NL8401309A - Kleurentelevisiekamera uitgevoerd met verscheidene opneemelementen. - Google Patents

Description

τ " ΡΗΝ 11.018 1 N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven.

Kleurentelevisiekamera uitgevoerd met verscheidene opneemelementen.

De uitvinding heeft betrekking op een kleurentelevisiekamera uitgevoerd met verscheidene opneemelementen voor het omzetten van een optische afbeelding op een opneemvlak van de opneemelementen in een elektrisch beeldsignaal, welke optische afbeeldingen worden verkregen 5 via een in een optische weg voor scènelicht voorkomend optisch kleur-scheidingsstelsel waarbij optische assen als middenassen van de op het midden van de afbeeldingen gerichte scênelichtbundels, zijn gericht op de opneemvlakken, welke kamera is uitgevoerd met een testbeeldprojektor voor het via het optische kleurscheidingsstelsel op de opneemvlakken ver-10 krijgen van een testafbeelding en met een afregelschakeling die gekoppeld is met de opneemelementen voor het met behulp van de testafbeeldingen verkrijgen van synchrone beeldsignalen die bij een gezamenlijke weergave ervan optimale beelddekking hebben.

Een dergelijke kleurentelevisiekamera is beschreven in het 15 Franse octrooischrift 1 577 746, in het bijzonder bij figuur 3 voor het kleurscheidingsstelsel en de testbeeldprojektor. Hierbij is voor een lichtintreevlak van het kleurscheidingsstelsel een wiel aangebracht met een lichtdoorlatend, optisch filtervlak en een lichtondoorlatend vlak dat spiegelend is aan de naar het kleurscheidingsstelsel gekeerde zijde. 20 Bij een scèneopname is het lichtdoorlatende filtervlak van het wiel in de optische weg naar het kleurscheidingsstelsel aanwezig. Bij de af regeling voor het verkrijgen van de synchrone beeldsignalen, dat wil zeggen dat bij een gezamenlijke weergave van de afgeregelde beeldsignalen elkaar optimaal dekkende deelbeelden worden verkregen, is het lichtondoorlatende 25 vlak van het wiel als sluiter in de daardoor voor scènelicht geblokkeerde optische weg aanwezig. Hierbij is de werkzame testbeeldprojektor gericht op het spiegelende wielvlak dat het licht van de testafbeelding in de richting van de genoemde optische as bij het intreevlak reflekteert. Hierdoor worden langs dezelfde optische assen de testafbeeldingen en de 30 scêneafbeeldingen op de opneemvlakken van de opneemelementen verkregen. Getekend is dat het wiel is aangebracht tussen een optisch lenzenstelsel en het optische kleurscheidingsstelsel.

Het aanbrengen van de reflekterende sluiter tussen het optische 8401309 PEN 11.018 2 lenzenstelsel en het optische kleurscheidingsstelsel wordt als een nadeel aangemerkt, daar het gewenst is de optische weg zo kort mogelijk te houden. Bij de dan grotere kompaktheid treden verder minder afbeel-dingsfouten in de optische weg op. Voordeliger is het de sluiter te 5 plaatsen v66r het optische lenzenstelsel. Daarbij is er het nadeel dat het wiel als een mechanisch element bij de afregeling aanwezig is. Voor een vóór en na de afregeling ongehinderd kunnen verdraaien van het wiel tussen het lenzenstelsel en het kleurscheidingsstelsel, zal er speling moeten zijn hetgeen de optische weg verder vergroot.

10 De uitvinding beoogt de verwezenlijking van een kleurentele- visiekamera met een zo kort mogelijke, optische weg bij het optische lenzen- en kleurscheidingsstelsel waarbij voor de genoemde afregeling geen extra mechanisch verplaatsbaar element aanwezig is.

