NL8304388A - Werkwijze en inrichting voor het bereiden van koude dranken. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het bereiden van koude dranken. Download PDF

Info

Publication number
NL8304388A
NL8304388A NL8304388A NL8304388A NL8304388A NL 8304388 A NL8304388 A NL 8304388A NL 8304388 A NL8304388 A NL 8304388A NL 8304388 A NL8304388 A NL 8304388A NL 8304388 A NL8304388 A NL 8304388A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
syrup
valve
pump
water
tank
Prior art date
Application number
NL8304388A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Cornelius Co
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Cornelius Co filed Critical Cornelius Co
Publication of NL8304388A publication Critical patent/NL8304388A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B67OPENING, CLOSING OR CLEANING BOTTLES, JARS OR SIMILAR CONTAINERS; LIQUID HANDLING
    • B67DDISPENSING, DELIVERING OR TRANSFERRING LIQUIDS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B67D1/00Apparatus or devices for dispensing beverages on draught
    • B67D1/08Details
    • B67D1/12Flow or pressure control devices or systems, e.g. valves, gas pressure control, level control in storage containers
    • B67D1/1277Flow control valves
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B67OPENING, CLOSING OR CLEANING BOTTLES, JARS OR SIMILAR CONTAINERS; LIQUID HANDLING
    • B67DDISPENSING, DELIVERING OR TRANSFERRING LIQUIDS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B67D1/00Apparatus or devices for dispensing beverages on draught
    • B67D1/0015Apparatus or devices for dispensing beverages on draught the beverage being prepared by mixing at least two liquid components
    • B67D1/0021Apparatus or devices for dispensing beverages on draught the beverage being prepared by mixing at least two liquid components the components being mixed at the time of dispensing, i.e. post-mix dispensers
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B67OPENING, CLOSING OR CLEANING BOTTLES, JARS OR SIMILAR CONTAINERS; LIQUID HANDLING
    • B67DDISPENSING, DELIVERING OR TRANSFERRING LIQUIDS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B67D1/00Apparatus or devices for dispensing beverages on draught
    • B67D1/04Apparatus utilising compressed air or other gas acting directly or indirectly on beverages in storage containers
    • B67D1/045Apparatus utilising compressed air or other gas acting directly or indirectly on beverages in storage containers using elastic bags and pistons actuated by air or other gas
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B67OPENING, CLOSING OR CLEANING BOTTLES, JARS OR SIMILAR CONTAINERS; LIQUID HANDLING
    • B67DDISPENSING, DELIVERING OR TRANSFERRING LIQUIDS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B67D1/00Apparatus or devices for dispensing beverages on draught
    • B67D1/06Mountings or arrangements of dispensing apparatus in or on shop or bar counters
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B67OPENING, CLOSING OR CLEANING BOTTLES, JARS OR SIMILAR CONTAINERS; LIQUID HANDLING
    • B67DDISPENSING, DELIVERING OR TRANSFERRING LIQUIDS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B67D1/00Apparatus or devices for dispensing beverages on draught
    • B67D1/08Details
    • B67D1/12Flow or pressure control devices or systems, e.g. valves, gas pressure control, level control in storage containers
    • B67D1/1202Flow control, e.g. for controlling total amount or mixture ratio of liquids to be dispensed
    • B67D1/1204Flow control, e.g. for controlling total amount or mixture ratio of liquids to be dispensed for ratio control purposes
    • B67D1/1231Metering pumps
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B67OPENING, CLOSING OR CLEANING BOTTLES, JARS OR SIMILAR CONTAINERS; LIQUID HANDLING
    • B67DDISPENSING, DELIVERING OR TRANSFERRING LIQUIDS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B67D2210/00Indexing scheme relating to aspects and details of apparatus or devices for dispensing beverages on draught or for controlling flow of liquids under gravity from storage containers for dispensing purposes
    • B67D2210/00028Constructional details
    • B67D2210/00031Housing
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B67OPENING, CLOSING OR CLEANING BOTTLES, JARS OR SIMILAR CONTAINERS; LIQUID HANDLING
    • B67DDISPENSING, DELIVERING OR TRANSFERRING LIQUIDS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B67D2210/00Indexing scheme relating to aspects and details of apparatus or devices for dispensing beverages on draught or for controlling flow of liquids under gravity from storage containers for dispensing purposes
    • B67D2210/00028Constructional details
    • B67D2210/00031Housing
    • B67D2210/00041Doors
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F25REFRIGERATION OR COOLING; COMBINED HEATING AND REFRIGERATION SYSTEMS; HEAT PUMP SYSTEMS; MANUFACTURE OR STORAGE OF ICE; LIQUEFACTION SOLIDIFICATION OF GASES
    • F25DREFRIGERATORS; COLD ROOMS; ICE-BOXES; COOLING OR FREEZING APPARATUS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • F25D31/00Other cooling or freezing apparatus
    • F25D31/002Liquid coolers, e.g. beverage cooler

Landscapes

  • Devices For Dispensing Beverages (AREA)

