NL8320272A - Inrichting voor een fotografische camera. - Google Patents

Inrichting voor een fotografische camera. Download PDF

Info

Publication number
NL8320272A
NL8320272A NL8320272A NL8320272A NL8320272A NL 8320272 A NL8320272 A NL 8320272A NL 8320272 A NL8320272 A NL 8320272A NL 8320272 A NL8320272 A NL 8320272A NL 8320272 A NL8320272 A NL 8320272A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
cam
rear part
pressing member
camera rear
lever
Prior art date
Application number
NL8320272A
Other languages
English (en)
Other versions
NL191958B (nl
NL191958C (nl
Original Assignee
Sinar Ag Schaffhausen
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Sinar Ag Schaffhausen filed Critical Sinar Ag Schaffhausen
Publication of NL8320272A publication Critical patent/NL8320272A/nl
Publication of NL191958B publication Critical patent/NL191958B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL191958C publication Critical patent/NL191958C/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G03PHOTOGRAPHY; CINEMATOGRAPHY; ANALOGOUS TECHNIQUES USING WAVES OTHER THAN OPTICAL WAVES; ELECTROGRAPHY; HOLOGRAPHY
    • G03BAPPARATUS OR ARRANGEMENTS FOR TAKING PHOTOGRAPHS OR FOR PROJECTING OR VIEWING THEM; APPARATUS OR ARRANGEMENTS EMPLOYING ANALOGOUS TECHNIQUES USING WAVES OTHER THAN OPTICAL WAVES; ACCESSORIES THEREFOR
    • G03B19/00Cameras
    • G03B19/02Still-picture cameras
    • G03B19/10Plate or cut-film cameras

Landscapes

  • Physics & Mathematics (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Focusing (AREA)
  • Accessories Of Cameras (AREA)
  • Studio Devices (AREA)
  • Camera Bodies And Camera Details Or Accessories (AREA)

