NL8500406A - Inrichting voor het sorteren van plantebollen en knollen. - Google Patents

Description

. Br/wd/l Compas -1- *

Inrichting voor het sorteren van plantebollen en knollen.

» “’ ~~ _rnL

De uitvinding heeft betrekking op het sorteren van plantebollen en knollen en meer in het bijzonder op een inrichting waarmee deze materialen snel en doeltreffend in een beperkt aantal maatgroepen 5 gescheiden kunnen worden.

Men kent reeds sorteerinrichtingen met een aangedreven zeeftransporteur, waarbij deze zeeftransporteur uit een aantal eindloze, op gelijke afstand naast elkaar lopende en om gemeenschappelijke 15 omkeerrollen gevoerde snaren bestaat. Dergelijke inrichtingen maken een snelle scheiding van bijvoorbeeld bloembollen in twee maatgroepen mogelijk, aangezien de kleinere bollen uit het aangevoerde materiaal tussen de snaren van de transporteur zullen 20 doorvallen terwijl de grotere bollen op de snaren blijven liggen en pas op het einde van de transporteur worden afgevoerd. Voor de geleiding van de snaren brengt men meestal groeven in de omkeerrollen aan, terwijl men bij grotere lengten van de zeeftransporteur 25 de snaren laat divergeren zodat een scheiding in meer maatgroepen mogelijk wordt.

Een nadeel van de beschreven inrichtingen is dat de gegroefde omkeerrollen zich moeilijk laten verwisselen. Dit betekent dat men de inrichtingen na 30 het verwerken van een partij bloembollen van de ene soort- niet binnen korte tijd op het verwerken van een andere soort bollen kan omstellen, zodat men vaak twee of meer inrichtingen van hetzelfde type maar met verschillende snaarafstand nodig heeft.

35 In overeenstemming met de uitvinding is gebleken dat het genoemde nadeel kan 'worden ondervangen door toepassing van afzonderlijke, evenwijdig aan de BAD ORKjft&lP 0 4 0 6 -2- omkeerrollen en een eventuele spanrol opgestelde snaargeleiders. Dergelijke snaargeleiders kunnen gemakkelijk verwisselbaar worden gemaakt, zodat de inrichting binnen korte tijd" van een bepaalde 5 snaarafstand op een andere snaarafstand kan worden omgesteld en daardoor voor het sorteren van sterk uiteenlopende soorten bollen en ook voor het sorteren van knollen geschikt is. De toepasbaarheid van de inrichting wordt door deze maatregel derhalve sterk 10 vergroot.

De uitvinding verschaft dan ook een inrichting voor het sorteren van plantebollèn of knollen, met tenminste één aangedreven zeeftransporteur, die een aantal eindloze, op gelijke 15 afstand van elkaar verlopende en om gemeenschappelijke omkeerrollen gevoerde snaren omvat, alsmede aan- en afvoermiddelen voor het te sorteren materiaal, welke inrichting gekenmerkt is doordat de snaren van de zeeftransporteur tevens om afzonderlijke, evenwijdig 20 aan de omkeerrollen en een eventuele spanrol opgestelde snaargeleiders worden gevoerd.

Hoewel de snaargeleiders in principe pp diverse wijzen kunnen zijn uitgevoerd, hebben vaste snaargeleiders het nadeel dat zij gemakkelijk vervuild 25 geraken door stof én zanddeeltjes die door de bolle en knollen worden meegevoerd. Een dergelijke vervuildng kan tot blokkering van de zeeftransporteur leiden en kan alleen na stopzetten van de transporteur wordén opgeheven. In verband daarmee is een belangrijfk 30 kenmerk van de uitvinding dat tenminste de aan het bovenpart van de zeeftransporteur aanwezige snaargeleiders roteerbaar zijn opgesteld. Stof- en zanddeeltjes zullen dan minder gemakkelijk aan de snaargeleider* blijven hechten, zodat deze weinig last 35 van vervuiling heeft. Bovendien bestaat dan de mogelijkheid naast elke roteerbare snaargeleider een schraper aan te brengen die voor snelle verwijdering bad <9*pqu9-4 0 6 ---- -3- * van stof- en vuildeeltjes kan zorgdragen. Een dergelijke schraper kan aan het profiel van de roteerbare snaargeleider worden aangepast en kan ook tezamen met de roterende snaargeleider verwisselbaar 5 worden gemaakt, zodat hij^ de toepassingsmogelijkheden van de inrichting niet beperkt.

/ 8500406

BAD ORIGINAL

-4-

De uitvinding wordt nader geïllustreerd door de tekening, die enkelé uitvoeringsvormen en onderdelen daarvan bij wijze van voorbeeld weergeeft.