Description

V
K
«
Werkwijze en inrichting voor het bereiden van koude dranken.
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting en een werkwijze voor het bereiden van koude achteraf te mengen dranken en heeft in het bijzonder betrekking op de toepassing van gas onder druk als pneumatische krachtbron voor deze be-5 reidingsinrichting.
Bij de algemeen geaccepteerde procedure en constructie voor het bereiden van achteraf te mengen dranken wordt van roestvrij stalen sirooptanks gebruik gemaakt. Deze tanks worden in een vul- of distributiecentrum gevuld, onder druk gebracht en 10 vervolgens naar een verbruiksplaats getransporteerd. De tanks blijven steeds onder druk en worden gedurende het bereiden met een koolstofdioxydefles verbonden en op deze wijze onder een bepaalde druk gehouden. De grootte van de tank moet ongeveer 25 liter bedragen om economisch verantwoord te zijn, daar de kosten per volu-15 me-eenheid van de houder anders te groot worden. Doch een dergelijke tank van 25 liter is tamelijk zwaar en de toepassing·hiervan is tot commerciële distributiekanalen beperkt, zoals restaurants en bars. Voor een continu onder druk staande tank is verder een geschoolde en deskundige gebruiker nodig, die de onder druk staande 20 tanks zonder lekken kan aansluiten en ontkoppelen. De onder druk staande tank moet na het gebruik weer worden teruggevoerd om deze te reinigen en weer voor de volgende aflevering ervan te vullen, en dientengevolge is hierbij een transport in twee richtingen over vooraf bepaalde wegen commercieel gezien noodzakelijk. Het gebruik 25 van onder druk staande tanks kan niet op doelmatige wijze voor huishoudelijke drankbereidingsinrichtingen worden toegepast, of voor huishoudelijke distributiekanalen of voor het gebruik door niet geschoolde personen.
Een alternatief voor het gebruik van onder druk 30 staande tanks wordt door de toepassing van een verpakte eenheid gevormd, die de zak in een doos (BIB) wordt genoemd. Deze BIB bestaat uit een zak van kunststof in een doos van karton. Deze zak is niet onder druk gebracht en de drank wordt door middel van een 8304388 _ .^—1— i * - 2 - zuigpomp uit de zak gezogen, waarbij deze pomp elektrisch kan worden aangedreven. Een dergelijke BIB is met beperkt succes voor siropen toegepast, die voor niet alkoholische dranken zijn bestemd. Hierbij hebben zich vele problemen voorgedaan zoals het optreden 5 van gebreken in de pomp, lekkage, het uitbranden van de pomp, ge breken in de afdichting en verdere problemen tengevolge van andere oorzaken. De BIB heeft een groter succes in de vorm van een klein-handelverpakkingseenheid voor wijnen gehad, waarbij er geen behoefte was om van een pomp gebruik te maken. De grootte van de BIB be-10 droeg 10 tot .25 liter teneinde een economisch verantwoorde verpakking te verkrijgen. Verpakte eenheden van kleinere grootte zoals de groottes die op kenmerkende wijze in de kleinhandel voor huishoudelijke consumptie worden verkocht, zijn economisch niet doeltreffend. De fluidumverbinding met een BIB bleek gebrekkig te 15 zijn, terwijl hierbij ook te dikwijls lekken optraden.
Er zijn reeds pogingen ondernomen om een drank-bereidingsinrichting met drukgas als krachtbron te ontwerpen, waarvoor geen elektriciteit als bekrachtigingsbron voor de drankpompen is vereist. Als gevolg hiervan zijn bepaalde technische successen 20 bereikt, doch deze uitvoeringsvoorbeelden zijn uiterst gecompliceerd, gevoelig voor gebreken en kostbaar. Deze inrichtingen bLeken op de markt geen succes te zijn zelfs wanneer deze samen met betrekkelijk dure verkoopmachines werden toegepast. Het bleek dat deze machines zeer moeilijk schoon te houden waren, alsmede met 25 betrekking tot gezondheidsoverwegingen zeer moeilijk rein waren te houden en zeer moeilijk te repareren. Bij de machines volgens de stand van de techniek is het voorts nooit mogelijk gebleken om de drankpomp en de tanks als één geheel in een zeer eenvoudige verpakkingseenheid op te nemen, die geen lekkage vertoonde.
30-.- Volgens de uitvinding wordt een bereidingsin- richting voor koude dranken verschaft, die door een krachtbron in de vorm van drukgas kan worden aangedreven, en is samengesteld uit een thermisch geisoleerde kast met een koelkamer, welke een koelings-verdamper bevat, alsmede een toevoerbron voor de toevoer van druk-35 gas onder een vooraf bepaalde geregelde druk, een waterreservoir, 8304388 - . .........I· 1 C ft * - 3 - eeii niet onder druk staande sirooptank en een normaal niet onder druk staande sirooptank met een siroopinlaat, die in fluidumver-binding met de sirooptank staat, een normaal gesloten waterklep, die met betrekking tot de fluidumkanalen met een uitlaat van het 5 reservoir is verbonden, een afgiftemondstuk op de buitenkant van de kast, waarbij dit mondstuk met betrekking tot de fluidumkanalen met de sirooppomp en de waterklep is verbonden, een pneumatische vermogensafgifteklep met een inlaat, die met de gastoevoerbron is verbonden, met een uitlaat die met de sirooppomp is verbonden, met 10 een op de atmosfeer uitkomende ontluchtingsopening en met een klep-element waarbij in de normale stand ervan de klepinlaat is afgesloten en de uitlaat en de sirooppomp met betrekking tot de fluidumkanalen ervan met de ontluchtingsopening zijn verbonden, terwijl het genoemde klepelement verder op selectieve wijze in een andere 15 afgiftestand kan worden geplaatst, waarin de inlaat met betrekking tot de hiermee verbonden fluidumkanalen met de uitlaat is verbonden en de gastoevoerbron met betrekking tot de hiermee verbonden fluidumkanalen met de sirooppomp is verbonden, en waarin de ontluch-t'ingsopening is afgesloten, en een met de hand bedienbaar afgifte-20 bedieningsorgaan op de buitenzijde van de kast, waarbij dit bedie-ningsorgaan op zodanige wijze werkzaam met andere delen is verbonden dat het klepelement hierdoor in de afgiftestand kan worden verplaatst en de waterklep kan worden geopend.
De afmetingen van het waterreservoir zijn bij 25 voorkeur zo groot gekozen dat dit een aantal waterserveervolumes kan bevatten, terwijl de sirooptank bij voorkeur zo groot is dat dit een aantal siroopserveervolumes kan bevatten, waarbij deze tank een met de atmosfeer in de kast (in plaats van met de buitenkant van de kast) verbonden ontluchter bevat.
30 De ontluchter van de vermogensklep kan in de koelkamer zijn aangebracht. Het waterreservoir kan van een ontluch-tingsklep zijn voorzien, die op de atmosfeer in de koelkamer uitkomt.
De sirooppomp kan zich in de sirooptank bevinden. Door middel van de gasleiding van de poop kan de uitlaat 35 van de vermogensklep met de sirooppomp zijn verbonden en verder kan 8304388 ! - 4 - er een siroopafgifteleiding aanwezig zijn, waardoor de uitlaat van de sirooppomp met het mondstuk is verbonden, waarbij deze leidingen door de bovenkant van een tank in een desbetreffende sirooptank zijn gevoerd. De tank kan van een vasthoudconstructie 5 zijn voorzien, waardoor de pomp op de bodem van de sirooptank wordt gehouden. In de tank kan de pomp van een zich naar boven uitstrekkende handgreep zijn voorzien.
De inrichting kan een sirooptank met een normaal gesloten en verwijderbaar vuldeksel op de bovenkant van de 10 tank bevatten, alsmede een siroopaf gif teleiding, die door de bovenkant van de tank in de sirooptank is gevoerd, waarbij deze siroopaf gif tele iding buiten de tank van een losneembare koppeling is voorzien en van een normaal gesloten terugslagklep tussen deze losneembare koppeling en het mondstuk, een rek dat in de inwendige 15 ruimte van de kast en in de koelkamer is aangebracht om de sirooptank te ondersteunen, waarbij de sirooptank kan worden losgekoppeld door de koppeling van de siroopafgifteleiding los te maken, waarna de tank vanaf het rek en uit de inrichting kan worden verwijderd, waarbij de binnen en in de nabijheid van de bodem van de 20 sirooptank aangebrachte sirooppomp van een als een terugslagklep uitgevoerde vulklep is voorzien, en de sirooptank, alsmede de pomp en dat gedeelte van de siroopafgifteleiding tussen de pomp en de losneembare koppeling allemaal zodanig zijn uitgevoerd dat de vloeistof hieruit uitzichzelf wegdruipt wanneer deze uit de inrich-25 ting worden verwijderd en in een omgekeerde stand worden geplaatst.
In een siroopleiding van de pomp naar het mondstuk kan een instelbaar stroombegrenzingselement worden opgenomen, waarbij dit stroombegrenzingselement zich dan aan de buitenkant van de kast bevindt en in de onmiddellijke nabijheid van het 30 mondstuk, en het stroombegrenzingselement dein op af schermende wijze in een mondstukafdekelement aan de buitenzijde van de kast kan zijn opgenomen.
Stroomopwaarts van een gasleiding, waardoor de vermogensklep met de pomp is verbonden, kan de uit laat van deze 35 vermogensklep van een stroombegrenzingselement zijn voorzien, waar- 8304338 - 5 - bij deze gasleiding dan onder wrijving met de vermogensklep en de pomp is verbonden.
Verder kan een pneumatische openingsservo-eenheid aanwezig zijn die werkzaam met de waterklep en een gaslei-5 ding is verbonden, waardoor met betrekking tot de hierbij behoren de fluidumkanalen de servo-eenheid met de uitlaat van de vermogensklep is doorverbonden. Deze waterklep-servo-eenheid kan normaal met betrekking tot de fluidumkanalen ervan met de ontluchter van de vermogensklep in verbinding staan.
10 De kasten kunnen met een normaal gesloten deur zijn uitgevoerd, waarbij de sirooptank dan op een binnenvlak van de deur is gemonteerd. De sirooptank kan van een normaal gesloten en verwijderbaar vuldeksel zijn voorzien, waarbij de tank en het deksel dan door middel van scharnierpunten uit de koelkamer kunnen worden 15 bewogen en dan zonder belemmeringen toegankelijk zijn wanneer de kastdeur volledig open staat.
Het waterreservoir kan van bovenaf gezien cirkelvormig zijn uitgevoerd en de verdamper kan van bovenaf gezien in de vorm van een U zijn uitgevoerd, waarbij de verdamper 20 groter dan dit reservoir is en tenminste rondom de helft van het reservoir is aangebracht. Elk been van de U-vormige verdamper kan groter dan de diameter van het reservoir zijn, zodat het reservoir zich van bovenaf gezien volledig binnen de U-vormige sectie bevindt.
25 Langs en onder de onderrand van het achterpa- neel van de kast kan een paar wielen zijn aangebracht, waarbij een paar scheidingshandgrepen in de buurt van de bovenrand van het achterpaneel van de kast naar achteren uitsteken, alsmede tussen de wielen en de scheidingshandgrepen op dit achterpaneel een koel-30 condensor is aangebracht en een watertoevoerleiding zich aan de buitenkant van het achterpaneel van de kast naar beneden uitstrekt en hierdoorheen loopt.
Door de kastdeur kan de voorzijde van de kast worden gevormd, waarbij het mondstuk op een binnenvlak van deze 35 deur is gemonteerd. Het waterreservoir kan in de nabijheid van het 8 3 0 4 .3 3 8 ! * * j - 6 - 1 * achterpaneel en vódr de wielen in de kast zijn gemonteerd.
