NL8403650A - Doorvoerinrichting. - Google Patents

Description

1 ή 60.77,741

J.A. Beele te Opmeer DOORVOERINRICHTING

De uitvinding heeft betrekking op een doorvoerinrichting voor het afdichtend doorvoeren van een kabel, buis of dergelijke, door een wand, bestaande uit een in een in de wand aangebrachte opening afdichtend aanbrengbaar recht-5 hoekig raam uit stijf materiaal, waarvan de zijden dwars op het raamvlak staande flenzen bevatten, voorts uit één of meer, uit twee onderling identieke helften samenstelbare, parallellepipedumvormige blokken uit veerkrachtig materiaal, zoals rubber, welke blokken in samengestelde 10 toestand een, aan de vorm en dimensies van de door te voeren kabel met geringe toleranties aangepaste boring vertonen, welke blokken nauwkeurig passend in de door genoemde flenzen gevormde opening geplaatst kunnen worden, waarbij de helften telkens omsluitend om een 15 kabel heen gebracht worden, terwijl er voorts aandruk-middelen aanwezig zijn, die de in de raamopening geplaatste blokken kunnen samenpersen in het vlak van de raamopening, zodanig dat er afdichtende aandrukking ontstaat tussen de helften van de blokken onderling, 20 tussen de buitenvlakken van de blokken onderling, tussen de wand van de boringen en de buitenzijde van de daarin liggende kabels, alsook tussen de buitenvlakken van de blokken en de binnenzijden van de genoemde flenzen, terwijl er voorts houdmiddelen aanwezig zijn, die zich 25 enerzijds kunnen afsteunen op de genoemde flenzen en die anderzijds de blokken in dwarsrichting ten opzichte van het raam kunnen houden, een en ander, zoals bekend uit het NL PS 84538. De daarin beschreven doorvoerinrichting heeft echter enige bezwaren. Ten eerste is de vereiste 30 aandrukkracht voor de te verkrijgen afdichting zowel in relatieve, als in absolute zin groot. Ten tweede is de 840355{ , ·?' ‘ \ -2- houdkracht van de houdmiddelen gering, zodat bij het samendrukken de gestapelde blokken uit het raamvlak naar buiten bollen. Ten derde leiden de houdmiddelen de warmte in hoge-mate door. Ten vierde dient het raam als gevolg 5 van de grote aandrukkrachten betrekkelijk dikke flenzen te bezitten, hetgeen in geval van brand eveneens een grote warmtestroom naar de niet-brandzijde tot gevolg heeft. Een vijfde nadeel is dat de houdmiddelen moeilijk inbrengbaar zijn, wanneer de gestapelde blokken reeds een 10 bepaalde hoogte in het raam innemen.

De uitvinding beoogt de genoemde nadelen op te heffen, waartoe, volgens de uitvinding, de blokhelften aan evenwijdig aan de boringslangsas lopende buitenvlakken ten minste één dwars op de genoemde as lopende groef ver-15 tonen, terwijl de binnenzijden van althans één stel tegenover elkaar gelegen flenzen van het raam een groef vertonen, tegenover welke een groef van een blokhelft kan komen te liggen, terwijl voorts de houdmiddelen bestaan uit staafvormige elementen, die zich in twee 20 tegenover elkaar gelegen groeven in de flenzen ten opzichte van deze met hun uiteinden kunnen afsteunen, terwijl daarbij het middendeel van een staafvormig element in een groef van een blokhelft gelegen kan zijn, deze daarbij in dwarsrichting ten opzichte van het 25 raamvlak blokkerend.

Doordat in de blokken groeven aanwezig zijn, is de aan-drukkracht voor het verkrijgen van een afdichting veel minder groot dan bij afwezigheid van zulke groeven. Een gevolg van deze verminderde aandrukkracht is, dat de 30 flenzen dunner kunnen worden uitgevoerd. Doordat deze flenzen minder dik behoeven te zijn, wordt ook de hoeveelheid materiaal, die beschikbaar is voor geleiding van warmte, sterk gereduceerd.

I i 0 3 6 5 0 ï- -3-

De houdkracht van de houdmiddelen volgens de uitvinding is veel groter, daar de staafelementen, althans ten dele, in de groeven van de flenzen liggen, zodat de blokken loodrecht op de langsas van de doorgeleide kabels ge-5 ' steund worden. Hierdoor is doorbraak van de blokkenwand niet meer mogelijk. Ook hierdoor wordt een verbeterde inwendige drukdoorleiding gerealiseerd, zodat wederom de vereiste aandrukkracht minder behoeft te zijn. Door de ligging van de staafvormige elementen is de warmte-10 doorleiding in de kabeldoorvoer-richting gering.

Een verder voordeel van de uitvinding is, dat de houdmiddelen ingebracht kunnen worden, terwijl het raam reeds in verregaande mate gevuld is met gestapelde blokken, daar de staafjes reeds gedeeltelijk in de 15 groeven van de flenzen steken, waardoor de hellingshoek van het staafelement bij het inbrengen minder groot behoeft te zijn dan bij de reeds bekende inrichtingen van deze soort. Al deze genoemde eigenschappen dragen bij in brandvastheid en drukdichtheid, alsook aan de montage-20 eenvoud van de inrichting, volgens de uitvinding.

Ten slotte wordt opgemerkt, dat door de aanwezigheid van gesloten kanalen met stilstaande lucht de gemiddelde warmte-geleidingscoëfficiënt over de gehele dikte van de blokkenwand wordt verlaagd.

25 Een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding zal thans aan de hand van tekeningen nader worden toegelicht.