Een kleurentelevisiekamera volgens de uitvinding vertoont 15 daartoe het kenmerk, dat het licht afkomstig van de testbeeldprojektor schuin ten opzichte van de genoemde optische assen in het kleurscheidingsstelsel wordt ingeschenen en daardoor onder een schuine hoek met de genoemde optische assen van het scênelicht op de opneemvlakken terecht komt, waarbij de kamera voor het verkrijgen van een optimale synchroni-20 citeit van de beeldsignalen is uitgevoerd met voorkompensatiemiddelen voor door de schuine lichtinval op de opneemvlakken van de opneemelemen-ten veroorzaakte afbeeldingsfouten.

Het schuin inschijnen van het licht van het testbeeld ten opzichte van de bij hèt scênelicht behorende optische assen voorkomt de 25 noodzaak van de beschreven voor en na de afregeling gebeurende verplaatsing van een lichtreflèkterende vlak in de optische weg voor het scène-licht. De door het schuin inschijnen veroorzaakte optische afbeeldingsfouten, worden optisch en/of elektrisch voorgekompenseerd met behulp van de voorkorrpensatiemiddelen. Deze voorkompensatie dient éénmaal door de 30 kameraproducent te worden ingesteld. Herinstelling kan nodig zijn wanneer bijvoorbeeld een opneemelement door een ander wordt vervangen. Na de ingestelde voorkompensatie is de afregelschakeling voor de synchroniciteit van de beeldsignalen op bekende wijze werkzaam.

Een uitvoeringsvorm van een kleurentelevisiekamera volgens de 35 uitvinding met een verdergaande kompaktheid van het optische stelsel, vertoont het kenmerk, dat in de televisiekamera buiten de optische weg voor het scênelicht een lichtreflekterend vlak aanwezig is waarop de testbeeldprojektor is gericht, waarbij het gereflekteerde licht van de 8401309

I I

PHN 11.018 3 testafbeelding onder de schuine hoek met de genoemde optische assen in het kleurscheidingsstelsel aanwezig is.

Een optische voorkompensatie voor de afbeeldingsfouten bij de opneemvlakken van de opneemelementen wordt in een uitvoering van de ka-5 mera. volgens de uitvinding verkregen die gekenmerkt is door dat in de testbeeldprojektor een dia als voorkcnpensatiemiddel schuin is aangebracht ten opzichte van de optische as van een in de projektor aanwezige lichtbundel.

Een andere optische voorkompensatie wordt verkregen in een 10 uitvoering die het kenmerk vertoont dat in de testbeeldprojektor een cylindrische plat-bol korrektielens als voorkompensatiemiddel aanwezig is.

Een uitvoering van een kamera volgens de uitvinding uitgevoerd met een elektrische voorkompensatie, vertoont het kenmerk, dat de afre-15 gelschakeling voor de synchroniciteit van de beeldsignalen als voorkom-pensatiemiddelen geheugenschakelingen bevat.

Een verdere uitvoering vertoont het kenmerk, dat een geheugen-schakeling voor een aftastinstelling aanwezig is bij een ingang van een schakeling voor de elektronische aftasting bij het opneemvlak van een 2o opneemelement.

Een andere uitvoering vertoont het kenmerk, dat een geheugen-schakeling is uitgevoerd met een konstante-gelijkspanningvoerende instelbare potentiometer.

Een eenvoudige instelmogelijkheid van de voorkompensatie bij 25 de afregelschakeling wordt verwezenlijkt in een kamera die het kenmerk vertoont, dat bij de afregelschakeling aanwezige voorkompensatiemiddelen afschakelbaar zijn.

De uitvinding zal aan de hand van de bijgaande tekening als voorbeeld nader worden toegelicht, waarbij 30 figuur 1 blokschematisch een uitvoering van een kleurentele- visiekamera volgens de uitvinding geeft, figuur 2 meer gedetailleerd een deel van een afregel- en aftas·tschakeling van de kamera volgens figuur 1 geeft met daarin een afschakelbaar voorkompensatiemiddel in de vorm van een potentiometer als 35 instelbare geheugenschakeling, en figuren 3a en 3b meer gedetailleerd een testbeeldprojektor met optische voorkompensatiemiddelen en een inspiegeling in het optische stelsel geven.

