NL8401401A - Werkwijze en inrichting voor de vervaardiging van een rasterwals. - Google Patents

Description

Γ .. if -1-

835137/M/vL

Korte aanduiding: Werkwijze en inrichting voor de vervaardiging van een rasterwals

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor de vervaardiging van een wals die aan zijn cilindrisch mantelvlak is voorzien van een patroon van putjes (een zgn. rasterwals). Normaliter bestaat een rasterwals uit een dikwandige of volle 5 metalen cilinder in het oppervlak waarvan met behulp van een geëigende techniek, bijvoorbeeld moletteren, een rasterpatroon is aangebracht, waarna dit rasterpatroon wordt voorzien van een harde slijtlaag. Deze walsen moeten voldoen aan zeer hoge nauw-keurigheidseisen betreffende geometrie en afwerking, alsmede 10 centrering en zijn daarom duur. Ten gevolge van het gebruik treedt na verloop van tijd slijtage op aan het oppervlak en ook wel beschadigingen, waarna een dure revisie moet worden uitgevoerd bij de fabrikant of gespecialiseerd bedrijf. Ook het transport van de zwarte en kwetsbare walsen is kostbaar, ter-15 wijl de te revideren walsen voor langere tijd niet beschikbaar zijn. Het aanhouden van reserve walsen vereist een grote investering.

Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een werkwijze voor de vervaardiging van een rasterwals die deze nadelen 20 niet kent. Volgens de uitvinding wordt dit bereikt doordat wordt uitgegaan van een holle dikwandige of een massieve wals (een zgn. draagcilinder), waaromheen een dunwandige cilindrische zeef wordt geschoven waarna deze zeef vervolgens klemmend op de draagcilinder wordt aangebracht. Met behulp van deze werk-25 wijze verkrijgt men een rasterwals die is opgebouwd uit een glad-wandige draagcilinder, waar overheen een dunne zeef vast is aangebracht. Een dergelijke rasterwals kan worden toegepast voor de gelijkmatige distributie van inkt op een andere rol, bijvoorbeeld in een off-set procédé.

30 Een praktisch voordeel van de uitvinding kan worden ver kregen wanneer eerst de perforaties van de zeef worden afgesloten door het aanbrengen van een medium-ondoorlaatbare laag, 940 1 40 1 Ί -2- waarbij vervolgens tijdens het opschuiven een drukmedium tussen de draagcilinder en deze zeef wordt gevoerd voor het uitzetten van de zeef en het vergemakkelijken van het opschuiven en waarna de toevoer van drukmedium wordt beëindigd. Wordt daar-5 bij de medium-ondoorlaatbare laag aan de binnenzijde van de cilindrische zeef aangebracht, dan kan zelfs een gemakkelijk veranderbare rasterwals worden verkregen. Immers, zowel het opschuiven als het afschuiven van de zeef kan te allen tijde plaatsvinden.

10 Wanneer de medium-ondoorlaatbare laag aan de buitenzijde van de zeef wordt aangebracht, moet die laag na montage van de zeef worden verwijderd, teneinde de beoogde rasterwals te verkrijgen. De zeef kan ook tijdelijk ondoorlaatbaar worden gemaakt, door het opvullen van de gaatjes. Het verwijderen van 15 de zeef vereist steeds het opnieuw ondoorlaatbaar maken van de zeef. Wanneer de buitenste laag van de rasterwals (d.w.z. de zeef) na een gebruiksperiode van de rasterwals is versleten, kan de oude zeef worden open gesneden en daardoor worden verwijderd van de draagcilinder. Hierna kan zonder veel tijdver-20 lies een nieuw, en aan de omstandigheden aangepaste zeef op deze draagcilinder worden aangebracht.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een inrichting ten behoeve van de hiervoor beschreven werkwijze, omvattende een draagcilinder in de vorm van een holle dikwandige of een 25 massieve waks, Volgens de uitvinding onderscheidt zich deze inrichting doordat de draagcilinder aan tenminste één van de kop-vlakken is voorzien van tenminste een radiale doorgang die uitmondt aan de buitenomtrek van deze draagcilinder, waarbij voorts een aansluiting aanwezig is ter verbinding met een bron van 30 een drukmedium. Dit drukmedium is meestal lucht, maar kan ook een vloeistof zijn, met behulp waarvan een dunwandige cilindrische zeef c.q. rastersjabloon op de draagcilinder kan worden geschoven of er weer van af worden gehaald.