De koelcompressor kan zijdelings tussen de wielen en direkt onder het waterreservoir zijn gemonteerd.
Het afgiftebedieningsorgaan kan uit een naar 5 beneden te drukken drukknop bestaan. In de watertoevoerleiding tussen de wielen en de scheidingshandgrepen kan een waterfilter en een waterafsluitorgaan zijn opgenomen.
De drukgasbron kan uit een toevoerbron van koolstofdioxydegas bestaan. De toevoer van koolstofdioxide kan 10 door middel van een koolstofdioxydefles en een vooraf ingestelde regelaar voor de druk van het koolstofdioxide bestaan, die in een gasflesrek in de koelkamer zijn gemonteerd. De gasfles, de regelaar en het flessenrek kunnen op het binnenvlak van de kastdeur zijn gemonteerd. De fles, de regelaar en het flessenrek kunnen in 15 de onmiddellijke nabijheid van een scharnier zijn aangebracht, waarmee de dèur scharnierend in de kast is gemonteerd.
Door de inrichting kunnen dranken met een aantal verschillende smaken worden afgegeven, zodat de inrichting een aantal sirooptanks kan bevatten, alsmede een aantal sirooppompen, 20 waarbij de siroopinlaat van elke pomp met betrekking tot het hier-doorheen stromende fluïdum in verbinding met een desbetreffende sirooptank staat, een pneumatische klepopeningservo-eenheid, die werkzaam met de waterklep is verbonden, en een overeenkomstig aantal vermogenskleppen, waarbij de uitlaat van elke vermogensklep 25 met betrekking tot het hierdoorheen stromende fluidummet een desbetreffende sirooppomp en met de servo-eenheid is verbonden.
Door middel van een toevoerleiding voor het koolstofdioxydegas kan de gastoevoerbron met een bovenste gasgevul-de ruimte boven het niveau van het water in het waterreservoir zijn 30 verbonden. De gasleiding kan door de vermogenskleppen heen lopen, waarbij de gastoevoerbron uit een toevoerbron voor koolstofdioxydegas kan bestaan. De vermogenskleppen kunnen in serie achter elkaar zijn door-verbonden. Elke vermogensklep kan van een eerste en een tweede uitlaat zijn voorzien, waarbij de eerste uitlaat met betrek-25 king tot het hierdoorheen stromende fluïdum in verbinding met een 8304388 _ 7 ' desbetreffende sirooppomp staat en een tweede uitlaat met betrekking tot het hierdoorheen stromende fluïdum in verbinding met de servo-eenheid staat. Deze servo-eenheid kan op de binnenkant van de kastdeur zijn gemonteerd. Elke vermogensklep kan afzonderlijk 5 met de servo-eenheid zijn verbonden, waarbij deze servo-eenheid dan van een logisch pneumatisch OF-mechanisme is voorzien.
De servo-eenheid kan voor elke vermogensklep een servokamer bevatten en verder fluidumdichte scheidingsschotten, waardoor de servokamers ten opzichte van elkaar zijn gescheiden.
10 De inrichting kan van een gecarbonateerde watervermogensklep met een inlaat, een ontluchter en een klepele-ment zijn voorzien, waarbij deze gecarboneerde watervermogensklep een uitlaat bevat, die alleen met de servo-eenheid is verbonden en de gastoevoerbron uit een toevoerbron voor koolstofdioxydegas 15 bestaat.
Voorts kan de inrichting van een waterpomp zijn voorzien om het reservoir tegen de in de ruimte boven het water heersende druk in te vullen, waarbij deze waterpomp onder de verdamper in de koelkamer is opgenomen.
20 _ Volgens de uitvinding wordt verder een werk wijze voor het bereiden van koude achteraf te mengen dranken verschaft, die door de bewerkingsstappen kan worden gekenmerkt waarin een hoeveelheid voorraadwater juist boven het vriespunt wordt afgekoeld, een volle en onder de druk van de omgeving staande tank 25 siroop nagenoeg op dezelfde temperatuur als het afgekoelde water wordt afgekoeld, het water met een zich hierboven bevindend volume gecomprimeerd gas onder druk op een vooraf bepaalde geregelde druk wordt gebracht, een gedeelte van de siroop in de sirooptank door middel van de zwaartekracht in een normaal niet onder druk 30 staande en door middel van drukgas werkzame sirooppomp wordt overgebracht, waarbij de siroop in de pomp tenminste even koel als de siroop in de sirooptank wordt gehouden, tegelijkertijd een hoeveelheid gekoeld water en siroop onder nagenoeg dezelfde druk en temperatuur wordt afgegeven door het drukgas met betrekking tot de 35 hiervoor bestemde fluidumkanalen met de sirooppomp te verbinden en 3304338 - 8 - de siroop vanuit de pomp onder invloed van de in de ruimte boven het water heersende druk naar een afgiftemondstuk voort te stuwen, waarbij een waterklep wordt geopend en het water onder de invloed van de in de ruimte hierboven heersende druk naar het afgiftemond- 5 stuk wordt voortgestuwd; de stroom water en de stroom siroop met elkaar worden gecombineerd om een koude achteraf gemengde drank te vormen, en de afgifte door het sluiten van de waterklep en het wegnemen van de druk van het gecomprimeerde gas op de sirooppomp wordt / beëindigd , en het gebruikte gecomprimeerde gas uit de pomp door 10 middel van een ontluchter in een koelkamer wordt af gevoegd waarin het waterreservoir, de sirooptank en de sirooppomp gezamenlijk worden gekoeld.
De bewerkingsstap voor het overbrengen van de siroop kan geheel en al binnen de sirooptank plaatsvinden.
15 De achteraf gemengde drank kan gecarbonateerd worden, waarbij het gecomprimeerde gas uit koolstofdioxyde bestaat.
De werkwijze kan dan de bewerkingsstap omvatten waarin het kool- . stofdioxydegas met betrekking tot de hiervoor bestemde fluidumkana-len onder de hierboven staande druk met een servo-eenheid wordt 20 verbonden om de waterklep te openen, en pneumatisch het openen van deze waterklep te bewerkstelligen. Het koolstofdioxydegas kan tegelijkertijd met de sirooppomp en de servo-eenheid worden verbonden.
Het gebruikte koolstofdioxydegas kan door middel van een ontluchter vanuit de servo-eenheid in de koelkamer worden afgevoerd. De 25 afgifte kan worden beëindigd door de op het koolstof dioxydegas staande druk van de servo-eenheid weg te nemen.
Volgens de uitvinding wordt verder een pneumatisch in werking te stellen afgifte-inrichting voor de afgifte van achteraf gemengde, gecarbonateerde dranken met een veelvoud aan 30 aroma'sverschaffen, die kan worden gekenmerkt door een toevoerbron voor de toevoer onder een vooraf bepaalde geregelde druk van kool-stofdioxydegas, een toevoerbron van onder druk staand koud gecarbonateerd water, een aantal niet onder druk staande siroopopslag-tanks, waarbij de afmetingen van elke sirooptank zo groot zijn, 35 dat deze een hoeveelheid siroop kan bevatten die genoeg is om een 8304333 _ i - 9 - Λ % aantal serveervolumes van achteraf gemengde gecarbonateerde dranken af te geven, terwijl elke sirooptank van een ontluchter naar de atmosfeer is voorzien, een overeenkomstig aantal pneumatisch in werking te stellenéirooppompen, waarbij elke pong? een siroopinlaat 5 bezit, die met betrekking tot het hierdoorheen stromende fluïdum in verbinding met een desbetreffende sirooptank staat; een normaal gesloten waterklep met een inlaat, die met betrekking tot het hierdoor stromende fluidum in verbinding met de gecarbonateerde watertoevoerbron staat, een afgiftemondstuk dat door middel van een IQ waterafgifteleiding met een uitlaat van de waterklep in verbinding staat en door middel van een siroopafgifteleiding met een uitlaat van de desbetreffende sirooppomp, een pneumatische servo-eenheid om de waterklep te openen, een overeenkomstig aantal, voor afgifte bestemde en pneumatisch werkzame vermogenskleppen, waarbij elke 15 vermogensklep een inlaat bezit, die met betrekking tot het er door heen stromende fluidum met de toevoerbron voor koolstofdioxyde in verbinding staat, alsmede een uitlaat die met betrekking tot het hierdoorheen stromende fluidum in verbinding met een desbetreffende sirooppomp en met de servo-eenheid staat, een ontluchter 20 naar de atmosfeer,. een klepelement dat vanuit een normale stand waarin de inlaat ten opzichte van de uitlaat is gesloten en de uitlaat met betrekking tot het hierdoorheen stromende fluidum in verbinding met de ontluchter staat, in een andere afgiftestand kan worden geplaatst, waarin de inlaat met betrekking tot het er-25 doorheen stromende fluidum met de uitlaat is verbonden en deze uitlaat ten opzichte van de ontluchter is gesloten, en een zodanig met andere onderdelen verbonden afgiftebedieningsorgaan dat een uitgekozen klepelement hierdoor vanuit de normale stand in de afgiftestand kan worden geplaatst.
30 Elke sirooptank kan van een desbetreffende sirooppomp zijn voorzien. Door middel van een toevoerleiding voor koolstofdioxydegas kan de gastoevoerbron met de watertoevoerbron zijn doorverbonden, waarbij deze toevoerleiding door de vermogens-kleppen heen loopt. De vermogenskleppen kunnen achter elkaar in 35 serie in de gasleiding zijn opgenomen. Elke vermogensklep kan van 8 3 0 4 3 3 8 -- ---* t * ι -ΙΟ- een eerste en een tweede inlaat zijn voorzien, waarbij de eerste inlaat van een eerste vermogensklep direkt met de gastoevoerbron is verbonden, de tweede inlaat in de laatste vermogensklep met de bovenste persruimte kan zijn verbonden, de tweede inlaat van de 5 eerste vermogensklep met de eerste inlaat van de volgende klep is verbonden enz. tot aan de tweede inlaat van de op één na laatste vermogensklep, die met de eerste inlaat van de laatste vermogensklep is verbonden.
Elke vermogensklep kan van een eerste en 10 tweede uitlaat zijn voorzien, waarbij de eerste uitlaat met betrekking tot het hierdoorheen stromende fluïdum in verbinding met een desbetreffende sirooppomp staat en een tweede uitlaat met betrekking tot het hierdoorheen stromende fluidum in verbinding met de servo-eenheid staat.
15
Elke vermogensklep kan afzonderlijk met de servo-eenheid zijn verbonden, waarbij de servo-eenheid een logisch pneumatisch OF-mechanisme bevat.
De inrichting kan van een gecarbonateerde watervermogensklep met een soortgelijke inlaat, ontluchter en klep- 20 element zijn voorzien om alleen gecarbonateerd water af te geven, en verder met een uitlaat, die met betrekking tot het hierdoor stromende fluidum alleen in verbinding met de servo-eenheid staat. De verdamper kan zich aan de achterzijde van het waterreservoir bevinden, terwijl de sirooptank op de voorzijde van het reservoir is 25 gemonteerd. De verdamper kan zich rondom elke zijde van het waterreservoir uitstrekken. De sirooptank kan op de deur zijn gemonteerd, terwijl de tank door middel van scharnieren uit de koelkamer kan worden bewogen wanneer de deur geopend is.
De uitvinding zal thans aan de hand van de 3® figuren nader worden toegelicht.