8 4 0 13 0 9 I » PHN 11.018 4

In de in figuur 1 blokschematisch getekende uitvoering van een kleurentelevis iekamera volgens de uitvinding zijn slechts die komponenten getekend die relevant zijn voor de verklaring van de uitvinding. Met 1 is een kleurscheidingsstelsel aangeduid dat op bekende wijze, bijvoor-5 beeld met prisma's, is uitgevoerd. Het .stelsel 1 is getekend met een lichtintreevlak 2 en drie lichtuittreevlakken waarop opneemvlakken 3R, 3G respektievelijk 3B van opneemelementen 4R, 4G respektievelijk 4B aansluiten. Bij de opneemelementen 4R, 4G en 4B zijn met 5R, 5G respektievelijk 5B aangeduide elektronische aftastmiddelen aanwezig, met behulp 10 waarvan een optische afbeelding op een opneemvlak 3 wordt omgezet in een met RS1, GS1 respektievelijk BS1 aangeduid elektrisch beeldsignaal. De specifieke uitvoering van de opneemelementen 4 en de aftastmiddelen 5 is in zoverre van belang voor de uitvinding dat het enkel de maatregelen bepaalt via welke een synchroniciteit van de beeldsignalen RS1, GS1 en 15 BS1 wordt verkregen. Bij de optimale synchroniciteit worden bij een gezamenlijke weergave van de beeldsignalen RS1, GS1 en BS1 elkaar optimaal dekkende deelbeelden verkregen. Een uitvoering van de opneemelementen 4 als opneembuizen met een elektronenbundelaftasting van de opneemvlakken 3, waarbij de aftastmiddelen 5 als elektronenbundelafbuigmiddelen 20 aanwezig zijn, vereist verschuivingsstromen respektievelijk -spanningen voor de lijn- en rasterafbuiging om tot beeldsignaalsynchroniciteit te komen. Bij een uitvoering van de opneemelementen 4 als vaste-stof op-nemers bevatten de aftastmiddelen 5 één of meer klokpulsbronnen voor de besturing van de aftasting. In het geval de aftasting gebeurt door 25 middel van een kruisstangensysteem en daarmee verbonden lijn- en raster-schuifregisters, kan de beeldsignaalsynchroniciteit worden verkregen door een over het beeld plaatselijk aanpasbare werking van de schuifregisters, dat wil zeggen de op dezelfde ogenblikken startende schuifregisters beginnen op verschillende plaatsen. In het geval dat ladingsoverdrachts-30 inrichtingen worden toegepast waarbij de informatie door rijen van opneemelementen in serie wordt doorgeschoven, kunnen evenzo de beginplaatsen van de lijn- en rasteraftasting plaatselijk worden aangepast. Verder kan de synchroniciteit bij de lijnaftasting worden verkregen met behulp van een variabele vertragingsinrichting. Voor de eenvoud van 35 de beschrijving van de uitvinding wordt, zoals verder bij figuur 2 zal blijken, van de opneeiribuisuitvoering van de opneemelementen 4 uitgegaan. Hierbij zijn de aftastmiddelen 5R, 5G en 5B elk voorzien van twee ingangen waaraan een lijn- en rasteraftastverschuivingsstroom respektieve- 0401309 PHN 11.018 5 lijk -spanning RDS, GDS en BDS worden toegevoerd.

Bij de opneemvlakken 3R, 3G en 3B zijn met erop gerichte pijlen optische assen 6R, 6G en 6B aangeduid die worden geacht middenassen te zijn van op het midden van de afbeeldingen gerichte scênelichtbundels.

