NL8403379A - Inrichting voor het automatisch in werking stellen van de rem van een aanhangwagen. - Google Patents

Description

84 3135/Iem/jz », *

Korte aanduiding: Inrichting voor het automatisch in werking stellen van de rem van een aanhangwagen.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het automatisch in werking stellen van de rem van eën aanhangwagen.

Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op 5 een dergelijke inrichting van het soort dat deel uitmaakt van een trekstang omvattende twee onderling beweegbare delen, die zijn ingericht voor het uitvoeren van een relatieve beweging in richtingen in hoofdzaak evenwijdig aan de lengteas van de trekstang en die bestaan uit een voorste deel 10 voorzien van een koppelingsdeel waardoor de trekstang losneembaar kan worden gekoppeld met een ermee samenwerkend koppelingsdeel van een trekkend voertuig, en een achterste deel bedoeld om te worden vastgezét aan de aanhangwagen, waarbij de twee delen door een onder voorspanning staande veer van 15 elkaar af en naar buitenste eindposities worden gedrukt van waaruit zij naar elkaar toe en naar binnenste eindposities kunnen worden bewogen, onder in werking stelling van bedieningsmiddelen voor remmiddelen van de aanhangwagen, wanneer de trekstang wordt onderworpen aan een in de 20 lengterichting van de trekstang werkende uitwendige drukkracht.

Een dergelijke inrichting voor het in werking stellen van een rem dient om een automatische in werking stelling van de remmiddelen van een aanhangwagen te bewerkstelligen wanneer de bestuurder van het trekkend voertuig de remmen 25 van dit voertuig bedient, als ook in andere omstandigheden waarin het trekkend voertuig het risiko kan lopen om aan aanzienlijke drukkrachten van de aanhangwagen te worden onderworpen, tenzij de remmen van de aanhangwagen worden bediend.

30 In inrichtingen van de bovengenoemde soort volgens de stand van de techniek, zijn de twee delen van de trekstang ingericht om een telescopische rechtlijnige verplaatsing ten opzichte van elkaar te voeren. In de praktijk is echter gebleken, dat het gebruik van een telescopische verbinding 84033 79 - 2 - tussen de twee trekstangdelen aanzienlijke nadelen heeft als gevolg van de moeilijkheden ondervonden bij het verkrijgen en het handhaven van een lage wrijving tussen de samenwerkende glijlager-oppervlakken van de delen.

5 De uitvinding heeft tot doel een verbeterde inrichting voor het automatisch in werking stellen van een rem van de in de aanhef omschreven voort te verschaffen, waarbij de nadelen van de bekende telescopische inrichtingen worden vermeden.

10 Voor dit doel wordt volgens de uitvinding een inrichting van genoemde soort voorgesteld, welke in eerste instantie het kenmerk heeft dat de twee. delen van de trek-stang met elkaar zijn verbonden door middel van twee verbindingsstukken die draaibaar in: genoemde delen zijn 15 bevestigd en in de lengterichting van de trekstang gezien op enige afstand van elkaar zijn gelegen, waarbij de draai-ingsassen van deze verbindingsstukken zich dwars op de trekstang uitstrekken.

Het gebruik van. twee draaibaar aangebrachte verbin-20 dingsstukken voor het aan elkaar verbinden van de twee delen van de trekstang zoals voorgesteld volgens de uitvinding, resulteert erin dat het mogelijk zal zijn de met betrekking tot inrichtingen volgens de stand van de techniek ondervonden moeilijkheden als gevolg van het 25 gebruik van een glijlagerverbinding tussen de twee trekstangdelen, volledig te vermijden.

Bij voorkeur strekken de draaiingsassen van de twee verbindingsstukken zich in horizontale richting uit. Bovendien is volgens een geschikte uitvoeringsvorm de 30 opstelling van de verbindingsstukken zodanig, dat wanneer de twee delen van de trekstang zich in hun uiters£èncposities bevinden, de draaiingsassen van de twee verbindingsstukken zijn gelegen in vlakken die elkaar snijden volgens een lijn, gelegen in een vertikaal vlak, dat zich uitstrekt door of 35 op korte afstand van het koppelingsdeel van het voorste deel van de trekstang.

Met voordeel heeft het voorste verbindingsstuk een grotere effectieve lengte tussen zijn draaiingsassen dan 84033 79 V - * - 3 - het achterste verbindingsstuk. De effectieve lengte van de twee verbindingsstukken kan dan volgens een geschikte uitvoeringsvorm zodanig worden gekozen, dat elk verbindingsstuk gezwenkt kan worden over nagenoeg gelijke 5 hoeken in beide richtingen vanaf een vertikaal vlak door één van zijn twee draaiingsassen.

De bedieningsmiddelen voor de remmiddelen van de aanhangwagen worden bij voorkeur gevormd door een integraal deel van één van de twee verbindingsstukken of door een vast 10 met één van de verbindingsstukken verbonden onderdeel.