Figuur 1 en 2 tonen een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting, respectievelijk in 5 verticale doorsnede en in bovenaanzicht, waarbij de doorsnede van figuur 1 is genomen volgens de lijn I-I uit figuur 2.

Figuur 3, 5, 6 en 7 tonen enkele onderdelen uit de inrichting van figuur 1 en 2, namelijk een 10 roterende snaargeleider, een vaste snaargeleider, een omkeerrol en een spanrol, in perspectief en op grotere schaal. De.plaats van deze onderdelen in de inrichting is in figuur 1 met pijlen III, V, VI en VII aangeduid.

Figuur 4 is een aanzicht, genomen volgens de 15 pijl IV uit figuur 3..

Figuur 8 toont een aantal gegroefde rollen met uiteenlopende groefafstand, die in de inrichting van figuur 1 en 2 als roterende snaargeleider kunnen worden gebruikt.

20 Figuur 9 toont schematisch een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.

Figuur 10 is een variant op de f uitvoeringsvorm van figuur 1 en 2.

25 De inrichting van figuur 1 en 2 heeft een gestel 1, dat op wielen 2, 2 verrijdbaar is. Het gestel draagt een zeeftransporteur 3 met laterale begrenzingswanden 4,4 Verder zijn aan- en afvoermiddelen voor het te sorteren materiaal aanwezig, hier bestaande 30 uit schuine leivlakken 5 en 7 en een haaks op de zeeftransporteur 3 gerichte transportband 6.

De zeeftransporteur 3 bestaat .uit een aantal eindloze snaren 8 die op gelijke onderlinge afstand evenwijdig aan elkaar verlopen en om gemeenschappelijke 35 omkeerrollen 9, 9 alsmede een spanrol 10 zijn gevoerd.

In de baan van de snaren vindt men tevens vaste snaar-geleiders 11, 11 en roterende snaargeleiders 12, 12.

BAD o6lSll&lP ^ 0 6 " ' . -5-

De zeeftransporteur wordt aangedreven door een motor 13 via een variabel drijfwerk 14.

Een belangrijk onderdeel van de zeeftransporteur 3, namelijk één der roterende 5 snaargeleiders 12, 12 is in figuur 3 en 4 op grotere schaal weergegeven. Deze snaargeleider 12 omvat een cilindrische rol 15 die met de cilinderas als draaiingsas in een lager 17 is gelagerd. In het cilinderoppervlak van de rol 15 zijn op gelijke 10 onderlinge afstanden ringvormige groeven 16 aangebracht, die voor het geleiden van de snaren 8 dienen. Naast de rol 15 is een schraper 18 opgesteld met een van tanden 19 voorzien profiel, zodat niet alleen het cilinderoppervlak van de rol 15 maar ook de 15 groeven 16 tijdens het gebruik gereinigd kunnen worden. De schraper 18 bevindt zich op een zwenkas 20 die in een steun 21 is gelagerd en door een hefboom 22 kan worden omgezwenkt. Een trekveer 23, die enerzijds op de hefboom 22 aangrijpt en anderzijds via een pen 24 20 op een horizontale steun 25, tracht de schraper 18 steeds in een zodanige stand te houden dat hij tegen de gegroefde rol 15 aanligt.

De steunen 21, 25 en het lager 17 vormen samen een onwrikbaar geheel, dat losneembaar/bevestigd 25 is aan een hoekbalk 26 en een kokerbalk 27 van het gestel. De losmaakbare bevestiging wordt verzorgd door een excentriekschijf 29 met handhefboom 28, die draaien kan om een bout 30 welke door een sleuf 31 in de hoekbalk 26 gaat en met moeren 32, 32 is 30 vastgezet. Door verdraaiing van de excentriekschijf 29 met behulp van de handhefboom 28 kan een stand worden bereikt, waarin de steun 25 tussen de excentriekschijf 29 en de kokerbalk 27 wordt ingeklemd, terwijl zijdelingse verplaatsing van de steun 25 door de 35 hoekbalk 26 wordt verhinderd. Het samenstel van snaargeleider 12 en schraper 18 is dan op de juiste plaats in de inrichting gemonteerd. Anderzijds kan de excentriekschijf 29 met behulp van de handhefboom 28 BADORIG&/l·^ 4 0 6 -6- ook gemakkelijk in een andere stand worden gedraaid, . waarin hij niet langer op de steun 25 aangrijpt. Het samenstel van de steunen 21, 25 en het lager 17 alsmede de snaargeleider 12 en de schraper 18 kunnen dan in 5 benedenwaartse richting worden weggenomen en door een ander soortgelijk samenstel worden vervangen. Op deze wijze is de roterende snaargeleider 12 gemakkel'ijk verwisselbaar.