5 Een hiermee korresponderende optische as bij het intreevlak 2 is met 7 aangeduid. De optische as 7 is de middenas van een optische weg 8 voor scênelicht waarin behalve het kleurscheidingsstelsel 1 een diafragma 9 en een lenzenstelsel 10 worden geacht voor te kanen. Met 11 is in figuur 1 een pijl aangeduid, die enerzijds een op te neten en weer te geven 10 scène representeert of anderzijds een testplaat die voor kamera-afregel-doeleinden wordt opgenomen. Het diafragma 9 wordt bestuurd vanuit een stuurschakeling 12.

De beeldsignalen RS1, GS1 en BS1 worden toegevoerd aan een signaalverwerkingsschakeling 13 die, zoals getekend, instelbare en regel-15 bare versterkerschakelingen bevat. De in de schakeling 13 uitgevoerde signaalbewerkingen worden in het midden gelaten. Getekend is dat de schakeling 13 drie signalen RS2, GS2 en BS2 afgeeft die voortvloeien uit de respektieve signalen RS1, GS1 en BS1. De signalen RS2, GS2 en BS2 komen aan klemmen 14R, 14G en 14B ter beschikking voor verdere signaal-20 bewerkingen in de kamera volgens figuur 1 en voor toevoer aan en weergave op beeldweergeefinrichtingen. De signalen RS2, GS2 en BS2 worden volgens figuur 1 verder toegevoerd aan een afregelschakeling voor de beeldsignaalsynchroniciteit die is uitgevoerd net een automatische schakeling 15 (AUT), een stuurschakeling 16 met een startknop 17, een 25 voorkompensatieschakeling 18 en een schakelcircuit 19. In een aldus gevormde afregelschakeling (15-19) bestuurt de stuurschakeling 16 behalve de schakeling 15 en het schakelcircuit 19, de diafragmastuurscha-keling 12. De schakeling 16 levert verder een voedingsspanning aan een testbeeldprojektor 21. Bij de schakeling 15 is aangegeven dat deze drie-30 maal twee uitgangen heeft die via de voorkompensatieschakeling 18 en het schakelcircuit 19 dat onder andere als kortsluiting daarvan aanwezig is, zijn gekoppeld met de evenzoveel ingangen van de aftastmiddelen 5R, 5G en 5B. De automatische schakeling 15 is getekend met een, met een ingang van de stuurschakeling 16 verbonden uitgang via welke wordt terug-35 gemeld dat de afregeling klaar is. Een andere oplossing is die waarbij de schakeling 15 gedurende steeds eenzelfde tijdsduur werkzaam is, welke tijdsduur zo lang is dat daarin gegarandeerd de optimale afregeling wordt bereikt. Het schakelcircuit 19 dient verder voor de toevoer van een 8401309 ( PHN 11.018 6 konstante gelijkspanning U1 aan de signaalverwerkingsschakeling 13 tijdens de automatische werking van de afregelschakeling (15-19). De spanning U1 is in de schakeling 13 werkzaam als een versterkingsinstelspan-ning.

5 Indien de testbeeldprojèktor 21 en de voorkompensatieschake- ling 18 afwezig zouden zijn, waarbij de pijl 11 een testplaat representeert, kan de kleurentelevisiekamera volgens figuur 1 met behulp van de automatische schakeling 15 worden afgeregeld op een wijze zoals beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 3 987 482. Het schakelcircuit 19 10 is hierbij ingeschakeld en het diafragma 9 is geopend. Een dergelijke, herhaaldelijk uit te voeren afregeling met een externe, v66r de kamera te plaatsen testplaat (11) heeft in haar algemeenheid nadelen die zijn beschreven in de Europese octrooiaanvrage 84 195. Als oplossing is hierin beschreven de toepassing van de interne testbeeldprojektor voor de 15 afregelingen die herhaaldelijk moeten gebeuren en van een zogeheten lensgeheugen dat een enkele keer met lenskorréktie-informatie wordt gevuld met behulp van de externe testplaat. Deze oplossing is evenzo toepasbaar bij de afregeling beschreven in het genoemde Franse octrooischrift 1 577 746 waarbij de interne testafbeelding tussen lenzenstelsel 20 en kleurscheidingsstelsel wordt ingespiegeld.