De uitvinding zal hierna verder in detail worden beschreven aan de hand van de bijgaande tekening, waarin:

Fig. 1 een verklarende schets is die in zijaanzicht een trekstang voor een aanhangwagen voorzien van een 15 inrichting voor het automatisch in werking stellen van een rem volgens de uitvinding toont;

Fig. 2 een langsdoorsnede in zijaanzicht is die een inrichting voor het automatisch in werking stellen van een rem volgens een praktische uitvoeringsvorm van de 20 uitvinding toont;

Fig. 3 een doorsnede volgens de lijn III-III in Fig. 2 toont, waarbij delen van de inrichting van fig. 2 zijn weggelaten, en

Fig. 4 een gedeeltelijk bovenaanzicht is dat een 25 centraal deel van de inrichting van fig. 2 toont.

In Fig. 1 wordt een trekstang omvattende een voorste deel 11 en een achterste deel 12 getoond. Aan zijn voorkant is het voorste deel 11 voorzien van een koppelingsdeel 27 waardoor de trekstang met een ermee samenwerkend koppelings-30 deel van een trekkend voertuig kan worden gekoppeld. Het achterste deel 12 van de trekstang is bedoeld om te worden vastgezet aan het voorste eind van een aanhangwagen.

De twee trekstangdelen 11 en 12 bezitten onderling overlappende delen 13 resp. 14, waarbij zij met elkaar 35 zijn verbonden door middel'van twee verbindingsstukken 15 en 16 omvattende een langer voorste verbindingsstuk 15 en een korter achterste verbindingsstuk 16. Beide verbindings- 84033 79 -, f"’·'- - 4 - stukken zijn draaibaar bevestigd in deze onderling overlappende delen 13 en 14 van de trekstangdelen 11 en 12 door middel van draaipennen 17, 18, 19 en 20. Hierdoor kunnen de twee trekstangdelen 11 en 12 relatief ten opzichte van elkaar 5 bewegen in richtingen in hoofdzaak evenwijdig aan de lengteas van de trekstang.

Tussen een aan het voorste deel 11 van de trekstang vastgezette steun 24 en het achterste trekstangdeel 12, is een gasveer 21 aangebracht die door middel van draaipennen 10 22 en 23 is bevestigd. Deze gasveer 21 dient voor het opwekken van een voorspankracht tussen trekstangdelen 11 en 12, die ervoor zorgt dat de delen van elkaar af naar hun buitenste eindposities bewegen, zoals aangegeven in fig. 1. Wanneer de trekstang wordt onderworpen aan een drukkracht die de voor-15 spankracht van de gasveer 21 overschrijdt, zullen de twee trekstangdelen 11 en 12 vanuit genoemde buitenste eindposities naar elkaar toe en naar binnenste eindposities bewegen aldus ervoor zorgend dat de twee verbindingsstukken 15 en 16 van hun posities in fig. 1 aangegeven door getrokken 20 lijnen naar hun posities in de figuur aangegeven met streep-stippellijnen worden gezwenkt. De buitenste en binnenste eindposities van de trekstangdelen 11 en 12 kunnen worden bepaald door speciale aanslagmiddelen (niet aangegeven) of door de gasveer 21.

25 Het kortere achterste verbindingsstuk 16 is voorzien van een vanuit het op de draaipen 20 bevestigde eind van het verbindingsstuk uitstekende verlenging 25· Deze verlenging is bedoeld om te dienen als een bedieningshefboom voor op de aanhangwagen waaraan de trekstang is vastgezet, aange-30 brachte remmiddelen. Teneinde het aanbrengen van een draaibare verbinding tussen bedieningshefboom 25 en een remstang of soortgelijke middelen waardoor de remmiddelen in werking worden gesteld, te vergemakkelijken, is de bedieningshefboom aan zijn vrije einde voorzien van een 35 doorboring 26 voor een draaipen.

Zoals in fig. 1 kan worden gezien, strekken de door draaipennen 17, 18, 19 en 20 bepaalde>draaiingsassen van de 84033 79 - 5 - verbindingsstukken 15 en 16, zich in evenwijdige horizontale richtingen uit. Wanneer de twee verbindingsstukken gelegen zijn in hun in Fig. 1 door getrokken lijnen aangegeven posities, zullen de twee vlakken A en B die de beide draai-5 ingsassen van de respectieve verbindingsstukken 15 en 16 bevatten elkaar snijden volgens een lijn C gelegen in een vertikaal vlak D dat zich uitstrekt door het koppelingsdeel 27.

De effectieve lengtes van de twee verbindingsstukken 15 10 en 16 zijn zodanig gekozen dat elk verbindingsstuk gezwenkt kan worden over nagenoeg gelijke hoeken in beide richtingen vanaf een vertikaal vlak door één van zijn twee draaiings-assen.

De beschreven opstelling van de verbindingsstukken 15 15 en 16 resulteert erin dat vertikale krachten die worden uitgeoefend op de trekstang, bijvoorbeeld bij koppelingsdeel 27, geen aanleiding geven tot enige horizontale krachten van merkbare grootte.

De overlappende delen 13 en 14 van de trekstangdelen 20 11 en 12, de verbindingsstukken 15 en 16, en de gasveer 21 vormen tezamen een inrichting voor het automatisch in werking stellen van een rem. Wanneer de trekstang wordt onderworpen aan een in lengterichting werkende drukkracht die de voorspankracht van de gasveer overschrijdt, zal deze 25 inrichting de bedieningshefboom 25 in werking stellen en daarbij een geleidelijke bediening van de remmen van de aanhangwagen bewerkstelligen.

Fig. 2 tot 4 verduidelijken meer in detail een praktische uitvoeringsvorm van de uitvinding. Onderdelen overeenkomende 30 met die getoond in Fig. 1, zijn aangegeven door dezelfde verwijzingscijfers als in fig. 1.

Fig. 2 tot 4 toont enkel de onderling overlappende delen 13 en 14 van de twee trekstangdelen aangezien deze delen worden gevormd door onderdelen die afzonderlijk van de 35 resterende delen van de trekstang worden gemaakt. Aan zijn voorste einde is deel 13 voorzien van een verbindingsstuk 28 waarmee het kan worden verbonden met een van een koppelings- 84033 79 I * - 6 - l deel 27 voorziene voorste einddeel van trekstangdeel 11 (fig. 1). Deel 14 is voorzien van zijdelings uitstekende vleugels 29 waarmee dit deel kan worden bevestigd op een achterste deel van trekstangdeel 12 dat op zijn beurt vast-5 gezet is aan de aanhangwagen.

De uitvinding is niet beperkt tot de boven beschreven en in de tekening weergegeven uitvoeringsvorm. In plaats daarvan zijn binnen de omvang van de uitvinding vele alternatieve uitvoeringsvormen denkbaar.

-conclusies- 84033 79

Claims (6)

1. Inrichting voor het automatisch in werking stellen van de rem van een aanhangwagen, welke inrichting deel uitmaakt van een trekstang omvattende twee onderling beweegbare delen, die zijn ingericht voor het uitvoeren van een rela-5 tieve beweging in richtingen in hoofdzaak evenwijdig aan de lengteas van de trekstang en die bestaan uit een voorste deel voorzien van een koppelingsdeel waardoor de trekstang losneembaar kan worden gekoppeld met een ermee samenwerkend koppelingsdeel van een trekkend voertuig, en een achterste 10 deel bedoeld om te worden vastgezet aan de aanhangwagen, waarbij de twee delen door een onder voorspanning staande veer van elkaar af en naar buitenste eindposities worden gedrukt van waaruit zij naar elkaar toe en naar binnenste eindposities kunnen worden bewogen, onder in werking stelling 15 van bedieningsmiddelen voor remmiddelen van de aanhangwagen, wanneer de trekstang wordt onderworpen aan een in de lengterichting van de trekstang werkende uitwendige drukkracht, met het kenmerk, dat de twee delen (11, 12) van de trekstang met elkaar zijn verbonden door 20 middel van twee verbindingsstukken (15, 16) die draaibaar in genoemde delen (11, 12) zijn bevestigd en in de lengterichting van de trekstang gezien op enige afstand van elkaar zijn gelegen, waarbij de draaiingsassen (17-20) van deze verbindingsstukken (15, 16) zich dwars op de trekstang uitstrekken.

2. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de draaiingsassen (17.20) van de twee verbindingsstukken zich in horizontale richting uitstrekken.

3. Inrichting volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat wanneer de twee delen (11, 12) van de 30 trekstang zich in hun uiterste eindposities bevinden, de draaiingsassen (17-20) van de twee verbindingsstukken (15,16) zijn gelegen in vlakken (A, B) die elkaar snijden volgens een lijn (C), gelegen in een vertikaal vlak (D), dat zich uitstrekt door of op korte afstand van het koppelingsdeel 35 (27) van het voorste deel (11) van de trekstang. 84033 73 - δ -

4. Inrichting volgens conclusie 3, m e t het kenmerk, dat het voorste verbindingsstuk (15) een grotere effectieve lengte tussen zijn draaiingsassen (17, 18) heeft dan het achterste verbindingsstuk (16).

5. Inrichting volgens conclusie 4, m e t 'het kenmerk, dat de effectieve lengtes van de twee verbindingsstukken (15, 16) zodanig zijn gekozen dat elk verbindingsstuk gezwenkt kan worden over nagenoeg gelijke hoeken in beide richtingen vanaf een vertikaal vlak door 10 één van zijn twee draaiingsassen (17, 18 resp. 19, 20).

6. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bedienings- middelen voor de remmiddelen van de aanhangwagen worden gevormd door een integraal deel (25) van één (16) van de 15 twee verbindingsstukken of een vast met één van deze verbindingsstukken verbonden onderdeel. 84033 79