NL8401693A - Middelen voor het controleren van personen die naar een televisietoestel kijken. - Google Patents

Description

VO 6361 ^ Middelen voor het controlen van personen die naar een televisietoestel kijken.

Volgens de onderhavige uitvinding is voorzien in personen-monitororganen, omvattende een eerste eenheid, die gegevens ontvangt met betrekking tot het aantal personen dat naar een televisietoestel kijkt, waarbij de eenheid voorzien is van schakelorganen 5 die door dergelijke personen bediend kunnen worden om dergelijke gegevens te verschaffen; en een tweede eenheid, die op afstand gelegen is van de eerste eenheid, die de gegevens van de eerste eenheid accepteert en opslaat.

8^_ -2-

De uitvinding zal in het hiernavolgende nader worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld onder verwijzing naar de tekening, hierin toont: fig. 1 een blokschema van een televisiemonitorsysteem; 5 fig. 2 een blokschema van een televisiekanaaldetectie-eenheid; fig. 3 een praktische uitvoeringsvorm van een gedeelte van de detectie-eenheid volgens fig. 2; fig. 4a en 4b een praktische uitvoeringsvorm van een ander gedeelte van de in fig. 2 getoonde detectie-eenheid; 10 fig. 5 een blokschema van een personenmonitoreenheid; fig. 6 een praktische uitvoeringsvorm van de personenmonitoreenheid van fig. 5; fig. 7 een uitvoeringsvorm van een afstandsbediening ten ge-bruike bij de personenmonitoreenheid volgens fig. 5; 15 fig. 8 een blokschema van een uitvoeringsvorm van een nettrans- missie-eenheid; fig. 9a tot 9f grafieken die de werking van de nettransmissie-eenheid volgens fig. 8 verduidelijken; fig. 10 een blokschema van een meter die informatie van een 20 netvoedingslijn optekent en de informatie 's-nachts via een openbaar telefoonnetwerk overdraagt; fig. 11 een vergroot zijaanzicht van een uitneembare halfgeleider datamodule; fig. 12 en 13 aanzichten in respectievelijk de richting van 25 pijl A en B in fig. 11; fig. 14 een blokschema vanaf de schakeling in de module; en fig. 15 een blokschema van een meter ten gebruike bij de module.

Fig. 1 toont een blokschema van een televisiemonitorsysteem om-30 vattende een televisiekanaaldetectie-eenheid 1; een personenmonitoreenheid 2; een nettransmissie-eenheid 3 en een centraal ontvangststation 4.

De televisiekanaaldetectie-eenheid 4 zal meer gedetailleerd onder verwijzing naar de fig. 2 t/m 4 onderstaand beschreven worden.

35 De eenheid 1 is bestemd om UHF of VHF straling van een afstem- eenheid 10 in een huishoudelijke televisieontvanger 12 af te tasten 8401693 -3- en zo te bepalen of het kanaal waarop de televisieontvanger is afge-stemd één van een groot aantal kanalen is dat tevoren is ingesteld in de detectie-eenheid 1. Voor ieder gedetecteerd kanaal wordt een verschillend binair gecodeerd woord gevormd. Een opneemprobe 14 is in de 5 nabijheid van een lokale oscillator van de te'controleren televisieontvanger 12 geplaatst. Het inductief gekoppelde signaal wordt toegevoerd aan een gemodificeerde met variabele capaciteitsdiodes afgestemde afstemeenheid 16. Hiervoor zou een standaardtelevisieafstem-eenheid gebruikt kunnen worden, mits het frequentiegebied hiervan zich 10 uitstrekt tot in het gebied*van de lokale oscillatorfrequentie die door de televisieontvanger wordt uitgestraald. Het signaal van de afgestemde afstemeenheid wordt versterkt met gebruikmaking van een conventionele middenfrequentversterker en een akoestisch oppervlaktegolf-filter 18. Door een detector 20 wordt een gelijkspanning afgegeven 15 wanneer de afstemeenheid 16 is afgestemd op de door de televisieontvanger 12 uitgestraalde frequentie. De eenheid 1 is geprogrammeerd om te zoeken naar tevoren ingestelde frequenties door verschillende afstemspanningen aan te leggen aan variabele capaciteitsdiodes in de afstemeenheid 16. De uitgang van detector 20 is verbonden met een laag-20 frequentoscillator 21 en uit een binair getal wordt een analoge afstem-spanning opgewekt door gebruik te maken van digitaal-analoogomzetting.. Binaire getallen zijn in een permanente geheugenchip 24 opgeslagen en ieder getal wordt achtereenvolgens door een adresteller 25 geadresseerd. De uitgang van geheugen 24 is verbonden met een digitaal naar 25 pulsbreedteomzetter 22. De werk-rustverhouding aan de uitgang van omzetter 22 is derhalve een functie van het geadresseerde binaire getal. De resulterende repeterende pulsreeks wordt in een integrerende versterker 26 gemiddeld om een afstemgelijke spanning te vormen die evenredig is met het opgeslagen binaire getal. De afstemeenheid 16 kan 30 derhalve door het variëren van het binaire getal in geheugen 24 worden afgestemd.

Om de detectie-eenheid in te stellen om verschillende frequenties te ontvangen, wordt gebruik gemaakt van een uitwendige insteek-eenheid. Deze uitwendige eenheid maakt het mogelijk dat een bepaald 35 geheugenadres wordt geselecteerd en de inhoud van geheugen 24 wordt vergroot of verkleind om op de gewenste frequentie af te stemmen.

8401693 -4-

Deze procedure wordt voor alle gewenste frequenties herhaald.

In bedrijf wordt het geheugen 24 achtereenvolgens door de adresteller 25 geadresseerd totdat een spanning gedetecteerd wordt.

De adresteller 25 wordt dan gestopt en de afstemeenheid 16 wordt op 5 de gedetecteerde frequentie vergrendeld. Het binaire geheugenadres-getal wordt gebruikt om het gedetecteerde televisiekanaalgetal te identificeren.

Om de inhoud van geheugen 24 vast te houden wanneer de voedingsspanning voor de detectie-eenheid wordt uitgeschakeld, kan gebruik 10 gemaakt worden van hetzij een door batterijen gevoed willekeurig toegankelijk geheugen (RAM) of een elektrisch te veranderen uitsluitend-leesgeheugen (EAROM) gebruikt worden. De adresgetallen die de gedetecteerde televisiekanalen weergeven worden afgegeven aan de nettrans-missie-eênheid 3.

15 Fig. 3 toont een praktische uitvoering van de afstemeenheid 16 (bijvoorbeeld het type MTS 200 van Thomson CSF) en de versterker en het akoestische oppervlaktegolffilter 18 (bijvoorbeeld type SW153A) en detector 20, en een praktische uitvoering van een ander gedeelte van de detectie-eenheid 1 is in de fig. 4a en 4b getoond. De functie 20 van de adresteller 25 en de digitaal naar pulsbreedteomzetter 22 wordt gerealiseerd in één geïntegreerde keten IC2 van het type AV-3-8211 van General Instruments. Het geheugen 24 is een elektrisch te veranderen uitsluitend-leesgeheugen (EAROM) van het type ER1400 en is weergegeven als IC1. De integrerende versterker is gevormd rond 25 geïntegreerde keten IC3. De geïntegreerde keten IC2 verschaft ook bandomschakelinformatie voor afstemeenheid 16 om de mogelijkheid van een meerbandswerking te hebben. Afstemeenheid 16 is normaliter ingericht voor werking in Band A tenzij +12 volt wordt aangelegd aan hetzij de met Band UHF aangegeven leiding hetzij de met Band B aangegeven 30 leiding, om de afstemeenheid in te stellen in de hiermee overeenstemmende werkingstoestand.