Zoals uit figuur 1 blijkt, zijn de roterende 10 snaargeleiders 12, 12 na montage zodanig opgesteld, dat zij in de baan van de snaren grijpen zodat deze baan daar een lichte knik of kromming vertoont. Dit betekent dat' de roterende snaargeleiders een lichte extra spanning aan de snaren geven, waardoor een positief 15 contact tussen snaren en snaargeleiders steeds verzekerd is.

In figuur 3 en 4 is ook nog de begrenzingswand 4 van.de zeeftransporteur zichtbaar, welke door een lijst 33 wordt gedragen. Deze lijst 33 20 is door middel van bouten 35 en vleugelmoeren 36, welke door sleuven 34 in de lijst gaan, losmaakbaar aan de kokerbalk 27 van het gestel bevestigd en wel zodanig dat de wand 4 horizontaal in de breedterichting van de zeeftransporteur verschoven kan worden. Hierdoor kan de 25 begrenzingswand 4 op wisselende breedten van de zeeftransporteur worden ingesteld.

In figuur 5 wordt één der vaste snaargeleiders 11 uit de inrichting van figuur 1 en 2 op grotere schaal getoond. Deze vaste snaargeleider 30 bestaat hier uit een hoekbalk 37 met opgelaste blokjes 38, waartussen groeven open blijven voor het geleiden van de-snaren 8. Uiteraard zijn ook andere constructies denkbaar, mits zij groeven voor het geleiden van de snaren vertonen. De vaste snaargeleider is door middel 35 van steunen 39, 40 losmaakbaar bevestigd aan een hoekbalk 41 en een kokerbalk 27 van het gestel. Voor de losmaakbare bevestiging dient een excentriekschijf 42 met handhefboom 43, die draaien kan om een bout 44 welke met moeren aan de hoekbalk 41 is bevestigd.

“«ypw 4 0 6 -7-

De werking van deze excentriekschijf is gelijk aan die van de excentriekschijf 29 uit figuur 3 en 4.

Figuur 6 toont één der omkeerrollen 9 uit de inrichting van figuur 1 en 2 op grotere schaal. Deze 5 omkeerrol heeft een glad-,cilinderoppervlak 46 en rust in lagers 47, 47 van het gestel. Dankzij het gladde oppervlak behoeft deze rol niet verwisselbaar te zijn. Naast de omkeerrol 46 is vaak nog een (niet in fig. 6 weergegeven) schraper aanwezig.

10 In figuur 7 wordt de spanrol 10 uit de inrichting van figuur 1 en 2 op grotere schaal weergegeven. Deze spanrol heeft een glad oppervlak 49 en is met zijn as 50 in een wangstuk 51 gelegerd, dat aan een zwenkas 52 is bevestigd. De zwenkas 52, die een 15 handhefboom 53 draagt, is gelagerd in een kokerbalk 54 welke door een aan het gestel 1 bevestigde steun 55 wordt gedragen. Tussen de kokerbalk 54 en de zwenkas 52 bevindt zich een hoekbalk 56. die door bouten 57 kan worden aangedrukt en zodoende voor enige wrijving bij 20 het zwenken zorgt.

In de getekende stand van de zwenkas, waarbij het wangstuk 51 tegen een aan de steun 55 bevestigde aanslag 58 ligt, zal de spanrol.10 voldoende spanning op de snaren 8 van de zeeftransporteur uitoefenen. Wil 25 men de spanning echter opheffen, dan kan de spanrol met behulp van de hefboom 53 in een andere stand worden gezwenkt. Dankzij de elastische wrijvingskoppeling tussen de zwenkas 52 en de kokerbalk 54 zijn ook tussenstanden mogelijk, waarbij de spanrol 10 een 30 verminderde spanning op de snaren 8 uitoefent.

Naast de spanrol 10 kan desgewenst een (in fig. -7 niet weergegeven) schraper aanwezig zijn.

Opgemerkt wordt nog dat alle in figuur 3-7 weergegeven onderdelen, dat wil zeggen de 35 omkeerrollen 9, 9, de spanrol 10, de vaste snaargeleiders 11, 11 en de roterende snaargeleiders 12, 12 zich evenwijdig aan elkaar uitstrekken, zodat een goede geleiding Van de snaren van de zeef- S.5 fTÖ 4 0 6

BAD ORIGINAL

transporteur is verzekerd.