Volgens een aspekt van de uitvinding is de afregelschakeling (15-19) uitgevoerd met de voorkompensatieschakeling 18 die dient voor een voorkompensatie van optische afbeeldingsfouten op de opneemvlakken 3 van de opneemelementen 4. Deze optische afbeeldingsfouten vloeien 25 voort uit de speciale wijze waarop de testbeeldprojektor 21 testafbeeldingen op de respektieve opneemvlakken 3R, 3G en 3B geeft. In figuur 1 is met 22 de optische as aangeduid van het licht van de testafbeelding dat door de testbeeldprojektor 21 wordt geleverd. In de televisiekamera is een buiten de optische weg 8 gelegen lichtreflekterend vlak 23^ aan-30 wezig waarop de testbeeldprojektor 21 is gericht. Van het gereflekteerde licht is de optische as met 24 aangeduid. Het blijkt uit figuur 1 dat de optische as 24 bij het lichtintreevlak 2 van het stelsel 1 schuin staat ten opzichte van de optische as 7 behorend bij de optische weg 8. Bij de optische as 7 behoren de optische assen 6R, 6G en 6B bij de res-35 pektieve opneemvlakken 3R, 3G en 3B, zodat het licht van de testafbeelding een schuine lichtinval heeft op deze opneemvlakken. Hieruit vloeien optische afbeeldingsfouten voort op de opneemvlakken 3R, 3G en 3B.

In figuur 1 is de testbeeldprojektor 21 gericht op het reflek- 8401309 * PHN 11.018 7 terende vlak 23^, maar zou evengoed gericht kunnen zijn, zoals bij figuur 3a getekend, op een lichtreflekterend vlak 232 dat aan de andere zijde van de optische weg 8 aanwezig is. De vlakken 231 en 232 zijn op bij figuur 3b te beschrijven wijze aanwezig voor een bijverlichting bij de 5 opneembuisuitvoering van de opneemelementen 4. Het met behulp van êên van de vlakken 23 inspiegelen van de testafbeelding geeft door het vouw-karakter bij de lichtbundel het voordeel van een optische wegverkorting ten opzichte van een direkt inschijnen in het kleurscheidingsstelsel 1.

De door de schuine lichtinval op de opneemvlakken 3 veroorzaak-10 te afbeeldingsfouten kunnen optisch worden voorgekoirpenseerd. Ter illustratie hiervan zijn in figuur 1 in de testbeeldprojektor 21 twee mogelijke voorkompensaties schematisch getekend. In de testbeeldprojektor 21 is een dia 25 als eerste voorkompensatiemiddel schuin aangebracht ten opzichte van een optische as 26 van een in de projektor 21 aanwezige 15 lichtbundel die door een projektorlamp 27 wordt geleverd. De schuine kanteling in richting en mate gebeurt hierbij volgens de zogeheten : Scheimpflugse voorwaarde waardoor (meer) gehoorzaamd wordt aan de wet: kleine voorwerpsafstand ten opzichte van een lens vraagt een grote beeldafstand en grote voorwerpafstand eist een kleine beeldafstand. Als 20 tweede voorkompensatiemiddel wordt de dia 25 gevolgd door een cylin-.: drische plat-bol korréktielens 28 die wordt gevolgd door een dubbelbol afbeeldingslens 29. De lenzen 28 en 29 kunnen zijn verwisseld, hetgeen ook geldt voor het platte en het bolle vlak van de lens 28. De lens 28 kompenseert min of meer het door de schuine diastand op de optische 25 as 26 veroorzaakte astigmatisme dat in de optische afbeeldingen op de opneemvlakken 3 tot onscherpte leidt.

Voor de elektrische voorkompensatie van de door de schuine lichtinval op de opneemvlakken 3 veroorzaakte afbeeldingsfouten is in figuur 2 een schakeling gegeven die toepasbaar is bij de opneembuisuit-30 voering van de opneemelementen 4. De reeds bij figuur 1 aangeduide af-tastmiddelen 4 en de automatische schakeling 15 zijn in figuur 2 met dezelfde verwijzingen aangegeven. Met 18^ is een voorkompensatiemiddel in de vorm van een geheugenschakeling, uitgevoerd als een potentiometer, aangeduid. Een hierbij behorende schakelaar voor het afschakelen van het 35 voorkompensatiemiddel is met 19^ aangegeven. Gesteld wordt dat de schakeling volgens figuur 2 de raster- oftewel vertikale aftasting verzorgt bij een opneemelement 4. Met 30 is een afbuigspoel voor een elektronenbundel in een opneembuis aangeduid. De afbuigspoel 30 is aangesloten op 8401309 PHN 11.018 8 de uitgang van een verschilversterker 31 en ligt aan de andere zijde via een weerstand 32 aan massa. Het verbindingspunt van de spoel 30 en de weerstand 32 is via een weerstand 33 teruggekoppeld naar de (-) ingang van de versterker 31, waarvan de (+) ingang via een weerstand 34 aan 5 massa ligt. Via een weerstand 35 is de (-) ingang van de versterker 31 verbonden met een aftakking van een potentiometer 36 die is aangesloten tussen een uitgang van een zaagtandvormige spanningsbron 37 en massa.

De bron 37 levert via de teruggeköppelde versterker 31 een zaagtandvormig veranderende stroom in de afbuigspoel 30 voor de elektronenbundel.

10 De (-) ingang van de versterker 31 ligt via een weerstand 38 aan een aftakking van een potentiometer 39 die tussen klemmen met een konstante gelijkspanning +U2 en -U2 is aangesloten. De potentiometer 39 dient voor de centrering bij de elektronenbundelafbuiging door het via de weerstand 38 leveren van een instelbare konstante gelijkstroom door de afbuigspoel 15 30. De (-) ingang van de versterker 31 ligt via een weerstand 40 aan een uitgang van de automatische schakeling 15 en is verder via een weerstand 41 met een aftakking van de potentiometer 18^ verbonden. De potentiometer 18^ is aangesloten tussen klemmen met een konstante gelijkspanning +U3 en -U3. De aftakking van de potentiometer 18^ ligt via de schake-20 laar 19^ aan massa. Bij een gesloten zijnde schakelaar is de potentiometer 18^ buiten werking gesteld. De onderdelen 30 tot en met 39 van figuur 2 worden geacht aanwezig te zijn in de aftastmiddelen 5 van figuur 1.

Een mogelijke wijze van afregeling van de kamera volgens figuur 1 wordt aan de hand van de figuren 1 en 2 als volgt gegeven. Na een ak-25 tiveren van de stuurschakeling 16 door middel van de bedieningsknop 17 wordt het diafragma 9 via de stuurschakeling 12 gesloten, wordt de test-beeldprojektor 21 in werking gesteld,en wordt het schakelcircuit 19 gesloten. Alle schakelaars in het schakelcircuit T9 worden gesloten voor de kortsluitdoeleinden (19^ van figuur 2) respektievelijk voor de leve-30 ring van de konstante versterkerinstelspanning U1 aan de schakeling 13.

De potentiometer 39 wordt vervolgens zover versteld dat de automatische schakeling 15 zich in ongeveer het midden van het regelbereik bevindt.

Hierna komt de automatische schakeling 15 in werking, zoals beschreven in het reeds genoemde Amerikaanse octrooischrift 3 987 482.