Description

i 8320272 VO 6102
Inrichting voor een fotografische camera.
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een voor een fotografische camera bestemde inrichting met een framevormig camera-achterdeel, dat een steunvlak voor een fotografisch opnamemateriaal of voor een het opnamemateriaal bevattende cassette definieert, en met 5 een aan de achterzijde van het camera-achterdeel geplaatst aandruk- orgaan, dat door middel van veren met het camera-achterdeel beweegbaar verbonden is, welke veren ernaar streven het aandrukorgaan in de richting van het steunvlak van het camera-achterdeel te drukken.
Een inrichting van het bovenstaande type is bijvoorbeeld in 10 een cassettecamera voor professionele doeleinden te vinden. Het met het camera-achterdeel door middel van veren verbonden aandrukorgaan laat zich tegen de invloed van de veren in van het camera-achterdeel optillen, om een cassette met het fotografische opnamemateriaal tussen het camera-achterdeel en het aandrukorgaan te kunnen schuiven. De ge-15 noemde veren hebben tot doel het aandrukorgaan steeds in de richting van het camera-achterdeel te drukken, zodat de ingeschoven cassette strak aanliggend tegen het steunvlak van het camera-achterdeel wordt vastgehouden. Opdat dit in iedere positie van de camera en ook dan gewaarborgd' is, wanneer aan het aandrukorgaan op bekende wijze nog 20 extra inrichtingen, zoals bijvoorbeeld een matglas en eventueel verdere hulpinrichtingen voor beeldwaarneming, bevestigd zijn, moet de op het aandrukorgaan werkende veerkracht verhoudingsgewijs groot zijn. Voor het geval - zoals bekend - het aandrukorgaan tegelijkertijd als drager van een matglas voor de beeldwaarneming en scherpsteHing is uitge-25 voerd, hebben de genoemde veren ook het verdere doel, bij uitgetrokken cassette het aandrukorgaan aanliggend tegen het steunvlak van het camera-achterdeel te houden, waarbij dan de matte zijde van het matglas in hetzelfde vlak dient te liggen, als bij ingeschoven cassette de lichtgevoelige laag van het in de cassette opgeslagen fotografische 30 opnamemateriaal.
De vereiste relatief grote veerkracht van de het aandrukorgaan met het camera-achterdeel verbindende veren heeft het nadeel, dat het optillen van het aandrukorgaan van het camera-achterdeel voor het plaatsen van de het fotografisch opnamemateriaal bevattende cassette 8320272 -2- bemoeilijkt wordt en dat bij het terugbewegen van het aandrukorgaan onder invloed van de veren in de positie voor het vasthouden van de ingeschoven cassette of zelfs in de tegen het camera-achterdeel aanliggende positie relatief hoge versnellingen en overeenkomstig hoge bewe-5 gingssnelheden het gevolg zijn. Dit veroorzaakt bij het stuiten van het aandrukorgaan tegen de ingeschoven cassette respectievelijk tegen het camera-achterdeel ongewenste trillingen van de camera, schadelijke mechanische belastingen van de onderdelen en storende geluiden.
Het is daarom het doel van de onderhavige uitvinding ten be-10 hoeve van het opheffen van de beschreven nadelen een inrichting van het in de aanhef genoemde type zodanig uit te voeren, dat zonder een reductie van de het aandrukorgaan tegen het camera-achterdeel drukkende veerkracht het stuiten van het aandrukorgaan tegen de ingeschoven casette respectievelijk tegen het camera-achterdeel tot een niet meer storend 15 niveau is teruggebracht.
Deze opgave is volgens de uitvinding opgelost door de in de conclusies gedefinieerde kenmerken.
Bijzonderheden en voordelen van de uitvinding blijken uit de nu volgende beschrijving van uitvoeringsvoorbeelden en uit de bijge-20 voegde tekeningen, waarin een voorkeursuitvoeringsvorm van een uitvin-dingsvoorwerp zuiver als voorbeeld veraanschouwelijkt is.
Pig. 1 toont een volgens de uitvinding uitgevoerde inrichting voor een matglas- en cassettecamera in zijaanzicht, en wel in de positie voor de beeldwaarneming en scherpstelling; 25 fig. 2 is een aanzicht van dezelfde inrichting van links af in fig. 1 gezien; fig. 3 is een aan fig. 1 analoog zijaanzicht van de inrichting in de voor het schuiven van een cassette voorbereide positie van de delen; 30 fig. 4 toont dezelfde inrichting tezamen met een in de opname- positie ingeschoven cassette, eveneens in het zijaanzicht, analoog aan fig. 1; 8 3 2 0 t72 fig. 5 geeft op vergrote schaal een langsdoorsnede door een hydraulische reminrichting weer, die een onderdeel van de inrichting 35 volgens de fig. 1-4 is.
-3-
De in de fig. 1-4 weergegeven matglasinrichting voor een groot formaat cassettecamera bezit een raamvormig camera-achterdeel 11, dat een cassettesteunvlak definieert, evenals een eveneens raamvormige matglasdrager 13, waarin een matglas 14 bevestigd is. Het camera-5 achterdeel 11 en de matglasdrager 13 zijn onderling verbonden door middel van twee bladveren 15, die elk met hun ene einde aan het camera-achterdeel 11 en met hun andere einde aan matglasdrager 13 bevestigd zijn. Door middel van de veren 15 is de matglasdrager 13 beweegbaar bevestigd aan het camera-achterdeel 11. De veren 15 hebben de neiging 10 de matglasdrager 13 steeds tegen het camera-achterdeel 11 te drukken.
Op de matglasdrager 13 zijn steunslededelen 16 geplaatst, die tot doel hebben bij de beeldwaarneming en scherpstelling van het matglasbeeld tegen het cassettesteunvlak 12 aan te liggen en daarbij de afstand van het gematteerde vlak van het matglas 14 ten opzichte van het cassette-15 steunvlak 12 vast te leggen. De genoemde afstand, in vaktaal "matglas-steunmaat" genoemd, komt overeen met de z.g. "filmsteunmaat", dat is de afstand van het lichtgevoelige vlak van een in een cassette opgeslagen fotografisch opnamemateriaal ten opzichte van het voorvlak van de cassette.
20 Op twee parallel tegenover elkaar gelegen framelijsten 13A en 13B van de matglasdrager 13, langs welke framelijsten zich de veren 15 uitstrekken, is telkens een nok 17 resp. 18 door middel van een asstomp 19 resp. 20 zwenkbaar gelagerd. De geometrische langsassen van de beide asstompen 19 en 20 liggen in één lijn, lopen parallel aan het 25 matglas 14 en bevinden zich elk ongeveer in het midden van de langs-afmeting van de betreffende framelijst 13A resp. 13B. De nokken 17 en 18 zijn elk als vlak deel uitgevoerd en reiken elk door een sleufvormige doorbreking van de betreffende framelijst. Beide nokken 17 en 18 hebben overeenkomende vorm en grootte, en bezitten elk een versmald 30 einde 21, dat bestemd is voor het glijdend samenwerken met een glij-vlak 22 van het camera-achterdeel 11.
Langs een andere framelijst 13C van de matglasdrager 13 loopt een as 23, die in lagerbussen 24 en 25 op twee hoeken van de matglasdrager draaibaar gelagerd is. Aan beide zijden van de as 23 is een als 35 handgreep gevormde hefboom 26 resp. 27 bevestigd, welke door middel van een arm 28 resp. 29 met de nok 17 resp. de nok 18 in bewegings- 8320272 % -4- verbinding staat. De amen 28 en 29 lopen vrijwel parallel aan de frame-lijsten 13A en 13B. Voor de scharnierverbinding van de arm 28 met de hefboom 26 is een aan de laatste bevestigde scharnierbout 30 aanwezig, welke in een boring 31 in het ene einddeel van de arm 28 ingrijpt.
5 Het tegenovergelegen einddeel van de arm 28 heeft een langssnede 32, waarin de nok 17 steekt. Voor de scharnierverbinding van de nok 17 met de arm 28 is een scharnierpen 33 aanwezig, die door in eikaars verlengde liggende boringen in de nok 17 en het ingesneden einddeel van de arm 28 reikt. De scharnierverbindingen van de andere arm 29 met 10 de tweede hefboom 27 en de tweede nok 18 zijn op volledig analoge wijze verwezenlijkt. Door de beschreven opstelling wordt bereikt, dat bij het bedienen van de ene of de andere van de twee in vorm en grootte overeenkomende hefbomen 26 en 27 de beide nokken 17 en 18 tegelijkertijd en in gelijke zin gedraaid worden. De draaistanden van de beide 15 hefbomen 26 en 27 evenals van de beide nokken 17 en 18 komen steeds met elkaar overeen.
Door bedienen van één van de als handgreep uitgevoerde hefbomen 26 en 27 zijn de beide nokken 17 en 18 elk tussen twee eindposities verdraaibaar. In de eerste eindpositie, zoals deze in fig. 1 20 is weergegeven, strekken de nokken 17 en 18 zich in principe vrijwel parallel aan de framelijsten 13A en 13B van de matglasdrager 13 uit, waarbij het versmalde einde 21 van elke nok ietwat is afgetild van het bijbehorende glijvlak 22 van het camera-achterdeel 11. In deze eerste eindpositie staan de nokken 17 en 18 derhalve toe, dat het matglas-25 raamwerk met zijn steunslededelen 16 direkt tegen het cassettesteun-vlak 12 aanligt. In de tweede eindpositie, zoals deze in fig. 3 is weergegeven, zijn de nokken 17 en 18 ten opzichte van de eerste eindpositie over ongeveer 90° gedraaid, zodat de nokken zich in principe vrijwel loodrecht ten opzichte van de framelijsten 13A en 13B van de 30 matglasdrager 13 uitstrekken en het versmalde einde 21 van elke nok buiten de steunslededelen 16 van de matglasdrager 13 uitsteekt en op het glijvlak 22 van het camera-achterdeel 11 steunt. In deze tweede eindpositie van de nokken 17 en 18 is zodoende de matglasdrager 13 tegen de invloed van de veren 15 van het camera-acherdeel 11 afgetild, 35 waarbij de positie van de nokken 17 en 18 en de werking van de veren 15 zodanig op elkaar afgestemd zijn, dat de matglasdrager 13 de in 8320272 -5- fig. 3 getoonde schuine positie ten opzichte van het camera-achterdeel 11 inneemt. Bij de eerste eindpositie van de nokken 17 en 18 (fig. 1) hebben de als handgreep gevormde hefbomen 26 en 27 elk een aan de frame-lijsten 13A en 13B van de matglasdrager 13 nagenoeg evenwijdige stand, 5 die in het volgende als ruststelling is aangeduid. In tegenstelling daarmee nemen bij de tweede eindpositie van de nokken 17 en 18 (fig. 3) de hefbomen 26 en 27 elk een ten opzichte van de framelijsten 13A en 13B van de matglasdrager 13 vrijwel loodrechte positie in.
Aan de framelijst 13A van de matglasdrager 13 is een langge-10 rekte cilinder 35 bevestigd, zodat zijn geometrische langsas parallel aan het matglasvlak en vrijwel radiaal ten opzichte van de asstomp 19 loopt, waarom de nok 17 draaibaar is. De cilinder 35 is een onderdeel van een hydraulische reminrichting 36, die nu in detail onder verwijzing naar fig. 5 toegelicht wordt.
15 In het binnenste van de cilinder 35 zijn een eerste zuiger 37 en een tweede zuiger 38 axiaal beweegbaar geplaatst. Tussen de beide zuigers 37 en 38 bevindt zich een met de cilinder 35 vast verbonden lichaam 39, dat de ruimte tussen de zuigers 37 en 38 in twee kamers 40 en 41 verdeelt. Het lichaam 39 heeft een eerste boring 42 met verhou-20 dingsgewijs kleine doorlaatdoorsnede en een tweede boring 43 met aanmerkelijk grotere doorlaatdoorsnede. Door deze boringen 42 en 43 zijn de beide kamers 40 en 41 met elkaar verbonden. De boring 43 met de grotere doorlaatdoorsnede is in twee gedeelten met verschillende dia-mters verdeeld, zodat op de overgangsplaats tussen de beide delen een 25 ringborst 44 aanwezig is. In het van de grotere diameter voorziene deel van de boring 43 bevindt zich een kogel 45, welke door aanslag tegen de ringborst 44 de boring 43 afsluiten kan. Een pen 46 is diametraal door het de kogel 45 bevattende deel van de boring 43 gestoken om de kogel te beletten de boring 43 te verlaten, doch deze wel toe-30 staat, zich te verwijderen van de ringborst 44. De beide kamers 40, 41 en de boringen 42, 43 zijn met een hydraulische vloeistof gevuld. Een verhoudingsgewijs zwakke drukveer 47 is tussen de zuiger 37 en een daaraan grenzend eindstuk 48 van de cilinder 35 geplaatst en heeft de neiging de zuiger 37 tegen het stationaire lichaam 39 te schuiven.
35 De andere zuiger 38 is aan een einde van een zuigerstang 50 bevestigd, die uit de cilinder 35 steekt.
8320272 -6-
Het van de zuiger 38 afgewende vrije einde 51 van de zuiger-stang 50. is bestemd om met een als stuurcurve 52 gevormde randzijde van de nok 17 samen te werken, zoals uit de fig. 1-3 blijkt. Wanneer het einde 51 van de als stoter dienende zuigerstang 50 onbelast is, 5 schuift de veer 47 de zuiger 37 in de richting van het stationaire lichaam 39, waarbij een deel van de in de kamer 40 aanwezige vloeistof door de boringen 42 en 43 van het lichaam 39 in de andere kamer 41 gedrukt wordt. Onder de in de kamer 40 thans heersende hogere druk wordt de kogel 45 van de ringborst 44 van de boring 43 afgetild, zodat de 10 doorstroming van de vloeistof ook door de boring 43 met de grotere diameter mogelijk is. De in de kamer 41 binnenstromende vloeistof veroorzaakt een overeenkomstige beweging van de tweede zuiger 38 van het stationaire lichaam 39 af, waarbij het vrije einde 51 van de zuigerstang 50 tegen de stuurcurve 52 van de nok 17 aangedrukt wordt. Omdat 15 de vloeistofstroming van kamer 40 naar kamer 41 gelijktijdig door beide boringen 42 en 43 plaatsvindt, ondervindt deze stroming slechts een verhoudingsgewijs geringe weerstand. Daarom is een relatief zwakke drukkracht van de veer 47 voldoende om het vrije einde 51 van de zuigerstang 50 in contact met de stuurcurve 52 van de nok 17 te houden, 20 onafhankelijk van de betreffende draaipositie van de nok 17.
Wanneer men door bediening van een van de als handgreep uitgevoerde hefbomen 26 en 27 de nokken 17 en 18 uit hun in fig. 3 weergegeven tweede eindpositie naar hun in fig. 1 weergegeven eerste eindpositie draait, wordt door middel van de stuurcurve 52 van de nok 17 25 de zuigerstang 50 in de cilinder 35 gedrukt. Hierbij wordt de zuiger 38 naar het stationaire lichaam 39 in de cilinder verplaatst, waarbij het volume van de kamer 41 verminderd wordt. Een deel van de in de kamer 41 aanwezige vloeistof wordt daarom door de boring 42 met de kleinere diameter in de andere kamer 40 gedrukt. Een wegstromen van 30 vloeistof uit de kamer 41 door de boring 43 met de grotere doorlaat-doorsnede wordt door de kogel 45 verhinderd, daar deze door de in de kamer 41 thans heersende hogere druk tegen de ringborst 44 gedrukt wordt om de doorlaat door de boring 43 af te sluiten. Daardoor ondervindt de vloeistofstroming van de kamer 41 naar de kamer 40 een aan-35 merkelijk hogere weerstand dan de stroming in omgekeerde richting.
8320272 -7-
Het gevolg daarvan is, dat de beweging van de zuiger 38, de zuiger-stang 50 en tenslotte ook van de nok 17 aanzienlijk geremd of gedempt wordt. De de beweging tegenwerkende remming is des te groter naarmate de bewegingssnelheid hoger is, dat wil zeggen er ontstaat een dyna-5 mische bewegingsdemping. De de kamer 40 binnenstromende vloeistof veroorzaakt een overeenkomstige beweging van de zuiger 37 van het lichaam 39 af, waarbij de veer 47 toenemend gespannen wordt. De werking van de veer 47 draagt eveneens, zij het in geringe mate, bij aan de remming van de beweging van de zuiger 38 naar het lichaam 39 toe.
10 Het is doelmatig gebleken, de stuurcurve 52 spiraalvormig te vormen, zodat deze door de formule b<$ r = a . e gedefinieerd is, in welke formule r = variabele radius van de stuurcurve gemeten vanaf de 15 geometrische draaiingsas van de nok 17, a = afstand van het met het vrije einde 51 van de als stoter dienende zuigerstang 50 samenwerkende deel van de stuurcurve tot de geometrische draaiingsas van de nok 17 resp. 18, wanneer de nok zich in zijn 20 tweede eindpositie volgens fig. 3 bevindt, b = een constate en φ = draaiingshoek van de nok 17 gemeten uitgaande van zijn tweede eindpositie in de richting van zijn eerste eindpositie.
25 Door de vormgeving van de stuurcurve volgens de bovenstaande formule wordt op voordeelbiedende wijze bereikt, dat op iedere con-tactplaats tussen het vrije einde 51 van de zuigerstang 50 en de stuurcurve 52 van de nok 17 de betreffende raaklijn van de stuurcurve dezelfde hoek ten opzichte van de langsas van de zuigerstang heeft. Dit 30 betekent, dat de richtingen van de krachtvectoren in iedere draai-positie van de nok 17 dezelfde zijn.
De as 23 is omgeven door een schroefveer 53 (fig. 2), die met één van zijn einden aan de as 23 verankerd is en met zijn andere einde aangrijpt op de matglasdrager 12. De veer 53 heeft tot doel op de as 35 23 een verhoudingsgewijs zwak, in fig. 1 kloksgewijs draaimoment uit 8320272 -8- te oefenen, om de als handgreep uitgevoerde hefbomen 26 en 27 in hun rustpositie volgens fig. 1 en 4 te houden.
De gebruiks- en werkwijze van de beschreven en weergegeven matglasinrichting is als volgt: 5 Er wordt vooraf aangenomen, dat het camera-achterdeel 11 op bekende wijze met andere (niet-weergegeven) camera-delen, zoals in het bijzonder balgen, camera-voordeel en objectief, tot een fotografische camera is samengesteld. Voor de beeldwaameming op het matglas 14 en voor de scherpsteHing van het matglasbeeld moeten de als hand-10 greep uitgevoerde hefbomen 26 en 27 in hun rustpositie volgens de fig. 1 en 2 staan. Dan bevinden de beide draaibare nokken 17 en 18 zich ieder in hun eerste eindpositie volgens fig. 1, waarbij het versmalde einde 21 van elke nok enigszins van het camera-achterdeel 11 is afgetild en de steunslededelen 16 van de matglasdrager 13 onder de invloed 15 van de veren 15 direkt tegen het cassettesteunvlak 12 van het camera-achterdeel 11 aanliggen. De hefbomen 26, 27 en de nokken 17, 18 worden in de beschreven posities gehouden onder de invloed van de schroefveer 53, welke de as 23 omgeeft. Door de stuurcurve 52 van de nok 17 is de zuigerstang 50 in de cilinder 35 maximaal ingeschoven. De daardoor 20 samengedrukte veer 47 (fig. 5) in het binnenste van de cilinder 35 oefent via de zuiger 37, de hydraulische vloeistof, de zuiger 38 en de zuigerstang 50 een bepaald, in fig. 1 anti-kloksgewijs koppel uit op de nok 17. Dit koppel is echter kleiner dan het in tegengestelde zin werkende koppel, dat door de schroefveer 43 wordt opgewekt.
25 Wanneer de fotograaf een gebruikelijke cassette met lichtge voelig fotografisch opnamemateriaal tussen het camera-achterdeel 11 en d e matglasdrager 13 wil inschuiven, draait hij eerst een of beide van de als handgrepen uitgevoerde hefbomen 26 en 27 over ongeveer 90° in de in fig. 3 weergegeven positie. Hierbij worden door middel van de 30 armen 28 en 29 tegelijkertijd de beide nokken 17 en 18 in gelijke draaizin eveneens over ongeveer 90° in de tweede eindpositie volgens fig. 3 gezwenkt, waarbij het versmalde einde 21 van elke nok 17 resp.
18 op het bijbehorende glijvlak 22 van het camera-achterdeel 11 steunt en langs dit glijvlak glijdt. De matglasdrager 13 wordt hierdoor tegen 35 de werking van de veren 15 in van het camera-achterdeel 11 opgetild tot deze de in fig. 3 weergegeven positie inneemt. Tussen het camera- 8320272 -9- achterdeel 11 en de matglasdrager 13 bevindt zich nu een in principe wigvormige tussenruimte, die het inschuiven van de cassette mogelijk maakt. Bij de draaiing van de nokken 17 en 18 blijft het vrije einde 51 van de zuigerstang 50 steeds in contact met de stuurcurve 52 van de 5 nok 17, en wel onder de invloed van de veer 47 in het binnenste van de cilinder 35, zoals met betrekking tot fig. 5 reeds verklaard is. Opgemerkt dient te worden, dat in de tweede eindpositie van de nokken 17 en 18 de versmalde einden 21 daarvan enigszins over hun dode punt heen in fig. 3 naar boven bewogen zijn. Hierdoor wordt bereikt, dat deze 10 eindpositie van de nokken 17 en 18 gehandhaafd blijft, wanneer de fotograaf één of beide hefbomen 26 en 27 loslaat.
De fotograaf kan nu een cassette 54 (fig. 4) in de tussenruimte tussen het camera-achterdeel 11 en de matglasdrager 13 schuiven. Hierna draait hij één van de als handgrepen uitgevoerde hefbomen 26 en 15 27 enigszins naar zijn rustpositie terug, waardoor de nokken 17 en 18 dienovereenkomstig uit hun tweede eindpositie naar de eerste eindpositie terugdraaien en de versmalde einden 21 van de nokken over hun dode punt heen terugbewogen worden. Onder invloed van de veren 15 wordt de matglasdrager 13 krachtig tegen de achterzijde van de cassette 54 ge-20 drukt, waardoor tenslotte de voorzijde van de cassette tegen het cassettesteunvlak 12 van het camera-achterdeel 11 gedrukt wordt. Daarbij verhinderen de nokken 17 en 18 in samenwerking met de reminrich-ting 36, dat de matglasdrager 13 hard tegen de ingeschoven cassette 54 stuit. Wanneer nl. de nokken 17 en 18 uit hun tweede eindpositie naar 25 hun eerste eindpositie teruggedraaid worden, wordt door middel van de stuurcurve 52 van de nok 17 de zuigerstang 50 in de cilinder 35 gestoten en daarmee de zuiger 38 (fig. 5) naar het stationaire lichaam 39 in de cilinder 35 bewogen. Deze beweging wordt door de hydraulische vloeistof in cilinder 35, zoals reeds bovenbeschreven, tegengewerkt met 30 een van de bewegingssnelheid afhankelijke weerstand, waardoor de draai-beweging van de nokken 17 en 18 en ten slotte ook de beweging van de matglasdrager naar de ingeschoven cassette 54 overeenkomstig gedempt worden. Zo wordt een zacht gaan aanliggen van de matglasdrager 13 tegen de cassette 54 bereikt. Onder de invloed van de, de as 23 omgevende 35 schroefveer 53 worden ten slotte de hefbomen 26, 27 in hun rustpositie en de nokken 17, 18 in hun eerste eindpositie verder gezwenkt, zoals in fig. 4 weergegeven is.
8320272 -lO-
Om de cassette 54 uit het camera-achterdeel 11 te verwijderen, activeert de fotograaf eerst weer ten minste één van de hefbomen 26 en 27, zodat de nokken 17 en 18 uit hun eerste eindpositie naar hun tweede eindpositie gedraaid worden. Zodra de versmalde einden 21 van de 5 beide nokken 17, 18 met de bijbehorende glijvlakken 22 van het camera-achterdeel 11 in aanraking komen, wordt bij de verdere draaiing van de hefbomen 26, 27 en de nokken 17, 18 de matglasdrager 13 van de achterzijde van de cassette 54 afgetild. Wanneer de nokken 17, 18 hun tweede eindpositie volgens fig. 3 bereikt hebben, laat zich de cassette moei-10 teloos uit de tussenruimte tussen camera-achterdeel 11 en matglasdrager 13 uittrekken.
Wanneer de fotograaf de matglasdrager 13 uit de in fig. 3 weergegeven, van de van het camera-achterdeel 11 afgetilde positie in de basispositie volgens fig. 1 terug wil brengen, moet hij slechts ten 15 minste één van de als handgrepen uitgevoerde hefbomen 26 en 27 zover naar hun rustpositie terugdraaien tot.het versmalde einde 21 van één van beide nokken 17 resp. 18 vanuit de tweede eindpositie over het dode punt heen terugbewogen is. Daarna kunnen de veren 15 uit zichzelf de matglasdrager 13 naar het camera-achterdeel 11 toe bewegen, waarbij 20 de nokken 17 en 18 in hun eerste eindpositie gedraaid worden, maar de draaibeweging van de nokken door middel van de stuurcurve 52 van de nok 17, de zuigerstang 50 en de reminrichting 36 dynamisch gedempt wordt, zoals reeds beschreven. Op deze wijze wordt een heftig stuiten van de matglasdrager 13 tegen het camera-achterdeel 11 vermeden. Bij doelma-25 tige dimensionering en vormgeving van de nokken 17, 18, de stuurcurve 52 en de reminrichting 36 is te bereiken, dat de slededelen 16 van de matglasdrager 13 zacht op het cassettesteunvlak neerkomen.
Het is voor de vakman duidelijk, dat het beschreven uitvoerings-voorbeeld op verschillende wijzen kan worden gemodificeerd. Zo is het 30 bijvoorbeeld mogelijk niet alleen de nok 17 maar ook de tweede nok 18 van een reminrichting 36 te voorzien, waarbij op doelmatige wijze de beide reminrichtingen voor de nokken 17 en 18 gelijk zijn uitgevoerd. Verder is het mogelijk één van de hefbomen 26 en 27 zodanig te verkorten, dat deze niet meer als handgreep voor het bedienen van de inrich-35 ting te gebruiken is. Ook kan ten minste één van de nokken 17, 18 zelfs voorzien zijn van een achterwaartse verlenging, die als bedie- 8320272 -11- ningshandgreep dient. Er zijn verder talrijke variaties van de rem-inrichting 36 mogèlijk. In het bijzonder kan in plaats van een vloeibaar drukmiddel een gasvormig.drukmiddel worden toegepast. Ten slotte is het ook mogelijk de draaibare nokken 17, 18, de hefbomen 26, 27 en 5 de armen 28, 29 in plaats van aan de matglasdrager 13 aan het camera-achterdeel 11 te bevestigen, zodat de nokken elk met een glijvlak op de matglasdrager glijdend samenwerken.
In alle gevallen is het voordeelbiedend de bewegingsoverdracht van de nok 17 op de reminrichting 36 op de bovenbeschreven wijze door 10 middel van een stuurcurve 52 en de daar glijdend tegen aanliggende stoter 50 te verwezenlijken, omdat hierdoor met de gegeven ruimteverhoudingen in tegenstelling tot bijvoorbeeld een directe hefboomverbinding een optimale overdrachtsfunctie tussen de bewegingen van de matglasdrager 13 en de stoter 50 te bereiken is.
15 De uitvinding is ook toepasbaar op inrichtingen, waarbij in plaats van de matglasdrager 13 een anders uitgevoerd aandrukorgaan aanwezig is, bijvoorbeeld in de vorm van een ondoorschijnende achterwand, die als functie heeft, onder de invloed van de veren 15 een tussen het camera-achterdeel 11 en het aandrukorgaan geplaatste cassette 20 of eventueel ook slechts een fotografisch opnamemateriaal tegen het steunvlak van het camera-achterdeel 11 aan te drukken.· 25 30 35 8320272

Claims (13)

1. Voor een fotografische camera bestemde inrichting met een raamvormig camera-achterdeel, dat een steunvlak voor een fotografisch opnamemateriaal of voor een het opnamemateriaal-bevattende cassette definieert, en met een aan de achterzijde van het camera-achterdeel 5 geplaatst aandrukorgaan, dat door middel van veren met het camera-achterdeel beweegbaar verbonden is, welke veren ernaar streven het aandrukorgaan in de richting van het steunvlak van het camera-achterdeel te drukken, gekenmerkt door ten minste één dempinrichting (17-52), die onder invloed van de veren optredende bewegingen van het aandruk-10 orgaan (13) afhankelijk van de betreffende bewegingssnelheid dempt.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met:het kenmerk, dat de dempinrichting (17-52) voorzien is van een nok (17), die op één van de onderdelen camera-achterdeel (11) en aandrukorgaan (13) om een aan het steunvlak van het camera-achterdeel evenwijdige zwenkas (19) draai- 15 baar gelagerd is en een van de draaias (19) afgewend einddeel (21) o heeft, door middel waarvan de nok (17) op het andere van de genoemde onderdelen glijdend ondersteunbaar is, dat de nok (17) tussen twee eindposities verdraaibaar is, waarbij in de eerste eindpositie de nok (17) het voor het aandrukorgaan (13) mogelijk maakt tegen het steun-20 vlak (12) van het camera-achterdeel (11) aan te liggen en in de tweede eindpositie de nok (17) het aandrukorgaan (13) in een van het camera-achterdeel (11) verwijderde positie houdt om het inschuiven van een fotografisch opnamemateriaal of een dit bevattende cassette (54) tussen het camera-achterdeel (11) en het aandrukorgaan (13) mogelijk te maken, 25 en dat de nok (17) met een reminrichting (36) in bewegingsverbinding staat, waarbij de reminrichting (36) de draaibeweging van de nok (17) in de richting van zijn tweede naar de eerste eindpositie remt.
3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de nok (17) een stuurcurve (52) heeft, die glijdend aanligt tegen een stoter (50), 30 welke onder de invloed van de reminrichting (36) staat, dat het met de stuurcurve (52) samenwerkende deel (51) van de stoter (50) ten minste bij benadering radiaal ten opzichte van de draaias (19) van de nok (17) beweegbaar is en onder de invloed van een hulpveer (47) voortdurend in contact met de stuurcurve (52) gehouden wordt, en dat de 35 reminrichting (36) verder zodanig is uitgevoerd, dat de stoter (50) in 8320272 -13- de richting van de draaias (19) van de nok (17) slechts door het overwinnen van een remming beweegbaar is, in omgekeerde richting echter praktisch ongeremd beweegbaar is.
4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de stuur-5 curve (52) van de nok (17) ten minste bij benadering door de formule b<|> r = a . e gedefineerd is, waarin: r = variabele radius van de stuurcurve (52) gemeten vanaf de geometrische zwenkas van de nok (17), 10 a = afstand van het met de stoter (50) samenwerkende deel van de stuurcurve (52) tot de geometrische draaias, wanneer de nok (17) zich in zijn tweede eindpositie bevindt; b = constante; 15 φ = draaiingshoek van de nok (17) vanuit zijn tweede eind- . , . positie naar zijn eerste eindpositie.
5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat de reminrichting (36 L. voorzien is van een cilinder (35) en een daarin beweegbare zuiger (38), die met het andere einde van de als zuiger- 20 stang uitgevoerde stoter (50) in verbinding staat, dat in de cilinder (35) ten minste één een vloeibaar of gasvormig drukmedium-bevattende kamer (41) met een door verschuiven van de zuiger (38) veranderbaar volume aanwezig is en dat een de kamer (41) begrenzend wanddeel (39) voorzien is van ten minste één doorlaatopening (42, 43) voor het druk-25 medium en ten minste een éénwegventiel (44, 45) voor het zelfstandig afsluiten van ten minste een deel (43) van de doorlaatopening tegen het doorlaten van het drukmedium in één richting heeft.
6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het aan-drukorgaan (13) raamvormig is en dat de cilinder (35) van de rem- 30 inrichting aan een framelijst (13A) van het aandrukorgaan (13) respectievelijk van het earnera-achterdeel (11) bevestigd is, waarbij de langsas van de cilinder (35) parallel aan de langsrichting van de genoemde framelijst (13A) en ongeveer radiaal ten opzichte van de draaias (19) van de nok (17) loopt. 8320272 -14-
7. Inrichting volgens één van de conclusies 2-6, met het kenmerk, dat de nok (17) met een hefboom (26) in werkverbinding staat, die is uitgevoerd als handgreep voor het draaien van de nok (17) van ten minste zijn eerste in zijn tweede eindpositie.
8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de als handgreep uitgevoerde hefboom (26) draaibaar is om een ten opzichte van de draaias (19) van de nok (17) evenwijdige as (23) en door middel van een arm (28) met de nok (17) gekoppeld is, en dat de draaias (19) van de nok (17) bij benadering in het midden van de langsafme-10 ting van de framelijst(13A) van het camera-achterdeel (11) respectievelijk het aandrukorgaan (13) geplaatst is, terwijl een lager (24) voor de as (23) van de als handgreep uitgevoerde hefboom (26) aan een einde van de genoemde framelijst (13A) geplaatst is en de arm (28) ongeveer parallel aan deze framelijst (13A) loopt.
9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat op een parallel tegenover de genoemde framelijst (13A) liggende framelijst (13B) van het aandrukorgaan (13) respectievelijk van het camera-achterdeel (11) een tweede nok (18) draaibaar geplaatst is op een tweede draaias (20), die in één lijn ligt met de draaias van nok (17), 20 dat de tweede nok (18) een van de draaias (20) afgekeerde einddeel bezit, door middel waarvan de tweede nok (18) eveneens op het andere onderdeel camera-achterdeel (11) respectievelijk aandrukorgaan (13) glijdend afsteunbaar is, en dat de tweede nok (18) door middel van een tweede arm (29) met een verdere hefboom (27) gekoppeld is, die door 25 middel van een as (23) met de als handgreep uitgevoerde hefboom (26) in werkverbinding staat, op zodanige wijze, dat de beide nokken (17, 18. steeds overeenkomstige draaiposities innemen.
10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de genoemde hefboom (27) eveneens als handgreep is uitgevoerd, waarvan de vorm, 30 grootte en draaipositie gelijk zijn aan die van de eerste als handgreep uitgevoerde hefboom (26) .
11. Inrichting volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat de tweede nok (18) dezelfde vorm en grootte heeft als de eerste nok (17) en dat bij de tweede nok (18) eveneens een reminrichting is geplaatst, 35 die gelijk gevormd en opgesteld is als de bij de eerste nok (17) geplaatste reminrichting (36). 83 2 0 2 7 2 -15-
12. Inrichting volgens één der conclusies 7-11, met het kenmerk, dat bij de als handgreep uitgevoerde hefboom (26, 27) een verdere hulpveer (53) is geplaatst, die ernaar streeft, de hefboom (26, 27) in een rustpositie te draaien, waarbij de nok (17, 18) zijn eerste 5 eindpositie inneemt.
13. Inrichting volgens één der conclusies 1-12, met het kenmerk, dat het aandrukorgaan (13) een matglas (14) draagt. 8320272
NL8320272A 1982-10-01 1983-09-15 Inrichting voor een fotografische camera. NL191958C (nl)

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
CH5745/82A CH659331A5 (de) 1982-10-01 1982-10-01 Teil einer photographischen kamera bildende einrichtung.
CH574582 1982-10-01
CH8300106 1983-09-15
PCT/CH1983/000106 WO1984001440A1 (en) 1982-10-01 1983-09-15 Device for a photographic camera

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL8320272A true NL8320272A (nl) 1984-09-03
NL191958B NL191958B (nl) 1996-07-01
NL191958C NL191958C (nl) 1996-11-04

Family

ID=4298634

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8320272A NL191958C (nl) 1982-10-01 1983-09-15 Inrichting voor een fotografische camera.

Country Status (6)

Country Link
US (1) US4523824A (nl)
JP (1) JPS59501839A (nl)
CH (1) CH659331A5 (nl)
DE (1) DE3390146C1 (nl)
NL (1) NL191958C (nl)
WO (1) WO1984001440A1 (nl)

Families Citing this family (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JP2512068Y2 (ja) * 1990-01-16 1996-09-25 大日本スクリーン製造株式会社 製版カメラの撮影架
US5574531A (en) * 1995-03-24 1996-11-12 Polaroid Corporation Method of and apparatus for lighttight transferring of film
US6512889B1 (en) * 2000-09-28 2003-01-28 Sze Leung Tam Camera back for a camera
US20040131559A1 (en) * 2002-11-04 2004-07-08 Hauck Douglas J. Oral disease prevention and treatment
CN115089914B (zh) * 2022-07-15 2023-05-02 江苏海默环保科技有限公司 一种飞灰固化剂的制备方法

Family Cites Families (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US304406A (en) * 1884-09-02 Camera-box
FR514009A (fr) * 1919-10-13 1921-03-01 Leon Hizette Perfectionnements apportés aux appareils photographiques et appareils analogues
US2549670A (en) * 1949-08-17 1951-04-17 Graflex Inc Camera back
DE939367C (de) * 1953-01-01 1956-02-23 Goetz Schrader Kassettenhalterung fuer fotografische Kameras
JPS5031171B2 (nl) * 1971-08-30 1975-10-08
US3896464A (en) * 1974-05-13 1975-07-22 James Murry Galvin Holding means for holding a roll or sheet film holder in press and view cameras
US4149791A (en) * 1977-12-30 1979-04-17 Polaroid Corporation Combination focussing screen and film holder attachment

Also Published As

Publication number Publication date
JPH0339290B2 (nl) 1991-06-13
NL191958B (nl) 1996-07-01
US4523824A (en) 1985-06-18
CH659331A5 (de) 1987-01-15
JPS59501839A (ja) 1984-11-01
DE3390146C1 (de) 1986-04-10
NL191958C (nl) 1996-11-04
WO1984001440A1 (en) 1984-04-12

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4763384A (en) Door closer and check
US4744125A (en) Door closer transmission including an eccentric pinion
JPS58145930A (ja) レンズ系切替式カメラの切替機構
NL8320272A (nl) Inrichting voor een fotografische camera.
CN1378613A (zh) 月牙形铰链
US3938168A (en) High speed camera shutter
US6510286B1 (en) Damper device for camera
US3860941A (en) Mirror shock absorbing device for single lens reflex camera
US5553821A (en) Counterbalancing unit
US3507199A (en) Damping means for viewing mirror
US5751353A (en) Switching apparatus for TV lens unit switching
US4032939A (en) Lens carrier damping means
JP4164218B2 (ja) 開閉体のヒンジ
FR3106738B1 (fr) Groupe d’infusion à genouillère
FR3096377B1 (fr) Dispositif de voirie a securite amelioree
JP2000337018A (ja) 自閉式引戸の途中停止装置
JPH05146484A (ja) 液体分離装置
US5540408A (en) Drag unit for a tripod head
JPS6040004B2 (ja) レンズ鏡筒
JPH02178643A (ja) カメラ
TWI810245B (zh) 用於透鏡系統的內部槽式連接器及用於移動透鏡系統之透鏡的方法
JP2512068Y2 (ja) 製版カメラの撮影架
JP3540364B2 (ja) 雲台の平衡装置
JPS6132018A (ja) ズ−ムレンズ鏡胴
JPS635320Y2 (nl)

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 19980401