}. λ -* _ » *? --J C .. Λ f*

V

Φ ' -Sf -4-

Figuur 1 toont een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding in vooraanzicht? figuur 2 toont een raam volgens de uitvinding zonder de blokken in scheve projectie; 5 figuur 3 toont een doorsnede van de uitvoeringsvorm volgens figuur 1 over de lijn III-III? figuur 4 toont een doorsnede van de uitvoeringsvorm volgens figuur 1 over de lijn IV-IV? figuur 5 toont een blok volgens de uitvinding in zij-10 aanzicht; figuur 6 toont een scheve projectie van het blok in figuur 5; figuren 7 en 8 tonen een doorsnede volgens de lijn VII-VII in figuur 8, respectievelijk een 15 vooraanzicht van een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding met belendende ramen.

Figuur 1 toont een raam 1 gevuld met blokken 2, 3, 4, waarbij zich in de blokken 2, 3 boringen 5 bevinden voor de door te leiden kabels . Bij de montage wordt het raam 20 1 van figuur 2 voorzien van de blokken 2 of 3, al naar gelang de diameter van de door te leiden kabels. Op plaatsen waar geen leidingen behoeven te worden dóórgeleid, kan een blind blok 4 worden toegepast. De blokken zijn zo geplaatst, dat de groeven 7 van de blokken cor-25 responderen met de groeven 8 van het raam (figuur 2), waardoor gesloten kanalen 9 ontstaan tussen de blokken en het raam en de blokken onderling. De blokken kunnen worden samengeperst door een drukplaat 10, met behulp van 8403650 -5- if.

een schroef (niet getekend), welke zich in huis 11 bevindt. Nadat de gewenste samendrukking is bereikt, worden in de vrije ruimte 12 tussen de drukplaat 10 en het raam 1 blokken drukdicht materiaal 17 aangebracht, 5 waarna de drukplaat kan worden ontlast. De wijze van aandrukking staat overigens onafhankelijk van de uitvinding, zodat hierop niet verder wordt ingegaan.

Figuur 3 toont schematisch het verloop van de gevormde luchtkanalen 9 in een deel van het raam met aangebrachte 10 blokken.

Figuur 4 toont een dwarsdoorsnede, waarin een staafvormig element als houdmiddel 13 is weergegeven, dat met zijn uiteinden rust in de groeven 8 van het raam.

Figuren 5 en 6 tonen een blok 2, bestaande uit twee 15 onderling identieke blokhelften 14 en 15. Dit blok kan aan de buitenomtrek één of meerdere groeven 7 (hier drie) bezitten.

*

Het is voorts volgens de uitvinding mogelijk om bij belendende ramen 16, zoals is weergegeven in de figuren 7 20 en 8, nog een extra vermindering van de warmtedoorleiding te verkrijgen door in het langstussenschot een open sleuf 18 aan te brengen. Dit geeft tevens opnieuw een verminderd materiaalverbruik.

3 ƒ, (% Ί Ö > c ' ·. w o v'

Claims (3)

1. Doorvoerinrichting voor het afdichtend doorvoeren van een kabel, buis of dergelijke, door een wand, bestaande uit een in een in de wand aangebrachte opening afdichtend aanbrengbaar rechthoekig raam uit 5 stijf materiaal, waarvan de zijden dwars op het raamvlak staande flenzen bevatten, voorts uit één of meer, uit twee onderling identieke helften samenstelbare, parallellepipedumvormige blokken uit veerkrachtig materiaal, zoals rubber, welke blokken in 10 samengestelde toestand een, aan de vorm en dimensies van de door te voeren kabel met geringe toleranties aangepaste boring vertonen, welke blokken nauwkeurig passend in de door genoemde flenzen gevormde opening geplaatst kunnen worden, waarbij de helften telkens 15 omsluitend om een kabel'heen gebracht worden, terwijl er voorts aandrukmiddelen aanwezig zijn, die de in de raamopening geplaatste blokken kunnen samenpersen in het vlak van de raamopening, zodanig dat er afdichtende aandrukking ontstaat tussen de 20 helften van de blokken onderling, tussen de buiten vlakken van de blokken onderling, tussen de wand van de boringen en de buitenzijde van de daarin liggende kabels, alsook tussen de buitenvlakken van de blokken en de binnenzijden van de genoemde flenzen, 25 terwijl er voorts houdmiddelen aanwezig zijn, die zich enerzijds kunnen afsteunen op de genoemde flenzen en die anderzijds de blokken in dwars-richting ten opzichte van het raam kunnen houden, gekenmerkt doordat de blokhelften aan evenwijdig aan SM Λ "7 A !· A h y *v. j i) * N* \4' V W “ ' ^ ci -7- de boringslangsas lopende buitenvlakken ten minste één dwars op genoemde as lopende groef vertonen, terwijl de binnenzijden van althans één stel tegenover elkaar gelegen flenzen van het raam een groef 5 vertonen, tegenover welke een groef van een blok- helft kan komen te liggen, en de houdmiddelen bestaan uit staafvormige elementen, die zich in twee tegenover elkaar gelegen groeven in de flenzen ten opzichte van deze met hun uiteinden kunnen afsteu-10 nen, terwijl daarbij het middendeel van een staaf- vormig element in een groef van een blokhelft gelegen kan zijn, deze daarbij in dwarsrichting ten opzichte van het raamvlak blokkerend.

2. Doorvoerinrichting volgens conclusie 1, waarbij 15 belendende ramen aanwezig zijn met een gemeen schappelijke, dwars op de opening gerichte flens, gekenmerkt doordat de gemeenschappelijke flens een in zijn lengterichting lopende open sleuf vertoont.

3. Blokhelften, ramen en staafelementen, elk voor zich, 2Q kennelijk bestemd voor een doorvoerinrichting volgens één der voorgaande conclusies. Γ* V· ï; * V * ·» ·*Γ