35 De schakeling 15 verzorgt een zodanige verschuivingsstroom door de afbuigspoel (en) 30 dat synchroniciteit bij de signalen RS2, GS2 en BS2 optreedt.

Vervolgens worden de automatische schakeling 15 en de test- 8401309 PHN 11.018 9 beeldprojektor 21 uitgeschakeld, het diafragma 9 geopend en het schakel-circuit 19 geopend. Via het diafragma 9 wordt het externe testbeeld (pijl 11) door de kamera opgenomen. De potentiometer 18^ wordt nu met de hand of een niet-getekende automatische schakeling zo ver versteld · 5 dat weer synchroniciteit by de signalen RS2, GS2 en BS2 wordt bereikt. Hierna is de kamera afgeregeld.

De voorkompensatieschakeling 18 wordt zoals blijkt éénmaal met behulp van een extern testbeeld ingesteld. Hierbij geeft de afschakelmogelijkheid van de voorkompensatiemiddelen 18 (schakelaar 19^) de 10 beschreven eenvoudige instelmogelijkheid van de voorkompensatie. Na de voorkompensatie-instelling is de schakeling 15 op bekende wijze werkzaam wanneer een afregeling gewenst is, met een werkende testbeeldprojektor 21, een gesloten zijnd diafragma 9 en de ingeschakelde voorkompensatieschakeling 18. Een herinstelling van de voorkompensatie kan nodig zijn 15 wanneer bijvoorbeeld een opneemelement 4 door een ander wordt vervangen.

In figuren 1 en 2 wordt de voorkompensatie verkregen met de een konstante-gelijkspanningvoerende instelbare potentiometers (18, 18^). De potentiometers zijn hierbij werkzaam als geheugenschakelingen. Voor een andere uitvoering daarvan wordt als voorbeeld genoemd de toepassing 20 van een digitaal geheugen dat gevolgd wordt door een digitaal-analoog-amzetter. Ook hier is de geheugenschakeling voor een aftastinstelling aanwezig bij een ingang van een schakeling (30-39) voor de elektronische aftasting bij het opneemvlak 3 van een opneemelement 4.

In figuur 3a is meer gedetailleerd een uitvoering van de test-25 beeldprojektor 21 getekend in samenhang met de reflekterende vlakken 23^ en 232, waarbij figuur 3b een aanzicht op deze vlakken geeft vanuit het kleurscheidingsstelsel 1. Reeds bij figuur 1 beschreven onderdelen zijn in figuren 3a en 3b met dezelfde verwijzingen aangegeven. De schuine lichtinvalshoek bij de opneemvlakken 3 is in figuur 3a met 24' aangeduid. 30 In een behuizing 42 is een retardatieplaat 43 aangebracht. Op de doorzichtig zijnde plaat 43 zijn de ondoorzichtige, lichtreflekteren-de vlakken 23^ en 23^ aangebracht. De plaat 43 is bijvoorbeeld uitgevoerd als een kwartsplaat voor een anti-polarisatie van doorvallend licht en een infrarood filtering. Het kleurscheidingsstelsel 1 krijgt daardoor 35 quasi-gedepolariseerd, zichtbaar licht toegevoerd. De vlakken 23^ en 232 zijn in eerste instantie aanwezig voor het verkrijgen van een bijverlich-ting op de opneemvlakken 3, waarbij verder de infrarood filtering van belang is. In figuur 3b zijn met 44^ en 442 gebieden aangeduid via welke 8401309 , ft PHN 11.018 10 de bijverlichting door spiegeling wordt verkregen. Hierbij wordt volgens een aspekt van de uitvinding een deel van een vlak 23^ respektievelijk 232 benut voor de schuine inspiegeling van de testafbeelding, welk deel met het gebied 45 bij het vlak 232 is aangeduid. Het blijkt uit figuren 5 3a en 3b met een vertikaal opgestelde plaat 43 dat de inspiegeling met de optische as 24 schuin, naar rechts boven verloopt ten opzichte van de optische as 7.

