NL8400678A - Inrichting voor het ophangen van een gevelplaat voor een wand van een bouwwerk. - Google Patents

Description

a ~=—- % - 1 - NL 31908 Jb/hf

Inrichting voor het ophangen van een gevelplaat voor een wand van een bouwwerk.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het ophangen van een gevelplaat voor een wand van een bouwwerk, met een ankerbouwelement met een inrichting voor diens bevestiging aan de wand van een bouwwerk, een aansluit-5 bouwelement met een inrichting voor diens bevestiging aan de gevelplaat en een schroefverbinding tussen het ankerbouwelement en het aansluitbouwelement, waarbij het ankerbouwelement en het aansluitbouwelement elk een onder een hoek verlopend gedeelte voor het aanliggen tegen de wand van het 10 bouwwerk, respectievelijk tegen de gevelplaat bezitten, dat elk met een boring voor het opnemen van een bevestigings-schroefbout is uitgerust, terwijl voorts de schroefverbinding een lengteinstelling toelaat.

Een met behulp van een dergelijke inrichting op te 15 hangen gevelplaat is tenminste met twee inrichtingen van de beschreven opbouw of met meer dan twee inrichtingen van deze soort uitgerust (vergelijk DE-OS 32 00 715).

Bij een bekende uitvoering van de in de aanhef genoemde soort (DE-GM 82 00 534) zijn het ankerbouwelement en 20 het aansluitbouwelement als U-vormige draadbeugels uitgevoerd, die aan hun met elkaar samenwerkende beenuiteinden verbindende dwarsbalken dragen. De verbindende dwarsbalken behoren bij de schroefverbinding. Zij bezitten in het midden boringen, waardoor een in de langsrichting instelbare instel-25 schroef gevoerd is. Door het verstellen van de moer van de instelschroef, respectievelijk het verstellen van de instel-schroef in een schroefdraad in een der boringen van de dwarsbalken vindt de langsinstelling plaats. Dit heeft goed voldaan, doch is fabricagetechnisch ingewikkeld, daar een aantal op 30 verschillende wijze voorafvervaardigde bouwelementen met elkaar moeten worden verenigd. De bekende uitvoering maakt het mogelijk, een gevelplaat eerst met het heforgaan van een kraan of dergelijke in de juiste stand te brengen voor de wand van het bouwwerk, waaraan de plaat moet worden aange-35 bracht, de gevelplaat met behulp van twee of meer van de beschreven inrichtingen op te hangen, het heforgaan te verwij- 8400678 * t' s - 2 - deren en de gevelplaat daarna door het bedienen van de instelschroeven van de beschreven inrichtingen te richten en af te stellen. In de praktijk vindt dit richten en afstellen evenwel plaats, terwijl de gevelplaat nog aan het heforgaan 5 hangt, daar de instelschroeven dan gemakkelijker te bedienen zijn. Gebleken is, dat met een dergelijk heforgaan een voldoende nauwkeurige plaatsing van de gevelplaat voor de wand van een bouwwerk mogelijk is.

De uitvinding beoogt een inrichting van de in de 10 aanhef genoemde soort, die bij het richten en afstellen van gevelplaten met behulp van een heforgaan kan worden toegepast, wat betreft de schroefverbinding te vereenvoudigen, zodat de beschreven, op verschillende wij zenvooraf te vervaardigen bouwelementen onnodig worden. Niettemin moet een 15 zeer nauwkeurige fixering van de instelling en het richten mogelijk zijn.

Hiertoe wordt de inrichting volgens de uitvinding daardoor gekenmerkt, dat voor de schroefverbinding in het ankerbouwelement en in het aansluitbouwelement gatenrijen 20 zijn aangebracht, die met elkaar op de wijze van een nonius kunnen samenwerken, waarbij door een verzwenken van het aansluitbouwelement ten opzichte van het ankerbouwelement om de bijbehorende bevestigingsschroefbout, of omgekeerd, door een verzwenken van het ankerbouwelement een gat in de gaten-25 rij van het ankerbouwelement, alsmede een gat in de gatenrij van het aansluitbouwelement met elkaar in lijn brengbaar zijn en in de in lijn liggende gaten een verbindingsschroef kan worden aangebracht.