Figuur 1 geeft een schematisch aanzicht weer, waarin de opstelling van de fluidumelementen en de verbindingen hiervan voor een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van een afgifte-inrichting van dranken is afgeheeld; 35 figuur 2 geeft een vereenvoudigd vooraanzicht 8304338 - 11 - ,. Η • * in de vorm van een doorsnede door de bij voorkeur toegepaste constructieve uitvoering van de uitvinding weer, waarbij de fluidum-leidingen duidelijkheidshalve zijn weggelaten; figuur 3 geeft een van onderen geziene door-5 snede volgens de lijnen III - III van figuur 2 weer; figuur 4 geeft een perspectivisch aanzicht van de constructie volgens figuur 2 weer, waarbij een voordeur hiervan is geopend om de inhoud van de kast te laten zien; figuur 5 geeft een perspectivisch aanzicht 10 van een gedeelte van de constructie volgens figuur 2 weer, waarbij een mondstukafschermgedeelte ervan is verwijderd en zich op de bovenkant van de kast bevindt; figuur 6 geeft een perspectivisch aanzicht van de achterkant van de inrichting volgens figuur 2 weer; 15 figuur 7 geeft een gedetailleerde doorsnede van een vermogensklep van de inrichting volgens figuur 2 weer; figuur 8 geeft een gedetailleerde doorsnede van een los te koppelen constructiedeel van de inrichting volgens figuur 2 weer; 20 figuur 9 geeft een gedetailleerd aanzicht van een door middel van een servo-eenheid bediende waterklep van de inrichting volgens figuur 2 weer; figuur 10 geeft een gedeeltelijk in doorsnede uitgevoerd zijaanzicht van een sirooptank en een pomp van de inrich-25 ting volgens figuur 2 weer; figuur 11 geeft een als een gedeeltelijke doorsnede uitgevoerd eindaanzicht van de constructie volgens figuur 10 weer; en figuur 12 geeft in detail een zijaanzicht van 30 de pomp van de inrichting volgens de figuren 2 en 10 weer.
De principes van de uitvinding komen bijzonder tot hun recht wanneer deze in een afgifte-inrichting voor koude dranken worden uitgevoerd, die schematisch in de figuren 1 tot en met 3 is afgebeeld en in het algemeen door het verwijzingscijfer 10 35 is aangeduid. De inrichting 10 bezit een voor warmte geïsoleerde 3304338 - 12 - kast 11 met een koelkamer 12, die een toevoerbron 13 voor gecomprimeerd gas bevat, alsmede een waterreservoir 14, een aantal niet onder druk staande sirooptanks 15 en normaal niet onder druk werkzame sirooppompen 16.
5 De gastoevoerbron 13 bestaat uit een fles met één als een geheel hiermee uitgevoerde drukregelaar 17, die ! op een vooraf bepaalde voortstuwingsdruk is ingesteld. Het water reservoir 14 bestaat uit een warmtegeleidende metalen tank van zodanige afmetingen dat deze een aantal serveervolumes water kan 10 bevatten zoals bijvoorbeeld tenminste 4 liter en bij voorkeur ongeveer 20 liter. Het reservoir 14 is door middel van een toevoer-leiding 18 met de gastoevoerbron 13 verbonden, waarbij deze leiding zich vanaf een over een kwart draai te verdraaien en met de regelaar 17 verbonden gasaansluitelement 2·0 door een aantal pneumatische 15 vermogensafgiftekleppen 19 uitstrekt. Het reservoir 14 is van een.gasinlaat 21 voorzien en van een waterinlaat 22, die met een watertoevoerleiding 23 is verbonden waarin een dubbele terugslagklep 24 is opgenomen, alsmede een waterfilter 25 en een afsluit-apparaat 26. In de kamer 12 kan een waterpomp 27 zijn aangebracht 20 om het reservoir 14 te vullen. Vanaf een wateruitlaat 23 van het reservoir 14 loopt een waterafgifteleiding 28 naar een normaal gesloten waterklep 29 en vervolgens naar een uitwendig afgiftemond-stuk 30, dat zich aan de buitenzijde van de kast 11 bevindt. Het watemiveau in het reservoir 14 wordt door middel van een (niet 25 afgebeeld) gebruikelijk drijverelement en naaldklep op een afstand van voldoende grootte onder de bovenkant van het reservoir 14 gehouden, waarbij zich boven het water een persruimte 31 voor het voortstuwen van het gas bevindt. Op de bovenkant van het reservoir 14 bevindt zich een automatisch werkzame drukverlagingsklep 32, 30 die met betrekking tot het fluïdum in verbinding met de persruimte 31 staat; waarbij deze drukverlagingsklep 32 als ontluchter dienst doet en op de atmosfeer in de koelruimte 12 uitkomt.
Elke sirooptank 15 bezit een normaal gesloten doch verwijderbaar vuldeksel 34 en een ademopening 86 (figuur 10), 35 waardoor de tank 15 in de atmosfeer in de koelkamer 12 wordt ont- 8304338 __ —--^ - 13 - lucht en waardoor wordt voorkomen dat de inwendige ruimte van de tank 15 onder druk komt, zodat deze steeds onder de druk van de atmosfeer staat. Elke vermogensklep 19 bezit een inlaat, die uit een eerste gasinlaat 35 en een tweede gasinlaat 36 bestaat. De 5 vermogenskleppen 19 zijn achter elkaar in serie in de gastoevoer- leiding 18 opgenomen, waarbij de eerste inlaat 35 van een eerste vermogensklep 19 direkt met de gastoevoerbron 13 is verbonden, en een tweede uitlaat 36 van de laatste vermogensklep 19 met de persruimte 31 is verbonden, terwijl de tweede inlaat 36 van de eerste 10 vermogensklep 19 met de eerste inlaat 35 van de tweede opvolgende vermogensklep 19 is verbonden, enz. tot aan de tweede uitlaat 36 van de op één na laatste vermogensklep 19, die met de eerste inlaat 35 van de laatste vermogensklep 19 is verbonden. De uitlaat van elke vermogensklep is in een eerste uitlaat 37 en een tweede uitlaat 15 38 gesplitst. Elke eerste uitlaat 37 is met een afgifteleiding 39 verbonden, die via een los te koppelen verbindingselement 40 naar een desbetreffende sirooppomp 16 loopt. Elke tweede uitlaat 38 is door middel van een gasleiding 41 voor servovoortstuwingsgas met een pneumatisch werkzame servo-eenheid 42 met een hamer 43 verbonden 20 om een geforceerde kracht op een klepaambeeld 44 uit te oefenen teneinde de waterklep 29 te openen. In de servo-eenheid 42 bevindt zich een logisch pneumatisch OF-mechanisme, dat uit de diafragma's 46 tussen de hamer 43 en de servoleidingen 41 bestaat; waarbij zich tussen elk paar naast elkaar bevindende servoleidingen 41 dus een 25 diafragma bevindt. Elke vermogensklep 19 is van een ontluchter 47 naar de atmosfeer in de koelkamer voorzien, en van een klepelement 48 met een normale stand, waarin de inlaten 35, 36 en de gastoevoer, bron 13 ten opzichte van de uitlaten 37, 38 zijn afgesloten, en waarin de ontluchter 47 met betrekking tot het fluidum met de uitlaten 30 37, 38 is verbonden en dientengevolge met een desbetreffende siroop pomp 16. Het klepelement 48 kan in een andere afgiftestand worden geplaatst, waarin de inlaten 35, 36 met de gastoevoerbron 13 met betrekking tot het fluidum met de uitlaten 37, 38 zijn verbonden, en voorts met een desbetreffende sirooppomp 16 en met de servo-35 eenheid 42, en waarbij de uitlaten 37, 38 ten opzichte van de ont- 9304308 ___ ^ - 14 - luchter 47 zijn afgesloten. Het klepelement 48 staat onder de voorspanning van een veer, is slechts in één stand stabiel en keert automatisch weer naar de normale stand terug. Elke uitlaat 35, 36 is van een stroombegrenzingselement 49 voorzien, dat blijk-5 baar dienst doet om te voorkomen dat de niet door middel van vast- klemelementen doch alleen door wrijving bevestigde voortstuwings-leidingen 39, 41 door een golf voortstuwingsgas van hun aansluit-elementen worden afgeblazen.
Vanaf een desbetreffende sirooppomp 16 strekt 10 zich een siroopafgifteleiding 50 naar het mondstuk 30 uit. Elke afgifteleiding bezit een open en los te koppelen aansluitelement 51, dat met een normaal gesloten terugslagklep en met een los te koppelen aansluitelement 52 van een andere afgifteleiding 53 is verbonden, die met een instelbaar stroombegrenzingselement 54 zijde-15 lings in de lengterichting van het mondstuk 30 is verbonden. Elke sirooppomp 16 bezit een siroopinlaat 55, die met betrekking tot het fluïdum in verbinding met de inwendige ruimte van een desbetreffende sirooptank 15 staat, en een siroopuitlaat 56, waarmee een desbetreffende afgifteleiding 50 is verbonden. Door middel van een 20 als terugslagklep uitgevoerde vulklep 57 kan de siroop in de pomp 16 stromen, doch hierdoor wordt voorkomen dat de siroop vanuit de pomp 16 weer terug naar de tank 15 stroomt. De voortstuwings-leiding 39 is met een voortstuwingspoort 58 en met een uitzetbare zak 59 van elastomeer kunststof verbonden, waardoor het voortstu-25 wingsgas van de siroop wordt gescheiden. De pomp 16 bevindt zich bij voorkeur in de tank 15, en kan in en uit de tank 15 worden geplaatst, wanneer het deksel 34 is verwijderd. Het met de hand invoeren en uithalen van de pomp 16 in respectievelijk uit de tank 15 kan door middel van een zich naar boven uitstrekkende pomphand-30 greep 60 plaatsvinden. Elke tank 15 bezit een bovenwand 61, waardoor zich zowel de drankafgifteleiding 50 als de voortstuwings-leiding 39 uitstrekken. De tank 15 bezit verder geen openingen onder de bovenwand 61, terwijl de pomp 16 door middel van naar binnen doorgezette vasthoudelementen 63 tegen de bodem 62 van de 35 tank wordt gehouden, die onder wrijving in aangrijping met de pomp 8304588 -ISIS zijn, doch flexibel genoeg zijn om de mogelijkheid te bieden dat de pomp 16 door middel van de handgreep 60 met de hand uit de tank wordt getrokken. Het mondstuk 30 is in een afgiftesectie 64 gemonteerd, die op de buitenzijde van een normaal gesloten kast-5 deur 65 is bevestigd. Deze sectie 64 is van een druipblad voorzien, alsmede van naar beneden in te drukken bedieningsknoppen 66, die in aangrijping met desbetreffende vermogenskleppen 19 zijn en waardoor een uitgekozen pomp 16 en de servo-eenheid 42 onder druk worden gezet om de waterklep 29 te openen, en van een verwijderbaar 10 mondstukomhulsel 67, waardoor de instelbare siroopstroombegrenzings-elementen 54 normaal zijn afgeschermd. De kast 11 omvat een doosvormige ruimte 68 met een achterpaneel 69, waarop een koelconden-sor 70 is gemonteerd. Onder het achterpaneel 69 zijn aan de tegenover elkaar gelegen hoeken een paar wielen 71 gemonteerd, en aan de 15 hier tegenover gelegen hoeken nabij de bovenrand 73 van het achterpaneel 69 zijn een paar naar buiten te zwenken scheidingshandgrepen 72 gemonteerd. Het waterreservoir 14, waardoor de zwaarste afzonderlijke constructie in de inrichting 10 wordt gevormd, is naast het achterpaneel 69 gemonteerd en de zware koelcompressor 74 is 20 terwille van de stabiliteit direkt onder het reservoir 14 tussen de wielen 71 gemonteerd. In de koelkamar 12 bevindt zich een U-vormige koelverdamper 75 met uitstekende beenstukken 76, die naar de kastdeur 65 toe zijn gericht. Het waterreservoir 14 bezit van bovenaf gezien een cirkelvormige doorsnede en de lengte van elk 25 verdamperbeenstuk 76 is groter dan de diameter van het reservoir 14, zodat het reservoir 14 van boven af gezien zich volledig binnen de verdamper 75 bevindt.
Door middel van kastscharnieren 77 is de deur 65 scharnierend aan de ene zijkant van d^doosvormige ruimte 30 gemonteerd, waarbij de deur 65 om een vertikale door de scharnieren 77 bepaalde as kan worden geopend. Aan de binnenzijde van de deur 65 bevindt zich een tankenrek 78 voor de sirooptanken 15, en een flessenrek 79 voor de gastoevoerbron 13. Aan de bovenkant van de deur 65 bevindt zich een regelkamer 80, waarin de vermogenskleppen 35 19, de servo-eenheid 42 en de waterklep 29 zijn opgenomen. Deze 8 3 0 *>· o 3 8 - 16 - regelkamer 80 is met betrekking tot het fluïdum open voor de koel-kamer 12, doch de toegang en het inkijken hierin worden door middel van een verwijderbaar regelkamerdeksel 81 verhinderd. De regelkamer 80 ' staat met betrekking tot het fluïdum direkt in verbin-5 ding met de koelkamer 12 en is als een deel van de koelkamer 12 op te vatten.