In figuur 3a is voor de testbeeldprojektor 21 getekend dat tussen de lamp 27 en de testbeelddia 25 aanwezig zijn een infrarood fil-10 ter 46, een opale glasplaat en een glasplaat voor een kleurterrperatuur” korrektie van de lamp 27. Het infrarood filter 46 heeft hierbij een lagere grensfrekwentie voor infrarode straling dan de plaat 43.

15 20 25 30 1 8401309

Claims (8)

1. Kleur en televis iekamer a uitgevoerd net verscheidene opneem-elementen voor het omzetten van een optische afbeelding op een opneemr vlak van de opneemelementen in een elektrisch beeldsignaal, welke optische afbeeldingen worden verkregen via een in een optische weg voor 5 scênelicht voorkomend optisch kleurscheidingsstelsel waarbij optische assen als middenassen van de op het midden van de afbeeldingen gerichte scènelichtbundels, zijn gericht op de opneemvlakken, welke kamera is uitgevoerd met een testbeeldprojektor voor het via het optische kleur-scheidingsstelsel op de opneemvlakken verkrijgen van een testafbeelding 10 en met een afregelschakeling die gekoppeld is met de opneemelementen voor het net'behulp van de testafbeeldingen verkrijgen van synchrone beeldsignalen die bij een gezamenlijke weergave ervan optimale beeld-dekking hebben, met het kenmerk, dat het licht afkomstig van de testbeeldprojektor schuin ten opzichte van de genoemde optische assen in het . 15 kleurscheidingsstelsel wordt ingeschenen en daardoor onder een schuine hoek met de genoemde optische assen van het scênelicht op de opneemvlakken terecht komt, waarbij de kamera voor het verkrijgen van een optimale synchroniciteit van de beeldsignalen is uitgevoerd met voor-kompensatiemiddelen voor door de schuine lichtinval op de opneemvlakken 20 van de opneemelementen veroorzaakt afbeeldingsfouten.

2. Kleurentelevisiekamera volgens konklusie 1, met het kenmerk, dat in de televisiekamera buiten de optische weg voor het scênelicht een lichtreflekterend vlak aanwezig is waarop de testbeeldprojektor is gericht, waarbij het gereflekteerde licht van de testafbeelding onder 25 de schuine hoek met de genoemde optische assen in het kleurscheidingsstelsel aanwezig is.

3. Kleurentelevisiekamera volgens konklusie 1 of 2, met het kenmerk, dat in de testbeeldprojektor een dia als voorkompensatiemiddel schuin is aangebracht ten opzichte van de optische as van een in de 30 projektor aanwezig lichtbundel.

4. Kleurentelevisiekamera volgens één der voorafgaande konklusies, met het kenmerk, dat in de testbeeldprojektor een cylindrische plat-bol korrektielens als vcorkompensatiemiddel aanwezig is.

5. Kleurentelevisiekamera volgens één der voorafgaande konklu-35 sies, met het kenmerk, dat de afregelschakeling voor de synchroniciteit van de beeldsignalen als voorkompensatiemiddelen geheugenschakelingen bevat.

6. Kleurentelevisiekamera volgens konklusie 5, met het kenmerk, 8401309 - » PHN 11.018 12 dat een géheugenschakeling voor een aftastinstellirig aanwezig is bij een ingang van een schakeling voor de elektronische aftasting bij het opneemvlak van een opneemelement.

7. Kleurentelevisiékamera volgens konklusie 5 of 6, met het 5 kenmerk, dat een geheugenschakeling is uitgevoerd met een konstante-gelijkspanningvoerende instelbare potentiometer.

8. Kleurentelevisiekamera volgens één der voorafgaande konklu-sies, met het kenmerk, dat bij de afregelschakeling aanwezige voor-kompensatiemiddelen afschakelbaar zijn. 10 15 20 25 1 35 8401309