NL8401829A - Mondstuk voor een sigaret. - Google Patents

Mondstuk voor een sigaret. Download PDF

Info

Publication number
NL8401829A
NL8401829A NL8401829A NL8401829A NL8401829A NL 8401829 A NL8401829 A NL 8401829A NL 8401829 A NL8401829 A NL 8401829A NL 8401829 A NL8401829 A NL 8401829A NL 8401829 A NL8401829 A NL 8401829A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
semi
nozzle
cylindrical
longitudinal
mouthpiece
Prior art date
Application number
NL8401829A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Brown & Williamson Tobacco
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Brown & Williamson Tobacco filed Critical Brown & Williamson Tobacco
Publication of NL8401829A publication Critical patent/NL8401829A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A24TOBACCO; CIGARS; CIGARETTES; SIMULATED SMOKING DEVICES; SMOKERS' REQUISITES
    • A24DCIGARS; CIGARETTES; TOBACCO SMOKE FILTERS; MOUTHPIECES FOR CIGARS OR CIGARETTES; MANUFACTURE OF TOBACCO SMOKE FILTERS OR MOUTHPIECES
    • A24D3/00Tobacco smoke filters, e.g. filter-tips, filtering inserts; Filters specially adapted for simulated smoking devices; Mouthpieces for cigars or cigarettes
    • A24D3/04Tobacco smoke filters characterised by their shape or structure
    • A24D3/043Tobacco smoke filters characterised by their shape or structure with ventilation means, e.g. air dilution

Landscapes

  • Cigarettes, Filters, And Manufacturing Of Filters (AREA)
  • Manufacturing Of Cigar And Cigarette Tobacco (AREA)
  • Nozzles (AREA)