De inrichting 10 kan op alternatieve wijze met een toevoerpunt voor stromend water zijn verbonden en van een watervat 82 in de inwendige ruimte van de koelkamer 12 zijn voor-10 ' zien. Dit watervat is dan met een inlaat van de pomp 27 verbonden en de pomp 27 staat onder de invloed van da regeling van een gebruikelijk (niet afgeheeld) waterniveauregelorgaan voor het reservoir 14. Het is voordelig om het vat 14 toe te passen doordat dit met ijs en water kan worden gevuld waardoor.de afkoelende wer-15 king wordt bevorderd en de capaciteit van de inrichting 10 om koude dranken af' te geven, wordt vergroot.
In de figuren 2 en 3 is het best de efficiënte en effectieve uitvoering van de constructie van de inrichting 10 weergegeven. De verdamper 75 is nabij de bovenkant van de koelkamer 20 12 geplaatst, waarbij het gesloten einde van de U-vorm zich aan de achterkant bevindt en de beenstukken 76 zich in de richting naar de deur 65 uitstrekken. Het waterreservoir 14 bevindt zich zoals het beste uit figuur 3 is te zien binnen de U-vormige verdamper 75, waarbij de achterkant van dit reservoir 14 op zodanige wijze tegen 25 het achterpaneel 68 aan is geplaatst, dat hierbij nog ruimte voor de verdamper 75 en een naar beneden gerichte koude luchtstroom tussen het achterpaneel 69 en het reservoir 14 overblijft. De siroop-tanken 15 worden door de tankenrekken 78 aan de binnenzijde van de deur 65 ondersteund. Deze tanken 15 zijn zijdelings naast elkaar 30 ter plaatse van het open einde van de U-vormige verdamper 75 aangebracht, waardoor bij voorkeur zonder de toepassing van een ventilator een statische koelende werking met betrekking tot het reservoir 14 wordt verkregen. De gasfles 13, die bij voorkeur uit een onder een hoge druk staande fles koolstofdioxydegas bestaat, wordt 35 aan de binnenzijde van de deur 65 door het flessenrek 79 ondersteund.
8304388 - 17 -
Deze gasfles 13 is dicht naast de as van de scharnieren 77 ondersteund. De naar keuze toe te passen waterpomp 27 bevindt zich in de koelkamer 12 onder het reservoir 14. Het naar keuze toe te passen watervat 82 kan in de plaats van de onderste sirooptank 15 5 worden gesteld (wanneer in eventuele gevallen van dit vat 82 wordt gebruik gemaakt). De vermogensafgiftekleppen 19, alsmede de servo-eenheid 42 en de waterklep 29 bevinden zich allemaal in de regel-kamer 80 aan de deur 65. Door het kamerdeksel 81 worden de buizen, de kleppen en verschillende componenten in de regelkamer 80 aan 10 het oog onttrokken, doch hierdoor wordt wel het afgewerkte voort- stuwingsgas in de koelkamer 12 ontlucht. De naar beneden in te drukken bedieningsorganen 66 zijn op zodanige wijze met de klepele-menten 48 verbonden, dat deze door middel van een scharnierende beweging van de organen worden ingedrukt. Door de naar beneden 15 gerichte kracht, waaraan de knoppen weerstand moeten bieden, wordt geen zijdelingse kracht veroorzaakt zodat de inrichting 10 over de vloer zou worden verschoven, waarop deze staat. Door de compressor 74, die zich zijdelings tussen de wielen 71 onder het reservoir 14 bevindt, wordt het gewicht van de inrichting 10 juist voor de 20 wielen 71 geconcentreerd, zodat de scheidingshandgrepen 72 op gemakkelijke wijze door een kind kunnen worden vastgepakt, en waardoor de inrichting 10 dan worden verplaatst. De scheidingshandgrepen 72 dienen verder om de inrichting 10 ten opzichte van de wand van een gebouw te scheiden om er zorg voor te dragen dat er een 25 naar boven gerichte convectieluchtstroom langs de compressor 74 en de condensorspoel 70 stroomt. Duidelijkheidshalve zijn de figuren 2 en 3 zonder buizen afgeheeld.
Uit figuur 4 blijkt, waarin de deur 65 in de geopende toestand is afgebeeld, dat de sirooptank 15 en de gasfles 30 13 allemaal naar buiten in een stand voor een onbelemmerde toegang van deze apparaten kunnen worden gezwenkt, waarin de fles 13 uit de kast kan worden verwijderd en/of verwisseld en waarin de tank- tanks deksels 34 kunnen worden verwijderd om de / op gemakkelijke wijze te kunnen vullen zonder dat deze tanks 15 van de tankenrekken 78 35 af worden gehaald. Door de plaatsing van het reservoir 14 en de ---- 8304338 I ' - 18 - compressor 74 in de nabijheid van achterpaneel 69 wordt een grotere stabiliteit aan de inrichting 10 verleend, wanneer de deur 65 is geopend, zodat de inrichting dan niet naar voren zal vallen.
In figuur 5 is de deur 65 in de gesloten 5 stand afgebeeld, waarbij het mondstukomhulsel 67 van de afgiftesec- tie 64 is verwijderd, zodat de instelbare stroombegrenzingsele-menten 54 dan toegankelijk zijn, alsmede de afgiftebedieningsorga-nen 66 en de verbindingselementen op het mondstuk 67. Het druip-blad 65 kan dan voor het verwijderen van de inhoud ervan worden 10 weggenomen. De klepelementen 48 kunnen bij het verwijderen van de bedieningsknoppen 66 uit de voorzijde worden verwijderd.
In figuur 6 zijn de waterinlaten afgebeeld, die in feite met de waterleidingen van alle plaatselijke waterleidingbedrijven kunnen worden verbonden. De watertoevoerleiding 23 15 komt door het. achterpaneel 69 in de kast en loopt aan de ene zijde van de condensor- 70 over het achterpaneel 69 naar beneden. De waterleiding 23 bezit een uitwendige dubbele terugslagklep 24 om het terugstromen van water in de leidingen van een plaatselijk waterleidingbedrijf te voorkomen, alsmede een waterfilter 25 en een 20 afsluitklep of een los te koppelen verbindingselement 26. De waterleiding 23 bestaat uit een zeer flexibele kunststofbuis en wordt door middel van een klembeugel 83 op zijn plaats gehouden, waardoor het filter 25 onder wrijving wordt vastgegrepen en vastgehouden. Wanneer het filter 25 door de klembeugel 83 wordt vastgehouden, 25 wordt de kunststofbuis in een strakke toestand gehouden. De water-toevoerleiding 23 en de hierbij behorende onderdelen worden door de klembeugel 83 op hun plaats gehouden, waarbij deze door middel van de scheidingshandgrepen 72 tegen beschadigingen worden beschermd. Niettemin kan het filter 25 uit de klembeugel 83 worden getrokken 30 waarna de leiding 23 en de hierbij behorende onderdelen in een stand kunnen worden verplaatst, waarin het filter 25 gemakkelijk voor inspectie, reparatie, aansluit- of ontkoppelbewerkingen, het reinigen of het afsluiten van het filter toegankelijk is.
In figuur 7 is in detail een pneumatische ver-35 mogensklep 19 afgebeeld. Het onder de voorspanning van een veer 8304388 - 19 - staande klepelement 48 is in de normale stand afgebeeld en wordt daarachter naar de andere afgiftestand gedrukt. Het stroombegren-zingselement 49 dient als hulpmiddel voor buisverbindingen zonder de toepassing van klembeugels, die door middel van wrijving op de 5 pomp 16, de servo-eenheid 42 en de vermogensklep 19 worden uitgevoerd.
Het los te koppelen drankverbindingselement 51 is in detail in figuur 8 afgebeeld. Het open los te koppelen verbindingselement 51 kan vrij van de normaal gesloten terugslag-10 klep 52 komen om de drankafgifteleiding 50 los van de andere leiding 54 te koppelen. De instelbare stroombegrenzingselementen 54 in de andere leidingen 53 zijn van het type, dat door middel van een naaldklep is uitgevoerd. De servo-eenheid 42 en de waterklep 29 zijn in detail in figuur 9 afgebeeld. Ongeacht welke servo-15 voortstuwingsleiding 49 onder druk staat, wordt de hamer 43 naar buiten gedreven zodat deze in aangrijping met het aambeeld 44 komt en de waterklep 29 op deze wijze wordt geopend. Door het diafragma 46 wordt het logische OF-apparaat van de servo-eenhéid 42 gevormd, doordat hierdoor een servokamer voor elke vermogensklep 20 19 op fluidumdichte wijze van andere servokamers wordt afgeschei den.
In de figuren 10, 11 en 12 zijn in detail een sirooptank 15 en een pomp 16 afgebeeld. De pomp 16 is in de bij voorkeur hiervoor gebruikte plaats in de tank 15 afgebeeld. Door 25 het vuldeksel 34 is het ademelement 86 afgedekt, waardoor wordt voorkomen dat de tank 15 onder druk komt te staan. De drankafgifteleiding 50 en de gasvoortstuwingsleiding 39 lopen beide door ope-ningen in de bovenwand 61 van de tank heen en verder zijn er geen openingen van de een of andere soort in de tank 15 aanwezig, zodat 30 er geen mogelijkheid voor het optreden van lekken aanwezig is. De pomp 16 wordt door middel van vasthoudelementen 63 op de bodem 62 van de tank 15 vastgehouden, die uit naar binnen gekeerde doorgezette elementen bestaan, waardoor de pomp 16 op de bodem 62 wordt gehouden. De inlaat 55 van de sirooppomp 16 staat met betrekking 35 tot het fluidum in verbinding met de inwendige ruimte van de tank 15 t 8304338 -20- waarbij deze inlaat 55 door een als een terugslagklep uitgevoerde vulklep 57 automatisch wordt geopend om de stroom siroop in de pomp 16 toe te laten, doch automatisch wordt afgesloten om te voorkomen dat de siroop van de pomp 16 weer terug naar de tank 15 vloeit.
5 De drankuitlaat 56 is met de afgifteleiding 50 verbonden, die van een open helft van een los te koppelen verbindingselement 51 is met voorzien, waardoor deze leiding gemakkelijk /of los van de normaal gesloten terugslagklep/ het loskoppelbare verbindingselement 52 is te koppelen. Door de zak 59 wordt de inwendige ruimte van de pomp 10 16 in een pompkamer 84 en een voortstuwingskamer 85 verdeeld. Een voortstuwingspoort 58 strekt zich tot in de voortstuwingskamer 85 uit, en is met de afgifteleiding 39 voor het voortstuwingsgas verbonden, die van een loskoppelbaar verbindingselement 40 is voorzien. Door middel van een zich naar boven uitstrekkende handgreep 60 is 15 het mogelijk om de pomp 16 met de hand door de bovenwand 61 in en uit de tank 15 te plaatsen, wanneer het deksel 34 is verwijderd.
Tijdens de werking van de-inrichting 10 en bij de praktische uitvoering van de werkwijze volgens de uitvinding wordt een fles 13 met gecomprimeerd gas, waarin zich hetzij 20 koolstofdioxyde hetzij gecomprimeerde lucht bevindt, in de koelkamer 12 geplaatst en met de toevoerleiding 18 verbonden. De gasfles 13 bezit een schokbestendige vooringestelde drukregelaar 17, terwijl het in en uit koppelbare verbindingselement 20 in de uitlaat van de regelaar 17 kan worden gehaakt; waarbij het niet vereist is om 25 in de inrichting 10 bepaalde drukken in te stellen, dit wil zeggen dat de regelaar 17 bij het weer opnieuw vullen van de fles met de fles wordt meegegeven en dat de regelaar 17 dan door de vuiler van de fles 13 wordt gecontroleerd. Door de regelaar 17 wordt een vooraf bepaalde en vooraf ingestelde druk van 1,75 kg/m2 gehandhaafd. 30 Bij de aansluiting hierop wordt aan alle vermogenskleppen 19 en het waterreservoir 14 gas onder druk toegevoerd. De watertoevoer-leiding 23 wordt aangesloten en open gezet, waarna het reservoir 14 tot aan het gewenste niveau met water wordt gevuld, waarbij een bovenste persruimte 31 met gecomprimeerd koolstofdioxyde (of lucht) 35 boven het water wordt gehouden. Het water wordt voor het carbonateren 8304383 - 21 - in hat reservoir 14 gesproeid, waarbij door middel van een gebruikelijke- (niet afgeheelde) poreuze steen ter plaatse van de bodem van het reservoir 14 koolstofdioxydegas wordt toegelaten indien door de inrichting 10 gecarbonateerde dranken worden bereid. 5 Elke sirooptank 15 wordt met dranksiroop gevuld. Voorbeelden van dranksiropen, die soms geconcentreerde dranken worden genoemd, worden door geconcentreerde siropen voor niet gecarbonateerde dranken gevormd, zoals fruitsappen, punch, thee, smakeloze of verschraalde wijnsoorten, koude koffie en dranken, die in een melk-10 salon worden geserveerd. Voorbeelden van siropen voor gecarbonateerde dranken omvatten cola!'s, citroen-limoenlimonade, sinasappel-limonade, dieetdranken en dergelijke. Indien alkoholische dranken geserveerd moeten worden, wordt in de tank 15 een alkoholische drank aangebracht. Gedurende het aanvankelijk vullen van elke tank 15 15 wordt de met lucht gevulde pomp 16 door de vasthoudelementen 63 naar beneden op de bodem 21 gehouden, zodat de pomp 16 niet omhoog naar de bovenkant van de tank 15 drijft en in een omgekeerde stand terecht komt. Om de pomp 16 te vullen wordt een bedieningsknop 66 naar beneden gedrukt en wordt een dienovereenkomstig klep-20 element 48 ingedrukt. Dan wordt gecomprimeerd gas asm de pomp 16 toegevoerd, waardoor de zak 59 wordt opgeblazen en de lucht uit de pompkamer 84 wordt verdreven. Dan wordt de bedieningsknop 66 losgelaten, zodat het klepelement 48 in zijn normale stand terugkeert, waarbij de pompvoortstuwingskamer 85 door middel van een ont-25 luchter met de atmosfeer wordt verbonden en de zak 59 in elkaar wordt gedrukt wanneer de drank onder de invloed van de zwaartekracht vanuit de niet onder druk staande tank 15 in de pompkamer 84 komt. Door een dergelijke tweede voor het vullen bestemde bedieningsknop zal op een gebruikelijke wijze lucht uit de afgifteleiding 50 30 worden weggespoeld, waarna de inrichting 10 in een gevulde toestand verkeert. Het is noodzakelijk om op dezelfde wijze alle pompen 16 en afgifteleidingen 50 met vloeistof te vullen. Wanneer de koeling wordt ingeschakeld wordt aan het waterreservoir 14 de voorrang met betrekking tot de van de koeler afkomstige koeling verleent, door-35 dat langs drie zijden hiervan een luchtstroom naar beneden wordt 8304308 - 22 - gevoerd, en wel in het bijzonder de linker, de achter en de rechter zijde, waarbij de veel kleinere en mindere belangrijke siroop-tanken 15 door de nog overgebleven lucht worden afgekoeld. Wanneer de inrichting 10 's nachts wordt gekoeld, zullen het water en de 5 siropen beide tot op dezelfde temperatuur juist boven het vries punt zoals bijvoorbeeld 1°C tot 2°C worden afgekoeld. Na het vullen en het afkoelen wordt de instelbare stromingsregelaar 54 met de hand op een zodanige waarde ingesteld dat er een correcte verhouding van de siroopstroom ten opzichte van de waterstroom ont-10 staat, waarna de inrichting 10 gereed is om dranken van het achteraf gemengde type af te geven. Het reservoir 14 en elke tank 15 voorraad bevat een vooraf gekoelde water respectievelijk siroop die tenminste voldoende voor een dag is.
Bij het bereiden van een te serveren volume 15 drank wordt een uitgekozen bedieningsorgaan 66 ingedrukt. Door dit bedieningsorgaan 66 wordt een klepelement 48 naar beneden gedrukt. Door dit naar beneden gedrukte klepelement wordt met betrekking tot de fluidumstroming de inlaten 35, 36 van de vermogensklep met de uitlaten 37, 38 hiervan verbonden, waardoor de .gastoevoerbron 13 20 met een desbetreffende PomPl6 voor de uitgekozen drank en met 'd_e servo-eenheid 42 wordt verbonden. Verder wordt de vermogensontluch-tingsklep 47 gesloten. Door de servo-eenheid 42 wordt de waterklep 29 geopend, zodat het water onder de invloed van de gasdruk, die in de persruimte 31 in stand wordt gehouden, uit het mondstuk 30 25 gaat stromen. Wanneer het klepelement 48 zich in de afgiftestand bevindt, is de gastoevoerbron 13 nog met betrekking tot de fluidumstroming via de bediende vermogensklep 19 met het reservoir 14 verbonden. Tegelijkertijd en samen hiermee wordt dezelfde gasdruk aan de pomp 16 toegevoerd, waardoor de siroop onmiddellijk naar 30 en uit het mondstuk 30 wordt gevoerd. Wanneer de afgifte van het te serveren volume is voltooid, wordt de bedieningsknop 66 losgelaten en keert het onder de voorspanning van een veer staande klepelement 48 naar de normale stand ervan terug, waardoor de inlaten 35, 36 ten opzichte van de uitlaten 37, 38 worden gesloten en de 35 verbinding van het gecomprimeerde gas met de servo-eenheid 42 en de 8304383 ♦ - 23 - desbetreffende pomp 16 wordt losgekoppeld, en waardoor de uitlaten 37, 38 met de ontluchter 47 worden verbonden en de pomp 16 en de servo-eenheid 42 met de atmosfeer worden verbonden. Het afgewerkte voortstuwingsgas in de pomp 16 en de servo-eenheid 42 wordt on-5 middellijk door de ontluchter naar de atmosfeer in de koelkamer 12 afgevoerd. De vooraf bepaalde en identieke persruimte in de servo-eenheid 42 zal onmiddellijk vanwege het kleine volume ervan wegvallen, zodat er voor het leeg worden van de voortstuwingskamer slechts enkele seconden nodig zijn wanneer de pompkamer 84 weer 10 met siroop wordt gevuld. De siroop in de pomp 16 wordt minstens in een even koele toestand als de siroop in de tank 15 gehouden, zodat het water en de siroop bij nagenoeg dezelfde temperatuur en druk worden afgegeven. De stromen siroop en water worden ter plaatse van het mondstuk 30 met elkaar gecombineerd om de koude achteraf 15 gemengde drank te vormen, hoewel deze niet met gecomprimeerde lucht is gecarbonateerd of met koolstofdioxydegas is gecarbonateerd. De overdracht van de siroop vanuit de tank 15 naar de pomp 16 wordt geheel en al binnen de tank 15 verricht, zodat er geen mogelijkheid tot het optreden van lekken of verontreinigingen ontstaat.
20 De afgebeelde inrichting 10 bezit slechts vier bedieningsorganen 66 en vermogenskleppen 19, doch slechts drie sirooptanken 15 en pompen 16. Het vierde bedieningsorgaan 66 en de vierde vermogensklep 19 is alleen voor gecarbonateerd water of koud water bestemd. Een van de uitlaten 38 van de vermogensklep 25 19 is met de servo-eenheid 42 verbonden, terwijl de andere uitlaat 37 met een plug is afgesloten. Door het vierde bedieningsorgaan 66 en de vierde vermogensklep 19 wordt een effectieve naar keuze toe te passen mogelijkheid voor de toepassing van gekoeld water gevormd, dat uit smakeloos of gecarbonateerd water kan bestaan.
30 Voor het veranderen van smaken, of voor het reinigen of aan de gezondheidseisen aanpassen van de sirooptanken en pompen worden de afkoppelbare verbindingselementen 40, 41 los gekoppeld en worden de tank 15 en de pomp 16 uit de inrichting 10 verwijderd. Door de normaal gesloten terugslagkleppen 52 wordt het 35 sijpelen uit het mondstuk 30 verhinderd. De tank 15 en de pomp 16 * 8304338 - 24 - * zijn zodanig uitgevoerd dat de vloeistof volledig uit de vulopening en de afgifteleiding 50 druipt, wanneer de tank 15 en de pomp 16 in een omgekeerde stand worden geplaatst. Door de vast-houdelementen 63 wordt de pomp 16 vast gehouden, wanneer de tank 5 wordt omgekeerd. De pomp 16 kan gemakkelijk uit de tank 15 worden verwijderd en alle onderdelen van de tank 15 en de pomp 16 kunnen gemakkelijk in een vaatwasinrichting worden schoongemaakt.
De voordelen van de inrichtinglO en de werkwijze volgens de uitvinding zijn vele. Een in het oog lopende eigen-10 schap ervan wordt door de stille werking van de inrichting 10 gevormd. Deze bevat geen koelventilator noch mechanisch werkende drukknoppen of vergrendelelementen, terwijl het ontluchten van gecomprimeerd gas uit dé vermogenskleppen 19, de servo-eenheid 42 en uit de vrij geef klep 32 voor het reservoir, alsmede de werking van 15 de regelaar 17 en de voortstuwings- en afgifteleidingen en de pomp 16 niet is te horen. De inrichting 10 is absoluut stil met uitzondering van de compressor 74. pe afvoer van voortstuwingsgas uit de vermogenskleppen 19 en de servo-eenheid 42 door middel van ontluchtingselementen naar de koelkamer heeft verder blijkbaar 20 tot gevolg dat de aangroeiingsverschijnselen van ijs op de verdamper 75 afnemen omdat het verbruikte voortstuwingsgas droog is en vochtbevattende lucht hierdoor naar buiten wordt verdreven. Door de inrichting 10 worden zonder de toepassing van elektrische componenten of gecompliceerde onderdelen dranken met een veelvoud aan 25 smaken afgegeven. De pneumatische en vloeistof-verbindingen zijn tot een minimum gereduceerd, en een foutieve werking van één van deze verbindingen zal geen verspillen van vloeistof tot resultaat hebben. De gebruikelijke uitvoering van door elkaar lopende pneumatische en drankleidingen is aan het oog onttrokken. De inrichting 30 10 kan met gecarbonateerde of niet gecarbonateerde dranken werken.
De inrichting 10 bestaat uit een afgifte-inrichting voor dranken met een veelvoud aan smaken zonder dat' hierbij van elektrische of mechanische schakelaars, onderlinge vergrendelelementen en mechanismen wordt gebruik gemaakt en zonder dat hierin een veelvoud van 35 waterkleppen en leidingen wordt toegepast. De verhouding van siroop 8304388 - 25 - tot water kan op gemakkelijke wijze worden ingesteld en kan zeer nauwkeurig en bij herhaling worden uitgevoerd vanwege de omstandigheid dat de siroop en het water dezelfde temperatuur en druk bezitten. De sirooptank 15 en de pompen 16 staan normaal niet onder 5 druk; de pompen worden alleen met onderbrekingen onder druk gezet.
Wanneer een pomp 16 lekt, zal de lekkende vloeistof in de tank 15 blijven. De tank 15 bezit geen openingen waardoor lekken kan optreden. Het water waarvan een groter volume wordt gebruikt, krijgt de voorrang met betrekking tot de door de koeler bewerkstelligde 10 koeling. De tank 15 en de pompen 16 kunnen op gemakkelijke wijze worden schoongemaakt en het veranderen van de smaak van de dranken kan gemakkelijk ten uitvoer worden gebracht. De siroop komt nooit in contact met metaal en er is geen kans voor de vorming van een metaalsmaak aanwezig. De kwaliteit van de door de inrichting 10 15 afgegeven drank is zo uitstekend, dat er met betrekking tot de drank op vertrouwd kan worden, dat dezegelijkbaar is met de uit een glazen fles afkomstige drank. Van het meeste belang is dat de inrichting 10 in een burgerhuishouding kan worden gebruikt, omdat de inrichting eenvoudig is, aan gezondheidseisen voldoet en niet 20 vuil of een slordig aanzien heeft, zonder fouten en uiterst betrouwbaar werkt, vrij van lekkage is, gemakkelijk schoon te melken, niet kan exploderen, en fouten gemakkelijk kunnen worden opgespoord en gerepareerd indien de werking van de inrichting niet met de gewenste werking overeenstemt.
3504388 __ ___j

