NL8402980A - Matrijs-snij-inrichting. - Google Patents

Description

— f N.0. 32752 1

Matri js-snij-inrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een matrijs-snij-inrichting voor plano's golfkaton, papier, metaal, kunststof of andere materialen en in het bijzonder op een eenheid voor het scheiden van wat de grijprand genoemd wordt van een productdeel en het loslaten van de grijprand.

5 Een bekende matrijs-snij-inrichting omvat een toevoereenheid voor de plano, een eindeloze transporteur met grijpers voor het vasthouden van de te snijden plano's, een matrijs-snij-eenheid van het roterende of platte type, een eenheid voor het scheiden van het afvaldeel, een eenheid voor het scheiden van de grijprand vanaf het productdeel, en 10 een eenheid voor het loslaten van de grijprand door de grijper. Door het doen passeren van elke plano welke vastgehouden wordt door de grijper door deze achtereenvolkgende eenheden, kunnen de op een gewenste vorm uitgesneden producten continu verkregen worden.

In een dergelijke bekende inrichting wordt, nadat de plano gesne-15 den is, het afvaldeel eerst verwijderd van het productdeel waaraan zich nog de grijprand bevindt. De grijprand wordt vervolgens gescheiden van het productdeel welk laatste omlaag valt en verzameld wordt* Tenslotte wordt de grijprand losgelaten door de grijpers nabij het bovendeel van de inrictiting. De afvalgedeelten en de aldus afgescheiden grijprand 20 worden uit de inrichting verwijderd door afzonderlijke transporteurs.

Zoals boven beschreven vindt bij de bekende snij-inrichtingen, het loslaten van de grijprand uit de grijper plaats enige tijd na de scheiding van de grijprand van het productdeel. Daarom moest de loslaateen-heid voor de grijprand geplaatst worden op enige afstand van de scheid-25 eenheid van de rand teneinde te voorkomen dat de grijpranden terecht komen tussen de productdelen. Dit vereist toepassing van afzonderlijke transporteurs en vormt aldus een complicatie van de konstruktie van de inrichting en verhoogt de kostprijs.

Een oogmerk van de uitvinding is nu het verschaffen van een ma-30 trijs-snij-inrichting welke eenvoudig van konstruktie is, kleiner van afmetingen en goedkoper.

Volgens de uitvinding, wordt de grijprand gescheiden van het productdeel en losgelaten uit zijn houdmiddelen zoals een grijper in hetzelfde verwerkingsstation en zowel de grijprand als de afvaldelen wor-35 den afgevoerd op een enkele transporteur.

Elke plano welke vastgehouden wordt door de grijper passeert door de matrijs-snij-inrichting en de afvalscheideenheid en bereikt de inrichting op welke de uitvinding in hoofdzaak betrekking heeft. Zodra de 8402980 2 , f * fv grijper komt tussen de groeven in de onderste en bovenste rollen, wordt het productgedeelte gegrepen tussen de onderste en bovenste rollen terwijl de grijprand gescheiden wordt van het productdeel, vastgehouden door het tegenhoudlichaam voor de rand, zoals door pennen, en vervol-5 gens losgelaten van de grijpers. Deze drie vinden in hoofdzaak tegelijkertijd plaats. Terwijl de onderste en bovenste rollen draaien, wordt het productdeel voorwaarts getransporteerd terwijl de grijprand welke nu vastgehouden wordt door de tegenhoudlichamen draait om een van de rollen en verwijderd wordt van de tegenhoudmiddelen van de rand door 10 inschraper.

Andere oogmerken en eigenschappen van de uitvinding zullen duidelijk worden aan de hand van de navolgende beschrijving van de als voorbeeld bijgevoegde figuren»

Figuur 1 toont een bovenaanzicht van een plano onmiddellijk na het 15 matrijs-snijden.

Figuur 2 toont schematisch een zij-aanzicht van de gehele matrijs-snij-inrichting.

Figuur 3 toont op vergrote schaal een gedeeltelijk doorgesneden zij-aanzicht van de randafscheid/loslaateenheid.

20 Figuur 4 toont een gedeeltelijk doorgesneden zij-aanzicht langs de lijn IV-IV van figuur 3.

* Figuur 5 toont een gedeeltelijk doorgesneden zij-aanzicht volgens de lijn V-V van figuur 3.

Figuur 6 toont een gedeeltelijk doorgesneden zij-aanzicht langs de 25 lijn VI-VI van figuur 3.

Figuur 7 toont een gedeeltelijk weggesneden bovenaanzicht van de grijper.

Figuur 8 toont op vergrote schaal een gedeeltelijk doorgesneden aanzicht langs de lijn VIII-VIII van figuur 7.

