NL8303612A - Dompelpomp. - Google Patents

Description

N/31.717-Jb/ak ** *

Dompelpomp.

(Afsplitsing van octrooiaanvrage nr. 76.10604).

De uitvinding heeft betrekking op een dompelpomp , in het bijzonder voor toepassing in chemische reduceer-baden, waarbij de aandrijfmotor zich bevindt op een boven het vloeistofniveau te plaatsen draagplaat, waardoorheen een 5 drijfas naar een vanaf die plaat benedenwaarts daarvan gedragen waaierpomphuis voert, dat aan de onderkant een hoofdzuig-inlaat voor de te verpompen vloeistof bezit.

Dergelijke pompen worden bijvoorbeeld gebruikt in alkalische baden met een metaalzout-oplossing voor het neer-10 slaan van metaal op bijvoorbeeld ingehangen waren, waarbij de verzadigings- en de PH-graad van het bad een rol spelen. Pompen zijn nodig om de vloeistof te roeren, te filteren en om het bad leeg te pompen.

De uitvinding beoogt een dompelpomp te verschaf-15 fen, waarmede het bad tot dicht bij de bodem daarvan, d.w.z. tot een beneden het hoofdlichaam van het pomphuis gelegen niveau, leeggepompt kan worden, waarbij geen ontoelaatbare invoer van lucht in het bad plaats heeft.

Hiertoe wordt de dompelpomp volgens de uitvin-20 ding daardoor gekenmerkt,dat een schijfvormige pompwaaier toegepast is, welke op boven- en onderzijde van radiaalschoe-pen voorzien is en de pompruimte boven de pompwaaier via een speelruimte in de asdoorvoer door het pomphuis met de omgeving in verbinding staat, waarbij de drukruimte om de pomp-25 waaier met de pompafvoerleiding verbonden is via een in het bovendeel van het pomphuis ondergebrachte drukruimte.

Met de dompelpomp volgens de uitvinding is het mogelijk, het bad praktisch geheel leeg te pompen, respectievelijk de dompelpomp vrijwel over zijn gehele hoogte 30 uit het bad te kunnen lichten zonder dat een ontoelaatbare invoer van lucht in het bad kan plaatsvinden.

Een gunstige uitvoering van de dompelpomp volgens de uitvinding wordt daardoor gekenmerkt, dat de drukruimte uitgespaard is tussen twee schijfvormige, boven el-35 kaar gelegen bovenwanddelen van het pomphuis, waarbij de --- afilü_i·— · -I— 8303612 r . * - 2 - pompruimte om de buitenomtrek van de pompwaaier door een ga-tenkrans in het benedenste wanddeel met de drukruimte verbonden is en anderzijds de pompafvoerleiding op de drukruimte aangesloten is door een opening in het bovenste wanddeel. Op 5 deze wijze wordt een eenvoudig te vervaardigen compacte constructie verkregen.

Verder kunnen de schoepen op de bovenzijde van het pompwaaierlichaam een geringere hoogte hebben dan die op de onderzijde ervan.

10 De uitvinding en met voordeel toe te passen bijzonderheden in de verdere uitwerking daarvan zijn gedefinieerd in de toegevoegde conclusies en worden hierna toegelicht aan de hand van de tekening. Deze geeft een verticale doorsnede volgens de as van een dompelpomp volgens de uitvin-15 ding weer.

Een aandrijfmotor 1 voor de as 2 is daarbij schematisch in aanzicht getoond.Het schild 3 van deze motor, waarin de kogellegering 4 voor die as 2 door stippellijnen aangeduid is, is bevestigd op een bovenplaat 5, hierna draag-20 plaat genoemd, die uit kunststof bestaat, die resistent is tegen chemische aantasting door de te verpompen vloeistoffen. Bovendien moeten de met de vloeistof in aanraking komende delen geen vreemde ionen in reduceerbaden brengen en moeten ze bestand zijn tegen de afbeitsing van daarop neergeslagen me-25 taal door middel van zure oplossingen. Voor materiaal, dat aan dergelijke verschijnselen weerstand biedt, wordt in het vervolg eenvoudigheidshalve de uitdrukking "resistent" gebruikt.

Dompelpompen worden in de praktijk veelal geleverd met een dergelijke draagplaat als onderdeel, dat zich 30 leent voor plaatsing op de bovenrand van een vloeistofvat, waarbij het hierna te noemen pomphuis zich dan nabij de bodem van dat vat bevindt. Daartoe is de uit hét motorhuis 1 stekende as 2 verlengd met een metalen, vrijdragende as 6, die aan het benedeneinde de pompwaaier 7 draagt. De verbinding 35 tussen de asistomp 2 en de as 6 wordt tot stand gebracht door een de stomp 2 en het boveneinde van de as 6 omvattende metalen huls 6a, die op beide verzekerd wordt door middel van inwendige klemschalen 6b, vastgezet door klemschroeven 6c, welke door de wand van de huls 6a gevoerd zijn. De as 6 is be- 8303512 φ ·.

- 3 - kleed met een pijp 8 uit resistent materiaal, waarvoor kunststof gebruikt kan worden. Deze sluit afdichtend tegen de uit kunststof gevormde pompwaaier 7 aan, waarbij een rubber O-ring 10 ingesloten wordt. Het boveneinde van de asbekleding 8 heeft 5 een verbrede randkraag, die bovenwaarts vrijliggend uitsteekt in een in de onderzijde van de draagplaat 5 aangebrachte ring-groef. Aldus wordt hier een spatlabyrinth 11 gevormd, dat een uitzetting van de bekleding 8 kan opnemen', zonder dat gevaar voor aanlopen tegen de plaat 5 ontstaat. Een dergelijke uit-10 zetting kan optreden door de hoge temperaturen van bijvoorbeeld 120°C, die de badvloeistof onder omstandigheden kan hebben.

Het pomphuis, eveneens van resistent materiaal, zoals kunststof, waarin de pompwaaier 7 zich bevindt, is door 15 12 aangeduid. Dit pomphuis 12 is met de draagplaat 5 verbonden door een aantal metalen staven 13, die van resistente mantels zijn voorzien, gevormd door kunststofbuizen 14. De uiteinden daarvan zijn gevat in rubber hulzen 15, waarvan het ene uiteinde elastisch om een manteleinde past en met een bin-20 nenribbe 15a tegen de staafomtrek rust en het andere uiteinde elastisch om de staaf 13 en met een eindkraag in een ring-groef van pomphuiswand of draagplaat past, terwijl een tussenliggend huisdeel buitenwaarts uitspringt en een vrije ruimte 16 om de staaf 13 insluit. Aldus worden afdichtingen gevormd 25 met een expansiemogelijkheid voor de staven 13 en bekleding 14.

Van het hoofdvolume in het bad, wordt een kleinere, om de as 6 gelegen ruimte afgescheiden, doordat om die as een met de draagplaat 5 verbonden pijpstuk 8a geplaatst is. 30 De hierdoor afgescheiden ruimte staat met de omgeving, d.i. met de hoofdinhoud van het vat, slechts in verbinding doordat een doorgang 8b tussen de bovenplaat van het pomphuis 12 en de onderrand van de pijp 8a vrijgelaten is. Deze speling bedraagt slechts enkele mm. Als de dompelpomp in het bad ge-35 -plaatst is, maar nog niet in bedrijf is, zal zich in de nauwe ruimte tussen de aspijp 8 en de pijp 8a badvloeistof be-L vinden, daar deze ruimte immers via de doorgang 8b een communicerend vat met de overige badinhoud vormt. Op hierna te beschrijven wijze wordt nu, wanneer de pomp in werking is, 83 0 3 6 1 2 - 4 - nabij de onderrand van de pijp 8a vloeistof uit genoemde nauwe ruimte benedenwaarts weggezogen. De doorgang 8b is zo nauw, dat ook de daardoor binnentredende vloeistof in voldoende mate weggezogen kan worden.

5 Allereerst wordt nu de uitvoering van het pomp huis 12 toegelicht.

De daarin aanwezige ruimte 17 om de omtrek van de pompwaaier 7 is door een gatenkrans 19 in de bovenwand van de ruimte 17 verbonden met een drukruimte 18, die zich tussen 10 genoemde bovenwand en de buitenbovenwand van het pomphuis 12 bevindt. Op deze ruimte 18, waarin zich een druk kan opbouwen, voldoende om de badvloeistof door een filter te voeren, is de pompafvoerleiding 34 aangesloten. Eenvoudigheidshalve is het beschreven pomphuisdeel als uit ëën stuk gevormd getekend, of-15 schoon in de praktijk de opbouw plaats heeft uit cilindrische en schijfvormige kunststofelementen, die door lijmen of lassen met elkaar verbonden zijn. Het is te zien, dat de as 6 met de bekleding 8 met vrijlating van een speling 20 door de bovenkant van het pomphuis 12 gevoerd is. Doordat de pomp-20 waaier 7 niet alleen aan de onderzijde van radiaal-schoepen 21, maar ook aan de bovenzijde van radiaalschoepen 22 voorzien is, voert deze speling 20 niet tot een verlies aan pomp-capaciteit, maar kan ook door deze speling vloeistofaanzuiging uit het vat plaatshebben. Voor de vloeistofaanvoer naar 25 de schoepen is zowel aan de onderzijde als aan de bovenzijde van de waaier 7 daarin een inloopringgroep 23, respectievelijk 24 aangebracht.

De hoofdaanzuigi;illaat voor de pomp wordt gevormd door een krans van gaten 29 in de pomphuisonderplaat 25. 30 Deze plaat 25 is met het pomphuis 12 verbonden door schroefbouten 26, die aan de buitenkant uitsteken in holten van een benedenwaarts uitstekende ringrand van de plaat 25. In deze holten zijn doppen 27 op de bouteinden geschroefd, waarbij nog O-ringen^toegepast zijn voor afdich-35 ting tegen de plaat 25. Door sleuven 30 in de ringrand kan de aangezogen badvloeistof in de inwendige ruimte daarbinnen treden, onder een zeefplaat 30a, waardoorheen de doorgang naar de aanzuigboringen 29 tot stand komt als de pomp op de vatbo-dem staat.

40 Voor de afzuiging uit het ondereinde van de 8303612 - 5 - pijp 8a is nu op een der gaten 29 zijdelings een kanaal 35 in de plaat 25 aangesloten- Op een buitenwaarts uitstekende aan-sluitstomp 31 daarvan is een kunststofslang 32 geplaatst/ die verbonden is met een aansluitstomp 33 op de pijp 8a voor aan-5 sluiting op een dwars door het ondereinde van die pijp voerend aanzuigkanaal 36..

In de figuur is te zien, dat tussen de aandrijfas 6 met haar bekleding 8 en de binnenwand van het pijpstuk 8a een cilindrische spleetvormige vernauwing gevormd is in het IQ gebied van de aanzuigboring 36 door een plaatselijke verdikking 36a van dat pijpstuk.

Hierdoor wordt de toestroming van badvloeistof via de speling 8b zo beperkt/ dat het afzuigen van vloeistof uit het pijpstuk 8a effectief kan plaats hebben door middel 15 van de aansluiting van het kanaal 36 op een der aanzuiggaten 29 in de bodemplaat 25/ zoals weergegeven.

In een dergelijke boring 29 ontstaat bij werking van de pomp een sterke zuigwerking.

Het blijkt nu/ dat het bad praktisch geheel 20 leeggepompt kan worden zonder dat hinderlijke verschijnselen door luchtaanzuiging optreden.

Bij het opvoeren van de druk in de drukruimte 18 blijkt een situatie te ontstaan/ waarin/ zonder aanwezigheid van de bovenschoepen 22 op de pompwaaier 7,terugstroming 25 van vloeistof door de spleet 20 naar het vat te verwachten zou zijn, maar dankzij de aanwezigheid van deze schoepen ontstaat een aanzuiging in tegengestelde richting en een evenwicht waarin geen capaciteitsverlies optreedt en de druk in de ruimte 20 voor elke behoefte voldoende hoog opgevoerd kan 30 worden. In de praktijk zijn daartoe de schoepen 22 op de bovenzijde van de pompwaaier 7 met een geringere hoogte uitge-voerd dan de onderschoepen 21. Bij het leegpompen van het bad staat de onderringrand van de bodemplaat 25 op de vatbo- dem. Het niveau van de badvloeistof bereikt tenslotte de boven-35 kant van het huis. Door het bovengenoemde evenwicht kan dit niveau verder zakken, waarbij tenslotte wel enige lucht aangezogen wordt/ maar bij het leegpompen van het bad vormt dit geen bezwaar/ omdat het bad toch buiten werking is. Hoofdzaak is/ dat het leegpompen van het bad blijkt voortgezet te kun- 8303612 - 6 - nen worden tot de bovenkant van de sleuven 30. Aangenomen mag worden dat het feit, dat dit leegpompen tot de bodem niet verstoord wordt door aanzuiging van lucht via de pijpboring 36, toegeschreven moet worden aan de omstandigheid, dat in 5 de laatste pompfase ook door de spleet 20 lucht aangezogen wordt, en de zuigkracht in de gaten 29 daardoor zodanig vermindert, dat aanzuiging van lucht door de leiding 32 geen hinderlijke rol meer speelt.

8303612

Claims (3)

1. Dompelpomp, in het bijzonder voor toepassing in chemische reduceerbaden, waarbij de aandrijfmotor zich bevindt op een boven het vloeistofniveau te plaatsen draagplaat, waardoorheen een drijfas naar een vanaf die plaat beneden-5 waarts daarvan gedragen waaierpomphuis voert,, dat aan de onderkant een hoofdzuiginlaat voor de te verpompen vloeistof bezit, met het kenmerk, dat een schijfvormige pompwaaier (7) toegepast is, welke op boven- en onderzijde van radiaalschoepen (21,22) voorzien is en de pompruimte (17) 10 boven de pompwaaier via een speelruimte (20) in de asdoor-voer door het pomphuis (12) met de omgeving in verbinding staat, waarbij de drukruimte (17) om de pompwaaier (7) met de pompafvoerleiding (34) verbonden is via een in het bovendeel van het pomphuis ondergebrachte drukruimte (18).

2. Dompelpomp volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de drukruimte (18) uitgespaard is tussen twee schijfvormige, boven elkaar gelegen bovenwandde-len van het pomphuis (12), waarbij de pompruimte (17) om de buitenomtrek van de pompwaaier (7) door een gatenkrans (19) 20 in het benedenste wanddeel met de drukruimte (18) verbonden is en anderzijds de pompafvoerleiding (34) op de drukruimte (18) aangesloten is door een opening in het bovenste wanddeel.

3. Dompelpomp volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de schoepen (22) op de bovenzijde 25 van het pompwaaierlichaam (7) een geringere hoogte hebben dan die (21) op de onderzijde ervan. / u 8303612