Een nonius is, zoals bekend, normaal een hulp-30 middel voor het aflezen van streepverdelingen. De nonius bestaat uit een langs de hoofdverdeling verschuifbare hulp-verdeling. De tussenruimten van de beide verdelingen 'verschillen een bepaalde waarde. Bij de zogenaamde aanvullende nonius komen n tussenruimten van de hulpverdeling met n-1 tussen-35 ruimten van de hoofdverdeling overeen, n wordt in het volgende als kenmerkingsgetal voor de nonius aangeduid. Het gaat om een geheel getal, meestal in het gebied van 1 tot 10. Afhankelijk van de instelling komen strepen van de hoofdverdeling en van de hulpverdeling als het ware in lijn te liggen.

8400678 \ __ - 3 - — %

Op overeenkomstige wijze komen gaten in lijn te liggen, indien men de strepen door gaten vervangt. Noniussen worden bij schuifkalibers, hoogtemeters, meetschroeven en bij deel-cirkels van ronde meettafels 'toegepast. De ontwikkeling van 5 inrichtingen voor het ophangen van een gevelplaat is door het bestaan van noniussen in andere gebieden van de techniek tot nu toe niet beïnvloed. Onder "op de wijze van een nonius" wordt verstaan, dat de beschreven gatenrijen niet mathematisch nauwkeurig, zoals bij een nonius gebruikelijk is, bij 10 elkaar moeten behoren. Ook moeten in de op de wijze van een nonius met elkaar samenwerkende bouwelementen niet alle n, respectievelijk n-1 gaten zijn aangebracht.

In principe is het bij een inrichting voor het ophangen van een gevelplaat bekend, te werken met een plat 15 staaldeel of een plaatmetaalband, die met een aantal op een rij liggende gaten is uitgevoerd. Dit leidt niet tot de nauwkeurige lengteinstelling, zodat extra instelschroeven zijn verwezenlijkt.

De uitvindincr benut het feit, dat gevelplaten bij 20 het ophangen regelmatig met behulp van een heforgaan gepositioneerd worden.

De uitvinding benut voorts het feit, dat de op de wijze van een nonius samenwerkende gaten in twee met elkaar samenwerkende elementen met een hoofdverdeling en een hulp-25 verdeling in de betekenis van de noniustheorie ook ongeveer langs een cirkelboog kunnen worden aangebracht, zodat een gat van een gatenrij in het aansluitbouwelement en een gat van een gatenrij in het ankerbouwelement door een verzwenken van deze bouwelementen ten opzichte van elkaar met elkaar in 30 lijn. gebracht kunnen worden. De cirkelboog kan in een aantal cirkelboogelementen, die onder elkaar zijn aangebracht, worden verdeeld. Het ligt in de aard van de op de wijze van een nonius samenwerkende gatenrijen, dat op deze wijze een zeer nauwkeurige fixering van de eerst door middel van het hef-35 orgaan ingestelde positionering van een gevelplaat mogelijk is, doordat door de zwenkbeweging bepaalde gaten met elkaar in lijn worden gebracht, indien slechts een voldoende groot aantal gatenrijen, respectievelijk gaten wordt verwezenlijkt. Het spreekt vanzelf, dat men het ankerbouwelement en het 8400678 -4- aansluitbouwelement zodanig zal uitvoeren, dat deze bouwelementen in het gebied van de gatenrijen als vlakken op elkaar liggen. Rekening houdend met het feit, dat in het algemeen slechts betrekkelijk kleine zwenkbewegingen noodza-5 kelijk zijn, kan in het kader van de uitvinding met zeer eenvoudige elementen worden gewerkt.