30 Figuur 9 toont tenslotte een gedeeltelijk doorgesneden zij-aan zicht van de wijze waarop de nokplaat inwerkt op de grijper.

Figuur 1 toont een plano 1 van golfkarton dat matrijs-gesneden is om een productdeel 2 te verkrijgen waaruit een doos gemaakt moet worden. Het plano 1 is matrijs-gesneden zoals weergegeven door de dik ge-35 trokken lijnen 3 en is voorzien van met dunne lijnen aangegeven vouwlijnen 4. De snijlijn 3 is in de grijprand 5 niet doorlopend op de punten 6 waarmee het productdeel 2 verbonden blijft met de grijprand 5. Perforaties 3' zijn aangebracht tussen de grijprand 5 en het afvaldeel 7 teneinde dit afvaldeel 7 af te zonderen in een verderop te beschrij-40 ven afvalafscheider 16.

8402980 *' Λ 3

De grijprand 5 is een deel waarmee het plano 1 gegrepen moet worden door de grijpers 9 en vastgepend door de pennen 31. Ingesneden ope-ningen 7* vormen eveneens delen welke als afval afgevoerd moeten worden.

5 Figuur 2 toont de gehele matrijs-snij-inrichting welke een einde loze transporteur omvat met een ketting 8 waaraan grijpers 9 met regelmatige tussenruimten bevestigd zijn als middelen voor het vasthouden van de plano's. De grijpers 9 zijn ervoor ingericht om slechts voor een korte tijd te openen waarbij het achtereinde van de inrichting om een 10 plano 1 te grijpen welke aangevoerd is door een voedingsinrichting van plano's 10 op een geschikt moment in samenhang met het openen van de grijpers. Het door de grijpers 9 gegrepen plano passeert door een matrijs -snij -eenheid 11 welke een mes 12 heeft gelegen tegenover een aambeeld 13, waarbij het mes en het aambeeld ondersteund worden door 15 draaibare armen 14 resp. 15, welke een gehele omwenteling maken voor elke snijbewerking. Terwijl het plano 1 passeert door de snij-eenheid 11, wordt hij voorzien van de snijlijnen 3, 3' en de vouwlijnen 4, zoals weergegeven in figuur 1.

Het gesneden plano lpasseert vervolgens door een afvalafschelder 20 16 welke een tegenover elkaar gelegen stel rollen 17 en 18 omvat. De bovenste rol 17 is voorzien van uitsteeksels op plaatsen welke corresponderen met de delen 7, 7’ welke als afval verwijderd moeten worden en de onderste rol 18 is voorzien van inkameringen om die uitsteeksels op te nemen. De afvaldelen 7, 7', afgescheiden door de afvalscheider 16, 25 vallen door een trechter 19 op een afvoertransporteur 20.

Het plano 1 wordt vervolgens, met verwijderde delen 7, 7', toegevoerd naar een rand afscheid-/loslaateenheid 21 alwaar de grijprand 5 afgescheiden wordt van het productdeel 2. Deze eenheid 21 is de hoofdeenheid waarop de uitvinding betrekking heeft.

30 De randafscheid-/loslaateenheid 21 bevat een aantal rollen 24, 25 gemonteerd op een op onderlinge afstanden tegenover elkaar gelegen stel roterende assen 22 resp. 23 (figuur 3). De randen 24 en 25 hebben dezelfde diameter en draaien in contact met elkaar in tegengestelde draairichting.

35 De rollen 24, 25 zijn voorzien van inkepingen 26, 27 (figuren 4-6), welke tegenover elkaar gelegen zijn met betrekking tot de bewe-gingsbaan van het plano teneinde een voldoende ruimte te verschaffen voor de grijpers 9 om tussen de rollen 24, 25 door te kunnen passeren.

De buitenomtrek van elke rol 24, 25, afgezien van het ingekeepte ge-40 deelte, is bedekt met een rubberlaag 28 zodat het rubber op de onderste 8402980 i -¾ 4 en bovenste rollen in nauwe aanraking zullen zijn met elkaar wanneer de rollen 24, 25 draaien. Het rubber 28 zou weggelaten kunnen worden. In plaats daarvan zou het buitenomtreksoppervlak van elke rol 24, 25 gekarteld kunnen zijn voor een gemakkelijke voeding van het plano tussen 5 de rollen door, De onderste en bovenste rollen 24, 25 behoeven niet met elkaar in contact te zijn zolang zij het productgedeelte 2 voldoende stevig kunnen grijpen om het door de inrichting heen te voeden.

De bovenste rollen 24 zijn met elkaar gekoppeld door een as 29 evenwijdig aan de as 22. Evenzo zijn de onderste rollen 25 met elkaar 10 gekoppeld door een as 30 evenwijdig aan hun as 23. De balken 29 en 30 zijn aangebracht aan een zijde van de inkepingen 26 resp. 27, dat wil zeggen aan die zijde vanaf welke het plano tussen de rollen binnentreedt.

Een aantal radiale pennen 31 zijn vast gemonteerd op de onderste 15 balk 30 met zekere tussenruimten en penopnemers 31' zijn vast gemonteerd op de bovenste balk 29 om samen te werken met de pennen 31 teneinde te verzekeren dat de pennen 31 de grijprand 5 grijpen. De pennen 30 zijn werkzaam als middelen voor het tegenhouden van de rand.

Evenzo zijn een aantal hamers 32 gemonteerd op de onderste balken 20 30 met de noodzakelijke tussenruimten teneinde radiaal uit te steken en een aantal aambeelden 32’ zijn gemonteerd op de bovenste balk 29 op corresponderende plaatsen. De hamers 32 werken samen met de aambeelden 32' om de grijprand 5 te scheiden van het productdeel 2 door loshameren van het plano ter plaatse van de verbindingsdelen 6. De hamers 32 kun-25 nen gemonteerd zijn op de bovenste balken 29 terwijl de aambeelden 32’ gemonteerd zouden kunnen worden op de onderste balk 30.

Na het afscheiden van de grijprand 5, wordt het productdeel 2 af-gevoerd tussen de randen 24, 25 vandaan alwaar het vastgeklemd was tussen de rubbers 28.

30 Onder de onderste roterende as 23 bevindt zich een vaste as 34 evenwijdig met de as 23. Een aantel schrapers 35 zijn vast gemonteerd op de vaste as 34 tegengesteld aan de pennen 31 (figuur 3) teneinde de grijprand 5 af te trekken van de pennen. De schrapers 35 zijn tangenti-eel gemonteerd ten opzichte van de onderste rol 25 (figuur 4). Wanneer 35 de rol 25 draait totdat zijn inkeping 27 de positie zoals in figuur 4 gestippeld is weergegeven bereikt, treden de pennen 31 de groeven 36 binnen in de schrapers 35 en verlaten deze weer geleidelijk. Op dit moment is de grijprand 5 bevrijd van de pennen 31 door de schrapers 35.

Anderzijds gaan, nadat de pennen 31 de grijprand gegrepen hebben, 40 de grijpers 9 open om de grijprand 5 los te laten wanneer deze passeren 84D2980

A

5 tussen de bovenste en onderste rollen 24, 25.

De grijpers 9 zullen, toegelicht worden onder verwijzing naar de figuren 7 tot en met 9. Een vaste balk 38 en een draaibare balk 39 zijn evenwijdig aan elkaar gemonteerd met behulp van steunen 37 dwars over 5 de kettingtransporteur 8. Een aantal klauwen 40 in de vorm van L-vormige bladveren zijn gemonteerd op de vaste balk 38 met de noodzakelijke tussenruimten en opneemklauwen 41 zijn vast gemonteerd op de draaibare balk 39 om samen te werken met de klauwen 40 (figuur 8). Elke opneem-klauw 41 is voorzien aan zijn achtereinde van een uitsteeksel 42 dat 10 ervoor ingericht is om te rusten tegen de onderzijde van de klauw 40.

Een nokvolger 43 is gemonteerd op de draaibare balk 39 met een van zijn einden (figuur 7) en wordt tegen een nokplaat 45 (figuur 9) gedrukt door een veer 44 welke tegengehouden wordt door een uitsteeksel 38' op de vaste balk 38. De nokplaat 45 is aangebracht boven de nokvol-15 ger 43 (figuren 3 en 9) en heeft een hellend oppervlak 46 en een vlak oppervlak 47. De nokvolger 43 wordt geleidelijk omlaag gedrukt door het hellend oppervlak 46 op de nokplaat 45 terwijl de grijper 9 passeert tussen de inkepingen 26 en 27. Nadat de pennen 31 gestoken zijn in de grijprand 5, wordt de nokvolger 43 omlaag gedrukt door het vlakke op-20 pervlak 47 op de nokplaat 45 tot in zijn onderste stand.

Wanneer de nokvolger omlaag scharniert door contact met de nokplaat 45, draait de draaibare balk 39 tezamen met de nokvolger met de wijzers van de klok mee over een noodzakelijke hoek tegen de terugstel-kracht uitgeoefend door de veer 44. Tegelijkertijd zal de opneemklauw 25 41 omlaag draaien en het uitsteeksel 42 zal de klauw 40 doen omhoog draaien zodat de klauwen 40 en 41 zullen openen. Voor een aantal van de grijpers 9, zijn begrenzers 48 gemonteerd op de vaste balk 38 teneinde te voorkomen dat het plano 1 te diep gegrepen wordt door de grijper 9.

Dankzij de boven beschreven uitvoering, wordt, wanneer het plano 1 30 vastgehouden door de grijpers 9 door de randafscheid-loslaateenheid 21 passeert, de grijprand 5 vastgepend door de pennen 31 en tegelijkertijd wordt hij afgescheiden van het productdeel 2 door het hameren met de hamers 32 van de verbindingsdelen 6. Het productdeel 2 met afgescheiden grijprand 5, wordt gegrepen tussen de bovenste en onderste rollen 24, 35 25.

Wanneer de grijprand 5 vastgepend door de pennen 31 draait over circa een halve omwenteling met en om de onderste rol 25, wordt het van de pennen afgetrokken door de schrapers 35 en valt op de afvoertrans-porteur 20 via de trechter 49. Wanneer anderzijds de rollen 24 en 25 40 draaien, wordt het productdeel 2 dat gegrepen is tussen hen in, verder 8402980 6 . t j, ^ getransporteerd naar een producttransporteur 50. Aldus wordt het pro-ductdeel 2 uit de inrichting genomen door de producttransporteur 50 en de afvaldelen 7, 7' en de grijprand 5 worden afgevoerd door de afvoer-transporteur 20.

5 Hoewel bij de voorkeursuitvoeringsvorm de onderste en bovenste rollen 24, 25 tegenover elkaar gelegen zijn en de pennen 31 en de pen-opnemers 31' en de hamers'32 en de aambeelden 32’ gemonteerd zijn op de bovenste en onderste balken 29, 30, kunnen de rollen 24, 25 vervangen worden door een stel langgerekte rollen en deze onderdelen kunnen 10 rechtstreeks op die rollen gemonteerd worden.

Hoewel bij de voorkeursuitvoeringsvorm de grijpers gebruikt worden om het plano op de grijprand te houden, kunnen pennen, luchtzuiging of andere bruikbare vasthoudmiddelen toegepast worden. Evenzo is het mogelijk, hoewel de grijprand gegrepen wordt door de pennen na afscheiding 15 van het productdeel, dat het vastgehouden wordt door grijpers, lucht-zuiging of andere geschikte middelen.

Hoewel volgens de voorkeursuitvoeringsvorm een schraper gebruikt wordt om de grijprand van de pennen te verwijderen om hem af te kunnen voeren, kan luchtzuiging of elke willekeurige inrichting welke recht-20 streeks inwerkt op het tegenhoudlichaam van de rand om de grijprand los te laten, in plaats daarvan gebruikt worden.

8402980

Claims (3)

1. Matrijs-snij-inrichting voor het snijden van plano's golfkarton of dergelijke materialen, waarbij de inrichting omvat: een planotoe-voerinrichting, een eindeloze transporteur voor het plano met middelen 5 voor het vasthouden van het plano aangebracht op regelmatige tussenafstanden voor het transporteren van de plano’s door de inrichting, middelen voor het met een matrijs snijden van het plano om dit te verdelen in een productdeel, een afvaldeel en een grijprand, middelen voor het afscheiden van het afvaldeel van het productdeel met de grijprand, 10 randafscheidmiddelen voor het afscheiden van de grijprand van het productdeel en randloslaatmiddelen voor het loslaten van de grijprand van de houdmiddelen van het plano, met het kenmerk dat de verbetering omvat een stel rollen elk voorzien van een inkeping om dé houdmiddelen voor 15 het plano ia staat te stellen te paseren tussen de rollen, middelen voor het tegenhouden van de grijprand en middelen voor het opnieuw loslaten van de grijprand van genoemde tegen-houdmiddelen van de rand, waarbij de rand-afscheidmiddelen, de rand-loslaatmiddelen en de.rand-20 tegenhoudmiddelen aangebracht zijn bij de rollen.

2. Snij-inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de rollen aangebracht zijn in een aantal paren, waarbij bovenste rollen met elkaar gekoppeld zijn door een balk en onderste rollen gekoppeld zijn door een andere balk, en waarbij de rand-vasthoudmiddelen en de 25 rand-afscheidmiddelen gemonteerd zijn op die balken.

3. Snij-inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de rand-afscheidmiddelen, de rand-loslaatmiddelen en de rand-vasthoudmid-delen aangebracht zijn aan die zijde van de inkepingen in de rollen vanaf welke het plano tussen de rollen binnentreedt. 8402980