Description

% . · N032577 1 - ^
Mondstuk voor een sigaret
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op mondstukken voor sigaretten, en meer in het bijzonder op een mondstukconstructie die in gescheiden stroombanen voor ventilatielucht en rook naar het mondeinde 5 van het mondstuk voorziet.
Mondstukken voor sigaretten zijn in de stand der techniek bekend.
Een voorbeeld van een bekend mondstuk is getoond in het Amerikaanse octrooischrift 3.552.399. De mondstukinrichting wordt daar aangegeven als een filter voor het homogeniseren van lucht en rook en 10 heeft een blind eindigende, longitudinale, in het midden liggende axiale doorgang die open is naar hetzij de mond van de roker hetzij een filterelement, een veelheid langsdoorgangen die de in het midden liggende doorgang omgeven, zich evenwijdig daarmee uitstrekken en doorgangen kruisen die de langsdoorgangen en de in het midden liggende 15 doorgangen met elkaar en met de omgeving verbinden. Wanneer de sigaret waaraan de mondstukinrichting bevestigd is, gerookt wordt, gaat rook en omgevingslucht door het langskanaal en de stuurdoorgangen waarbij rook en lucht gemengd worden alvorens aan de mond van de roker afgegeven te worden* 20 Een ander voorbeeld van een mondstuk is getoond in het Amerikaanse octrooischrift 3.062.220, daar aangegeven als een stop met een paar holle, in hoofdzaak half cilindrische uitwendige wanddelen, die inwendig door een buigzaam scharnier met elkaar verbonden zijn langs een langsrand van elk randdeel. Indien de wanddelen op elkaar gevouwen wor-25 den vormen deze een holle, in hoofdzaak cilindrische buis. Elk wanddeel is gevormd met de helft van een dwarsscheidingsorgaan voor stralen, die samenwerken om een dwarsscheidingsorgaan voor stralen in het inwendige van de buis te begrenzen. Eén van deze halve scheidingsorganen is voorzien van een opening voor een straal om rook in staat te stellen door 30 het scheidingsorgaan te gaan. Bovendien heeft éên van de wanddelen een stootschot in de langsrichting op afstand geplaatst van het scheidingsorgaan voor stralen, dat zich dwars ten opzichte van het inwendige van de buis uitstrekt, met het vrije einde daarvan kort voor het wandopper-vlak van het andere wanddeel eindigend, om een rookopening met groter 35 dwarsdoorsnederoppervlak te begrenzen dan de opening voor de straal.
Indien een sigaret waaraan dit mondstuk bevestigd is, gerookt wordt, gaat rook met een hoge snelheid door de uit het midden liggende opening voor de stralen in het scheidingsorgaan voor stralen en botst met een in hoofdzaak in rechte lijn liggende richting tegen het oppervlak van 40 het schot. Rook zet in het gebied tussen het scheidingsorgaan voor 8401829 2 f * '% stralen en het schot uit, en gaat door de rookopening tussen de vrije rand van het schot en het wandoppervlak van het andere wanddeel. Vaste en vloeibare rookbestanddelen worden tegen het scheidingsorgaan en het schot gedreven en hechten daaraan. De twee wanddelen worden in de ge-5 vouwen toestand samen gehouden door hetzij afdichten door warmte van de aanliggende vrije langsranden van de wanddelen hetzij door het vormen van de vrije langsrand van één wanddeel met een tong, die opgenomen wordt in een langsgroef, gevormd in de vrije langsrand van het andere wanddeel. Opgemerkt moet worden dat de wanddelen geheel in vorm ver1* 10 schillen.
Bovendien is een ander voorbeeld van een mondstuk getoond in het Amerikaanse octrooischrift 4.023.576, als gevormd uit een paar halve cilindrische schalen, die scharnierend met elkaar verbonden zijn bij een langsrand van elke schaal. De schalen worden op elkaar gevouwen om 15 een hol cilindrisch mondstuk te vormen, dat een rookkamer begrenst. De rookkamer wordt van de tabakskolom gescheiden door twee in langsrich-ting op afstand liggende stootplaten, waarbij één stootplaat in de kamer vanaf een van de schalen steekt en de andere stootplaat in de kamer vanaf de andere schaal steekt, om een gekromde baan te begrenzen die de 20 rook moet afleggen voordat deze de rookkamer binnentreedt. Het mondeinr de van de rookkamer wordt gesloten door een wand met een stuuropenlng voor de stroomrook uit de rookkamer in de mond van de roker. De wand wordt begrensd door een halve wand die vanaf één schaal uitsteekt en een andere halve wand die vanaf de andere schaal uitsteekt, zodat de 25 eindranden van de halve wanden tegen elkaar liggen. Het uitwendige oppervlak van elke schaal is gevormd met langsgroeven die open zijn bij het mondeinde van het mondstuk en die samenwerken met bedekkend van opening voorzien mondstukpapier om stroombanen voor ventilatielucht te vormen. De twee schalen worden in de opgevouwen toestand samengehouden 30 door sleuven gevormd in één schaal langs de vrije langsrand, die lippen opneemt, die vanaf de vrije langsrand van de andere schaal uitsteken. Opgemerkt moet worden dat de schalen ten opzichte van elkaar verschillend uitgevoerd zijn.
De onderhavige uitvinding voorziet in een mondstuk voor een siga-35 ret, die in gescheiden stromen ventilatielucht en rook voorziet.
De onderhavige uitvinding voorziet verder in een mondstuksamenstel van twee gelijk bemeten en gevormde helften.
Meer in het bijzonder voorziet de onderhavige uitvinding in een in hoofdzaak cilindrisch mondstuk met een mondeinde en een rookinlaateinde 40 geschikt voor gebruik met een rookartikel omvattende twee gelijk ger 8401829 ’ * i 3 vormde en bemeten half cilindrische delen die in een onderling met de holten naar elkaar toegericht verband aangebracfct zijn met elke langs-rand van één deel aanliggend tegen één van de langsranden van het andere deel, en middelen verbonden met de half cilindrische delen die sa-5 menwerken om ten minste 1 kapillair voor de rookstroom te begrenzen.