In dit verband wordt een uitvoeringsvorm van de uitvinding daardoor gekenmerkt, dat het ankerbouwelement als een met uitzondering van het onder een hoek verlopend gedeel-10 te recht plat staaldeel is uitgevoerd, dat een in de langs-richting verlopende gatenrij met op gelijke afstanden van elkaar liggende gaten bezit, terwijl het aansluitbouwelement als een met het onder een hoek verlopend gedeelte uitgevoerde, om zijn bevestigingsschroefbout verzwenkbare plaat 15 is uitgevoerd, die in de zwenkrichting tenminste één gatenrij bezit, waarvan de gaten ten opzichte van een zwenkcirkel-boog verplaatst zijn.

Een bij voorkeur toegepaste uitvoering van de uitvinding wordt daardoor gekenmerkt, dat het aansluitbouw-20 element een aantal op een rijafstand A van elkaar aangebrachte gatenrijen bezit.

Een voldoende nauwkeurige fixering van de verkregen instelling wordt bijvoorbeeld daardoor bereikt, dat de gaten van de gatenrij in het ankerbouwelement op een afstand 25 a van elkaar liggen en dat de verplaatsing v van de gaten in het aansluitbouwelement ten opzichte van de zwenkcirkel-bogen in de zwenkrichting van een gat naar een gat van v = a/n met steeds a/n toeneemt, indien n het kenmerkings-getal voor de nonius is.

30 Bij voorkeur is de rijafstand A van de gatenrijen in het aansluitbouwelement x/n groter dan de afstand a, waarbij x = 1, 2, 3, ..... .

Hierbij kan de afstand A tussen de gatenrijen in het aansluitbouwelement in radiale richting vanaf het zwenk-35 centrum steeds met a/n toenemen, bijvoorbeeld van 1,2a via 1,3a naar 1,4a.

Het is doelmatig, om de beschreven afstanden op de middelpunten van de gaten te betrekken.

In een uitvoeringsvorm, die uitmunt door eenvoud 8400678 - 5 -

V

en een gering materiaalgebruik, is de plaat, die het aansluitbouwelement vormt, in hoofdzaak driehoekig uitgevoerd. Vanzelfsprekend moeten voorzorgen worden getroffen, dat de gaten, die met elkaar in lijn komen te liggen, voldoende 5 coaxiaal wat betreft de gatboringen tegenover elkaar staan. Hiertoe wordt een bij voorkeur toegepaste uitvoering van de uitvinding daardoor gekenmerkt, dat het te zwenken bouwelement, bijvoorbeeld het aansluitbouwelement, volgens de zwenkbeweging kegelvormig is gebogen.

10 De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van de tekening, die een uitvoeringsvoorbeeld op schematische wijze weergeeft.

Fig. 1 is een zijaanzicht van een uitvoering van de inrichting volgens de uitvinding.

15 Fig. 2 is een bovenaanzicht op het ankerbouwele- ment van de inrichting volgens fig. 1, gezien in de richting van de pijl A.

Fig. 3 is een overeenkomstig bovenaanzicht op het aansluitbouwelement.

20 De in de tekening weergegeven inrichting dient voor het ophangen van een gevelplaat 1 voor een wand 2 van een bouwwerk. Tot deze inrichting behoren in principe een ankerbouwelement 3 met een inrichting voor diens bevestiging aan de wand 2 van het bouwwerk, een aansluitbouwelement 4 25 met een inrichting voor diens bevestiging aan de gevelplaat 1 en een schroefverbinding 5 tussen het ankerbouwelement 3 en het aansluitbouwelement 4.