Claims (47)

1. Inrichting voor de afgifte van koude dranken die door middel van gecomprimeerd gas werkzaam is, met het kenmerk, dat deze is samengesteld uit een combinatie van 5 een thermisch geisoleerde kast met een koelkamer, die een koel- verdamper bevat, alsmede een toevoerbron voor de toevoer van gecomprimeerd gas onder een vooraf bepaalde geregelde druk, een waterreservoir, een niet onder druk staande sirooptank, en een normaal niet onder druk staande sirooptank met een siroopinlaat, die 10 met betrekking tot de hierdoorheen gaande fluidumstroming in verbinding met de sirooptank staat; alsmede uit een normaal gesloten waterklep, die met betrekking tot de hierdoorheen gaande fluidumstroming met: een uitlaat van het reservoir is verbonden; uit een afgiftemondstuk aan de buitenzijde van de kast, waarbij dit mond-15 stuk met betrekking tot de hierdoorheen gaande fluidumstroming met de sirooppomp en-de waterklep is verbonden; uit een pneumatische vermogensafgifteklep met een met de gastoevoerbron verbonden inlaat, uit een met de sirooppomp verbonden uitlaat, met een ontluchtings-element naar de atmosfeer, en met een klepelement met een normale 20 stand, waarin de klepinlaat is gesloten en de uitlaat en de sirooppomp met betrekking tot de hierdoorheen gaande fluidumstroming met het ontluchtingselement zijn verbonden, waarbij dit klepelement op selectieve wijze in een andere afgiftestand kan worden geplaatst waarin de inlaat met betrekking tot de hierdoorheen gaande fluidum-25 stroming met de uitiaat is verbonden en de gastoevoerbron met betrekking tot de hierdoorheen gaande fluidumstroming met de sirooppomp is verbonden en waarin het ontluchtingselement is gesloten; en uit een met de hand bedienbaar afgiftebedieningsorgaan op de buitenzijde van de kast, waarbij dit bedieningsorgaan op zodanige 30 wijze werkzaam met andere onderdelen is verbonden dat het klepelement hierdoor in de afgiftestand kan worden geplaatst en de waterklep kan worden geopend.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het ontluchtingselement van de vermogensklep 35 zich in de koelkamer bevindt, en dat de sirooptank een uitademings- •304388 - 27 - opening naar de atmosfeer in de koelkamer bezit.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het waterreservoir van een vrijgeefklep is voorzien waardoor het fluidum hierin naar de atmosfeer in de koel- 5 kamer kan worden ontlucht.
4. Inrichting volgens één van de conclusies 1 tot en met 3, met het kenmerk, dat de sirooppomp zich binnen de sirooptank bevindt.
5. Inrichting volgens conclusie 4, 10 met het kenmerk, dat deze van een pompgasleiding is voorzien waardoor de uitlaat van de vermogensklep met de sirooppomp is verbonden en van een siroopafgifteleiding waardoor de uitlaat van een sirooppomp met het mondstuk is verbonden, waarbij deze leidingen via de bovenkant van de genoemde tank in deze sirooptank binnenko-15 men.
6. Inrichting volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat de tank van een vasthoudelement is voorzien, waardoor de pomp op de bodem van de sirooptank wordt vastgëhouden.
7. Inrichting volgens één van de conclusies 20. tot en met 6, met het kenmerk, dat de pomp van een zich naar boven uitstrekkende handgreep in de tank is voorzien.
8. Inrichting volgens één van de conclusies 4 tot en met 7, met het kenmerk, dat de sirooptank op de bovenkant van de tank van een normaal gesloten en verwijderbaar vuldeksel is 25 voorzien; alsmede dat een siroopafgifteleiding door de bovenkant van de tank in de sirooptank komt, waarbij de siroopafgifteleiding buiten de tank van een loskoppelbaar verbindingselement is voorzien en tussen dit loskoppelbare verbindingselement en het mondstuk van een normaal gesloten terugslagklep; dat zich in de inwendige 30 ruimte van de kast en in de koelkamer een rek bevindt, waardoor de sirooptank wordt ondersteund, waarbij de sirooptank door het afscheiden van het loskoppelbare verbindingselement van de siroopafgifteleiding kan worden losgekoppeld en dan van het rek en uit de inrichting kan worden verwijderd; en dat de sirooppomp in de inwen-35 dige ruimte van en in de nabijheid van de bodem van de sirooptank 13 0 4 3 $ 8 • ___ - » - 28 - ι van een als een terugslagklep uitgevoerde vulklep is voorzien, waarbij de sirooptank, de pomp en het desbetreffende gedeelte van de siroopafgifteleiding tussen de pomp en het loskoppelbare verbindingselement allemaal op zodanige wijze zijn uitgevoerd dat de 5 vloeistof hieruit uit zichzelf volkomen uitdruipt, wanneer deze uit de inrichting worden verwijderd en in een omgekeerde stand worden geplaatst.
9. Inrichting volgens een van de conclusies 1 tot en met 8, met het kenmerk, dat in de siroopleiding vanaf 10 de pomp naar het mondstuk een instelbaar stroombegrenzingselement is opgenomen, waarbij dit stroombegrenzingselement zich aan de buitenzijde van de kast bevindt en onmiddellijk naast het mondstuk is aangebracht, terwijl dit begrenzingselement in een mondstukom-hulsel aan de. buitenzijde van de kast aan het oog wordt onttrokken. 15 10. Inrichting volgens één van de conclusies 1 tot en met 9, met het kenmerk, dat de uitlaat van de vermogensklep stroomopwaarts van een gasleiding, waardoor de vermogensklep met de pomp is verbonden, een stroombegrenzingselement bezit', waarbij deze gasleiding onder wrijving met zowel de vermogensklep als de 20 pomp is verbonden.
11. Inrichting volgens één van de conclusies 1 tot en met 10, met het kenmerk, dat deze van een pneumatische openingservo-eenheid is voorzien, die werkzaam met de waterklep is verbonden, en van een gasleiding, waardoor de Servo-eenheid met 25 betrekking tot de fluidumstroom met de uitlaat van de vermogensklep is verbonden.
12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de servo-eenheid voor de waterklep normaal met betrekking tot de fluidumstroom met de ontluchter van de vermo-30 gensklep is verbonden.
13. Inrichting volgens één van de conclusies 1 tot en met 12, met het kenmerk, dat de kast van een normaal gesloten deur is voorzien, waarbij de genoemde sirooptank op het binnenvlak van de deur is gemonteerd. 35 14.; Inrichting volgens conclusie 13, 8 3 Ö 4 3 8 8 - 29 - * met het kenmerk, dat de sirooptank van een normaal gesloten en verwijderbare vuldeksel is voorzien, waarbij de tank en het deksel door een scharnierende beweging uit de koelkamer kunnen worden bewogen en dan zonder belemmeringen toegankelijk zijn wanneer de 5 kastdeur volledig is geopend.
15. Inrichting volgens één van de conclusies 1 tot en met 14, met het kenmerk, dat het waterreservoir wanneer dit van bovenaf wordt bekeken de vorm van een cirkel heeft, waarbij de verdamper gezien van bovenaf de vorm van een U bezit, terwijl 10 de verdamper groter dan het reservoir is en tenminste om de helft van het reservoir is aangebracht.
16. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat elk beenstuk van de U-vormige verdamper groter dan een diameter van het reservoir is, waarbij dit reser- 15 voir zich van bovenaf gezien volledig binnen het U-vormige gedeelte bevindt.
17. Inrichting volgens één van de conclusies 1 tot en met 16, met het kenmerk, dat langs en onder een onderrand van een achterpaneel van de kast een paar wielen zijn aangebracht, 20 waarbij vanuit punten nabij de bovenrand van het achterpaneel van de kast een paar scheidingshandgrepen naar achteren steken, alsmede op dit achterpaneel tussen de wielen en de scheidingshandgrepen een koelcondensor is aangebracht, en door het achterpaneel van de kast een watertoevoerleiding heen loopt, die zich verder aan de 25 buitenzijde van dit paneel naar beneden uitstrekt.
18. Inrichting volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat deze van een kastdeur is voorzien, waardoor de voorzijde van de kast wordt gevormd, waarbij het genoemde mondstuk op het buitenvlak van deze deur is gemonteerd.
19. Inrichting volgens conclusie 17 of 18, met het kenmerk, dat het waterreservoir in de nabijheid van het achterpaneel en voor de wielen in de kast is gemonteerd.
20. Inrichting volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat deze zijdelings tussen de wielen en direkt 35 onder het waterreservoir van een koelcompressor is voorzien. >304388 - 30 -
21. Inrichting volgens één van de conclusies 17 tot en met 20, met het kenmerk, dat het afgiftebedieningsorgaan uit een naar beneden in te drukken drukknop bestaat.
22. Inrichting volgens één van de conclusies 5 17 tot en met 21, met het kenmerk, dat in de watertoevoer leiding tussen de wielen en de scheidingshandgrepen een waterfilter en een waterafsluitorgaan is opgenomen.
23. Inrichting volgens één van de conclusies 1 tot en met 22, met het kenmerk, dat de toevoerbron voor gecompri-10 meerd gas uit een toevoerbron voor koolstofdioxydegas bestaat.
24. Inrichting volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat de genoemde toevoerbron uit een koolstofdioxy-defles en een vooraf ingestelde koolstofdioxyde-drukregelaar bestaat, welke in een gasflessenrek in de koelkamer zijn gemonteerd. 15 25. Inrichting volgens conclusie 24, met het kenmerk,· dat de gasfles, de regelaar en het flessenrek op het binnenvlak van de kastdeur zijn gemonteerd.
26. Inrichting volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat de fles, de regelaar en het flessenrek zich 20 in de onmiddellijke nabijheid van een scharnier bevinden, waarop de deur scharnierend is gemonteerd.
27. Inrichting volgens één van de conclusies 1 tot en met 26 voor de afgifte van dranken met een veelheid van smaken, met het kenmerk, dat deze van een aantal reeds genoemde 25 sirooptanken is voorzien; alsmede van een zelfde aantal reeds genoemde sirooppompen, waarbij de siroopinlaat van elke pomp met betrekking tot het doorstromende fluïdum in verbinding met een desbetreffende sirooptank staat; van een pneumatisch werkzame klep-openingservo-eenheid, die werkzaam met de waterklep is verbonden; 30 en van een overeenkomstig aantal reeds genoemde vermogenskleppen, de waarbij uitlaat van elke vermogensklep met betrekking tot de fluidumstroming met een desbetreffende sirooppomp en met de servo-eenheid is verbonden.
28. Inrichting volgens conclusie 27, 35 met het kenmerk, dat deze van een toeVoerleiding voor koolstof- 8304388 - 31 - dioxydegas is voorzien, waardoor de gasbron met een met gas gevulde persruimte boven een bepaald watemiveau in het waterreservoir is verbonden, waarbij deze gasleiding zich door de vermogens-kleppen uitstrekt, terwijl de genoemde gastoevoerbron uit een toe-5 voerbron voor koolstofdioxydegas bestaat.
29. Inrichting volgens conclusie 27 of 28, met het kenmerk, dat de vermogenskleppen achter elkaar in serie zijn geplaatst.
30. Inrichting volgens één van de voorafgaande 10 conclusies 27 tot en met 29, met het kenmerk, dat elke vermogens- klep een reeds genoemde eerste en tweede uitlaat bezit, waarbij de eerste uitlaat met betrekking tot de fluidumstroom in verbinding met een desbetreffende sirooppomp staat, en een tweede uitlaat met betrekking tot de fluidumstroom in verbinding met de servo-eenheid 15 staat.
31. Inrichting volgens één van de conclusies, 27 tot en met 30, met het kenmerk, dat de servo-eenheid aan de binnenkant van de kastdeur is gemonteerd.
32. Inrichting volgens één van de conclusies 20 27 tot en met 31, met het kenmerk, dat elke vermogensklep afzonder lijk met de servo-eenheid is verbonden, waarbij deze servo-eenheid een logisch pneumatisch OF-mechanisme bevat.
33. Inrichting volgens conclusie 32, met het kenmerk, dat de servo-eenheid voor elke vermogensklep 25 van een servokamer is voorzien, en voorts van scheidingsschotten, waardoor de servokamers fluidumdicht ten opzichte van elkaar zijn afgescheiden.
34. Inrichting volgens één van de conclusies 27 tot en met 33, met het kenmerk, dat deze van een vermogensklep 30 voor gecarbonateerd water met een soortgelijke inlaat, ontluchter en klepelement is voorzien, waarbij de uitlaat van deze vermogensklep voor gecarbonateerd water alleen met de servo-eenheid is verbonden, terwijl de genoemde gastoevoerbron uit een toevoerbron voor koolstofdioxydegas bestaat.
35. Inrichting volgens één van de conclusies 8304338 --“ - 32 - 1 tot en met 34, met het kenmerk, dat deze van een waterpomp is voorzien om het reservoir tegen de invloed van de persruimte in te vullen, waarbij deze waterpomp zich in de koelkamer onder de verdamper bevindt.
36. Werkwijze voor de afgifte van achteraf gemengde dranken, gekenmerkt doordat deze de bewerkingsstappen bevat waarin een reservevoorraad water tot op een temperatuur wordt afgekoeld, die juist boven het vriespunt ligt; een volle tank siroop onder de druk van de omgeving nagenoeg tot op dezelfde tem-10 peratuur als die van het gekoelde water wordt afgekoeld? het water door middel van een met gecomprimeerd gas gevulde persruimte onder een geregelde vooraf bepaalde druk wordt gebracht? een gedeelte van de siroop in de sirooptank door middel van de zwaartekracht naar.een sirooppomp wordt overgebracht, die normaal niet onder druk 15 staat en door middel van gecomprimeerd gas werkt, waarbij de siroop in de pomp minstens even koel als de siroop in de sirooptank wordt gehouden; tegelijkertijd gekoeld water en siroop onder nagenoeg dezelfde druk en temperatuur wordt afgegéven doordat het gecomprimeerde gas met betrekking tot de hierdoor gevormde fluidum-20 stroom met de sirooppomp wordt verbonden en de siroop door middel van de in de persruimte heersende druk vanuit de pomp naar een af-giftemondstuk wordt voortgestuwd, terwijl verder een . waterklep wordt geopend en het water met behulp van de in de persruimte heersende druk en onder deze druk naar het afgiftemondstuk wordt voort- met 25 gestuwd; de waterstroom en de siroopstroom elkaar worden gecombineerd om een koude achteraf gemengde drank te verkrijgen; en de afgifte wordt beëindigd door de waterklep te sluiten en de druk van het gecomprimeerde gas van de sirooppomp weg te nemen, en het gebruikte gecomprimeerde gas uit de pomp te voeren en door middel 30 van een ontluchter in de koelkamer te leiden, waarin het waterreservoir, de sirooptank en de sirooppomp gezamenlijk worden gekoeld.
37. Werkwijze volgens conclusie 36, gekenmerkt doordat de be-werkingsstap van het overbrengen van de siroop geheel en al in de volle tank met siroop wordt uitgevoerd.
38. Werkwijze volgens conclusie 36 of 37, 8304388 Λ - 33 ->ê gekenmerkt doordat de achteraf gemengde drank wordt gecarbonateerd waarbij het gecompri-meerde gas uit koolstofdioxydegas bestaat.
39. Werkwijze volgens conclusie 38, gekenmerkt doordat hierbij de bewerkingsstap wordt uitgevoerd 5 waarin het zich in de persruimte bevindende koolstofdioxydegas met betrekking tot de hierdoor gevormde fluidumstroming met een servo-eenhe id wordt verbonden om de waterklep te openen en om te bewerkstelligen dat deze waterklep pneumatisch wordt geopend.
40. Werkwijze volgens conclusie 39, 10 gekenmerkt doordat hierbij de bewerkingsstap wordt toegepast waarin het koolstofdioxydegas tegelijkertijd met de sirooppomp en de servo-eenheid wordt verbonden.
41. Werkwijze volgens conclusie 39 of 40, gekenmerkt doordat hierbij de bewerkingsstap wordt toegepast dat 15 het verwerkte koolstofdioxydegas door middel van een ontluchter vanuit de servo-eenheid in de koelkamer wordt gevoerd.
42. Werkwijze volgens conclusie 39, 40 of 41, gekenmerkt doordat hierbij de bewerkingsstap wordt toegepast waarin het beëindigen van de afgifte van de drank de stap 20 omvat waarin de met koolstofdioxyde gevulde persruimte van de servo-eenheid wordt afgekoppeld.
43. Inrichting voor de afgifte van achteraf gemengde gecarbonateerde dranken met een veelheid van smaken en die pneumatisch werkzaam is, met het kenmerk, dat deze is samengesteld 25 uit een combinatie van een toevoerbron voor koolstofdioxydegas onder een vooraf bepaalde geregelde druk; uit een toevoerbron van koud onder druk staand gecarbonateerd water; uit een aantal niet onder druk staande siroopvoorraadtanken, waarbij elke sirooptank zodanige afmetingen bezit dat deze een hoeveelheid siroop kan bevatten, 30 welke voldoende is om een aantal serveervolumes achteraf gemengde gecabonateerde drank af te geven, terwijl elke sirooptank van een uitademingsopening naar de atmosfeer is voorzien; uit een overeenkomstig aantal pneumatisch werkzame sirooppompen, waarbij de siroop-inlaat van elke pomp met betrekking tot de fluidumstroom in verbin- 35 ding met een desbetreffende sirooptank staat; uit een normaal ge- 8 3 0 4 3 G 8 f ____ a,! = - 34 - * sloten waterklep, waarvan de inlaat met betrekking tot de fluidum-stroom in verbinding met de toevoerbron voor gecarbonateerd water staat? uit een afgiftemondstuk, dat door middel van een wateraf-gifteleiding met een uitlaat van de waterklep is verbonden, en 5 door middel van een siroopafgifteleiding met een uitlaat van een desbetreffende sirooppomp? uit een pneumatische servo-eenheid om de waterklep te openen; uit een overeenkomstig aantal pneumatische en voor de afgifte bestemde vermogenskleppen, waarbij elke verrao-gensklep een inlaat bezit, die met betrekking tot de fluidumstroom 10 in verbinding met de toevoerbron voor koolstofdioxide staat, alsmede een uitlaat, die met betrekking tot de·fluidumstroom in verbinding met een desbetreffende sirooppomp en met de servo-eenheid staat, een ontluchter naar de atmosfeer, en een klepelement, dat vanuit een normale stand, waarin dé inlaat ten opzichte van de uit-15 laat is gesloten en de uitlaat met betrekking tot de fluidumstroom met de ontluchter is verbonden, in een andere afgiftestand kan worden geplaatst, waarin de inlaat met betrekking tot de fluidumstroom met de uitlaat is verbonden en de uitlaat ten opzichte van • de ontluchter is gesloten; en uit een zodanig doorverbonden afgifte- 20 bedieningsorgaan dat een uitgekozen klepelement hierdoor vanuit de normale stand in de afgiftestand kan worden geplaatst.
44. Inrichting volgens conclusie 43, met het kenmerk, dat in elke sirooptank een desbetreffende sirooppomp is geplaatst.
45. Inrichting volgens conclusie 43 of 44, met het kenmerk, dat de gastoevoerbron door middel van een toevoer-leiding voor koolstofdioxydegas met de watertoevoerbron is verbonden, waarbij deze toevoerleiding zich door de vermogensklep heen uitstrekt.
46. Inrichting volgens conclusie 45, met het kenmerk, dat de vermogenskleppen achter elkaar in serie in de gasleiding zijn opgenomen.
47. Inrichting volgens conclusie 45 of 46, met het kenmerk, dat elke vermogensklep van een reeds genoemde 35 eerste en tweede inlaat is voorzien, waarbij de eerste inlaat van 8 3 0 4 3 S 8 ...........1 - - 35 - 13 de eerste vermogensklep direkt met de gastoevoerbron is verbon den, de tweede inlaat van de laatste vermogensklep met de persruimte is verbonden, de tweede inlaat van de eerste vermogensklep met de eerste inlaat van de volgende klep is verbonden enz. tot 5 aan de tweede inlaat van de op één na laatste vermogensklep, die met de eerste inlaat van de laatste vermogensklep is verbonden.
48. Inrichting volgens één van de conclusies 43 tot en met 47, met het kenmerk, dat elke vermogensklep een reeds eerder genoemde eerste en tweede uitlaat bezit, waarbij de 10 eerste uitlaat met betrekking tot de fluidumstroom in verbinding met een desbetreffende sirooppomp staat, en de tweede uitlaat met betrekking tot de fluidumstroom in verbinding met de servo-eenheid staat.
49. Inrichting volgens één van de conclusies 15 43 tot en met 48, met het kenmerk, dat elke vermogensklep afzonder lijk met de servo-eenheid is verbonden, waarbij deze servo-eenheid een logisch pneumatisch OF-mechanisme bevat.
50. Inrichting volgens één van de conclusies 43 tot en met 49, met het kenmerk, dat deze van een vermogensklep 20 voor gecarbonateerd water met een soortgelijke inlaat, ontluchter · en klepelement is voorzien, die verder een uitlaat bezit, welke met betrekking tot de fluidumstroom alleen in verbinding met de servo-eenheid staat. A /j 8 3 0 4 3 8 8
NL8304388A 1982-12-27 1983-12-21 Werkwijze en inrichting voor het bereiden van koude dranken. NL8304388A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US45318382A 1982-12-27 1982-12-27
US45318382 1982-12-27