Een beter begrip van de onderhavige uitvinding zal verkregen worden aan de hand van de onderstaande beschrijving in samenhang met bijgaande tekeningen, waarin overeenkomstige verwijzingscijfers betrekking hebben op overeenkomstige delen in de verschillende aanzichten en waar-10 in: figuur 1 een zijaanzicht van het mondstuk volgens de onderhavige uitvinding is, bevestigd aan een tabaksbron van een sigaret, met het mondstukmateriaal gedeeltelijk afgewikkeld om details te tonen; figuur 2 een perspectivisch aanzicht is van het mondstuk volgens 15 de onderhavige uitvinding; figuur 3 een aanzicht is van een einde van het mondstuk volgens de onderhavige uitvinding zoals gezien in de richting van pijlen 3-3 in figuur 2; figuur 4 een aanzicht is van het andere einde van het mondstuk 20 volgens de onderhavige uitvinding, zoals gezien in de richting van pijlen 4-4 in figuur 2; figuur 5 een opgewerkt perspectivisch aanzicht is van het mondstuk uit figuur 2; figuur 6 een bovenaanzicht is van een onderdeel van het mondstuk 25 volgens de onderhavige uitvinding, zoals gezien in de richting van de pijlen 6-6 in figuur 5; figuur 7 een dwarsdoorsnede aanzicht is volgens VII-VII in figuur 6; figuur 8 een zijaanzicht is van het mondstuk volgens de onderhar-30 vige uitvinding bevestigd aan een tabakskolom voor sigaretten, met het mondstukmateriaal gedeeltelijk afgewikkeld en met het omhuiselmateriaal buiten proporties en in dwarsdoorsnede afgebeeld om een van voordeel zijnd kenmerk duidelijk te tonen.
figuur 9 een ander zijaanzicht is van het mondstuk volgens de otr-35 derhavige uitvinding bevestigd aan een tabakskolom met het mondstukmateriaal gedeeltelijk afgewikkeld en met het omhulselmateriaal buiten proporties en in dwarsdoorsnede om een ander van voordeel zijnd kenmerk duidelijk te tonen; figuur 10 een verder zijaanzicht is van het mondstuk volgens de 40 onderhavige uitvinding bevestigd aan een tabakskolom met het mondstuk.- 8401829 4 r « % materiaal gedeeltelijk afgewikkeld en met het omhulselmateriaal buiten proporties en in een dwarsdoorsnede om een verder van voordeel zijnd kenmerk duidelijk te tonen, en figuur ll een verder zijaanzicht is van het mondstuk volgens de 5 onderhavige uitvinding bevestigd aan een tabakskolom met het mondstukr materiaal gedeeltelijk afgewikkeld en met het mondstukmateriaal buiten proportie afgebeeld en in dwarsdoorsnede om een verder van voordeel zijnd kenmerk duidelijk te tonen.
Een cilindrisch mondstuk volgens de onderhavige uitvinding is in 10 figuur 1-4 in het geheel aangegeven met verwijzingscijfer 10 en geschikt om aan een tabakskolom 12 van de sigaret bevestigd te worden door bijvoorbeeld een lucht doorlatend mondstukmateriaal 14, dat het mondstuk 10 omgeeft en een deel van de tabakskolom 12 nabij het schei-dingsvlak van het mondstuk 10 en tabakskolom 12 bedekt. In figuur 1 is 15 het mondstukmateriaal 14 gedeeltelijk afgewikkeld getoond om het onderlinge verband van het mondstuk 10, tabakskolom 12 en mondstukmateriaal 14 duidelijker te tonen. Indien bevestigd aan de tabakskolom 12 heeft het mondstuk 10 een mondeinde 16 en een rookinlaateinde 18 dat tegen de tabakskolom 12 aanligt.
20 Zoals het meest duidelijk blijkt uit de figuren 2 tot en met 5, is het cilindrische mondstuk gevormd uit twee gelijk bemeten en gevormde half cilindrische delen 20A en 20B. Indien samengevoegd om het mondstuk 10 te vormen, bevinden de twee half cilindrische delen 20A en 20B zich in een onderling verband met de holten naar elkaar toegericht met elke 25 van de langsranden 22A en 24A van een half cilindrisch deel 20A in langsrichting in aanligging met één van de langsranden 22B en 24B van één van de andere half cilindrische delen 20B.
Omdat de half cilindrische delen 20A en 20B gelijk zijn, wordt vanwege de kortheid en duidelijkheid de onderstaande beschrijving be-30 perkt tot slechts één deel, in het geheel aangegeven met verwijzingscijfer 20.
Zoals het meest duidelijk blijkt uit figuren 5 en 6, omvat het half cilindrische deel 20 een dwarse scheidingswand 26 nabij het einde van het half cilindrische deel 20, dat het mondeinde 16 van het samen-35 gevoegde mondstuk 10 vormt. De scheidingswand 26 steekt van het concave oppervlak van het half cilindrische deel 20 uit met de uitstekende dwarsrand daarvan in het vlak dat de langsranden 22 en 24 van het half cilindrische deel 20 bevat. De dwarse scheidingswand 28 strekt zich niet geheel over het dwarsdoorsnede gebied van het half cilindrische 40 deel 20 uit, maar eindigt in tegenoverliggende zijranden 30 en 32, elk 8401829 * .
5 op afstand liggend van het aangrenzende wandoppervlak van het half cilindrische deel 20, om twee op afstand van elkaar liggende doorstroont-openingen 34 en 36 voor rook tussen respectievelijk de zijwanden 36 en 32 te begrenzen en het wandoppervlak van het halve cilindrische deel 20 5 dat in de nabijheid daarvan ligt. Een verhoudingsgewijs dik dwars scheidingsorgaan 38 strekt zich van de concave zijde van het half cilindrische deel 20 uit met een dwarsoppervlak 40 daarvan in de langs-richting op afstand liggend van de dwarse scheidingswand 26 en met het tegenoverliggende dwarsoppervlak 42 daarvan in de langsrichting naar 10 binnen op afstand liggend van het einde van het halfcilindrische deel 20, dat het mondeinde 16 van het samengevoegde mondstuk 10 vormt. Het dwarsoppervlak 40 van het dwarse scheidingsorgaan 38 werkt samen met de dwarse scheidingswand 26 om een rookdistributiehelft 44 daartussen te begrenzen. Het dwarse scheidingsorgaan 38 eindigt bij een oppervlak 46 15 in hoofdzaak in het vlak dat de langsranden 22 en 24 van het half cilindrische 20 bevat. Bovendien strekt eveneens een langswand zich naar de concave zijde van het half cilindrische deel 20 uit vanaf het eind-oppervlak 46 van het dwarse scheidingsorgaan 38. De langswand 48 ligt aan één zijde op afstand en in hoofdzaak evenwijdig aan de langshart-20 lijn van het half cilindrische deel 20. Zoals afgeheeld is de langwand 48 als êên geheel gevormd met het dwarse scheidingsorgaan 38 en valt in de langsrichting samen met het dwarse scheidingsorgaan zodanig dat de langwand 48 een stroomopwaartse rand 52 heeft die op afstand ligt van de dwarse scheidingswand 26 en een stroomafwaartse rand 50 heeft, die 25 in langsrichting naar binnen op afstand ligt van het einde van het half cilindrische deel 20, dat het mondeinde 16 van het samengevoegde mondstuk 10 vormt. Opgemerkt moet worden dat de langswand 48 bij een langs-rand 54 eindigt voorbij het vlak dat de langsranden 22 en 24 van het half cilindrische deel 20 bevat. Zoals het meest duidelijk blijkt in 30 figuur 4 is de langrand 54 van de langswand 48 chevronachtig gevormd en helt van zowel de stroomopwaartse rand 50 als de stroomafwaartse rand 52 naar beneden naar het midden van de langswand 48.
Uit figuur 5, 6 en 7 blijkt bovendien hoe een zich in hoofdzaak in de langsrichting uitstrekkende sleuf 56 gevormd is in het dwarse schei-35 dingsorgaan 38 naar de andere kant van de langshartlijn van het half cilindrische deel 20 vanaf de langwand 48. De langssleuf 56 is bij één van de einden daarvan open bij het dwarsoppervlak 40 van de scheidingswand 38 naar de rook distributie helft 44, open bij het tegenoverliggende einde daarvan bij het dwarse oppervlak 42 van het scheidingsor-40 gaan 38 en open bij het eindoppervlak 46 van de scheidingswand 38 over 8401829 6 t * \ de hele lengte daarvan. De diepte van de langssleuf 56, gemeten vanaf het eindoppervlak 46 van het dwarse scheidingsorgaan 38 naar het bener denoppervlak 58, is groter dan de afstand waarover de langsrand 48 zich uitstrekt voorbij het vlak dat de langsranden 22 en 24 an het half ci-5 lindrische deel 20 omvat. Zoals uit figuur 6 blijkt is het benedenop-pervlak 58 van de langssleuf 56 chevronachtig uitgevoerd en in hoofdzaak complementair aan de chevronachtige gedaante van de eindlangsrand 54 van de langswand 48. Het benedenoppervlak 58 helt in hoofdzaak naar boven in sleuf 56 van elk van de open einden van de sleuf 56 naar het 10 midden van de sleuf 56.
Zoals uit figuur 4 en 5 blijkt is een kanaal 60 gevormd in het dwarse scheidingsorgaan 38 nabij de langswand 48 aan de andere zijde daarvan ten opzichte van de langssleuf 56. Het kanaal 60 is open bij êên van de einden daarvan bij het dwarsoppervlak 40 van de scheidings-15 wand 38 naar de rookdistributiehelft 44, open bij het tegenoverliggende einde daarvan bij het dwarsoppervlak 42 van de scheidingswand 38 en open in het eindoppervlak 46 van het scheidingsorgaan 38 langs de hele lengte daarvan. Het kanaal 60 volgt en chevronachtige baan, die in hoofdzaak overeenkomt met de chevronachtige vorm van de eindlangsrand 20 54 van de langswand 48. Zoals af geheeld in figuur 5 helt het kanaal 60 van elk van de open einden daarvan naar de langswand 48 bij het midden van het kanaal 60. De diepte van het kanaal 60 is in hoofdzaak gelijk aan het verschil tussen de diepte van de langssleuf 56 en de afstand waarover de langswand 48 zich uitstrekt voorbij het vlak dat de langs-25 randen 22 en 24 van het half cilindrische deel 20 omvat.
Zoals blijkt uit figuur 1 tot en met 6 is het half cilindrische deel 20 gevormd met een half ringvormige groef 62 in het convexe oppervlak daarvan open naar de omtrek van het half cilindrische deel 20 en open bij de tegenoverliggende einden daarvan naar de langsranden 22 en 30 24 van het half cilindrische deel 20. Zoals afgeheeld is de half ring vormige groef 62 dichter bij het einde van het half cilindrische deel 20 aangebracht, dat het rookinlaateinde 18 van het samengevoegde mondstuk 10 vormt, dan het andere einde van het half cilindrische deel 20.
In het bijzonder verwijzend naar figuur 2, 3, 5 en 7 is het half 35 cilindrische deel 20 gevormd met ten minste een zich in hoofdzaak zich in langsrichting uitstrekkende groef 64 gevormd in en open naar het convexe oppervlak van het half cilindrische deel 20. De langsgroef 64 is nabij één van de einden daarvan open naar de half ringvormige groef 62 en strekt zich daarvan in hoofdzaak langs de langshartlijn van het 40 half cilindrische deel 20 uit naar dat einde van het half cilindrisch 8401829 Γ 7 s deel 20 dat het mondeinde 16 van het samengevoegde mondstuk 10 vormt.
Uit figuur 2, 3, 5 en bovendien uit figuur 6 blijkt dat het half cilindrische deel 20 gevormd is met twee zich in hoofdzaak in de langs-richting uitstrekkende groeven 66 en 68 met de halve breedte, die elk 5 de helft van de breedte van de langsgroef 64 hebben. Zoals afgebeeld is de groef 66 met halve breedte open nabij éên van de einden daarvan naar de half ringvormige groef 62 en strekt zich in hoofdzaak langs de langsrand 22 van het half cilindrische deel 20 uit naar dat einde van het half cilindrische deel 20 dat het mondeinde 16 van het samengevoeg-10 de mondstuk 10 vormt. De groef 66 met halve breedte is eveneens open naar het convexe oppervlak van het half cilindrische deel 20 en naar de langsrand 22 van het half cilindrische deel 20. Dienovereenkomstig is de groef 68 met halve breedte nabij éên van de einden daarvan open naar de half ringvormige groef 62 en strekt zich in hoofdzaak langs de ander 15 re langsrand 24 van het half cilindrische deel 20 uit naar dat einde van het half cilindrische deel 20 dat het mondeinde 16 van het samenge-* voegde mondstuk 10 vormt. De groef 68 met halve breedte is eveneens open naar het convexe oppervlak van het half cilindrische deel 20 en naar de langsrand 24 van het halve cilindrische deel 20.