Het ankerbouwelement 3 en het aansluitbouwelement 4 bezitten elk een onder een hoek verlopend gedeelte 6, res-30 pectievelijk 7 voor de aanligging tegen de wand 2 van het bouwwerk, respectievelijk tegen de gevelplaat 1. Deze onder een hoek verlopende gedeelten 6, 7 zijn elk met een boring 8, respectievelijk 9 voor het opnemen van een bevestigings-schroefbout 10, respectievelijk 11 uitgerust. De schroef-35 verbinding 5 laat een lengteinstelling in de richting van de in fig. 1 aangegeven dubbele pijl toe.

Uit een vergelijkende beschouwing van de fig. 1-3 blijkt, dat voor de schroefverbinding 5 in het ankerbouwelement 3 en in het aansluitbouwelement 4 gatenrijen 12, res- 8400678

k V

% - 6 - pectievelijk 13 zijn aangebracht, die op de wijze van een nonius met elkaar kunnen samenwerken. Door het verzwenken van het aansluitbouwelement 4 ten opzichte van het' anker-bouwelement 3 om de betreffende bevestigingsschroefbout 10 5 of omgekeerd door een verzwenken van het ankerbouwelement 3 kunnen een gat 14 in de gatênrij 12 in het ankerbouwelement en een gat 15 in de gatenrij 13 in het aansluitbouwelement met elkaar in lijn worden gebracht, zodanig, dat in de in lijn liggende gaten een verbindingsschroef 16 kan worden 10 aangebracht, zoals in fig. 1 werd afgebeeld.

In het uitvoeringsvoorbeeld en volgens een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is het ankerbouwelement 3 als een met uitzondering van het onder een hoek verlopende gedeelte 6 recht plat staal-15 deel uitgevoerd. Het ankerbouwelement bezit een in de langs-richting verlopende gatenrij 12 met op gelijke afstanden liggende gaten 14. Het aansluitbouwelement 4 is als een met het onder een hoek verlopend gedeelte 7 uitgevoerde, om haar bevestigingsschroef 11 verzwenkbare plaat uitgevoerd, die in 20 de zwenkrichting een aantal op een rijafstand A van elkaar aangebrachte gatenrijen 13 bezit, waarvan de gaten 15 ten opzichte van een zwenkcirkelboog 17 verplaatst zijn. In de fig. 2 en 3 zijn de onder een hoek verlopende gedeelten 6, respectievelijk 7 in het vlak teruggebogen afgeheeld, terwijl 25 voorts de plaat ter verduidelijking van de geometrische verhoudingen plat werd weergegeven.

In het uitvoeringsvoorbeeld is het kenmerkingsgetal voor de nonius 10. Indien men in de fig. 2 en 3 de geometrische verhoudingen nameet dan blijkt, dat de gaten 14 in de 30 gatenrij 12 in het ankerbouwelement een afstand a (van gat-middelpunt naar gatmiddelpunt) bezitten. Verder blijkt, dat de rijafstand A van de gatenrijen 13 in het aansluitbouwelement x/n groter is dan de afstand a, waarbij x = 1, 2, 3, ...... De verplaatsing van de gaten 15 van de gatenrijen 35 13 in het aansluitbouwelement ten opzichte van de zwenkcirkel-bogen 17 neemt in de zwenkrichting van gat tot gat van v = a/10 met a/10 toe. Overigens is in het uitvoeringsvoorbeeld volgens een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding de uitvoering zodanig, 8400678 % - 7 - dat de rijafstand A van de gatenrijen 13 in het aansluit-bouwelement in radiale richting vanuit het zwenkcentrum steeds met a/10 toeneemt, bijvoorbeeld van 1,2a via l,3a naar 1,4a.

In het algemeen is het voldoende, indien men een maat a van 5 3 tot 4 cm kiest. De plaat 4 is in het uitvoeringsvoorbeeld als een in hoofdzaak driehoekvormige plaat uitgevoerd. Indien men het aansluitbouwelement 4 verzwenkt dan beschrijft een zwenkstraal een kegelmantel, respectievelijk een kegelmantel-gedeelte. In de praktijk zal men derhalve het te zwenken bouw-10 element niet vlak uitvoeren, doch volgens de zwenkbeweging kegelvormig maken, hetgeen niet in de tekening werd weergegeven.

8400678

Claims (7)

1. Inrichting voor het ophangen van een gevel-plaat voor een wand van een bouwwerk, met een ankerbouw-element met een inrichting voor diens bevestiging aan de wand van het bouwwerk, een aansluitbouwelement met een 5 inrichting voor diens bevestiging aan de gevelplaat en een schroefverbinding tussen het ankerbouwelement en het aansluitbouwelement, waarbij het ankerbouwelement en het aansluitbouwelement elk een onder een hoek verlopend gedeelte voor het aanliggen tegen de wand van het bouwwerk, respectieve-10 lijk tegen de gevelplaat bezitten, dat elk met een boring voor het opnemen van een bevestigingsschroefbout is uitgerust, terwijl voorts de schroefverbinding een lengte-instelling toelaat, met het kenmerk, dat voor de schroefverbinding (5) in het ankerbouwelement (3) en in 15 het aansluitbouwelement (4) gatenrijen (12 respectievelijk 13) zijn aangebracht, die met elkaar op de wijze van een nonius kunnen samenwerken, waarbij door een verzwenken van het aansluitbouwelement (4) ten opzichte van het ankerbouwelement (3) om de bijbehorende bevestigingsschroefbout 20 (11), of omgekeerd, door een verzwenken van het ankerbouwelement (3) een gat (14) in de gatenrij (12) van het ankerbouwelement, alsmede een gat (15) in de gatenrij (13) van het aansluitbouwelement met elkaar in lijn brengbaar zijn en in de in lijn liggende gaten (14, 15) een verbindings-25 schroef (16) kan worden aangebracht,

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het ankerbouwelement (3) als een met uitzondering van het onder een hoek verlopend gedeelte (6) recht plat staaldeel is uitgevoerd, dat een in de langs- 30 richting verlopende gatenrij (12) met op gelijke afstanden van elkaar liggende gaten (14) bezit, terwijl het aansluitbouwelement (4) als een met het onder een hoek verlopend gedeelte (7) uitgevoerde, om zijn bevestigingsschroefbout (11) verzwenkbare plaat is uitgevoerd, die in de zwenkrich-35 ting tenminste één gatenrij (13) bezit, waarvan de gaten (15) ten opzichte van een zwenkcirkelboog (17) verplaatst zijn.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het 8400678 - 9 - kenmerk, dat het aansluitbouwelement (4) een aantal op een rijafstand A van elkaar aangebrachte gatenrijen (13) bezit.

4. Inrichting volgens een der conclusies 1-3, 5met het kenmerk, dat de gaten (14) van de gatenrij (12) in het ankerbouwelement op een afstand a van elkaar liggen en dat de verplaatsing (v) van de gaten (15) in het aansluitbouwelement (4) ten opzichte van de zwenkcirkelbogen (17) in de zwenkrichting van een gat (15) naar een gat (15) 10 van v = a/n met steeds a/n toeneemt, indien n het kenmer-kingsgetal voor de nonius is,

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat de rijafstand A van de gatenrijen (13) in het aansluitbouwelement x/n groter is dan de afstand 15 a, waarbij x = 1, 2, 3,___.. .

6. Inrichting volgens een der conclusies 3-5, met het kenmerk, dat de afstand A tussen de gatenrijen (13) in het aansluitbouwelement in radiale richting vanaf het zwenkcentrum steeds met a/n toeneemt, bijvoor- 20 beeld van 1,2a via 1,3a naar 1,4a.

7. Inrichting volgens een der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat het te zwenken bouwelement, bijvoorbeeld het aansluitbouwelement (4), volgens de zwenk-beweging kegelvormig is gebogen. 8400678