In een uitvoeringsvorm gebruik makend van een holle dik-35 wandige wals, is deze wals aan beide uiteinden voorzien van een steunas, die met een schijfvormig gedeelte klemmend is geschoven 84 0 1 4 0 1 lit £ -3- in het betrokken uiteinde van de wals, waarbij de radiale doorgangen bestaan uit een aantal boringen die aan hun binnenwaarts gelegen einden uitmonden in evenveel axiale kanalen in het ene schijfvormige gedeelte terwijl een kanaal in het andere schijf-5 vormigegedeelte is voorzien van de gewenste drukmedium—aansluiting. Beide schijfvormige gedeelten maken het mogelijk dat een van een verwijderbare ondoorlaatbare binnen- of buitenlaag voorzien cilindrisch rastersjabloon met behulp van een drukme-diumlaag tussen draagcilinder en rastersjabloon op deze cilin-10 der of ervan af wordt geschoven.

Het is echter ook mogelijk de zeef op een andere wijze klemmend om de gladde draagcilinder aan te brengen. In dat geval wordt gebruik gemaakt van een zeef (rastersjabloon), waarbij latente krimpspanningen zijn aangebracht. Nadat de zeef 15 - die in dit geval een iets grotere diameter dient te hebben dan de draagcilinder - daarop is geschoven, wordt de zeef onderworpen aan een thermische behandeling om de latente krimp-spanning vrij te maken en zodoende de zeef om de draagcilinder te krimpen.

20 De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening die een beeld geeft van de werkwijze en van de daarbij toe te passen middelen.

Fig. 1 geeft in langsdoorsnede een eerste inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding.

25 Fig. 2 is een variant van het linker gedeelte van de in richting volgens fig. 1.

Fig. 3 toont eveneens een langsdoorsnede op kleinere schaal van een gewijzigde inrichting.

Zoals te zien in fig. 1 is voor het uitvoeren van de werk-30 wijze en bij het toepassen van de inrichting een draagcilinder 1 aanwezig in de vorm van een holle dikwandige wals. Deze wals 1 is aan de buitenzijde verchroomd, of overtrokken met een niet geperforeerde dunne verchroomde manchet 2 die gestippeld is weergegeven. Deze wals kan dan rechtop worden geplaatst zodat 35 de hartlijn 3 verticaal staat, zoals weergegeven bij de inrichting volgens fig. 3. Op deze draagcilinder of moederwals 1 moet 8401401 Λ ΐ -4- nu een sjabloon of zeef 4 worden geschoven, zodanig dat deze zeef uiteindelijk klemmend op de draagcilinder 1 is bevestigd. Daarbij ligt de zeef 4 in lijn met de draagwals 1. In de uitvoering volgens de fig. 1-3 geschiedt deze bevestiging met be-5 hulp van een drukmedium, meestal lucht.

Daartoe worden in de eerste plaats de perforaties van de cilindrische zeef 4 afgesloten, bijvoorbeeld door het aanbrengen van een verwijderbare, medium-ondoorlaatbare laag. De beide uiteinden van de cilinder 1 zijn voorzien van een steunas 5, 10 6 die met een schijfvormig gedeelte 7, 8 klemmend is geschoven in het betrokken uiteinde van de cilinder. Deze gedeelten 7 en 8 kunnen tegen een kraag 9 aan de binnenzijde van de cilinder stuiten. Een van de uiteinden van de draagcilinder 1 is voorzien van een aantal radiale openingen 10. Deze monden uit aan 15 de buitenomtrek van de cilinder en staan tevens in verbinding met een axiaal gericht kanaal 11 in het schijfvormige gedeelte 7. Elk van deze kanalen 11 heeft een blind uiteinde of een afsluitdop 12 aan het betrokken kopvlak van de cilinder. Het andere (open) uiteinde van deze kanalen 11 staat in verbinding 20 met de inwendige ruimte 13 van de draagcilinder 1. Het schijfvormige gedeelte 8 aan het andere einde van de cilinder heeft tenminste een axiaal gericht kanaal 14 dat enerzijds in verbinding staat met de ruimte 13 en anderzijds met een aansluitnip-pel 15. Deze nippel 15 kan via een niet-afgebeelde slang ver-25 bonden worden met een (evenmin afgebeelde) bron van drukmedium, meestal perslucht.