Voordelen van de bovenbeschreven eenheid 1 zijn dat alleen gezocht wordt naar bekende gewenste frequenties en dat er geen directe elektrisch geleidende verbinding tussen de eenheid en de televisie-35 ontvanger is.

8 4 0 1 6 9 3 -5-

De fig. 5 t/m 7 tonen een uitvoeringsvorm van de personen-monitoreenheid 2, Om de kijkgewoonte van mensen in een bepaalde kamer te controleren wordt gebruik gemaakt van een drukknopsysteem. Iedereen die op een gegeven tijdstip naar de televisieontvanger kijkt, heeft 5 een nummer toegekend gekregen. In de te beschrijven eenheid is aantal gebruikers beperkt tot acht.

Zoals in fig. 5 getoond is zijn de drukknoppen 30 opgenomen in een door batterijen gevoede zelfstandige behuizing 32 die op een geschikte plaats in de kamer geplaatst kan worden. Wanneer iemand 10 televisie gaat kijken wordt de drukknop 30 die aan die persoon toebehoort kortstondig ingedrukt. Een infrarood-zender 34 of een ultrasone zender 36 zendt daarop signalen uit die door een infrarood-detector 34a of een ultrasone detector 36a in een op afstand gelegen ontvangsteenheid 33 ontvangen worden. Op deze wijze wordt een data-15 verbinding tot stand gebracht tussen het huis 32 en de op afstand gelegen ontvangsteenheid 33 en wordt een code die uniek is voor het getal van de ingedrukte drukknop ontvangen, in decoder 38 gedecodeerd en opgeslagen in één van acht bistabiele schakelingen, dat wil zeggen acht D flip-flops 40. Het uitgangssignaal van die bistabiele schakeling 20 wordt als een gelijk getal op een vacuümfluorescentieweergeefbuis 42 weergegeven. Wanneer de kijker ophoudt met kijken, wordt dezelfde drukknop opnieuw kortstondig ingedrukt en de bijbehorende bistabiele schakeling 40 in ontvangsteenheid 33 wordt via de dataverbinding 34, 34a of 36, 36a teruggesteld en het weergegeven getal verdwijnt. De 25 uitgangen van de acht bistabiele schakelingen 40, die de persoonsstatus weergeven, zijn verbonden met de nettransmissie-eenheid 3 en de uitgangssignalen worden als een deel van een 16-bits woord overgezonden naar de centrale optekeneenheid 4.

Er is voorzien in de mogelijkheid om te kiezen tussen een .

30 infrarode of ultrasone dataoverdracht tussen het huis 32 en de ontvangsteenheid 33 opdat de mogelijkheid bestaat om een toestand te kiezen welke geen storing veroorzaakt bij bestaande afstandsbedienings-systemen die reeds bij de kijker in gebruik zijn.

In de ontvangsteenheid zijn ook andere maatregelen getroffen 35 om kijkers eraan te herinneren om de ingangsgegevens te verversen of deze te controleren en om foutieve werking te verminderen. Deze maat- 8401693 -6- regelen omvatten: (a) al de acht cijfers van de weergeefbuis zullen flitsen wanneer de televisieontvanger aan is en er geen persoon-kijk-gegevens ingevoerd zijn; 5 (b) iedere 10 minuten wordt een herinneringsketen geactiveerd en de weergegeven cijfers flitsen ongeveer 10 seconden; (c) alle persoonsinvoeren worden geblokkeerd wanneer de televisieontvanger wordt uitgeschakeld; en (d) er is voorzien in schakelaars 44 in de eenheid, zodat één 10 van de acht persoonsingangssignalen gemaskeerd kan worden.

De ontvangsteenheid 33 kan één geheel zijn met de nettrans-missie-eenheid 3 of kan als een toegevoegde eenheid via een meerwegs-kabel daarmee verbonden zijn.

Fig. 6 toont een praktische uitvoeringsvorm van een personen-15 detectie-eenhèid en een weergeefpaneel voor de infrarood-toestand, zoals gekozen met behulp van schakelaar SI, waarbij het gecodeerde signaal gedetecteerd wordt door sensor D3 en versterkt door transistor TR2, die ook de gelijkspanning instellen. De weerstanden R20, R21 en diode D4 verhinderen overbelasting in het geval van een hoog ingangs-20 signaal. Het signaal is van de collector van TR2 wisselstroom- gekoppeld via C9 naar de geïntegreerde versterker IC5. Het versterkte signaal op pén 3 van IC5 wordt door het netwerk Dl, R1 en C4 uitgerekt en door transistor TRI in gelijkspanning verschoven, om compatibel te zijn met de pulspositiemodulatiedecodeerinrichting ICll.

25 VRl, R9 en C8 stellen de inwendige tijdsreferentie in voor decodeer-inrichting ICll. De binair gecodeerde signalen die aanwezig zijn op A, B, C en D (ICll), wanneer één van de drukknoppen op de behuizing 32 ingedrukt wordt, worden door IC17 gedecodeerd in acht afzonderlijke signalen. Deze signalen kunnen door de schakelaars S2a - S2h gemas-30 keerd worden.

De acht bistabiele schakelingen IC12 - IC16 worden gebruikt om de persoonsstatus op te slaan. De geïntegreerde ketens IC20 en IC40 wekken multiplexsignalen op voor de vacuümfluorescentieweergeefinrich-ting, waarbij de hoogspanningsvoeding verschaft wordt door de transis-35 toren TR3 tot TR17.

8401693 -7-

De tellers IC10 en IC9 (die als twee bistabiele ketens verbonden zijn) verschaffen de tempeerlogica en delen een 3 Hz kloksignaal om na een vertraging van 682 seconden een flitsend herinneringssignaal op te wekken gedurende 32/3 seconden. Na 128/3 seconden treedt ook een 5 continu flitsen van de weergeefinrichting op, wanneer de televisie-ontvanger ingeschakeld is en er geen persoonsgegevens ingesteld zijn in één van de acht bistabiele ketens, zoals dit gedetecteerd wordt door de 8-ingangs EN-poort IC14.

Een licht afhankelijke weerstand LDRl stelt de intensiteit van 10 de weergeefinrichting in om deze aan te passen aan variërend omgevingslicht .

Wanneer met behulp van schakelaar SI de ultrasone modus gekozen is, wordt het signaal op de voorgaand beschreven wijze versterkt, met uitzondering van het feit dat het netwerk Cl, C2, C3, R2, R3, R4 een 15 dubbel-T filternetwerk vomit, dat is afgestemd op de resonantiefre-quentie van de ultrasone transducent Xl.

