NL8320119A - Inrichting voor het verwijderen van kernen uit gietstukken die voorzien zijn van inwendige draad. - Google Patents

Description

. 6 7 7- ί·. '"· ' f-, 834005/Ke/ki Ο ^ s

Korte aanduiding: Inrichting voor het verwijderen van kernen uit giet-stukken die voorzien zijn van inwendige draad.

Deze uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verwijderen van kernen uit gietstukken die voorzien zijn van inwendige draad, welke inrichting een gestel heeft, een eerste en een tweede matrijsplaat die ten opzichte van elkaar verplaatsbaar zijn en waartussen vormholten 5 zijn gevormd, een aantal kernen die door de tweede matrijsplaat lopen en in hun lengterichting ten opzichte van de matrijsplaat verplaatsbaar zijn, middelen om de kernen om hun lengteas te draaien, middelen om de tweede matrijsplaat te verplaatsen ten opzichte van het gestel in de lengterichting van de kernen, middelen om de kernen in de tweede matrijsplaat 10 te drukken in de richting van het gestel en een terugvoerplaat die gemeenschappelijk is voor alle kernen en verplaatsbaar is in lengterichting van de kernen. Een dergelijke inrichting is reeds eerder bekend. In deze inrichting wordt elke kern omgeven door een drukveer die de neiging heeft om de kern naar achteren te drukken in de richting van de tweede matrijs-15 plaat.

Een dergelijke inrichting vertoont het bezwaar dat, als om een of andere reden een gereed gietstuk niet uit de kern wordt losgemaakt terwijl de kernen worden verdraaid en in de tweede matrijsplaat worden geperst na het gieten, de inrichting daarmee geen rekeninghoudt, maar 20 voortgaat met de volgende spuitgietcyclus. In dat geval heeft bijvoorbeeld een spuitgietstuk dat aan een kern hangt tot gevolg dat er defecte spuitgietstukken worden geproduceerd, totdat de inrichting wordt gestopt en het vastgeraakte produkt wordt verwijderd. De meest voorkomende reden voor het vastraken van een spuitgietprodukt is dat het onvolledig is zo-25 dat het niet helemaal doorloopt tot het van tanden voorziene vasthouddeel in de matrijsplaat, waardoor het met de kern meedraait, terwijl voorkomen wordt dat de kern uit de matrijsplaat draait tot in de tweede matrijsplaat.

Er zijn ook inrichtingen bekend waarin de verplaatsing van de kernen tot in de tweede matrijsplaat niet afhankelijk is van veerkracht, maar 30 de kernen positief worden geleid in hun lengterichting door middel van een geleidende draad. In dat geval wordt zelfs een fout gietstuk uit de kern losgemaakt zonder storingen in de werking te veroorzaken, maar dit heeft het bezwaar dat de foutieve werkstukken in de foutloze werkstukken vallen.

35 Het doel van de onderhavige uitvinding is een inrichting te verschaf fen waarmee het vastraken van een spuitgietstuk aan een kern gemakkelijk waarneembaar is teneinde de inrichting te stóppen en het foutieve werk- 8320119 -2- stuk te verwijderen. De inrichting volgens de uitvinding is gekenmerkt doordat de terugvoerplaat zich bevindt tüssen de tweede matrijsplaat en het gestel van de inrichting, dat de middelen voor het wegdrukken van de kernen zo uitgevoerd zijn dat de kernen in de richting van het gestel wor-5 den gedrukt via de terugvoerplaat en dat de inrichting een voelelement heeft dat het al of niet aankomen van de terugvoerplaat bij zijn uiterste stand, dichtbij het gestel van de inrichting, waarneemt.

De vèrbinding tussen de terugvoerplaai^en de kernen kan op eenvoudige wijze worden gerealiseerd, zodat het oppervlak van de terugvoerplaat dat naar 10 het gestel van de inrichting is gekeerd, aangedrukt wordt tegen een schouder in de kernen.

Nu zal een voorkeursuitvoering van de inrichting volgens de uitvinding in meer bijzonderheden worden beschreven aan de hand van de bijgaande tekening.

15 Fig. 1 is een schematisch vooraanzicht van de tweede matrijsplaat in de inrichting terwijl de gietstukken zich nog o^hun plaats bevinden;

Fig. 2 is een schematische vertikale doorsnede op grotere schaal door de inrichting volgens de uitvinding volgens de lijn II—II in fig. 1 waarbij het bovenste en het onderste deel verschillende stadia in de wer-20 king laten zien;

Fig. 3 toont de inrichting in een derde stadium van de werking.

De in de tekening weergegeven inrichting, die bijvoorbeeld geschikt is voor een spuitgietmachine en waarmee plastic sluitdoppen voorzien van inwendige schroefdraad worden vervaardigd, heeft een eerste en een tweede 25 matrijsplaat 1 en 2, waartussen vormholten zijn gevormd voor de plastic doppen3. De matrijsplaat 1 is voorzierWan kanalen 4 die de spuitgietholten verbinden met een bron van gesmolten plasticmateriaal. De matrijsplaten zijn horizontaal ten opzichte van elkaar verplaatsbaar op (niet weerge-gegeven) geleidingspennen die zich bevinden in de nabijheid van de omtrek 30 van de matrijsplaten en die zich van de ene naar de andere matrijs uitstrekken.

In fig. 2 is een deel weergegeven van het vaste gestel 5 van de inrichting, waarin een centraal tandwiel draaibaar is gemonteerd door middel van een as 6. Dit centrale tandwiel is in ingrijping met kleinere tandwie-35 len 8 die aan de kernen 9 van de machine zijn bevestigd. De kernen worden gevormd door pennen die voorzien zijn van draad 10 aan het voorste einde en die draaibaar en in lengterichting verplaatsbaar aangebracht zijn in de tweede matrijsplaat 2 en in een tussenplaat 11 die aan de achterzijde van de tweede matrijsplaat is bevestigd. Tussen het gestel 5 van de machine 40 en de achterzijde van de tussenplaat 11 zijn twee hydraulische cilinders 12 8320119 -3- bevestigd, die duidelijkheidshalve los van de machine zijn getekend en die voorzien zijn van een zuiger 13 die verplaatsbaar is door middel van onder druk staande olie en voorzien van een zuigerstang om de afstand tussen het gestel van de inrichting en de tussenplaat te veranderen.

3 Volgens de uitvinding'is tussen het gestel 5 van de inrichting en de tussenplaat 11 een terugvoerplaat 14 aangebracht waar alle kernen 9 door-heenlopen en die horizontaal verplaatsbaar is in de ruimte tussen het gestel en de tussenplaat. De terugvoerplaat bevindt zich aan de voorzijde van het tandwiel 8 van de kernen, zodat de achterzijde ervan door een 10 (niet weergegeven) leger wordt aangedrukt tegen de voorzijde van de tandwielen. Bovendien is in het midden van de achterzijde van de terugvoerplaat een ronde uitsparing aangebracht voor het centrale tandwiel 7. De tussenplaat 11 is voorzien van doorlopende boringen 15 waarin hydraulische cilinders 16 zijn geplaats die zich bevinden tussen de achterzijde van de 15 matrijsplaat 2 en de voorzijde van de terugvoerplaat 14. In verbinding met het gestel van de inrichting is een voelelement 17 aangebracht dat in de tekening schematisch is weergegeven, bijvoorbeeld een eindschakelaar die de aankomst van de terugvoerplaat in de achterste stand aangeeft.

Verder is het gestel 5 voorzien van uitsparingen 18 voor de achter-20 einden van de kernen en om de gaten voor de kernen in de matrijsplaat 2 zijn tanden 19 aangebracht om vasthoudorganen voor het gietstuk te vormen.

De inrichting volgens de uitvinding werkt op de volgende wijze.

In het bovenste deel van fig. 2 is de inrichting weergegeven tijdens het spuitgietprocédé. De zuigers 13 van de cilinders 12 bevinden zich 25 in de teruggetrokken stand, zodat de matrijsplaat 2 en de tussenplaat 11 zich in de teruggetrokken stand bevinden en via de terugvoerplaat 14 en de tandwielen 8 stuiten tegen het gestel van de inrichting om de grote krachten op te nemen die optreden in het verband van spuitgieten. De zui-gerstangen van die cilinders 16 bevinden zich in de teruggetrokken stand. 30 Wanneer de vormholten gevuld zijn met plasticmateriaal en de aldus gevormde doppen 3 voldoende afgekoeld zijn, wordt de eerste matrijsplaat 2 naar links verplaatst (fig. 2) waarop de hydraulische cilinders 12 gaan werken en de matrijsplaat 2 en de tussenplaat 11 naar voren drukketfnaar links). Omdat de rand van de doppen aanligt tegen de voorzijde van de ma-35 trijsplaat 2 en het schroefdraad van de kernen en van de doppen met elkaar in ingrijping is, volgen de kernen de platen 2 en 11 terwijl ze tegelijk de terugvoerplaat 14 met zich meenemen. De eindstand van deze beweging is weergegeven in de onderste helft van fig. 2.

Nadat de platen gestopt zijn wordt het centrale tandwiel 7 gestopt 8 3 2 0 1 1 & -4- en dè draaibeweging ervan wordt via de tandwielen 8 overgebracht op de kernen 9. Nu beginnen de hydraulische cilinders 17 de terugvoerplaat en de kernen naar achteren te drukken, terwijl de doppen stevig vastgehouden worden tegen de vasthoudorganen 19; als gevolg daarvan kunnen de d'oppen 5 niet met de kernen meedraaien. Als gevolg van de draaiing worden de kernen, en onder invloed van de cilinders 16 ook de terugvoerplaat, naar rechts verplaatst in fig. 2 en 3 totdat ze de in fig. 3 weergegeven eindstand bereiken waarin het voelelement 17 de aankomst aangeeft van de terugkeer-plaat in de eindstand. De zuigerstangen van de cilinders 16 steken dan 10 maximaal buiten de cilinders. Tegelijkertijd vallen de doppen 3 van de kernen af. Hierna wordt de zuigerstang weer in de cilinder 12 teruggetrokken totdat de platen de stand hebben ingenomen die weergegeven is in de bovenste helft van fig. 2, op welk tijdstip een nieuwe spuitgietcyclus kan starten. Vóór de aanvang van het spuitgieten kunnen de platen 2 en 11 15 echter desgewenst enkele malen heen en weer worden bewogen om zeker te stellen dat de doppen gelost zijn.

Als gevolg van een storing in het gietproces kan soms een dop foutief zijn. Hij kan bijvoorbeeld te kort zijn in de richting van de kern, dat wil zeggen onvolledig. In dat geval bereikt de rand ervan niet de vast-20 houdorganen 19 zodat hij meedraait met de kern, waardoor de kern er niet uitgedraaid kan worden. In dat geval kan de kern die de foutieve dop draagt, niet achterwaarts worden verplaatst naar de in fig. 3 weergegeven stand, waardoor wordt voorkomen dat de terugvoerplaat 14 en ook alle andere kernen de achterste eindstand bereiken. In dat geval geeft het voel-25 element 7 niet de aanwezigheid van de terugvoerplaat in de eindstand aan, en als gevolg daarvan wordt de werking van de inrichting onderbroken totdat de foute sluiting met de hand is verwijderd, waardoor de betreffende kern en de terugvoerplaat naar hun achterste stand worden verplaatst onder invloed van de cilinders 16 en de volgende gietcyclus kan starten.

30 De inrichting volgens de uitvinding is geschikt voor gietmachines waarmee elementen uit plastic of metaal worden vervaardigd die voorzien zij van inwendige schroefdraad. In bijzonderheden kan de inrichting variëren binnen de beschermingsomvang van de bijgaande conclusies. Bovendien wordt opgemerkt dat de in de tekening weergegeven inrichting een ver-35 eenvoudigde vorm is zodat de werking van de inrichting zo goed mogelijk wordt geïllustreerd.

8320119

Claims (3)

1. Inrichting voor het verwijderen van kernen uitgietstukken die voor- zien zijn van inwendige draad, welke inrichting een'1 gestel (5) heeft, een eerste en een tweede matrijsplaat (1, 2) die ten opzichte van elkaar verplaatsbaar zijn en waartussen vormholten zijn gevormd, een aantal 5 kernen (9) die door de tweede matrijsplaat (2) lopen en in hun lengterichting ten opzichte van de matrijsplaat verplaatsbaar zijn, middelen (7, 8) om de kernen om hun lengteas te draaien, middelen (12, 13) om de tweede matrijsplaat (2) te verplaatsen ten opzichte van het gestel (3) in de lengterichting van de kernen (9), middelen(16) om de kernen in de tweede 10 matrijsplaat (2) te drukken in de richting van het gestel (5) en een terug-voerplaat (14) die gemeenschappelijk is voor alle kernen en verplaatsbaar is in lengterichting van de kernen, met het kenmerk dat de terugvoerplaat (14) zich bevindt tussen de tweede matrijsplaat (2) en het gestel (5) van de inrichting, dat de middelen (16) voor het wegdruk-15 ken van de kernen zo uitgevoerd zijn dat de kernen (9) in de richting van het gestel (5) worden gedrukt via de terugvoerplaat (14) en dat de inrichting een voelelement (17) heeft dat het al of niet aankomen van de terugvoerplaat (14) bij zijn uiterste stand, dichtbij het gestel (5) van de inrichting, waarneemt. 20

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het oppervlak van de terugvoerplaat (14) dat naar het gestel van de inrichting is gekeerd, aangedrukt wordt tegen een schouder (8) in de kernen.

3. Inrichting volgens conclusie 2,met het kenmerk dat de schouder wordt gevormd door een tandwiel (8) van de kernen. 8320116