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8304388A true NL8304388A (nl) 1984-07-16

Family

ID=23799507

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8304388A NL8304388A (nl) 1982-12-27 1983-12-21 Werkwijze en inrichting voor het bereiden van koude dranken.

Country Status (8)

Country Link
JP (1) JPS59174494A (nl)
AU (1) AU2287083A (nl)
BR (1) BR8307139A (nl)
CA (1) CA1223571A (nl)
DE (1) DE3346240A1 (nl)
GB (1) GB2133086B (nl)
NL (1) NL8304388A (nl)
NZ (1) NZ206710A (nl)

Families Citing this family (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2562053B1 (fr) * 1984-04-03 1987-03-06 Sodima Union Coop Agricoles Installation pour la distribution automatique, a la demande, de doses individuelles de yaourt a boire aromatise au choix
US4753370A (en) * 1986-03-21 1988-06-28 The Coca-Cola Company Tri-mix sugar based dispensing system
FR2616767B1 (fr) * 1987-06-22 1990-02-16 Cruover Sa Dispositif permettant la distribution d'une boisson liquide en bouteille, en particulier du vin
US5190188A (en) * 1987-12-04 1993-03-02 The Coca-Cola Company Convertible beverage dispenser
IE62944B1 (en) * 1987-12-04 1995-03-08 Coca Cola Co Convertible beverage dispenser
JPH01153492A (ja) * 1987-12-08 1989-06-15 Sanden Corp 可変式後混合炭酸飲料分配装置
EP1211217A1 (en) * 1999-10-15 2002-06-05 Richard P. Bilskie Bottle coupler
JP6145357B2 (ja) * 2013-08-09 2017-06-07 ホシザキ株式会社 飲料ディスペンサ

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB1101499A (en) * 1965-06-22 1968-01-31 Goffredo Tremolada Apparatus for making gas-charged or aerated beverages
GB147939A (en) * 1917-11-05 1921-09-22 Signal Gmbh Improvements in submarine sound transmitting and receiving apparatus
GB592422A (en) * 1943-12-27 1947-09-17 Westinghouse Electric Int Co Improvements in or relating to apparatus for dispensing a cooled beverage
GB608018A (en) * 1945-02-10 1948-09-08 Westinghouse Electric Int Co Improvements in or relating to beverage dispensing apparatus
GB634568A (en) * 1945-06-27 1950-03-22 Coca Cola Co Improvements in or relating to apparatus for dispensing liquids

Also Published As

Publication number Publication date
BR8307139A (pt) 1984-08-07
DE3346240A1 (de) 1984-06-28
GB2133086B (en) 1987-01-14
GB8334086D0 (en) 1984-02-01
NZ206710A (en) 1987-01-23
JPS59174494A (ja) 1984-10-02
AU2287083A (en) 1984-07-05
CA1223571A (en) 1987-06-30
GB2133086A (en) 1984-07-18

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4687120A (en) Method and apparatus for dispensing cold beverage
AU2019224039B2 (en) Beverage dispenser systems and methods
US3735898A (en) Portable beverage dispensing apparatus
US11559163B2 (en) System and method for the preparation of hot and cold beverages
CN106794977B (zh) 一种充有n2的冷饮料的分配系统以及制备和分配充有n2的冷饮料的方法
JP4608534B2 (ja) 飲料濃縮液を分配するためのシステムおよび方法
US5056686A (en) Beverage dispensing system
US5096095A (en) Door beverage dispenser
US20170240411A1 (en) Beverage Dispensing Device with Mixing Chamber and Cooling Functionality
RU2560299C2 (ru) Устройство для розлива напитков
EP2429936A1 (en) Method and apparatus for pressure equalized dispensing of a pressurized liquid in a container (flair beverage valves)
NL8304388A (nl) Werkwijze en inrichting voor het bereiden van koude dranken.
US6915924B1 (en) Bottled water source to soft drink dispenser machine
US3343726A (en) Beverage mixer and dispenser
WO2011130795A1 (en) A system for sampling and display of a plurality of boutique beers
JP2656935B2 (ja) バッグインボックスを使用したディスペンサ
GB2437511A (en) Beverage dispensing apparatus and method
US2219334A (en) Beverage dispenser
EP1625812B1 (en) An appliance for making and dispensing beverages
WO2009123493A1 (ru) Устройство для ручного розлива пенящихся и/или газированных напитков
JPH1111591A (ja) 飲料等供給装置及びその使用方法
Lewis et al. Beer packaging and dispense

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed