NL8500550A - Inrichting voor het in folie verpakken van een vleesprodukt. - Google Patents

Description

%

Hw/Mv/26 Langen Research

Inrichting voor het in folie verpakken van een vleesprodukt

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het in folie verpakken van een vleesprodukt, zoals ham, waarbij gebruik wordt gemaakt van een mal voor het opnemen van een zakvormige folie.

5 Een dergelijke mal is beschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage 8403736, waarbij in de met folie beklede mal een aantal vleesstukken worden gedeponeerd, welk vlees vervolgens in de mal wordt gekookt voor het verkrijgen van de gewenste ham. De mal dient hier als ondersteuning voor het 10 verkrijgen van de juiste vorm.

De uitvinding beoogt een inrichting te verschaffen, waarmee de mal kan worden bekleed met folie, gevuld met vleesstukken en de zakvormige folie luchtdicht wordt afgesloten, en wel zodanig dat de folie op de plaatsen waar deze 15 wordt afgedicht vrij blijft van vet of vleesmateriaal, teneinde een absoluut luchtdichte afsluiting te realiseren.

De inrichting volgens de uitvinding onderscheidt * * zich door: een eerste steunorgaan voor het steunen van de zak 20 en de mal, ten opzichte van het steunorgaan verplaatsbare eerste middelen voor het omslaan van de manchet van de zak langs de bovenrand van de mal, een tweede steunorgaan voor het ondersteunen van de mal met de met vleesprodukt gevulde zak en ten opzichte van 25 het tweede steunorgaan verplaatsbare tweede middelen voor het terugslaan van de manchet, en een derde steunorgaan voor het ondersteunen van de mal met gevulde zakvormige folie, welk derde steunorgaan is voorzien van een afsluittoestel voor het afsluiten van de 30 manchet. *

Teneinde het omslaan en terugslaan van de manchet van de verpakkingsfolie zonder kreukvorming te doen plaatsvinden, verdient het de voorkeur om de middelen voor het omslaan respectievelijk terugslaan van die manchet te vormen . - j 8500550 * * ' -2- door twee of meer langs de buitenwand van de mal verplaatsbare lepels.

Hierbij zijn de omslaglepels bij voorkeur om een as dwars op de verplaatsingsrichting verzwenkbaar ondersteund, 5 teneinde de manchet voor het omslaan eerst op te rekken.

De terugslaglepels zijn bij voorkeur gevormd als , een haak, waarbij de haaklengte tenminste overeenkomt met de manchethoogte van de zakvormige folie. Met dit laatste wordt beoogt om de manchet aan te pakken waar ongeveer de rand van 10 de mal ligt, zodat het om- respectievelijk terugslaan direkt bij de rand van de mal begint.

Voor het verkrijgen van een grote verpakkingscapa-citeit is het tweede steunorgaan in de vorm van een draaitafel, die in een transportbaan is opgenomen, uitgevoerd, waar-15 bij de terugslaglepels groepsgewijs op de draaitafel staan opgesteld.

Indien een mal wordt gebruikt die in dwarsdoorsnede veelhoekig is, zijn er volgens de uitvinding evenveel omslag-respectievelijk terugslaglepels aangebracht als er hoeken 20 zijn. Bij voorkeur zijn dan de omslag- respectievelijk terug-slagmiddelen zodanig gerangschikt dat zij bij de hoeken van de in de inrichting geplaatste mal werkzaam zijn, hetgeen proefondervindelijk de minste plooivorming in de manchet veroorzaakt.

25 Volgens de uitvinding is het derde steunorgaan ge vormd als een met een deur afsluitbare vacuümkast, waarin de afsluitmiddelen zijn opgenomen. Deze laatste zijn bij voorkeur gevormd als een zich horizontaal uitstrekkende tafel ter hoogte van de manchet en een op en neer beweegbaar drukstem-30 pel, waarbij een vouwelement in de vacuümkamer is aangebracht voor het omvouwen van de manchet over de horizontale tafel.

De uitvinding wordt nader toegelicht in de hieron-derstaande figuurbeschrijving aan de hand van een tekening.

In de tekening toont: 35 Fig. 1 een zijaanzicht van een deel van de inrich ting voorzien van het eerste steunorgaan,

Fig. 2 een staande langsdoorsnede van een deel van , de inrichting uit fig. 1, aangegeven met de pijl II, i | 8500550 . · ' .....1" * « -3-

Fig. 3 een met fig. 2 overeenkomende doorsnede van dat deel van de inrichting volgens de lijn III-III in fig. 4, echter in een andere stand van de omslagmiddelen,

Fig. 4 een staande dwarsdoorsnede van de inrichting 5 uit fig. 2,

Fig. 5a t/m e een zijaanzicht van de inrichting uit fig. 2 in diverse stadia van gebruik,

Fig. 6 en 7 een staand, voor- respectievelijk zijaanzicht van een deel van de inrichting voorzien van het 10 derde steunorgaan in de vorm van een draaitafel,

Fig. 8 een bovenaanzicht van de inrichting uit fig.

6,

Fig. 9a t/m e de in de inrichting volgens fig. 6 toegepaste terugslagmiddelen in diverse stadia van gebruik, 15 Fig. 10 en 11 een voor- respectievelijk zijaanzicht van een deel van de inrichting voorzien van het derde steunorgaan, uitgevoerd als vacuümkast,

Fig. 12 een met fig. 10 overeenkomend aanzicht van de inrichting op vergrote schaal, 20 Fig. 13 en 14 een staande doorsnede volgens de lijn XIII-XIII in fig. 12 over de sluitmiddelen in twee werkstan-den daarvan.

Fig. 1 toont het eerste deel van de inrichting, welk bestaat uit een basis 1 waarop een gestel 2 is aange-25 bracht, in welk kastvormig gestel het steunorgaan 3 geplaatst is, dat gedeeltelijk buiten het gestel 2 uitsteekt. Het steunorgaan 3 dient voor het opnemen van een zakvormige folie en vervolgens een daaroverheen geschoven mal. Het steunorgaan 3 is derhalve in het linker deel daarvan qua dwarsdoorsnede 30 overeenkomend met de dwarsdoorsnede van de daarop te plaatsen mal, hier bedoeld als een rechthoekige mal 4, welke met stippellijn 4 in fig. 4 is aangegeven. De mal is in detail beschreven in de voornoemde Nederlandse octrooiaanvrage 8403736.

35 . Het steunorgaan 3 is verder uitgevoerd met een cen trale spil 5 welke in het gestel 2 is bevestigd. Om de spil 5 is schuifbaar een slede 6 aangebracht, die aan één einde is voorzien van een staande flens 7, zie fig. 4 van rechthoekige j 8500550 * * -4- gestalte.In de hoekpunten is de flens 7 uitgevoerd met telkens een scharnierpen 8, waaromheen een langwerpige arm 9 zwenkbaar is. De arm 9 is aan het van de scharnierpen 8 afgekeerde einde verlengd met een lepel 10, waarvan de funktie 5 hieronder nader wordt toegelicht.

Aan de buitenzijde van de slede 6 is een huls 11 aangebracht, welke eveneens is voorzien van een radiaal naar buiten gerichte flens 12, waarin scharnierbaar een scharnier-arm 13 is gelagerd. Het andere einde van de scharnierarm 13 10 is draaibaar bevestigd aan de arm 9.

Tussen de flens 12 en de flens 7 van de slede 6 is een drukveer 14 aangebracht.

De flens 12 is aan een zijde eveneens voorzien van een uitstekende arm 15, waaraan de stang 16 van een zuiger 17 15 in een cilinder 18 is bevestigd. De cilinder 18 is bevestigd aan het gestel 2.

De slede 6 is tegenover de flens 7 voorzien van een daarop gemonteerde tweede flens 17, welke is uitgevoerd met glijlagers 18, die langs een in het gestel 2 parallel aan de 20 spil 5 gemonteerde glijstangen 19 verschuifbaar zijn.

*

Tussen de flens 17 en de flens 7 is een geleide pen 20 aangebracht, waarlangs een bus 21 van de flens 12 schuifbaar is ter geleiding van de huls 11.

De lengte van. de arm 9 met de lepel 10 is zodanig 25 dat in de stand volgens fig. 2 het vrije einde van de lepel 10 tegen het naar binnen gerichte eindvlak van steunorgaan 3 ligt, zie fig. 2. Het uiteinde van de lepel is daarbij iets naar binnen gebogen teneinde een vloeiende overgang te waarborgen.

30 De werking van de inrichting volgens fig. 1 t/m 4 is nader toegelicht aan de hand van fig. 5a t/m e.

Over het steunorgaan 3 wordt eerst een folie F geschoven, welke is uitgevoerd met een vooraf daaraan bevestigde manchet M. De lengte van de folie 'F en manchet M is 35 zodanig dat deze manchet geheel over de lepels 10 kunnen worden geschoven, zie fig. 5b.

De mal 4 wordt vervolgens over de folie F aangebracht, zie fig. 5c, waarbij waarnemingsorganen 21 respectie- 8500550 * i -5- i velijk 22 de aanwezigheid van de mal 4 respectievelijk de eindstand van de mal 4 waarnemen en vervolgens de cilinder 18 ! zullen bekrachtigen. Bij het bekrachtigen van de cilinder 18 : wordt eerst de arm 15 van de huls 11 naar links in fig. 2 en 5 3 geschoven, waardoor de scharnierarmen 13 de lepels 10 naar buiten zullen drukken, omdat aanvankelijk de slede 6 stil blijft staan. Zodra de flens 12 tegen de flens 17 stoot, zal bij het verder uitdrukken van de zuigerstang'16 uit de cilinder 18 ook de slede 6 naar links worden bewogen. De naar bui-10 ten gaande beweging van de lepels 10 is getoond in fig. 5d. j

Bij het vervolgens naar links schuiven van de lepels 10, die j op de slede 6 zijn bevestigd, zal de manchet M nauwkeurig over de rand van de mal 4 worden gevouwen, zonder dat plooi-vorming optreedt. Een en ander wordt bewerkstelligd door de ; 15 hierboven beschreven verwijding van de manchet M vlak bij de ! eindrand van de mal 4 alvorens tot omslaan over te gaan. !

De mal 4 met omgeslagen manchet kan vervolgens wor- ! den afgenomen van het steunorgaan 3 en naar een vulstation worden gevoerd, welke handeling schematisch met de hand in 20 fig. 5e is aangegeven. Vanzelfsprekend kan één en ander geheel mechanisch worden uitgevoerd. Het vullen van de mal met ; daarin aangebrachte folie en omgeslagen manchet valt buiten het kader van de uitvinding en is niet verder getoond. Elke geschikte vulmachine kan hiervoor worden gebruikt en het zal 25 de lezer duidelijk zijn dat de mal gemakkelijk mechanisch kan worden gevuld met vleesstukken zonder de omgeslagen manchet te bevuilen.

De gevulde mal wordt vervolgens gebracht naar een tweede steunorgaan van de inrichting dat hier is uitgevoerd 30 als een rond een vertikale spil roteerbare tafel, getoond in de fig. 5 t/m 9.

In de figuren is met het cijfer 30 het gestel aangegeven, dat bestaat uit een viertal zuilen, dat aan zijn boveneinde is verbonden door een rechthoèkige tafel 31, zie 35 fig. 8. In deze rechthoekige tafel is een. draaitafel 32 opge- ; nomen, die op een vertikale spil 33 is gelagerd. De aandrij- i ving van de tafel 32 vindt plaats door een in de zuilen 30 opgenomen motor- en transmissie-eenheid 34. De aandrijfeen- 8500550 * * · -6- heid kan op elke willekeurige wijze zijn uitgevoerd en behoeft daarom geen beschrijving.

De twee achterste zuilen 30' zijn boven de tafel 31 verlengd, aan de boveneinden waarvan een verbindingsplaat 35 5 is aangebracht voor het opnemen van het boveneinde van de spil 33. Rond het bovenste deel van de spil 33 zijn op afstand boven elkaar een tweetal steunplaten 36, 37 aangebracht, waartussen paren geleidingsstangén 38 zijn gemonteerd. Tussen de geleidingsstangen is een wagen 39 met op de 10 vier hoeken daarvan wielen 40 verrolbaar in vertikale zin. De wagen draagt aan de onderzijde een arm 40, die is verlengd met een lepel 41, welke tot nabij de draaitafel 32 reiken. De armen zijn aan de onderzijde van de wagen 39 scharnierend bij 42 opgehangen, en worden bij een op- en neerwaartse beweging 15 geleid langs geleiderollen 43. Een en ander is zodanig dat bij de omlaaggaande beweging de lepels 41 zich van elkaar spreiden, zodat het ondereinde ruim voorbij de bovenrand van een op de draaitafel 32 aangebrachte mal 4 passeren en op enioge afstand onder de bovenrand tegen de buitenwand van de 20 mal 4 komen te liggen. Bij de omhooggaande beweging blijven de lepels tegen de buitenwand van de mal 4 aanliggen en zullen bij de omhooggaande beweging onder de omgeslagen manchet van de folie terechtkomen.

De op en neergaande beweging van de wagen 39 langs 25 de geleidestangen 38 kan eveneens op elke willekeurige wijze plaatsvinden en is verder niet omschreven.

De draaitafel 32 vormt een deel van een transportbaan 44, waarop de gevulde mallen 4 rechts in fig. 8 worden aangevoerd door een roterend transportmechanisme 45 op een 30 plaats 46 van de draaitafel worden gebracht, waarna ze door een roterend transportorgaan 46 op de transportbaan 45 worden teruggeplaatst als zij de in fig. 8 getoonde vijf stations van de draaitafel 32 in de richting van de pijl P1 hebben doorlopen.

35 De positie van de lepels 41 ten opzichte van de mal 4 op de vijf stations zijn aangegeven in de fig. 9a t/m e.

Zo toont fig. 9a de stand waarin de gevulde mal 4 met omgeslagen manchet M zich onder de lepels 41 bevinden.

8500550 * i -7-

Bij de omlaaggaande beweging van de lepels 41, lopen deze ruim langs de bovenrand van de mal 4 naar beneden, waarna ze nabij de onderzijde van de mal tegen de buitenwand daarvan komen aan te liggen. Bij- de omhooggaande beweging zal 5 het haakvormige ondereinde van de lepel 41 onder de manchet M terechtkomen, zie fig. 9c, waarna bij een verdere opwaartse beweging de lepels 41 de manchet terugslaan tot in de stand volgens fig. 9e.

Hierbij zij opgemerkt dat de lengte van het haak-10 vormige deel 41' groter is dan de hoogte van de omgeslagen manchet M, zodat het uiteinde van de haak in de bovenplooi van de manchet van de folie verkeert als de manchet wordt teruggevouwen. Aangezien de manchet tijdens het vullen aan de buitenzijde vrij van vet en ander vuil is gebleven, zal na 15 het terugvouwen de binnenwand van de manchet M eveneens schoon gebleven zijn hetgeen voor de hieropvolgende sluitfase van belang is.

De sluitfase wordt nader toegelicht aan de hand van de figuren 10 t/m 14.

20 Aansluitend op de transportbaan 44 van fig. 8 kan een derde steunorgaan in de vorm van een vacuümkast 50 zijn aangebracht. De bodem 51 van de vacuümkast ligt op hetzelfde niveau als de transportbaan 44, zie fig. 11, zodat het in-brengen van telkens een mal 4 zonder storing kan plaatsvin-25 den. De vacuümkast bestaat uit twee naast elkaar gelegen secties, die elk afzonderlijk onder vacuüm te brengen zijn. Beide secties staan boven op een ondertafel 52, waarin de pomp voor het vacuümzuigen is ondergebracht. De secties zijn om en om door een sluitdeksel of deur 53 luchtdicht af te sluiten.

30 Daartoe is de deur 53 aan de ondertrek voorzien van een flexibele afdichtstrook, die zichzelf tegen de platte rand 54 van de vacuümsectie afdicht.

De deur is langs een bovenrail 56 langs de voorzijde van de secties verschuifbaar, hetgeen met de hand respec-35 tievelijk mechanisch kan plaatsvinden.

In de vacuümkast zijn afsluitmiddelen opgenomen, die, zie fig. 12 t/m 14, bestaan uit een zich horizontaal uitstrekkende tafel 55, welke vast met de achterzijde van de 8500550 m _ -8- *· vacuümkast 50 is verbonden, en waarvan de hoogte boven de bodem 51 zodanig is dat deze nagenoeg op de hoogte van de boven de mal 4 uitstekende manchet M ligt. De manchet M is met de hand respectievelijk mechanisch zijdelings uitgevou-5 wen, zodanig dat de tegenover elkaar gelegen delen met elkaar in kontakt komen.

Boven de steuntafel 55 is een verwarmbare drukstem-pel 56 aangebracht, die aan de onderzijde van een flexibele slang 57 is bevestigd. De slang 57 is luchtdicht afgesloten 10 en bevat een medium met een bepaalde druk.

Het drukstempel 46 is aan de naar voren gekeerde zijde uitgevoerd met een vouworgaan 58, dat bij 59 scharnierend met het stempel is verbonden. Het vouworgaan bestaat uit een gebogen plaat, waarvan de breedte overeenkomt met de wijd 15 uitgevouwen manchet M, zie fig. 12. Het vouworgaan is in de richting van de pijl P1 onder het drukstempel 56 langs te voeren en weer terug te draaien.

De hierboven beschreven inrichting werkt als volgt

Na het plaatsen van de mal 4 en het wijd uitvouwen 20 van de manchet M, zie fig. 12, kan het vouworgaan 58 de manchet onder een hoek van 90° over de steuntafel 55 omvouwen en gladstrijken. Door deze vouwbewerking zal de manchet niet meer achteraf gaan plooien, hetgeen het luchtdicht afsluiten ten goede komt.

25 Vervolgens kan de bedieningsman de vacuümkast slui ten door het aanbrengen van het deksel 53 voor de betreffende sectie. Door het vacuümzuigen van de sectie zal de slang 57 ten gevolge van de mediumdruk daarin vanzelf het drukstempel 56 in de richting van de druktafel 55 voeren en de twee lagen 30 van de manchet M op elkaar vastsmelten. Na het afsluiten kan weer druk in de sectie worden toegelaten, de mal worden uitgenomen en kan de inhoud van de folie onder vacuüm verder worden behandeld, bijvoorbeeld door pasteuriseren of koken.

De uitvinding is niet beperkt töt de hierboven 35 beschreven uitvoeringsvormen.

8500550 *

Claims (12)

1. Inrichting voor het in folie verpakken van een vleesprodukt, zoals ham, waarbij gebruik wordt gemaakt van een mal voor het opnemen van een zakvormige folie, gekenmerkt door: 5 een eerste steunorgaan voor het steunen van de zak en de mal, ten opzichte van het steunorgaan verplaatsbare eerste middelen voor het omslaan van de manchet van de zak-. vormige folie langs de bovenrand van de mal, een tweede steunorgaan voor het ondersteunen van de 10 mal met de met vleesprodukt gevulde zakvormige folie en ten opzichte van het tweede steunorgaan verplaatsbare tweede middelen voor het terugslaan van de manchet, en een derde steunorgaan voor het ondersteunen van de mal met gevulde zakvormige folie, voorzien van een af-15 sluittoestel voor het afsluiten van de manchet.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de middelen voor het omslaan respectievelijk terugslaan van de manchet zijn gevormd door twee of meer langs de buitenwand van de mal verplaatsbare lepels.

3. Inrichting volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat de omslag- respectievelijk terugslaglepels om een as dwars op de verplaatsingsrichting verzwenkbaar zijn gestuurd.

4. Inrichting volgens conclusie 1-3, met het 25 kenmerk, dat de terugslaglepels zijn gevormd als een haak.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de haaklengte tenminste overeenkomt met de manchethoogte van de zakvormige folie,

6. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het tweede steunorgaan een in een transportbaan opgenomen draaitafel is, waarop.de terugslaglepels groepsgewijs op de draaitafel staan opgesteld.

7. Inrichting volgens één der voorgaande conclu-35 sies, met het kenmerk, dat de mal in dwarsdoorsnede 85 ü 0 5 50 -10- veelhoekig is en er evenveel omslag- respectievelijk terug-slaglepels zijn aangebracht als er hoeken zijn.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de omslag- respectievelijk terugslagmid- 5 delen zodanig zijn gerangschikt dat zij bij de hoeken van de mal werkzaam zijn.

9. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het derde steunorgaan is gevormd als een met een deur afsluitbare vacuümkast waarin het afsluittoestel 10 is opgenomen.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het afsluittoestel is gevormd als een zich horizontaal uitstrekkende tafel ter hoogte van de manchet van de zakvormige folie en een op en neer beweegbaar drukstempel, 15 waarbij een vouwelement in de vacuümkamer is aangebracht voor het omvouwen van de manchet over de horizontale tafel.

11. Inrichting volgens conclusie 9 en 10, met het kenmerk, dat het drukstempel is bevestigd aan een luchtdichte slang.

12. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het vouwelement een gebogen scharnierplaat is, welke om een aan het drukstempel bevestigde scharnierpen evenwijdig aan de druktafel verzwenkbaar is. 85 0 0 5 50