In fig. 6 kunnen de geïntegreerde ketens ICl ën IC3 van het , type CD4011B; IC2 en IC17 van het type CD4028B; IC4 van type CD4543B; IC5 van type TDA4050B; IC6 en IC8 van het type CD4071B; IC7 van type 20 CD4025B; IC9 van type CD4001B;IC1O van type CD4040B; ICll van type ML926; IC12, ÏC13, IC15 en IC16 van type CD4013B; en IC14 van type CD4068B zijn.

Het in fig. 7 getoonde ontwerp van de afstandsbediening is ontwikkeld rond de geïntegreerde keten IC101, welke van het type 25 SL490 kan zijn, en die een verschillend pulspositie gemoduleerd sig naal vormt, wanneer één van de drukknoppen, PBl - PB8, wordt ingedrukt. De weerstanden VRl, R102 en de condensator C102 stellen de klokfrequentie van de pulsreeks in.

In de infraroodmodus, welke gekozen kan worden met Sla en b, 30 is de gecodeerde pulstrein via een condensator Cl05 wisselstroom-gekoppeld met trahsistoren TR103, TR104 en TR105, die een cascade-versterker vormen. De vermogenstransistor TR105 verschaft hoge stroompulsen om de infrarood uitstralende diodes LED1 en LED2 te sturen.

In de ultrasone modus vormt IC101 ook een 40 kHz gepulseerde 35 draaggolf, die in de infraroodmodus geblokkeerd wordt door schakelaar Slb en die ingesteld wordt door VR2, R104 en C104. Deze draaggolf 8401693 -8- wordt via een push-pull versterker, die gevormd wordt door TRI01 en TR102 versterkt, om de transducent XI te sturen. De sturing van de basis van TR104 wordt door schakelaar Slb kortgesloten.

Onder verwijzing naar de fig. 8 en 9 zal nu één uitvoerings-5 vorm van de transmissie-eenheid 3 beschreven worden.

Deze eenheid 3 is ontworpen om gegevens van de personenmonitor-eenheid 2 en van de televisiekanaaldetectie-eenheid 1 te ontvangen en om deze gegevens via een in het huis bestaand bedradingssysteem over te dragen naar een centraal ontvangststation 4.

10 Zoals in fig. 8 getoond wordt is een sinus-golfvormig uitgangs signaal van de secundaire winding van een nettransformator Tl, die verbonden is met een netvoeding 53, gekoppeld met de ingang van een nul-doorgangsdetector 50 en iedere keer dat de ingangsgolfvorm door het nulpunt gaat wordt een spanningsovergang opgewekt. Deze overgang 15 wordt gebruikt als referentie om een spanningsgestuurde oscillator 52 bij een tevoren bepaalde draaggolffrequentie, bijvoorbeeld 51,2 kHz, in fase te vergrendelen. Deze frequentie wordt door binaire delers in 14-traps binaire deler 54 gedeeld en het uitgangssignaal, 50 Hz, wordt als foutsignaal voor de fase-vergrendelde oscillator 52 gebruikt. 20 Alle uitgangssignalen van de binaire delers 54 zijn dus bij 50 Hz met de netvoeding in fase vergrendeld. Uitgangssignalen van de binaire delers van 200 Hz en 100 Hz worden in een tijdsleufgenerator 56 gedecodeerd om de draaggolffrequentie, in dit geval 51,2 kHz, door te laten in een bepaalde tijdsleuf, die met behulp van een schakelaar S51 25 gekozen is. Bij deze bepaalde toepassing worden de gegevens als een 16-bits woord overgedragen, voorafgegaan door 16 bits (d.w.z. 16 halve cycli van de netspanning) wanneer geen draaggolf overgedragen wordt.

Dit maakt het mogelijk dat de ontvanger 4 het begin van het 16-bits gegevenswoord detecteert, van welk woord het eerste bit altijd aan-30 wezig is. De gegevens van de personenmonitoreenheid 2 en televisie- kanaaldetectie-eenheid 1 worden parallel ingevoerd in een schuifregis-ter 58 gedurende de 16 lege halve cycli en worden in serie uitgezonden met een snelheid van bijvoorbeeld êén bit per 10 msec. Het uitgangssignaal van de tijdsleufgenerator 56 is een 2,5 msec lang salvo van de 35 51,2 kHz draaggolf, die afhankelijk van de in schuifregister 58 opge slagen gegevens wel of niet doorgelaten wordt. Het gegevenswoord wordt, zolang als het systeem ingeschakeld is, herhaald.

8401693 -9-

De doorgelaten draaggolf wordt in vermogensversterker 60 versterkt en door een afgestemde transformator T2 van de netvoeding geïsoleerd. Een banddoorlaatfilter 62 is opgenomen om eventuele harmo-nischen te verwijderen, die radiostoring zouden kunnen veroorzaken.

5 Bij deze bijzondere toepassing wordt het nettransmissiesignaal geblokkeerd wanneer de televisieontvanger wordt uitgeschakeld, door middel van een ingangssignaal 64 naar de tijdsleufgenerator 56.

De draaggolffrequentie (in dit geval 51,2 kHz) behoeft geen veelvoud van 50 Hz te zijn en behoeft niet noodzakelijkerwijs in 10 fase vergrendeld te zijn met de netvoedingsfréquentie. Het systeem is beschreven met betrekking tot één van vier zenders die alle dezelfde draaggolffrequentie gebruiken, maar voor iedere zender zouden verschillende frequenties gebruikt kunnen worden alhoewel dit het ontwerp voor de ingangsfilters van de ontvanger zou bemoeilijken.

15 Iedere zender zendt gegevens in één bepaalde tijdsleuf over, welke bepaald wordt door het nütdoorgangspunt in de netvoedingsgolf-vorm. Op een bepaald tijdstip is dus slechts één zender ingeschakeld en aangezien iedere zender in tijd vergrendeld is met de netvoedings-golfvorm, weet het ontvangststation 4 wanneer de netvoeding bemonsterd 20 moet worden om de gegevens van één bepaalde zender 3 te detecteren.

Het signaal kan via de bedrading voor de netvoeding worden overgedragen door gebruik te maken van twee vande drie aanwezige geleiders, dat wil zeggen (1) spanning en neutraal, (2) spanning en aarde, (3) neutraal en aarde.

25 Door de zender zou, wanneer deze geen digitale "1" uitzendt, een andere frequentie uitgezonden kunnen worden, hetgeen zou betekenen dat één van de twee frequenties altijd bij de ontvanger aanwezig zou zijn. Dit zou resulteren in een vermindering van het aantal fouten wanneer stoorsignalen aanwezig zijn en zou het mogelijk maken dat een 30 automatisch niveauregelingssysteem bij de ontvanger gebruikt zou worden, om een compensatie te bieden voor signaalniveauvariaties tengevolge van veranderingen van de netvoedingsspanning bij belastings-variaties. Een dergelijke inrichting zou echter ingewikkelder zijn en derhalve ook duurder zijn dan de bovenstaand beschreven inrichting.

35 De fig. 9a-d tonen typische voorbeelden van gegevens die vanuit elk van de vier zenders ontvangen worden. Fig. 9e toont het 50 Hz net- 8401693 -10- spanningssignaal met een daarop gesuperponeerd 51,2 kHz signaal, en fig. 9f toont het 51,2 kHz signaal aan de uitgang van een ingangs-filter van een ontvanger.

Voordelen van de eenheid 3 zijn dat televisieontvangers van de 5 ene plaats naar de andere plaats verplaatst kunnen worden door eenvoudigweg het toestel aan te sluiten op een stopcontact, zonder dat er enige wijziging in het systeem optreedt; dat slechts een tweedraadssysteem gebruikt wordt; dat radiostoring tot een minimum verkleind wordt; dat alle overdrachten gesynchroniseerd zijn met de netspanning; en dat 10 wanneer een aantal eenheden 3 bij verschillende huishoudens aanwezig is, voor alle eenheden een enkele frequentie gebruikt wordt en alle eenheden asynchroon zijn.

Het is ook mogelijk om te voorzien in een meter die informatie optekent van een netvoedingsleiding, op een zelfde wijze als boven-15 staand beschreven is, en dan deze informatie overdraagt naar een centrale computer met behulp van het openbare geschakelde telefoonnetwerk. Met het oog op het feit dat de belasting van het openbare telefoonnetwerk 's-nachts waarschijnlijk laag is, vindt een dergelijke overdracht gewoonlijk 's-nachts plaats. Een dergelijke meter zal nu 20 onder verwijzing naar fig. 10 beschreven worden.

De meter bezit een dubbel geïsoleerde opbouw en is met behulp van een twee-aderig netsnoer 70 verbonden met een netvoeding. De net-voeding wordt eerst door een zekering 71 en een storingsonderdrukkings-filter 72 geleid, voordat deze de primaire winding van een nettrans-25 formator 73 en de primaire winding van een op 51 kHz afgestemde transformator 74 via een 50 Hz blokkerende condensator 75 voedt. De net-transformator 73 verschaft de energie die nodig is voor een fluorescerend vacuümklokweergeefpaneel en voor de besturingselektronica 76.

De transformator levert ook vermogen aan een batterijlader 77 die een 30 batterij 78 in volledig geladen toestand houdt wanneer de netspanning aanwezig is. Weergeefelektronica, in een in de vorm van een compensator 79 voor het niveau van het omgevingslicht, varieert de helderheid van het weergeefpaneel 76 in reactie op verandering® in het omgevings-lichtniveau. De nul-doorgangen van de secundaire spanning van de net-35 transformator 73 worden door een nul-doorgangsdetector 89 afgetast en toegevoerd aan een computersysteem 80 om een referentiesignaal te 8401693 -11- verschaffen dat gerelateerd is aan de nul-doorgangen van de netvoeding.

Het signaal dat de op 51 kHz afgestemde transformator 74 passeert wordt toegevoerd aan een comparator 81 met een hysteresis, waarvan het uitgangssignaal een,deelketen 82 klokt. Wanneer op de net-5 voedingsleiding een 51 kHz signaal aanwezig is met een niveau groter dan ongeveer 60 mV piek-piek, schakelt het uitgangssignaal van de deler met een frequentie van 51 kHz om, anders is het uitgangssignaal van de deler constant, met uitzondering van eventuele toestandsveranderingen tengevolge van ruis die op de netspanning aanwezig is.

10 Het computersysteem 80 telt het aantal toestandsveranderingen van het uitgangssignaal van deler 82 gedurende bepaalde tijdsintervallen, die bepaald zijn door hun relatie met de nul-doorgangen van de netspanning. Wanneer het aantal toestandsveranderingen in een dergelijk interval groter is dan een tevoren bepaalde drempelwaarde, wordt verondersteld 15 dat het 51 kHz signaal aanwezig is op de bedrading van de netspanning gedurende dat interval.

De batterij 78 wordt continu vanuit de netspanning gevoed en voorziet alle elektronische ketens, met uitzondering van de weergeef-keten en de stuurelektronica 76, van energie. De batterij is tegen 20 onverhoopte kortsluiting beschermd door een zekering. De meter kan opgetekende informatie vasthouden, het verloop van tijd bijhouden, zichzelf aansluiten en loskoppelen van de telefoonlijn op bepaalde tijdstippen en oproepen van de centrale computer beantwoorden indien aangesloten, zonder dat de netspanning aanwezig is. Het computersysteem 25 80 is normaliter uitgeschakeld, wanneer de netspanning afwezig is, om de lading van de batterij te sparen. Een kristal-gestuurde pulsgenerator 83; een vermogenscontrolevergrendeling 84; een tweede palstand vergrendelende schakeling 85; en een CMOS geheugen 86 worden echter continu van energie voorzien.

30 De pulsgenerator 83 stelt beide grendelketens 84 en 85 in bij een tweede interval en verschaft een referentiefrequentie om het computersysteem 80 te klokken. De vermogensbesturingsvergrendelketen 84 wordt ook ingesteld wanneer op de telefoonlijn 87 ringstroom gedetecteerd wordt. Wanneer de vermogensbesturingsgrendelketen 84 ingesteld 35 is wordt een spanningsregel-en vertragingsgenerator 88 bekrachtigd en wordt het computersysteem 80 door de geregelde uitgangsspanning ervan 8401693 -12- van energie voorzien. De vertragingsgenerator verzekert dat het computersysteem 80 niet wordt vrijgegeven totdat de ketens tijd gehad hebben te stabiliseren nadat zij zijn omgeschakeld. Het computersysteem 80 stelt de vermogensbesturingsvergrendelketen 84 terug wanneer het 5 computersysteem 80 het nodig vindt om zichzelf uit te schakelen. De seconden tellende grendelketen 85 wordt door het computersysteem 80 teruggesteld wanneer blijkt dat het ingesteld is en de inwendige computert! jd 1 seconde vooruitgegaan is. Wanneer het computerprogramma tengevolge van een of ander elektrisch overgangsverschijnsel zou falen, 10 zou de seconden tellende grendelketen 85 niet langer regelmatig teruggesteld worden. Deze toestand wordt dan door een vanzelf opnieuw startende tempeerketen 102 gedetecteerd en het computersysteem wordt uitgeschakeld en op de normale wijze opnieuw gestart, waardoor de batterij gespaard wordt voor schade tengevolge van een vergaande ontlading 15 en waardoor de meter zijn normale werktoestand kan hernemen. Het CMOS geheugen 86 houdt opgeslagen informatie vast wanneer de voeding van het computersysteem wordt uitgeschakeld.

Een vergrendelrelais 90 in de meter wordt bediend door een paar vermogensstuurorganen 91, die de afzonderlijke spoelen in het relais 20 90 voeden. Deze vermogensstuurorganen 91 worden rechtstreeks door het computersysteem 80 gestuurd. Als het ontkoppelende stuurorgaan momenteel is geactiveerd, is het telefoontoestel 92 door het grendelrelais 90 verbonden met de telefoonlijn 87 en werkt het telefoonsysteem op de normale wijze. Wanneer het koppelstuurorgaan momenteel geactiveerd 25 is, is het telefoontoestel ontkoppeld van lijn 87, is de ingang ervan kortgesloten en is over de lijn een meterringdetector 93 verbonden. Wanneer op de telefoonlijn 87 in deze toestand een ringstroom aanwezig is, wordt het computersysteem 80 bekrachtigd, indien dit niet al het geval is, en informeert een signaal van de ringdetector 93 het computer-30 systeem 80 dat er ringstroom aanwezig is. De ringstroom gaat niet door het telefoontoestel 92 en dit toestel belt ook niet.

Het computersysteem 80 controleert gedurende 800 msec de juistheid van het aanwezig zijn van ringstroom en schakelt vervolgens een vermogensstuurorgaan 81 in om een lijnbezettingsrelais 94 te bedienen.

35 Dit relais 94 ontkoppelt de ringdetector 93 van de telefoonlijn 87 en verbindt een lijn-vasthoudsmoorspoel en een wisselstroom-gekoppelde 8401693 -13- • signaaltransformator 95 met de lijn. Draaggolfsignalen die aanwezig zijn op de telefoonlijn worden via de signaaltransformator 95 gekoppeld naar een actieve lijnhybride 96, die het ontvangen signaal versterkt en dit van het overgedragen signaal scheidt. Het versterkte 5 signaal wordt door een ontvangstfilter 97 geleid, dat buiten de band gelegen storing verwijdert en wordt vervolgens gekwadrateerd door een begrenzingsversterker 98. Het computersysteem 80 demoduleert vervolgens direkt het resulterende signaal.

Het gemoduleerde signaal dat naar de telefoonlijn wordt over-10 gedragen, wordt door het computersysteem 80 opgewekt als een reeks tempeeruitgangspulsen die overeenkomen met de nul-doorgangen van het uitgaande signaal. Deze tempeeruitgangspulsen bedienen een deelketen 99 en het resulterende uitgangssignaal wordt via een variabele niveaugenerator 101 toegevoerd aan een transmissiefilter 100. Het computer-15 systeem controleert het uitgangssignaal van de niveaugenerator 101 om variaties in de versterking van het transmissiefilter 100 tussen een 2100 Hz echo-onderdrukkingstoon en de transmissiedraaggolffrequentie te compenseren. Het transmissiefilter 100 onderdrukt de harmonischen in het uitgangssignaal van de niveaugenerator 101. Het uitgangssignaal 20 van filter 100 wordt via een aanpassingsweerstand van 600 ohm in de actieve lijnhybride 96 toegevoerd aan de signaaltransformator 95 welke het met de telefoonlijn 87 koppelt.

Bij een systeem voor het controleren van de kijkgewoonten van een aantal huishoudingen, zou bij elk van deze huishoudingen een der-25 gelijke meter geïnstalleerd worden. Het systeem is zodanig dat een bestaande telefoonlijn van iedere huishouding door het systeem gebruikt wordt, zonder dat het plezier dat die huishouding van deze telefoonaansluiting heeft merkbaar vermindert. Dit wordt door verscheidene middelen bereikt, waarvan de belangrijkste is dat slechts in een periode 30 in het vroege gedeelte van de morgen gewerkt wordt. Het telefoontoestel van iedere huishouding werkt normaliter buiten de halfuur-intervallen in dit gedeelte van de morgen, waarin de meter met de telefoonlijn verbonden is. Wanneer een meter eenmaal succesvol ondervraagd is ontkoppelt deze zich bovendien vanzelf van de telefoonlijn gedurende 35 de rest van de nacht. Voor die huishoudingen aan welke een bepaalde mate van prioriteit is toegekend, zal dit in het bijzonder betekenen 8401693 -14- * dat zij het volledige gebruik van hun telefoon slechts gedurende een paar minuten iedere nacht missen.

Indien iemand zou proberen een huishouding te bellen terwijl de meter daarvan verbonden is met de telefoonlijn, zal de meter de 5 oproep beantwoorden met een continue toon om aan te geven dat de telefoonoproep beantwoord is door een machine. Wanneer de oproep beëindigd is, of na ongeveer 25 seconden, zal de meter zichzelf ontkoppelen van de telefoonlijn tot de volgende tijdsleuf van een half uur. Wanneer binnen een half uur na de eerste oproep een tweede 10 poging gedaan wordt om de huishouding te bellen, zal de oproep op de normale wijze naar het telefoontoestel geleid worden.

Indien een lid van het huishouden een uitgaande oproep zou willen doen uitgaan terwijl de meter verbonden is met de telefoonlijn, moet hij het telefoonsnoer van de meter uit de wandcontactdoos los-15 nemen. Een variant van het metersysteem verschaft een automatische overschakeling naar het telefoontoestel wanneer de hoorn daarvan wordt opgenomen om een uitgaand gesprek te voeren.

Een andere belangrijke eigenschap· van het stelsel is dat de telefoonoproepen worden opgewekt door het centrale computersysteem.

20 Het centraal opwekken van de oproepen door het centrale computersysteem in plaats van door de meters maakt het bovendien mogelijk dat het systeem oproepen zo snel mogelijk afwerkt. Per centrale telefoonlijn kunnen meer meters worden ondervraagd en de tijd gedurende welke iedere meter de telefoonlijn bezet houdt is minimaal.

25 Op de achterzijde van iedere meter is voorzien in een "vakantie"- knop. Deze knop wordt in wezen gebruikt om het gegevensverzamelingssysteem te melden dat een potentiële kijker weg is met vakantie. Dit wordt verkregen doordat deze kijker de "vakantie"knop indrukt voordat hij op vakantie gaat. Een weergave van AM 0:00 geeft aan dat het indrukken 30 van de knop door de meter is afgetast. In deze toestand zal de meter aan de centrale computer melden dat de "vakantie"status juist is.

Wanneer de kijker terugkeert van vakantie zal de meter, in reactie op het inschakelen van de televisieontvanger, de tijd op de normale wijze weergeven en aan de centrale computer melden dat de "vakantie"status 35 fout is.

8401693 -15-

Het systeem is ontworpen om kijkdichtheidsgegevens van op afstand gelegen meter te verzamelen. Het omvat een centrale hoofdcomputer (met een reservecomputer), bijbehorende communicatieapparatuur en eventueel één of meer slaafcomputers die via privélijnen verbonden 5 zijn: met de hoofdcomputer. De meters bij de huishoudingen worden via het openbare telefoonnetwerk door de centrale computer en de slaafcomputers ondervraagd.

De centrale computer is verbonden met verscheidene 300 baud modem/kiezerparen voor het ondervragen van de meters, verscheidene 10 1200 baud modem/kiezerparen voor communicatie met de slaven, een schijf- aandrijving voor gegevens en programma-opslag, een bandaandrijving voor het opslaan van gegevens en het uitwisselen van gegevens met een IBM-systeem, een drukeenheid en een console met een visuele weergave-eenheid. De slaafcomputers zijn verbonden met verscheidene 300 baud 15 modem/kiezerparen voor het ondervragen van meters en een 1200 baud modem voor communicatie met de centrale computer. Het ondervragen wordt begonnen door een commando aan de centrale computer. Extra commando's kunnen worden opgewekt om rapporten van het systeem te verkrijgen en om gegevensbanden te produceren. Een adresboek dat de in-20 formatie bevat betreffende de te ondervragen meters wordt voor iedere gang vanuit een IBM-computer naar de centrale computer geleid. Na het gedurende de nacht verzamelen van gegevens, worden op commando gegevensbanden geproduceerd, alsook een band met een bijgewerkt adresboek. Deze banden worden teruggevoerd naar de IBM-computer voor ver-25 dere behandeling. Het ondervragen geschiedt gedurende de nacht, waarbij de centrale computer werk toewijst aan en gegevens ontvangt van de slaafcomputers. De slaafcomputers worden aan. het begin van het verzamelen van gegevens gekozen en blijven in contact met de centrale computer totdat het verzamelen van de gegevens beëindigd is. De tijd die 30 beschikbaar is voor het ondervragen is verdeeld in acht tijdsleuven van een half uur, zoals bovenstaand reeds vermeld is. De meters zijn verdeeld in twee klassen, aangeduid met even en oneven. Even meters zijn gedurende even tijdsleuven met de telefoonlijn verbonden.

Gedurende oneven tijdsleuven zijn oneven meters op gelijke wijze ver-35 bonden. Wanneer een meter eenmaal succesvol ondervraagd is, zal deze zichzelf gedurende de rest van de nacht niet opnieuw verbinden met de 8401693 .

-16- telefoonlijn. Alle uitwisselingen van gegevens over de telefoonlijnen worden op fouten gecontroleerd. Wanneer fouten gedetecteerd worden, verzekeren herstelprocedures dat enige gedetecteerde foute informatie resulteert in pogingen om die informatie opnieuw op juiste wijze uit 5 te zenden. Dit geldt zowel voor transmissie tussen de centrale computer en de slaven als tussen de meter en de centrale of de slaaf-computer. Door de centrale computer verzamelde gegevens worden direkt opgeslagen op schijven en banden. Gegevens die door een slaaf van een meter verzameld zijn worden in het geheugen van de slaaf vastgehouden, 10 totdat de meter van de telefoonlijn is ontkoppeld. De gegevens worden vervolgens naar de centrale computer overgedragen, waar deze op schijven en banden worden opgeslagen.

In plaats van een opslagsysteem dat door middel van een telefoonlijn wordt ondervraagd, is het mogelijk om de van de transmissie-15 organen ontvangen gegevens op te slaan in een te verwijderen halfgeleider- gegevensmodule.

Een dergelijk systeem omvat een basisstation-computersysteem met een modulelezer, een aantal meters en een groter aantal te verwijderen datamodules die circuleren tussen de basisstationcomputer en de 20 meters. De datamodules dragen tijdinformatie van het basisstation over naar de meters en geven daaraan naar tijdbepaalde kijkgegevens terug.

De modulelezer is een intelligent nevensysteem dat de datamodules met de basisstationcomputer verbindt door middel van een seriecommunicatieketen, De modulelezer verschaft middelen voor het 25 basisstation-computersysteem om de inhoud van de datamodule te lezen en om de tijd in de datamodules te corrigeren. Tegelijkertijd wordt de werking van de datamodule gecontroleerd en is voorzien in een visuele indicatie voor de bedieningspersoon betreffende de werkingstoestand van de module.

30 De datamodule bestaat uit een gedrukte ketenplaat welke een willekeurig toegankelijk geheugen, een kalenderklok, een ondersteunings-batterij omvat en een orgaan waarmee gegevens kunnen worden geschreven in en worden gelezen uit het willekeurig toegankelijk geheugen en de kalenderklok via twee elektrische contacten. De gehele ketenplaat is 35 opgenomen in een polyurethaan schuimplasticbehuizing waarbij twee elektrische contacten uit uitsparingen aan tegenovergelegen zijden van de modulebehuizing steken.

8 4 016 9 3 -17-

Verwezen wordt naar de fig. 11, 12 en 13, welke tonen dat de vorm van de datamodule 110 ruwweg die van een rechthoekig parallellepipedum is met zijden van ongeveer 14 mm, 70 mm en 108 mm. Verwijzings-cijfer 111 geeft de gedrukte ketenplaat aan. In de achterwanden van 5 de meters en in het frontpaneel van de modulelezer is voorzien in sleuven via welke de module daarin geplaatst kan worden. Deze sleuven kunnen slechts de smalste vlakken van de module opnemen, alhoewel dit in vier verschillende standen kan. De elektrische contacten 112 en 113 voor de module zijn in het midden van de vlakken van de module met de 10 op één na kleinste afmetingen geplaatst. Deze mechanische inrichting maakt het, samen met de polariteit-ongevoelige aard van de module-verbinding, mogelijk dat de module zowel functioneert wanneer deze in een meter of in een modulelezer geplaatst is, in elk van de vier mogelijke standen ervan. De modulebehuizing wijkt op de volgende punten 15 af van die van een rechthoekig parallellepipedum. In de eerste plaats zijn de hoeken en de randen afgerond om beschadiging tijdens transport te minimaliseren. In de tweede plaats zijn grootste vlakken van de module afgeschuind om de plaatsing van de module in de opneemruimte voor een module in hetzij een meter of een modulelezer te vergemakke-20 lijken. Ten slotte zijn in het midden van de vlakken met de op één na kleinste afmetingen afgeronde kanalen 114 en 115 aangebracht, die loodrecht verlopen ten opzichte van de grootste vlakken van de module, waarbij de contacten 112 en 113 uitsteken vanuit de vlakken van deze kanalen. De verwijzingscijfers 116 geven plaatsingspennen aan.

25 De opneemruimte voor een module in een meter of een module lezer maakt door middel van twee door veren voorgespannen contacten elektrisch contact met een module. Deze contacten liggen aan tegen de afgeronde kanalen in de zijvlakken van de module en dienen ertoe om de module de laatste paar milimeters in de opneemruimte te trekken.

30 Dit verschaft een positief gevoel dat een module volledig ingestoken is. Deze binnenwaartse kracht dient er ook toe om de module in de opneemruimte te houden wanneer een meter, met een geplaatste module, verplaatst zou worden.

Verwezen wordt naar fig. 14. Een datamodule communiceert met 35 een meter over een twee-draadsverbinding 117. De meter wekt een puls-breedte-gemoduleerde 32 kHz pulsreeks op. De voorflinken van iedere 8401693 -18- puls dient ertoe om gegevens in de module te klokken en om van de module ontvangen gegevens te vergrendelen. In de rusttoestand wekt de meter een pulsreeks met een duty cycle van 25% op de verbinding 117 op.

Deze pulsreeks wordt gelijk gericht door een bruggelijkrichter 5 118 in de module en toegevoerd aan een energie-opslagcondensator 119.

De energie-opslagcondensator-bekrachtigt een spanningsregelaar 120, die energie toevoert aan de logische ketens in de module. Een batterij 121 verschaft vermogen voor een willekeurig toegankelijk geheugen 122 en een kalenderklok 123, om opgetekende gegevens en tijdinformatie 10 vast te houden wanneer de module uit de meter verwijderd is.

De batterij 121 ontvangt een druppellading van de spanningsregelaar 120 wanneer de module in een meter geplaatst is en de net-voeding is aangesloten. Een vermogenschakelaar 123 voert vermogen van de spanningsregelaar 120 naar het willekeurig toegankelijk geheugen 15 122 en de kalenderklok 123 wanneer de logische ketens energie ontvan gen.

Wanneer de module niet in een meter of een modulelezer geplaatst is, wordt de energieopslagcondensator 119 ontladen en worden de logische ketens niet van energie voorzien. Wanneer de module in een meter 20 geplaatst wordt, of wanneer de netvoeding voor een meter wordt aangesloten, begint de energieopslagcondensator 119 te laden en wordt energie toegevoerd aan de logische ketens in de module. Een spannings-detector 125 met een hysteresis houdt de logische ketens in een rusttoestand totdat de spanning op de energieopslagcondensator 119 ge-25 stegen is tot een niveau waarbij de juiste werking van alle ketens in de module gegarandeerd kan worden.

Een tweede bovenste halve brugschakeling 126 voert de pulsen op de verbinding 117 toe aan een klokherstelcomparator 127, die de in-gangspulsen scheidt van het permanente spanningsniveau op de leiding 30 117. De klokherstelcomparator 127 trekkert een dataherstel-monostabiele schakeling 128 en een rust (timeout) monostabiele schakeling 129 en klokt ook een commandoschuifregister 130, een schrijfgegevens-schuif-register 131 en een leesgegevens-schuifregister 132.

De dataherstel-monostabiele schakeling 128 heeft een uitgangs-35 pulsbreedte van ongeveer de helft van de ingangspulsperiode. Bij het achtereinde van de puls van de dataherstel-monostabiele schakeling 128, 8401693 -19- bemonstert een dataherstelgrendelketen 133 het uitgangsignaal van de klok-herstelcomparator 127.

De meter en de modulelezer zenden commando's en gegevens naar de te verwijderen module door de ingangspulsreeks in pulsbreedte te 5 moduleren. Iedere periode van 30,5 ysec zal een bit-cel genoemd worden, waarbij het begin van iedere bit-cel beschouwd zal worden als de voorrand van de ingangspulsreeks. De rusttoestand van een 25% duty cycle puls, dat wil zeggen een puls met een nominale lengte van 7,6 ysec, zal een nul-bit genoemd worden. Een 75% duty cycle puls, dat wil zeggen 10 een puls met een nominale lengte van 22,9 ysec zal een een-bit genoemd worden. Bovendien zal een onderbreking van de pulsreeks, dat wil zeggen een bit-cel waarin geen puls aanwezig is, een ontbrekende klokpuls genoemd worden. Een schrijfcommando voor de datamodule bestaat uit een start (een) bit, een nul-bit, 14 bits van het schrijfadres, 8 bits van 15 de inschrijfgegevens en een ontbrekende klokpuls. De pulsbreedte- gemoduleerde gegevensstroom wordt hersteld door een dataherstelgrendelketen 133. Het uitgangssignaal van de dataherstelgrendelketen 133 wordt in het commandoschuifregister 130 geschoven en in het schrijfdata-schuifregister 131 bij de voorflank van iedere ingangspuls. Wanneer het 20 startbit de 24e trap van het commandoschuifregister 130 bereikt, bekrachtigt de commandodecodeerlogica 134 het data-uitgangssignaal van het data-schrijfschuifregister 131 en klokt de schrijfdata in het data-leesschuifregister 132 en in hetzij een plaats in het willekeurig toegankelijk geheugen 122 of een register in de kalenderklok 123, afhanke-25 lijk van het schrijfadres. Tegelijkertijd worden de eerste acht trappen van het commandoschuifregister 130 teruggesteld.

Het uitgangssignaal van het leesdataschuifregister 132 bestuurt een stroomafvoer 135 die de verbinding 117 belast wanneer de ingangspuls afwezig is. De meters en de modulelezers voeden de leiding 117 met een 30 spanning die lager is dan die van de ingangspuls wanneer de ingangspuls afwezig is. Deze spanning wordt vanuit een hoogimpedante bron toegevoerd en de belasting tengevolge van de stroomafvoer van de module wordt door een spanningscomparator gedetecteerd.

De "timeout" monostabiele schakeling 129 heeft een uitgangspuls 35 van ongeveer anderhalf maal de ingangspulsperiode. In de rusttoestand met een 25% duty cycle ingangssignaal en gedurende de 24 bits van de 8401693 -20- commando-overdracht wordt deze monostabiele schakeling voldoende vaak opnieuw getrekkerd dat deze daar nooit tot rust komt. De schakeling komt echter tot rust nadat de 24 bits van het commando overgedragen zijn, vanwege de ontbrekende klokpuls, en stelt daardoor het commando-5 schuifregister 130 terug. Wanneer in de 25e trap van het commando- schuifregister 130 uiteen geschoven zou worden, worden de trappen 9-24 van het schuifregister teruggesteld ter bescherming tegen foutieve com-mandodecodering.

Wanneer gedurende een schrijfcommando een klokpuls verwijderd 10 wordt, bijvoorbeeld tengevolge van een onderbreking in het elektrisch contact tengevolge van het verwijderen van de module uit een meter terwijl de registratie wordt bij gewerkt, wordt de schrijfhandeling onderbroken en worden er niet ongewild gegevens in de module bedorven.

Op gelijke wijze is voorzien in bescherming tegen pulsverwijdering 15 gedurende een leescommando.

Volgend op een schrijfcommando met de bijbehorende ontbrekende klokpuls, schuiven opeenvolgende ingangspulsen gegevens door het lees-gegevensschuifregister 132. Deze gegevens moduleren de stroomafvoer 135 en voeren hierdoor aan de meter of, de modulelezer een registratie 20 toe van hetgeen in de module geschreven was.

Een leescommando voor de datamodule bestaat uit een start (één) bit gevolgd door een één-bit, 14 bits van een leesadres, een ontbrekende klokpuls en 8 nul-bits om de leesdata uit te schuiven. Wanneer de start-bit de 24e trap van het commandoschuifregister 130 bereikt bekrachtigt 25 de commandodecodeergeheugenlogica 134 gegevens uit hetzij een plaats in het geheugen 122 of uit een register in de kalenderklok, afhankelijk van het leesadres. Deze gegevens worden geplaatst in het leesdata-schuifregister 132 en de eerste 8 trappen van het commandoschuifregister worden teruggesteld.

30 De ontbrekende klokpuls van het leescommando veroorzaakt dat de "timeout" monostabiele schakeling 129 het commandoschuifregister 130 terugstelt. Opeenvolgende ingangspulsen schuiven de gegevens door het leesdataschuifregister 132 dat de stroomafvoer 135 moduleert en zo data terugzendt via de leiding 117. Een nul aan de uitgang van 35 het leesdataschuifregister 132 doet de stroomafvoer 135 inschakelen en doet daardoor de belasting op de leiding 117 toenemen. Een één aan de 1401693 -21- uitgang van het leesdataschuifregister 132 doet de stroomafvoer 135 uitschakelen en de belasting van de leiding 117 wordt weggenomen.

De stroomafvoer 135 wordt gedurende ingangspulsen uitgeschakeld om de vermogensopname te verminderen.

5 Het serie-ingangssignaal voor het leesdataschuifregister 132 wordt naar nul getrokken, zodat in de rusttoestand, 25% duty cycle op leiding 117, de stroomafvoer 135 na iedere ingangspuls wordt ingeschakeld. Deze belasting van de leiding 117 'in de rusttoestand wordt gebruikt om de aanwezigheid van de module in een meter of een module-10 lezer te detecteren.