De op de draagcilinder 1 aan te brengen zeef 4 heeft een zodanige middellijn dat deze klemmend past op de draagcilinder. Om nu toch de zeef 4 op de cilinder 1 te kunnen aanbrengen, is 30 het buitenste deel van de cilinder, voorbij de openingen 10 licht kegelvormige afgeschuind. De zeef 4 wordt langs het afgeschuinde deel tot boven de openingen 10 geschoven. Vervolgens wordt via de aansluiting 15 en het kanaal 14 een drukmedium in de ruimte 13 aangevoerd, zodanig dat de (afgesloten) zeef 4 35 iets wordt geëxpandeerd en hierdoor kan verder schuiven over de draagcilinder 1. Het drukmedium heeft daarbij tot dubbele 8401401 <· ΐ -5- taak de zeef 4 iets te expanderen en tegelijkertijd als smeermiddel te fungeren bij het schuiven van deze zeef over de draagcilinder.

Na het voltooien van deze afschuifhandeling kan de verbin-5 ding met de bron van drukmedium worden verbroken en lekt dit medium weg, waarna de zeef 4 zich klemmend op de draagcilinder 1 bevindt. Hierna kan de ondoorlaatbare buitenlaag van de zeef worden verwijderd (bijvoorbeeld door wassen), waarna de beoogde rasterwals gereed is.

10 Het verwijderen van de zeef of sjabloon 4 kan op verschil lende manieren geschieden. Indien geen hergebruik beoogd wordt, kan de sjabloon worden opengesneden. Men zal dit doen bij een versleten of beschadigde sjabloon. Wordt echter een verwisseling van een nog bruikbare zeef nagestreefd, dan moet men van 15 te voren zorgen dat de medium-ondoorlaatbare laag aan de binnenzijde van de sjabloon is aangebracht. De zeef kan ook onöoor-laatbaar worden gemaakt door het opvullen van de gaatjes, bijvoorbeeld met behulp van een rakel. Eerst dan kan het verwijderen geschieden door een op zich zelf bekende toepassing van 20 drukmedium in de nauwe ruimte tussen draagcilinder en zeef.

In de variant volgens fig. 2 is het schijfvormige gedeelte 7 langs de buitenomtrek voorzien van een rondlopende groef 16. Daarmede wordt de verbinding tussen het of elk kanaal 11 en de openingen 10 vereenvoudigd.

25 De inrichting volgens fig. 3 onderscheidt zich door een montagering 17 tegen het schijfvormige gedeelte 7 van de draag-as 5. De ring begrenst met het kopvlak van de cilinder 1 een smalle ringvormige tussenruimte of spleet 18 die equivalent is aan de radiale doorgang 10 uit de fig. 1 en 2. De montage 30 ring 17 is voorzien van tenminste een axiaal kanaal 19, voorzien van een aansluiting 20 voor een drukmedium bron. De buitenomtrek van de ring 17 is kegelvormig, zodat het aanbrengen van een rastersjabloon 4 op dezelfde wijze kan geschieden, als beschreven bij fig. 1.

35 Zoals in het voorgaande reeds aangegeven, kan in plaats ‘ van de beschreven hydraulische op pneumatische bevestigings- 8401401 -6- / c wijze ook gebruik worden gemaakt van een rastersjabloon die inwendig is voorzien van latente krimpspanningen. Deze sjabloon kan dan met enige speling vrij worden geschoven op de draag-cilinder en via een thermische behandeling op deze cilinder 5 worden vastgekrompen.

Ter verduidelijking van de werkwijze kan worden opgemerkt, dat door toepassing van een rasterfijnheid van 10-500 lijnen/cm in de zeef 4, een rasterwals voor elk gewenst type kan worden verkregen. De dikte van de zeef of rastersjabloon 4 kan liggen 10 tussen 65-80 ^um en het doorlaat-percentage van de perforaties kan 20-30% bedragen. De tijdelijk op de zeef 4 aan te brengen verwijderbare ondoorlaatbare binnen- of buitenlaag kan vervaardigd zijn uit PVA-coating. Het toe te passen persmedium (meestal lucht) kan een overdruk van ongeveer 4 ato bij een 15 maximale persdruk van + 6 ato hebben.

g 4 $ 1 4 0 1

Claims (8)

1. Werkwijze voor de vervaardiging van een wals die aan zijn cilindrisch mantelvlak is voorzien van een patroon van putjes (een zgn. rasterwals) met het kenmerk dat wordt uitgegaan van een holle dikwandige. of een massieve wals (een 5 zgn. draagcilinder) en dat hier omheen een dunwandige cilindrische zeef wordt geschoven en dat deze zeef vervolgens klemmend op de draagcilinder wordt aangebracht.

2. Werkwijze volgens conclusie 1 met het kenmerk dat eerst de perforaties van de zeef worden afgesloten door 10 het aanbrengen van een medium-ondoorlaatbare substantie, waarbij vervolgens tijdens het opschuiven een drukmedium tussen de draagcilinder en deze zeef wordt gevoerd voor het uitzetten van de zeef en het vergemakkelijken van het opschuiven en dat tenslotte de toevoer van drukmedium wordt beëindigd.

3. Werkwijze volgens conclusie 2 met het kenmerk dat de medium-ondoorlaatbare substantie aan de binnenzijde van de cilindrische zeef wordt aangebracht.

4. Werkwijze volgens conclusie 2 met het kenmerk dat de zeef ondoorlaatbaar wordt gemaakt door het opvullen van 20 de gaatjes bijvoorbeeld met een PVA-substantie.

5. Werkwijze volgens conclusie 1 met het kenmerk dat men uitgaat van een zeef, die tijdens zijn fabrikage is uitgerust met een latente krimpspanning, welke na het opschuiven door middel van verwarming wordt vrijgemaakt.

6. Inrichting ten behoeve van de werkwijze volgens conclusie 2, 3 of 4, omvattende een draagcilinder in de vorm van een holle dikwandige of een massieve wals met het kenmerk dat de draagcilinder (1) nabij tenminste ëên van de kopvlak-ken (5) is voorzien van tenminste een radiale doorgang (8) die 30 uitmondt aan de buitenomtrek van deze draagcilinder en dat een aansluiting (13) aanwezig is ter verbinding met een bron van een drukmedium.

7. Inrichting volgens conclusie 6, gebruik makend van een holle dikwandige wals met het kenmerk dat de 8401401 -8- wals (1) aan beide uiteinden is voorzien van een steunas (5, 6) die met een schijfvormig gedeelte (7, 8) klemvast is geschoven in het betrokken uiteinde van de wals, waarbij de radiale doorgangen bestaan uit een aantal boringen (10) die aan hun binnen-5 waarts gelegen einden uitmonden in evenveel axiale kanalen (11) in het ene schijfvormige gedeelte (7) terwijl een kanaal (14) in het andere schijfvormige gedeelte (8) is voorzien van de genoemde drukmediurn-aansluiting (15).

8. Inrichting volgens conclusie 6 met het kenmerk 10 dat aan tenminste een van de einden van de draagcilinder (1) een licht kegelvormige montage ring (17) aanwezig is, die met het betrokken kopvlak een smalle ringvormige tussenruimte (18) begrenst die een radiale doorgang vormt en dat deze montage ring is voorzien van tenminste een axiaal kanaal (19) dat is 15 uitgevoerd met de aansluiting (20) voor de drukmediumbron (fig. 3). 8401401