Het variabele drijfwerk 14 van de motor 13 • kan worden ingesteld met behulp van een hefboom 59, waarvan de zwenkas 60 op dezelfde wijze als de zwenkas 5 52 van de spanrol 10 kan zijn gelagerd.

De beschreven inrichting werkt als volgt: door het inschakelen van de motor 13 wordt de zeeftransporteur 3 in beweging gebracht, waarbij de snaren 8 in de richting van de getekende pijl 10 voortbewegen. Vanuit een bak 61 worden plantebollen of knollen op het bovenpart van de zeeftransporteur 3 gestort, waarbij afvallen wordt voorkomen door de begre.nzingswanden 4, 4 en de schuine leiwand 5. De bollen of knollen worden door de zeeftransporteur 3 15 in de bewegingsrichting meegenomen. Bollen of knollen van relatief kleine maat vallen tussen de snaren 8 door en' komen op de transportband 6 terecht, waarmee ze zijdelings uit de inrichting worden afgevoerd. Bollen of knollen van relatief grote maat blijven op de snaren 20 8 liggen en worden meegenomen naar het afvoereinde van de zeeftransporteur, waar zij via de schuine leiwand 7 omlaag vallen. Zij kunnen daar worden opgevangen op een transporteur 62 of op willekeurige andere wijze worden afgevoerd. Zodoende is een snelleen doeltreffende 25 scheiding in twee maatgroepen mogelijk.

Eventueel kan de leiwand 5 worden verwijderd en in plaats.daarvan een transporteur 63 op de aanvoerzijde van de inrichting worden aangesloten. Is de transporteur 63 van hetzelfde type als de 30 zeeftransporteur 3, dan is op deze wijze een scheiding in d'rie maatgroepen mogelijk.

Hoewel door de bollen en knollen altijd stof en vuil" (plantenresten, zandkorrels en dergélijke) worden meegenomen, bestaat weinig gevaar voor 35 vervuiling en blokkering van de zeeftransporteur, omdat de omkeerrollen en de spanrol een glad oppervlak hebben en omdat de snaargeleiders aan het bovenpart van de zeeftransporteur roterend zijn gemaakt."* Het meeste 8500406

BAD ORIGINAL

, . -9- stof en vuil valt derhalve door de zeeftransporteur heen. Bovendien worden de roterende snaargeleiders evenals de omkeerrollen en de spanrol voortdurend door schrapers schoongehouden. De vaste snaargeleiders 5 bevinden zich op plaatsen''waar nauwelijks stof en vuil kan doordringen en dit alles betekent dat het gevaar voor blokkering van de inrichting uitermate gering is.

Een voordeel van de inrichting wordt ook gevormd door de gemakkelijke verwisselbaarheid van de 10 snaargeleiders 11,11, 12, 12. Hierdoor wordt het mogelijk, een groot aantal snaargeleiders van overeenkomstig type maar met verschillende groefafstand bij elke beschreven inrichting in voorraad te hebben.

Zo is bij voorbeeld in figuur 8 een aantal roteerbare 15 snaargeleiders met telkens wisselende groefafstand li, l2f 13/ 14/ ^5/ 16/ 17/ 18 weergegeven. Elk van deze groefafstanden is voor een bepaald type bollen of knollen geschikt. Zodra men dan met de beschreven inrichting een partij bollen of knollen heeft 20 gesorteerd, kan men de aanwezige snaargeleiders bij voorbeeld met groefafstand 1-j , door andere snaargeleiders, bij voorbeeld met .groefafstand I2, vervangen en vervolgens een partij bollen of knollen van andere soort met dezelfde inrichting op maat 25 sorteren. Dit betekent dat de toepasbaarheid van de inrichting sterk · is vergroot. ___

Een verandering van de groefafstand bij de snaargeleiders brengt wel mee, dat bij gelijkblijvend aantal snaren de breedte van de zeeftransporteur 3 30 groter of kleiner wordt. Dankzij de instelbaarheid .van de begrenzingswanden 4,4 kan de inrichting echter gemakkelijk bij een dergelijke breedteverandering worden aangepast.

Figuur 9 geeft een gewijzigde uitvoeringsvorm 35 weer, die vooral voor het sorteren van aardappelknollen is bedoeld. De zeeftransporteur 3 omvat hier drie omkeerrollen 9a, 9b, 9c maar slechts eén spanrol 10. Verder zijn twee typen snaren aanwezig, namelijk lange snaren 8a om de uiterste omkeerrollen 9a, 9c BAD ORIGINAL spanrol 10 zijn gevoerd, alsmede korte snaren fl ft Π Π Λ Π ft ,— . -10-*. * 8b die tussen de lange snaren 8a inliggen en om de centrale omkeerrol 9b, de spanrol 10 en één der buitenste omkeerrollen 9c zijn gevoerd. Zodoende vertoont de zeeftransporteur 3 twee verschillende delen 5 3’ en 3" met uiteenlopende snaarafstand, elk voorzien van roterende snaargeleiders en van eigen afvoertransportbanden 6', 6'V. Tijdens het bedrijf van deze · inrichting wordt de zeeftransporteur 3 op dezelfde wijze als in figuur 1 en 2 aangedreven. Worden nu TÖ aardappelknollen op het gedeelte 3' van de zeeftransporteur gestort, dan zullen de knollen van relatief kleine maat reeds in het gedeelte 3' en de knollen van iets grotere maat in het gedeelte 3'* tussen de snaren doorvallen, terwijl de relatief grote 15 knollen in de pijlrichting worden meegevoerd en de zeeftransporteur pas aan het einde daarvan verlaten. Zodoende is een snelle scheiding in drie maatgroepen mogelijk.

In figuur 10 is een variant op de inrichting 20 van figuur 1 en 2 weergegeven, waarbij het bovenpart van de zeeftransporteur een schuddende beweging verkrijgt. De zeeftransporteur 3 is over omkeerrollen 9,9, een spanrol 10 en roterende snaargeleiders 12, 12' gevoerd. Daarbij is de roterende snaargeleider 12' 25 voorzien van een excentrische draaiingsas die vanuit het drijfwerk 14 via een snaar 65 afzonderlijk door de motor 13 wordt aarigedreven. Als gevolg van deze excentrische draaiingsas 64 zal de snaargeleider 12' bij het roteren een zodanig^ beweging krijgen dat 30 de snaren van de zeeftransporteur daar ter plaatse op en heer bewegen tussen de met getrokken lijnen weergegeven stand en de met streeplijnen weergegeven stand."Dit betekent dat bollen of knollen, die op het bovenpart van de zeeftransporteur worden gestort, niet 35 alleen een transportbeweging maar ook een schudbewegin'g zullen ondergaan, waardoor de sortering wordt bevorderd.

Binnen het kader van de uitvinding zijn uiteraard nog diverse wijzigingen op de beschreven 40 inrichting mogelijk. Deze wijzigingen zullen de BAD

ige duidelijk zijn.

- f Λ Λ ƒ A Λ

Claims (11)

1. Inrichting vo.or het sorteren van plantebollen of knollen, met tenminste één aangedreven zeeftransporteur, die een aantal eindloze, op gelijke afstand van elkaar verlopende en om gemeenschappelijke .. 5 omkeerrollen gevoerde snaren omvat, alsmede aan- en· afvoermiddelen voor het te sorteren materiaal, met het kenmerk, dat de snaren van de zeeftransporteur tevens om afzonderlijke, evenwijdig aan de omkeerrollen en eën eventuele spanrol opgestelde snaargeleiders worden 10 gevoerd.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat tenminste de aan het bovenpart van de zeeftransporteur aanwezige snaargeleiders roteerbaar zijn opgesteld.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de roterende snaargeleiders uit gegroefde rollen bestaan.

4. Inrichting volgens conclusie 1-3, met het kenmerk, dat de rotatieas van de roterende 20 snaargeleiders samenvalt met hun meetkundige ^s.

5. Inrichting volgens conclusie 1-3, met het kenmerk, dat de rotatieas van _de roteerbare snaargeleiders excentrisch is gelegen.

6. Inrichting volgens conclusie 1-5, met het 25 kenmerk, dat de roteerbare snaargeleiders verwisselbaar zijn aangebracht.

7. Inrichting volgens conclusie 1-6, met het kenmerk, dat de roteerbare snaargeleiders zodanig zijn opgesteld dat ze een lichte extra spanning aan de 30 snaren geven.

8·. Inrichting volgens conclusie 1-7, met het kenmerk, dat naast elke roteerbare snaargeleider een schraper aanwezig is.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het BADORIG$$UÜ 0 4 0 6 ’---' -12- kenmerk, dat de schraper een profiel heeft dat aansluit bij het profiel van de roteerbare snaargeleider.

10. Inrichting volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat de schraper tezamen met de roteerbare 5 snaargeleider verwisselbaar^ is.

11. Inrichting volgens conclusie 1-10, met het kenmerk, dat de zeeftransporteur uit twee gedeeltes met een uiteenlopend aantal snaren en een uiteenlopende snaarafstand bestaat, waarbij elk gedeelte van ,1-0 roterende snaargeleiders is voorzien. / 85 0-0 4 0 8 BAD ORIGINAL