Iedere meter bezit een dubbel geïsoleerde opbouw en is, zoals getoond in fig. 15, verbonden met een netspanningsbron door middel van een twee-aderig netsnoer 136. De netspanning wordt eerst door een zekering 137 geleid en door een storingonderdrukkingsfilter 138,. voor-15 dat deze spanning de primaire wikkeling van een nettransformator 139 voedt en de netspanning wordt via een blokkeercondensator 140 toegevoerd aan de primaire wikkeling van een op 51 kHz afgestemde transformator 141. De nettransformator 139 verschaft de energie die nodig is voor een vacuümfluorescentieklokweergavepaneel 142. De transformator 20 verschaft ook energie voor een 5 volts-regelaar 143 en een 12 volts-regelaar 144.

Weergeefelektronica, in de vorm van een omgevingslichtniveau-compensator 145, varieert de helderheid van het weergeefpaneel 142 in reactie op veranderingen in het omgevingslichtniveau. De nul-doorgangen 25 van de secundaire spanning van de nettransformator 139 worden door een nul-doorgangsdetector 146 afgetast en toegevoerd aan een computersysteem 147 om een referentiesignaal te verschaffen dat gerelateerd is aan de nul-doorgangen in de netvoedingsspanning.

Het signaal dat door de op 51 kHz afgestemde transformator 141 30 gaat, wordt toegevoerd aan een comparator 148 met een hysteresis, waarvan het uitgangssignaal een deelketen 149 klokt. Wanneer een 51 kHz signaal aanwezig zou zijn op de netspanningsleiding met een niveau dat groter is dan ongeveer 60 mV piek-piek, schakelt het uitgangssignaal van de deler 149 om met een frequentie van 51 kHz. Anders is het uitgangs-35 signaal van de deler statisch, met uitzondering van eventuele toestandsveranderingen tengevolge van ruis op de netvoedingsspanning. Het com- 8401693 -22- putersysteem 147 telt het aantal toestandsveranderingen van het uitgangssignaal van de deler gedurende bepaalde tijdsintervallen, zoals bepaald door hun verband met de nul-doorgangen in de netvoedingsspan-ning. Indien het aantal toestandsveranderingen in een dergelijk inter-5 val groter is dan een tevoren bepaalde drempel, wordt aangenomen dat het 51 kHz signaal aanwezig is op de netvoedingsspanningsbedrading gedurende dat interval.

Wanneer aan de meter netspanning wordt toegevoerd, houdt een spanningscomparator 150 het computersysteem 147 in een rusttoestand 10 totdat het uitgangssignaal van de 5 volts-regelaar 143 gegarandeerd kan worden. Het computersysteem 147 wekt pulsen met een variabele duty.cycle op door middel van een pulspoortketen 151. De pulspoortketen 151 schakelt een vermogensschakelaar 152 om, die 12 volts-pulsén uit een 12 volts-regelaar 144 toevoert aan de moduleverbinding 117. Een 15 resistieve deler 153 voert vanuit een hoge impedantie 6 volt toe aan de verbinding 117.

Wanneer de vermogensschakelaar 152 uitgeschakeld wordt, detecteert een comparator 154 de belasting van de verbinding 117, die veroorzaakt wordt door de stroomafvoerketen 135 van de module. Het uit-20 gangssignaal van comparator 154 wordt door een flip-flop 155 vergrendeld op de voorflank van de 12 volts-vermogenspuls.

De pulspoortketen 151 wordt door een deelketen 156, die loopt vanuit de klok van het computersysteem, geklokt. Het computersysteem 147 synchroniseert zichzelf met het uitgangssignaal van de deelketen 25 156 en controleert de pulspoortketen 151. De pulspoortketen 151 wekt een 32 kHz puls-breedte gemoduleerde pulsreeks op, die toegevoerd wordt aan de datamodule, wanneer deze geplaatst wordt in de opneem-ruimte aan de achterzijde van de meter. Het computersysteem 147 kan een puls opwekken met een duty cycle van 25% of 75% door middel van de 30 pulspoortketen 151. Bovendien kan het het pulsuitgangssignaal geheel onderdrukken om ontbrekende klokpulsen op te wekken.

Het computersysteem 147 detecteert de aanwezigheid of afwezigheid van een datamodule door de belasting van de leiding 117 door die module te detecteren wanneer een 25% duty cycle pulsreeks aangelegd 35 wordt aan de verbinding 117. Wanneer de module afwezig'is, geeft het computersysteem 147 "OFF" weer op het vacuümfluorescentieklokweèrgeef- 8401693 -23- * paneel 142, door middel van de weergeefpaneelstuurelektronica 157.

Wanneer een module aanwezig is, valideert het computersysteem 147 de informatievelden in de module, leest de tijd uit de module en geeft deze tijd weer op het vacuümfluorescentieklokweergeefpaneel 142.

5 Vervolgens gaat het computersysteem over tot het optekenen van het van tijdstippen voorziene kanaal en persoonsgegevens in de module, zoals deze ontvangen worden uit de netvoeding.

8401693

Claims (8)

1. Personenmonitororganen, omvattende een eerste eenheid, die gegevens ontvangt met betrekking tot het aantal personen dat naar een televisietoestel kijkt, waarbij de eenheid voorzien is van schakelorganen die door dergelijke personen bediend kunnen worden 5 om dergelijke gegevens te verschaffen; en een tweede eenheid, die op afstand gelegen is van de eerste eenheid, die de gegevens van de eerste eenheid accepteert en opslaat.

2. Personenmonitororganen volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de eerste eenheid transmissiemiddelen omvat en dê tweede eenheid 10 detectiemiddelen voor het detecteren van straling die door de transmissiemiddelen wordt uitgezonden, waarbij gegevens worden overgedragen van de eerste eenheid naar de tweede eenheid.

3. Personenmonitororganen volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de transmissiemiddelen een eerste zender omvatten voor het uit- 15 zenden van infrarode straling en een tweede zender voor het uitzenden van ultrasone straling, en dat de detectiemiddelen een eerste detector omvatten die aangepast is om infrarode straling te detecteren en een tweede detector die ingericht is om ultrasone straling te detecteren, waarbij de personenmonitororganen verder schakel-20 middelen omvatten waarmee het uitzenden van gegevens met hetzij ultrasone straling of infrarode straling gekozen kan worden.

4. Personenmonitororganen volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de tweede eenheid één of meer bistabiele schakelingen omvat, die gegevens van de eerste eenheid accepteren en opslaan.

5. Personenmonitororganen volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de of elke bistabiele schakeling een flip-flop van het D-type omvat.

6. Personenmonitororganen volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat deze verder middelen omvatten voor het blokkeren 30 van het invoeren van gegevens in de tweede eenheid wanneer het televisietoestel is uitgeschakeld.

7. Personenmonitororganen volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tweede eenheid visuele weergeefmiddelen omvat voor het geven van een indicatie van de in de tweede eenheid opge- 8401693 te , -25- t slagen gegevens, waarbij de weergeefmiddelen zodanig zijn dat een onderbroken weergave van een beeld door de weergeefmiddelen, indien het televisietoestel is ingeschakeld, aangeeft dat in de tweede eenheid geen gegevens zijn opgeslagen.

8. Personenmonitororganen volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de schakelorganen drukknoppen omvatten, die door dergelijke personen kunnen worden ingedrukt. 8401693