 aangebracht.

Met behulp van horizontaal en zich loodrecht op de as 2 uitstrekkende zwenkas 7 zijn ter hoogte van de nokschijven 5 aan het gestel een tweetal om de zwenkassen 7 verzwenkbare armen 8 gekoppeld. Aan de boven 20 de zwenkassen 7 gelegen uiteinde van de armen 8 zijn vingers 9 bevestigd, welke zich vanaf de tegenover elkaar gelegen armen 8 naar elkaar toe uitstrekken. Aan de onder de zwenkassen 7 gelegen uiteinden van de armen 8 zijn rollen 10 aangebracht ,die ten opzichte van de armen 8 om zich evenwijdig aan de assen 7 uitstrekkende assen 11 vrij draaibaar 25 zijn.

Op soortgelijke wijze is een tweede stel armen 12 verzwenkbaar met het gestel gekoppeld. De armen 12 zijn daarbij ten opzichte van het gestel verzwenkbaar om in het verlengde van de zwenkassen 7 gelegen zwenkassen. Aan de boveneinden van de armen 12 zijn vingers 13 bevestigd,welke 30 zich eveneens vanaf de armen 12 in een naar elkaar toegekeerde richting uitstrekken. Daarbij is de uitvoering zodanig,dat de vingers 13 een weinig hoger zijn gelegen dan de vingers 9. Aan de ondereinden van de armen 12 zijn met de rollen 10 overeenkomende rollen 14 aangebracht.

In het midden van de as 2 is aan de as 2 een excentriek schijf 15 35 bevestigd. Op deze excentriek schijf 15 rust een rol 16,die om een zich evenwijdig aan de as 2 uitstrekkende draaiingsas vrij draaibaar met het 35C1159 -3- 24574/CV/tl ondereinde van een zich verticaal omhoog uitstrekkende drijfstang 17 is verbonden. Aan het boveneinde van de drijfstang 17 is een zich naar boven toe verwijdende trechtervormige zuignap 18 bevestigd,welke aan de bovenzijde open is en waarin met behulp van niet nader weergegeven 5 middelen een onderdruk kan worden opgewekt. In de in de figuur weergegeven stand is de zuignap 18 gelegen onder een tafel 19,die is voorzien van een doortocht 20 waardoorheen de zuignap 18 vanuit de in de figuur weergegeven stand omhoog kan worden bewogen.

Zoals verdere nog in de figuur is aangeduid zijn tussen de armen 10 8 en 12 en het gestel trekveren 21 aangebracht,die de armen zodanig trachten te verzwenken,dat de rollen 10 en 14 met de naar elkaar toegekeerde zijvlakken van de nokschijven 5 in contact blijven.

In de in de figuur weergegeven stand van de armen 8 liggen de vingers 9 van deze armen 8 zo dicht mogelijk bij elkaar en wordt door 15 deze vingers 9 een stapel van schotel of schaalvormige voorwerpen 22 ondersteund. Deze voorwerpen zijn voorzien van uitstekende randen 23 en daarbij zodanig gevormd,dat,indien de voorwerpen zoals weergegeven in elkaar zijn genest,er een zekere tussenruimte aanwezig is tussen de boven elkaar gelegen randen 23 van de voorwerpen 22. De rand 23 van 20 het onderste voorwerp rust op de vingers 9.

In de in de figuur weergegeven stand liggen de met de armen 12 verbonden rollen 14 op de nokken 6,zodat dientengevolge de vingers 13 vanuit de stand,welke zij innemen indien de rollen 14 naast de nokken 6 op de naar elkaar toegekeerde zijvlakken van de schijven 5 zijn gelegen 25 en waarin de vingers 13 zo dicht mogelijk bij elkaar zijn gelegen,in een van elkaar afgekeerde richting zijn verzwenkt,zodanig,dat de vrije uiteinden van de vingers naast de op elkaar gestapelde voorwerpen 22 zijn gelegen.

Indien nu de as 2 in draaiing wordt gebracht zullen de door de 30 armen 12 gedragen rollen 14 vrij komen ian de nokken 6 zodat de vingers 13 naar elkaar toe kunnen bewegen en zullen grijpen onder de rand van het één na laatste voorwerp 22 van de stapel. Verder zal de zuignap 8 omhoog worden bewogen. Indien de zuignap 8 zijn hoogste stand heeft bereikt kan met behulp van niet nader weergegeven middelen een onderdruk in de zuig-35 nap worden opgewekt,zodat het onderste voorwerp tegen de zuignap wordt aangezogen. Tegelijkertijd zullen de door de armen 8 gedragen rollen 10 λ ” ^ JS ' Λ

^ * i ·> V

-4- 24574/CV/tl oplopen op aan de schijven 5 bevestigde nokken 6,zodat de boveneinden van de armen 8 en daarmede de vingers 9 in een van elkaar afgekeerde richting worden verzwenkt, zodat het onderste voorwerp 22 door de vingers 9 wordt vrijgegeven.De zuignap 18 zal daarbij tevens naar 5 beneden gaan bewegen en het onderste voorwerp meenemen en op de tafel 19 plaatsen. Zojira het voorwerp met deze tafel 19 in contact komt wordt de onderdruk in de zuignap met behulp van niet nader weergegeven middelen opgeheven. De rollen van de hefboom TO komen hierbij weer vrij van de nokken 6 zodat de vingers 9 weer naar elkaar toe bewegen tot in 10 een stand,waarin zij onder de uitstekende randen 23 van de voorwerpen zijn gelegen. Indien eenmaal de vingers 9 deze stand hebben bereikt gaan de rollen 14 weer oplopen op aan de schijven 5 bevestigde nokken 6,zodat de armen 12 weer naar de in de figuur weergegeven stand worden verzwenkt, zodat de stapel voorwerpen door de vingers 13 wordt vrijgegeven en naar 15 beneden kan bewegen tot de stapel weer wordt tegengehouden door de vingers 9· Dan is weer de in de figuur weergegeven opstelling bereikt en zal boven omschreven cyclus zich weer herhalen.

Intussen kan het op de plaat 19 geplaatste voorwerp met behulp van niet weergegeven middelen of met de hand zijn verwijderd.Eventueel 20 kan de plaat 19 ook de vorm aannemen van een transportband voor het afvoeren van de voorwerpen.

25 311d 9

Claims

1. Inrichting voor het één voor één afnemen van schotel-of schaal-vormige voorwerpen uit een stapel van dergelijke voorwerpen,die ieder zijn voorzien van een uitstekende rand,waarbij de voorwerpen zodanig zijn gevormd,dat de uitstekende randen van boven elkaar gelegen voor- 5 werpen althans plaatselijk op enige afstand van elkaar zijn gelegen, met het kenmerk,dat de inrichting is voorzien van althans twee stellen van tenminste twee om althans nagenoeg horizontaal verlopende zwenkassen verzwenkbare armen, die zijn voorzien van uitstekende vingers,waarbij de vingers van de armen van het ene stel hoger zijn gelegen dan de 10 vingers van het andere stel, terwi.il aandrijfmiddelen zijn aangebracht voor het verzwenken van de armen ,een en ander zodanig,dat afwisselend de armen van het ene stel en de armen van het andere stel worden ver-zwenkt uit de stand waarin de vingers van het desbetreffende stel het dichtst bij elkaar zijn gelegen naar een andere stand,terwijl tijdens 15 het verzwenken van de armen van het ene stel de armen van het andere stel althans nagenoeg worden gehouden in de stand waarin de vingers van dit andere stel het dichtst bij elkaar zijn gelegen.

2. Inrichting volgens conclusie 1,met het kenmerk,dat de inrichting is voorzien van een horizontale aandrijfbare as waaraan schijven zijn 20 bevestigd,waarvan de naar elkaar toe gekeerde zijvlakken zijn voorzien van nokken,die samenwerken met aan de uiteinden van de armen bevestigde nokvolgers.

3. Inrichting volgens conclusie 2,met het kenmerk,dat aan de as een excentriek schijf is bevestigd, met behulp waarvan een zuignap op en 25 neer beweegbaar is,zodanig,dat deze zuignap ter hoogte van het onderste voorwerp is gelegen,op het tijdstip,dat de dit onderste voorwerp ondersteunende vingers onder het voorwerp vandaan worden getrokken en vervolgens vanuit deze stand naar beneden kan bewegen voor het afgeven van het voorwerp aan afvoermiddelen. 30 8501139