20 Zoals uit figuur 1 tot en met 7 blijkt, zijn de open einden van de langsgroef 64 vanaf dat einde van het half cilindrische deel 20 dat het mondeinde 16 van het samengevoegde mondstuk vormt, uitgenomen. Naar dit einde toe is een holte 70 gevormd bij het mondeinde van het halve cilindrische deel 20 in verbinding met het open einde van de langsgroef 25 64.
Dienovereenkomstig blijkt eveneens uit de figuren 1 tot en met 7 dat het open einde van elk van de groeven 66 en 68 met halve breedte uitgenomen is vanaf het einde van het halve cilindrische deel 20, dat het mondeinde van het samengevoegde mondstuk 10 vormt. Dit wordt verwe-30 zenlijkt voor het vormen van een holte 72 met halve breedte bij het mondeinde van het half cilindrische deel 20 in verbinding met het open einde van de groef 66 met halve breedte en een holte 74 met halve breedte bij het mondeinde van het half cilindrische deel 20 in verbinding met het open einde van de groef 68 met halve breedte. Eveneens 35 moet opgemerkt worden dat de holte 72 met halve breedte open is naar de langsrand 24 van het half cilindrische deel 20.
Zoals het meest duidelijk blijkt in figuur 6 en 7, omvat het half cilindrische deel 20 bevestigingsmiddelen, in het algemeen aangegeven met verwijzingscijfers 76, aangebracht aan de concave zijde daarvan nar 40 bij de dwarse scheidingswand 26. Zoals afgebeeld omvat het bevesti- 8401829 8 r * gingsmiddel 76 een stop 78 en sokmiddel 80. De stop 78 ligt zijdelings op afstand van êên zijde van de langshartlijn van het half cilindrische deel 20 en steekt vanaf het concave oppervlak voorbij het vlak dat de langsranden 22 en 24 van het half cilindrische deel 20 bevat. Het sokr 5 middel 80 is een holle cilindrische kolom zijdelings op afstand liggend van de andere zijde van de langshartlijn van het half cilindrische deel 20 en steekt van het holle oppervlak tot ongeveer het vlak dat de langsranden 22 en 24 van het half cilindrische deel 20 bevat.
Zoals het meest duidelijk uit figuur 1 tot en met 6 blijkt, wordt 10 uit mondstuk 10 gevormd door het met elkaar samenvoegen van de twee half cilindrische delen 20A en 20B in een onderling verband met de holten naar elkaar toegericht. De twee gelijke half cilindrische delen 20A en 20B zijn gericht op een wijze die het best beschreven kan worden als een spiegelbeeldig verband zoals blijkt uit figuur 5 met de langsranden 15 22A en 24A van de deel 20A in langsrichting in aanligging met de langs randen respectievelijk 24B en 22B van het andere deel 20B. In deze stand wordt de langswand 48 van deel 20A opgenomen in de langsleuf 56 in het andere deel 20B en wordt de langswand 48 van deel 20B opgenomen in de langssleuf 56 in deel 20A, zodanig dat de langswanden 48 van de 20 delen 20A en 20B zich in naast elkaar liggend rakend verband bevinden (zie figuur 3). Opgemerkt moet worden dat omdat de diepte van elke langssleuf 56 groter is dan de afstand waarover elke langswand 48 uitsteekt voorbij het vlak dat de langswanden 22 en 24 van de delen 20A en 20B bevat, de eind langsrand 54 van elke langswand 48 op afstand zal 25 liggen van het benedenoppervlak 58 van de langssleuf 56 waarin deze opr-genomen wordt. Bijgevolg werkt de eindrand 54 van elke langswand 48 samen met het benedenoppervlak 58 van de langssleuf 56 waarin deze opgenomen wordt om een in hoofdzaak in langsrichting liggend kapillair 82 voor de rookstroom te begrenzen. De twee kapillairen 82 voor rook zijn 30 in hoofdzaak diametraal over het mondstuk 10 ten opzichte van elkaar aangebracht. Verder hebben, omdat de eindrand 54 van elke langsrand 48 in hoofdzaak chevronachtig gevormd is en het benedenoppervlak van elke sleuf 56 die de langswand ontvangt complementair chevronachtig gevormd is, de kapillairen 82 een gekromde langsas zodanig gericht dat het deel 35 van elk kapillair 82 voor de rookstroom een hoek maakt om rook die daar doorstroomt in hoofdzaak radiaal naar buiten uit het mondstuk 10 te sturen naar het mondeinde 16 daarvan. Bovendien is het kanaal 60 in de scheidingswand 38 van elk deel 20A en 20B in de lengte daarvan gesloten via het eindoppervlak 46 van de scheidingswand 38 van het andere deel, 40 waardoor twee in hoofdzaak zich in langsrichting uitstrekkende kapil- 8401829 . 9 lairen 84 voor de rookstroom begrensd worden. De twee kapillairen 84 voor de rookstroom zijn in hoofdzaak diametraal aan beide zijden van het mondstuk 10 ten opzichte van elkaar aangebracht. Vanwege de che** vronachige gedaante van de kanalen 60, hebben de daardoor gevormde ka-5 pillairen 84 gekromde langsassen, die zodanig gericht zijn dat een deel van elk kapillair 84 voor de rookstroom een hoek maakt om rook die daardoor stroomt in hoofdzaak radiaal naar buiten van het mondstuk 10 te richten naar het mondeinde 16 daarvan. Zoals het meest duidelijk blijkt in figuur 2, 4 en 5 steken de dwarsscheidingswanden 26 van de 10 half cilindrische delen 20A en 20B naar elkaar toe uit met de bijbehorende dwarsranden 28 in dichte nabijheid ten opzichte van elkaar om een dwars wandsegment 86 te vormen over een deel van het mondstuk 10 nabij het rookinlaateinde 18. Dienovereenkomstig ontmoeten de dikke dwarse scheidingswanden 38 elkaar bij de eindoppervlakken 46 daarvan om 15 een dwarswand 88 te vormen over het mondstuk 10 in langsrichting op afstand liggend van het mondstuk 10 van het dwarse wandsegment 86. De rookdistributiehelften 44 van de half cilindrische delen 20A en 20B werken samen om een rookdistributiekamer 90 te vormen tussen het dwarse wandsegment 86 en de dwarswand 88. De doorstroomopeningen 34 en 36 voor 20 de rook nabij de zijranden 30 en 32 van de scheidingswand 26 van deel 20A gaan samen met de doorstroomopeningen respectievelijk 36 en 34 voor rook nabij de zijranden 32 en 30 van de scheidingswand 26 van deel 20B om in de stroom rook van de tabakskolom 12 in de distributiekamer 90 te voorzien voorbij het dwarse wandsegment 86.
25 Uit figuur 1, 2 en 3 blijkt dat wanneer de half cilindrische delen 20A en 20B samengevoegd worden, de groef 66 met halve breedte langs de langsrand 22A van het halve cilindrische deel 20A samenwerkt met de groef 68A met de halve breedte langs de langsrand 24B van half cilindrische deel 20B om een groef met volledige breedte te vormen met in 30 hoofdzaak dezelfde breedte als de langsgroef 64. Dienovereenkomstig werkt de groef 68 met halve breedte langs de langsrand 24A van het half cilindrische deel 20A samen met de groef 66 met halve breedte langs de langsrand 22B van half cilindrisch deel 20B om een andere groef met volledige breedte te vormen met in hoofdzaak dezelfde breedte als de 35 langsgroef 64. Bijgevolg zijn vier in hoofdzaak gelijke groeven in het omtreksoppervlak van het mondstuk 10 aangebracht in hoofdzaak op gelijke afstand van elkaar langs de omtrek liggend. Bovendien werkt de holte 72 met halve breedte bij het uitlaateinde van de groef 66 met halve breedte in het half cilindrische deel 20A samen met de holte 74 40 met halve breedte bij het uitlaateinde van de groef 68 met halve breed- 8401829 10 te in het half cilindrische deel 20B om een volledige holte te vormen met in hoofdzaak dezelfde afmeting als de holte 70 bij het uitlaateinde van de groef 64, en de holte 74 met halve breedte bij het uitlaateinde van de groef 68 met halve breedte in het half cilindrische deel 20A 5 werkt samen met de holte 72 met halve breedte bij het uitlaateinde van de groef 66 met halve breedte in het andere half cilindrische deel 20B om eveneens een volledige holte met in hoofdzaak dezelfde afmeting als de holte 70 bij het uitlaateinde van de groef 64 te vormen. Bijgevolg zijn de uitlaateinden van alle groeven gevormd in het omtreksoppervlak 10 van het mondstuk 10 vanaf het mondeinde 16 van het mondstuk 10 uitgenomen. Deze groeven werken als stroombanen voor ventilatielucht naar het mondeinde 16 van het mondstuk 10. De open einden van de half ringvormige groef 62 in één van de half cilindrische delen 20A liggen elk in lijn met êên van de open einden van de half ringvormige groef 62 in 15 de andere half cilindrische delen 20B om een ringvormige groef te vormen om de omtrek van het mondstuk 10. Wanneer de sigaret uit figuur 1 gerookt wordt, gaat ventilatielucht door het doorlatende mondstukma-teriaal 14 en in de ringvormige groef. De ventilatielucht beweegt dan van de ringvormige groef in het geheel door de langsgroeven naar het 20 mondeinde 16 van het -mondstuk 10, waar het ontladen wordt in de mond van de roker om te vermengen met ongefilterde rook die de kapillairen voor de rookstroom verlaat.
De twee gelijke half cilindrische delen 20A en 20B worden ten minste gedeeltelijk in een onderling verband met de holten naar elkaar 25 toegericht gehouden door de wrijving tussen de langswanden 48 en de langssleuven 56. Het kan echter wenselijk zijn om extra bevestigingsmiddelen 76 op te nemen nabij het inlaateinde 18 van het mondstuk 10. Zoals het meest duidelijk is in figuur 5 en 6, wordt de stop 78 van een half cilindrisch deel 20A opgenomen in het sokmiddel 80 van het andere 30 half cilindrische deel 20B en wordt de stop 78 van het half cilindrische deel 20B opgenomen in het sokmiddel 80 van het halfcilindrische deel 20A om de delen 20A en 20B aan elkaar te bevestigen nabij het rookinlaateinde 18 van het mondstuk.
Uit figuur 8 tot en met 11 blijkt dat om het bevestigen van het 35 mondstuk 10 aan de tabakskolom 12 te verzekeren, het van voordeel is om een omgevende laag omhulselmateriaal te gebruiken tussen het omtreksoppervlak van het mondstuk 10 en het mondstukmateriaal 14. Voorbeelden van een dergelijk omhulselmateriaal zijn een lucht doorlatend stopomhulsel en een lucht ondoorlatend stopomhulsel. Figuur 8 toont een omge-40 vende omhulsel bus 92 van een luchtdoorlatend stopomhulsel die zich in 8401829 11 langsrichting uitstrekt langs het mondstuk 10 vanaf het mondeinde 16 naar het rookinlaateinde 18. Figuur 9 toont een omgevende omhuiselband 94 van hetzij luchtdoorlatend hetzij lucht ondoorlatend stopomhulsel aangebracht bij het rookinlaateinde van het mondstuk 10. Figuur 10 5 toont een omgevende omhulselband 96 van hetzij lucht doorlatend hetzij lucht ondoorlatend stopomhulsel aangebracht bij het mondeinde 16 van het mondstuk 10. Figuur II toont een omgevende omhulselband 94 van hetzij luchtdoorlatend hetzij lucht ondoorlatend stopomhulsel aangebracht bij het rookinlaateinde 18 van het mondstuk 10 alsmede een omgevende 10 omhulselband 96 van hetzij lucht doorlatend hetzij lucht ondoorlatend stopomhulsel aangebracht bij het mondeinde 16 van het mondstuk 10.
De voorgaande gedetailleerde beschrijving is in hoofdzaak gegeven vanwege de duidelijkheid van het begrip en daaruit moeten geen onnodige beperkingen begrepen worden inzake wijzigingen die duidelijk zullen 15 worden voor degene bekwaam in de stand der techniek bij het lezen van deze beschrijving en welke wijzigingen uitgevoerd kunnen worden zonder buiten het bereik en de gedachte van de onderhavige uitvinding te gerar ken.
8401829

Claims (31)

1. In hoofdzaak cilindrisch mondstuk met een mondeinde en een rookinlaateinde en geschikt voor het gebruik met een rookartikel, met 5 het kenmerk, dat deze omvat: twee gelijk gevormde en bemeten half cilindrische delen in een onderling verband met de holten naar elkaar toe gericht aangebracht met elke langswand van één deel in aanligging met een van de langsrand en van het andere deel; en 10 middelen samengaande met de half cilindrische delen samenwerkend om ten minste één kapillair voor de rookstroom te begrenzen.
1 r
2. Mondstuk volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat dit bovendien middelen omvat die een rookdistributiekamer omvatten stroomopwaarts ten opzichte van de richting van de rookstroom door het mondstuk 15 vanaf de middelen die een kapillair voor de rookstroom begrenzen.
3. Mondstuk volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de rookuit-laat van ten minste één kapillair voor de rookstroom uitgenomen is vanaf het mondeinde van het mondstuk.
4. Mondstuk volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elk half 20 cilindrisch deel van het mondstuk gevormd is met ten minste één zich in hoofdzaak in de langsrichting uitstrekkende groef voor ventilatielucht bij het concave oppervlak met een uitlaateinde voor lucht dat open is naar het mondeinde van het mondstuk.
5. Mondstuk volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het uitlaat- 25 einde voor lucht van de ten minste één groef ventilatielucht uitgenomen is vanaf het mondeinde van het mondstuk.
6. Mondstuk volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat elk half cilindrisch deel van het mondstuk gevormd is met een half ringvormige groef bij het concave oppervlak; 30 dat de zich in hoofdzaak in langsrichting uitstrekkende groef voor ventilatielucht in elk half cilindrisch deel open is naar de half ringvormige groef gevormd in hetzelfde half cilindrische deel; en dat de half ringvormige groeven samenwerken om een ringvormige groef voor ventilatielucht te vormen die het mondstuk omgeeft.
7. Mondstuk volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elk half ci lindrische deel gevormd is met een groef met halve breedte, die zich ten minste gedeetelijk langs ten minste één van de langsranden van het half cilindrische deel uitstrekt en open is naar ten minste één einde van het half cilindrische deel; en 40 dat de groeven met halve breedte in lijn liggen om een zich in 8401829 hoofdzaak in langsriehting uitstrekkende groef voor ventilatielucht met volle breedte te vormen bij het concave oppervlak van het mondstuk met een luchtuitlaateinde open naar het mondeinde van het mondstuk.
8. Mondstuk volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het open 5 einde van elke groef met halve breedte in elk half cilindrisch deel uitgenomen is vanaf het einde van het half cilindrische deel; en dat de uitgenomen open einden van de in de lijn liggende groeven met halve breedte samenwerken om het uitlaateinde van de groef voor ventilatielucht te vormen uitgenomen vanaf het mondeinde van het mond-10 stuk.
9. Mondstuk volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat elk half cilindrisch deel van het mondstuk gevormd is met een half ringvormige groef bij het concave oppervlak; dat de groef met halve breedte in elk half cilindrisch deel open 15 is naar de half ringvormige groef gevormd in hetzelfde half cilindrisch deel; en dat de half ringvormige groeven samenwerken om een ringvormige groef voor ventilatielucht te vormen die het mondstuk omgeeft.
10. Mondstuk volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elk van de 20 half cilindrische delen een dwarse scheidingswand bij één einde omvat; dat de dwarse scheidingswanden samenwerken om een dwars wandsegment te vormen nabij het inlaateinde van het mondstuk; en dat het dwarse wandsegment doorstroomopeningen voor rook begrenst in het mondstuk.
11. Mondstuk volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het middel dat samenwerkt om ten minste één kapillair voor de rookstroom te begrenzen omvat: een zich in hoofdzaak in langsriehting uitstrekkende langswand die uitsteekt van de concave zijde van elk half cilindrisch deel; 30 een zich in hoofdzaak in langsriehting uitstrekkende langssleuf begrensd bij de concave zijde van elk half cilindrisch deel; en waarbij de langswand van elk half cilindrisch deel opgenomen wordt in de langssleuf van het andere half cilindrische deel met de eindrand van de langswand op afstand liggend van het benedenoppervlak van de 35 langssleuf.
12. Mondstuk volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het middel dat samenwerkt om ten minste één kapillair voor de rookstroom te begrenzen omvat: een zich in hoofdzaak in langsriehting uitstrekkend langskanaal 40 gevormd in elk half cilindrisch deel open langs de lengte daarvan naar 8401829 ** 'v- de concave zijde van het andere half cilindrische deel; oppervlaktemiddelen gevormd bij de concave zijde van elk half cilindrisch deel; en waarbij de oppervlaktemiddelen van elk half cilindrisch deel de 5 open lengte van het langskanaal van het andere half cilindrische deel bedekken om de open lengte van het kanaal te sluiten.
13. Mondstuk volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat deze bovenr dien middelen omvat om de half cilindrische delen aan elkaar te bevestigen.
14. Mondstuk volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het beves tigingsmiddel omvat: een stop die uitsteekt van de concave zijde van elk half cilindrisch deel; sokmiddelen open naar de concave zijde van het elk half cilinr 15 drisch deel; en waarbij de stop van elk half cilindrisch deel opgenomen wordt in het sokmiddel van het andere half cilindrische deel.
15. Mondstuk volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de langswand aangebracht is aan éên zijde van de langshartlijn van 20 het half cilindrische deel; en dat de langssleuf aangebracht is aan de andere zijde van de langshartlijn van het half cilindrische deel vanaf de langwand.
16. Mondstuk volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de het middel dat samenwerkt om ten minste êén kapillair voor de rookstroom te 25 begrenzen, bovendien omvat: een zich in hoofdzaak in langsrichting uitstrekkende wand die uitsteekt vanaf de concave zijde van elk half cilindrische deel; een zich in hoofdzaak in langsrichting uitstrekkende sleuf ber grensd bij de concave zijde van elk half cilindrisch deel; en 30 waarbij de langswand van elk half cilindrisch deel opgenomen wordt in de langssleuf van het andere half cilindrische deel met de eindrand van de langswand op afstand liggend van het benedenoppervlak van de langssleuf.
17. Mondstuk volgens conclusie 16, met het kenmerk, 35 dat de langssleuf aangebracht is aan de ene zijde van de langs wand; en dat het langskanaal aangebracht is aan de tegenover liggende zijde van de langwand ten opzichte van de langssleuf.
18. Mondstuk volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elk half 40 cilindrisch deel en de middelen die daarmee samengaan voor het begren- 1401829 * zen van het ten minste ene kapillair voor de rookstroom uit een één geheel vormende constructie bestaan.
19. Sigaret omvattende een in hoofdzaak cilindrische tabakskolom, met het kenmerk, dat deze bovendien omvat een in hoofdzaak cilindrisch 5 mondstuk bestaande uit twee gelijk gevormde en bemeten half cilindrische delen aangebracht in een onderling verband met de holten naar elkaar toe gericht en een rookinlaateinde en mondeinde begrenzend, waarbij het mondstuk coaxiaal is met de tabakskolom waarbij het rookinr laateinde zich in de nabijheid bevindt van één einde van de tabaks kcr-10 lom, waarbij elk van de half cilindrische delen gelijk gevormd en bemeten middelen heeft die samenwerken om ten minste één kapillair voor de rookstroom te begrenzen door het mondstuk, en waarbij de half cilindrische delen middelen hebben die ten minste één groef voor ventilatielucht begrenzen bij het concave oppervlak van het mondstuk; en 15 lucht doorlatend mondstukmateriaal dat het in hoofdzaak cilin drische mondstuk omgeeft en een deel van de tabakskolom in de nabijheid van het rookinlaateinde van het mondstuk bedekt voor het bevestigen van het mondstuk aan de tabakskolom en ventilatielucht in staat stelt in de ten minste één groef voor ventilatielucht gezogen te worden bij het ro-20 ken van de sigaret.
20. Sigaret volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat deze bovendien een laag omhulselmateriaal omvat, dat het mondstuk omgeeft en tussen de omtrek van het mondstuk en het mondstukmateriaal aangebracht is.
21. Sigaret volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat het omge vende omhulsel een bus omhulselmateriaal omvat die zich in langsrich-ting langs het mondstuk uitstrekt vanaf het rookinlaateinde van het mondstuk naar het mondeinde van het mondstuk.
22. Sigaret volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat het orage-30 vende omhulsel een band omhulselmateriaal omvat in de nabijheid van het rookinlaateinde van het mondstuk aangebracht.
23. Sigaret volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat het omgevende omhulsel een band omhulselmateriaal omvat aangebracht nabij het mondeinde van het mondstuk.
24. Sigaret volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat het omge vende omhulsel omvat: een band omhulselmaterialen aangebracht nabij het rookinlaateinde van het mondstuk; en een band omhulselmateriaal aangebracht nabij het mondeinde van het 40 mondstuk. 8401329 M Jt S* V·
25· Sigaret volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de omgevenr de band omhuiselmateriaal luchtdoorlatend is.
26. Sigaret volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de omgeven-de band omhulselmateriaal luchtondoorlatend is.
27. Sigaret volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de omgevenr de band omhulselmateriaal luchtdoorlatend is.
28. Sigaret volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat de omgevenr de band omhulselmateriaal luchtondoorlatend is.
29. Sigaret volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat de omgeven-10 de band omhulselmateriaal luchtdoorlatend is.
30. Sigaret volgens conclusie 24, met het kenmerk, dat ten minste één van de omgevende banden omhulselmateriaal luchtondoorlatend is.
31. Sigaret volgens conclusie 24, met het kenmerk, dat ten minste een van de omgevende banden omhulselmateriaal luchtdoorlatend is. 15 8401829
NL8401829A 1983-06-10 1984-06-08 Mondstuk voor een sigaret. NL8401829A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US50312083 1983-06-10
US06/503,120 US4503869A (en) 1983-06-10 1983-06-10 Cigarette mouthpiece

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8401829A true NL8401829A (nl) 1985-01-02

Family

ID=24000804

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8401829A NL8401829A (nl) 1983-06-10 1984-06-08 Mondstuk voor een sigaret.

Country Status (18)

Country Link
US (1) US4503869A (nl)
JP (1) JPS6012965A (nl)
AU (1) AU2899884A (nl)
BE (1) BE899856A (nl)
BR (1) BR8402800A (nl)
DE (1) DE3421070A1 (nl)
DK (1) DK282484A (nl)
ES (1) ES279860Y (nl)
FI (1) FI842318A (nl)
FR (1) FR2547170A1 (nl)
GB (1) GB2142520A (nl)
GR (1) GR82302B (nl)
IL (1) IL72039A0 (nl)
IT (1) IT8421317A0 (nl)
LU (1) LU85407A1 (nl)
NL (1) NL8401829A (nl)
NO (1) NO842327L (nl)
SE (1) SE8403070L (nl)

Families Citing this family (12)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS6024178A (ja) * 1983-07-21 1985-02-06 日本たばこ産業株式会社 シガレット用フィルタ−及びその製造方法
US4620557A (en) * 1983-12-05 1986-11-04 Brown & Williamson Tobacco Corporation Cigarette having a mouthpiece and method of making same
US4540005A (en) * 1983-12-05 1985-09-10 Brown & Williamson Tobacco Corporation Cigarette having a mouthpiece
US4646762A (en) * 1983-12-05 1987-03-03 Brown & Williamson Tobacco Corporation Cigarette having a mouthpiece
US4580584A (en) * 1984-02-21 1986-04-08 Brown & Williamson Tobacco Corporation Cigarette filter
US4681125A (en) * 1985-03-06 1987-07-21 Brown & Williamson Tobacco Corporation Mouthpiece for tobacco smoke article
GB8531660D0 (en) * 1985-12-23 1986-02-05 British American Tobacco Co Smoking articles
US5392792A (en) * 1993-04-13 1995-02-28 R. J. Reynolds Tobacco Company Reduced gas phase cigarette
DE10042580A1 (de) * 2000-08-30 2002-03-28 Hilti Ag Flexible Brandschutzplatte und deren Verwendung zum Brandschutz von Mauer-, Boden- oder Deckendurchbrüchen
US20100059072A1 (en) * 2008-09-09 2010-03-11 Steve Woodson Ventilated smoking material perforation apparatus, method and product
US20100059075A1 (en) * 2008-09-09 2010-03-11 Steve Woodson Ventilated smoking material perforation apparatus and method
GB0821803D0 (en) * 2008-12-01 2009-01-07 British American Tobacco Co Smoking article filter

Family Cites Families (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE1158889B (de) * 1959-06-22 1963-12-05 Abe Raymond Brothers Filtereinsatz fuer Tabakrauch
JPS4911100B1 (nl) * 1968-08-23 1974-03-14
FR2056424A5 (nl) * 1969-10-10 1971-05-14 Reynolds Tobacco Co R
CH530177A (fr) * 1971-05-17 1972-11-15 Compania Insular Tabacalera S Filtre purificateur pour cigarettes
US4023576A (en) * 1973-11-21 1977-05-17 Liggett & Myers Incorporated Cigarette mouthpiece for controlling flow
CA1156533A (en) * 1980-05-01 1983-11-08 Henry G. Horsewell Smoking articles
US4637409A (en) * 1981-05-07 1987-01-20 American Filtrona Corporation Tobacco smoke filter and method and apparatus for making same
US4424819A (en) * 1982-03-31 1984-01-10 Brown & Williamson Tobacco Corporation Cigarette filter

Also Published As

Publication number Publication date
SE8403070D0 (sv) 1984-06-07
GR82302B (nl) 1984-12-13
DK282484A (da) 1984-12-11
DK282484D0 (da) 1984-06-08
LU85407A1 (fr) 1984-11-30
NO842327L (no) 1984-12-11
AU2899884A (en) 1984-12-13
JPS6012965A (ja) 1985-01-23
BE899856A (fr) 1984-10-01
IT8421317A0 (it) 1984-06-08
ES279860Y (es) 1985-06-01
SE8403070L (sv) 1984-12-11
DE3421070A1 (de) 1984-12-13
FI842318A (fi) 1984-12-11
IL72039A0 (en) 1984-10-31
BR8402800A (pt) 1985-05-21
ES279860U (es) 1984-11-16
GB8414669D0 (en) 1984-07-11
FI842318A0 (fi) 1984-06-07
US4503869A (en) 1985-03-12
GB2142520A (en) 1985-01-23
FR2547170A1 (fr) 1984-12-14

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8401829A (nl) Mondstuk voor een sigaret.
US4506683A (en) Ventilated mouthpiece for a smoking article
US4386618A (en) Cigarette filter
US4515170A (en) Ventilated mouthpiece for a smoking article
NL8403576A (nl) Sigaret met een mondstuk.
JPS59183683A (ja) 通気フイルタ−及び煙拡散型吸口片
JP2001519174A (ja) 改良された潅漑エミッターユニット
NL8503095A (nl) Filter voor een sigaret.
US4660579A (en) Tobacco smoke filters
FI75480B (fi) Foerbaettrat cigarrettfilter.
KR830008531A (ko) 담배필터
US4362172A (en) Cigarette filter
JPS596877A (ja) シガレツトフイルタ−
NL8403592A (nl) Mondstuk voor een sigaret en een sigaret met mondstuk.
FI72421B (fi) Cigarrettmunstycke med organ foer uppsamling av tjaera.
US4023576A (en) Cigarette mouthpiece for controlling flow
US4438776A (en) Cigarette filter
US4540005A (en) Cigarette having a mouthpiece
NL8403675A (nl) Van filter voorziene sigaret.
US4620557A (en) Cigarette having a mouthpiece and method of making same
JPS5863381A (ja) フイルタ機能を有するタバコホルダ
FI78819B (fi) Cigarrettmunstycke.
JPS60214872A (ja) たばこ用吸口体
NL8703058A (nl) Sigarettenhouder met teerverwijdering.
GB2082042A (en) Cigarette holders with filters

Legal Events

Date Code Title Description
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed