NL8303209A - Hefwerktuig. - Google Patents

Description

» . -* ' * VO 5130 HEFWERKTUIG.

De uitvinding heeft betrekking op een hefwerktuig, in het bijzonder te gebruiken als hulpwerktuig in de bouw, in hoofdzaak bestaande uit een verrijdbaar draagframe en uit een hydraulisch aandrijfbaar stangenstelsel voor het heffen van de last.

5 In de bouw worden veelvuldig gips-, beton- of kalkzandstenen toegepast met een gewicht van 20 tot 40 kilogram, en afmetingen tot maximaal 50 bij 65 centimeter. Bij het opbouwen van wanden moeten deze stenen nauwkeurig op elkaar worden geplaatst en met elkaar worden ver-lijmd. Het genoemde gewicht van 20 tot 40 kilogram is te groot om gedu-10 rende de normale werkdag door bouwvakkers te worden gehanteerd, de lichamelijke belasting is te groot, zodat in de loop van de tijd veelvuldig lichamelijke gebreken optreden, die tot arbeidsongeschiktheid leiden. De behoefte bestaat derhalve aan een hefwerktuig, dat in de bouw voor nauwkeurige montagewerkzaamheden kan worden gebruikt. Het hefwerk-15 tuig behoeft slechts een gering hijsvermogen te hebben tot ongeveer 50 kilogram, hoge eisen worden echter gesteld aan de nauwkeurigheid waarmee de last wordt verplaatst. De gebruikelijke hefwerktuigen verplaatsen een dergelijke last doorgaans volgens gekromde banen, zodat een nauwkeurig plaatsen van de stenen wordt bemoeilijkt, c.q. een gecompliceer-20 de besturing van het hefwerktuig noodzakelijk is. De uitvinding beoogt een hefwerktuig te verschaffen, waarbij de last volgens nagenoeg rechte verticale en horizontale bewegingsbanen verplaatsbaar is, met een eenvoudige besturing van deze bewegingen.

Het hefwerktuig volgens de uitvinding is daartoe gekenmerkt 25 dat het stangenstelsel bestaat uit een vierstangenmechanisme, waarvan twee punten in het draagframe zijn ondersteund, waarbij het eerste steunpunt samenvalt met een scharnier van het vierstangenmechanisme en is opgenomen in een horizontale geleiding, terwijl het tweede steunpunt is gelegen tussen de twee scharnierpunten vein de stang, gelegen tegenover 30 het eerste steunpunt, en is opgenomen in een verticale geleiding, en dat de niet met de steunpunten verbonden stang van het vierstangenmechanisme is verlengd, waarbij de last aangrijpt op het vrije uiteinde van dit verlengde deel.

Bij een dergelijk hefwerktuig kunnen de diverse bewegingen on- 83 n>· n 9

W ^ V V/ -» s* V

- 2 - afhankelijk van elkaar worden bestuurd, door een verplaatsing van het ene, dan wel het andere steunpunt, tussen de verticale, respectievelijk de horizontale geleiding. Het is daarbij van belang, dat het aangrijpingspunt van de last nagenoeg verticaal, respectievelijk horizontaal 5 verloopt, zodat het hefwerktuig vlakbij een op te bouwen muur kan worden geplaatst, waarbij de later op het gerede deel van de muur te plaatsen stenen nagenoeg evenwijdig aan de muur naar boven kunnen worden verplaatst.

Men kan de last zuiver verticaal en horizontaal verplaatsen 10 wanneer het stangenmechanisme aan bepaalde voorwaarden voldoet. Een zuiver verticale, respectievelijk horizontale verplaatsingslijn kan worden verkregen indien de verhouding van de lengte van de niet met de steunpunten verbonden stang tot de lengte van deze stang vermeerderd met zijn verlengde, gelijk is aan de verhouding van de afstand tussen het 15 tweede steunpunt en een scharnierpunt van de met het eerste steunpunt verbonden stang, tot de totale lengte van de, het tweede steunpunt bevattende stang, terwijl de lengte van de stang gelegen tussen het eerste steunpunt en het scharnier van de, het tweede steunpunt bevattende stang gelijk is aan die van de tegenoverliggende stang.

20 De meest eenvoudige en bij voorkeur toegepaste vorm van het stangenmechanisme is zodanig, dat het tussen de beide steunpunten gelegen scharnierpunt op gelijke afstand van die steunpunten is gelegen, terwijl de totale lengte van de, de last dragende stang gelijk is aan de lengte van de stang, waarin het tweede scharnierpunt is opgenomen.

25 Het tweede steunpunt voor de verticale beweging rust op aan weerszijden van de verticale geleiding aangebrachte hydraulisch bedienbare vijzels.

Voor het opnemen van de stenen is op het uiteinde van de, de last dragende stang door middel van een cardanische ophanging een 30 last-opneemplaat bevestigd, waarop een vacuumleiding is aangesloten. Op deze wijze kunnen de stenen aan één zijde worden vastgegrepen, terwijl de stenen in twee richtingen kantelbaar zijn.

Een uitvoeringsvorm van het hefwerktuig volgens de uitvinding wordt aan de hand van de tekening nader toegelicht. Hierin toont 35 Fig. 1 een schematische tekening van het hefwerktuig, en - het in het hefwerktuig toegepaste stangenmechanisme met de bijbehorende geleidingsconstructie.

- 3 - ~ »

Het hefwerktuig volgens Fig. 1 bestaat in een op zwenkwielen 2 gesteund draagframe 1, dat aan de bovenzijde is voorzien van een draaitafel 3, zodat de bovenzijde van het hefwerktuig met het stangenmecha-nisme 4 om een verticale as ten opzichte van het draagframe 1 draai-5 baar is. Op het einde van de giek 5 is via een cardanische ophanging een lastopneemplaat 6 bevestigd, die de bouwblokken 7 kan opnemen. De lastopneemplaat 6 is uitgevoerd als zuigkop, aangesloten op een vacuum-leiding 8. Het vierstangenmechanisme 4 wordt op twee punten ondersteund welke steunpunten verplaatsbaar zijn in een geleidingsmechanisme 9.

10 Met het verdraaibare deel van de draaitafel 3 is een steunplaat 10 verbonden, waarop een electromotor 11 en een hydraulische pomp 12 is aangebracht. Met deze hydraulische pomp kunnen steunvijzels worden bediend, met behulp waarvan de steunpunten in het geleidingssysteem 9 beweegbaar zijn.

15 Het in het hefwerktuig volgens de uitvinding toegepaste mecha nisme is schematisch weergegeven in figuur 2. Dit stangenmechanisme 4 bestaat uit de vier stangen A, B, C en D, die onderling zijn verbonden door middel van de scharnieren S 1, S2, S 3 en S 4. De stang A is voorbij het scharnier S 1 verlengd met het verlengstuk D. De last grijpt 20 aan op het einde F van het verlengstuk L. Het stangenmechanisme 4 wordt op twee punten P 1, P2 ondersteund. Het steunpunt P 1 valt samen met het scharnier S 3 en is opgenomen tussen het horizontale been 13 van het geleidingssysteem 9. Dit horizontale been 13 bestaat uit twee op onderlinge afstand evenwijdig aan elkaar geplaatste geleidingsbanen, die 25 bovendien aan weerszijden van het scharnierpunt S 3 zijn aangebracht. Tussen deze dubbel uitgevoerde geleidingsbanen zijn loopwielen aangebracht op een door het scharnierpunt S 3 gaande as. Het steunpunt P 2 is beweegbaar tussen twee op afstand van elkaar aangebrachte verticale geleidingsbanen 14, die evenals de horizontale geleidingsbanen 13 dubbel 30 zijn uitgevoerd en aan weerszijden van het stangenmechanisme zijn gelegen. Tussen deze geleidingsbanen 14 bevinden zich rollen, aangebracht op een as die vast is verbonden met de stang D van het vierstangenmechanisme.

Op deze as grijpen twee aan weerszijden van het stangenmechanisme aangebrachte hydraulische vijzels 15 aan, die het steunpunt P 2 in verti-35 cale richting kunnen verplaatsen of in een bepaalde stand kunnen ondersteunen.

β;··" n o 3 - 4 -

Om het aangrijpingspunt F van de last een zuiver verticale beweging te laten maken bij een eveneens verticale verplaatsing van het steunpunt p 2 in de verticale geleiding 14, moet het stangenmechanisme 4 aan een aantal voorwaarden voldoen, namelijk: ^ - de lengte van de stangen A en C moeten aan elkaar gelijk zijn, en - de verhouding van de lengte van de stang A tot de lengte van de stang A + L moet gelijk zijn aan de verhouding van de afstand tussen het steunpunt B 2 en het scharnier S 4 tot de totale lengte van de stang tussen de scharnieren S 4 en S 1.

Indien men de afstand tussen het scharnier S 4 en het steunpunt P 2 aanduidt met d 1 en de afstand tussen het steunpunt P 2 en het scharnier S 1 met d 2, betekent dit in formule: A : (A + L) = d 1 : (d 1 + d 2) .

In zijn eenvoudigste vorm zal de lengte van de stang C en 15 derhalve ook van de stang A gelijk zijn aan de stanglengte d 1 tussen scharnier S 4 en steunpunt B 2, terwijl de stanglengte A + L gelijk zal zijn aan de lengte van de stang D.

Bij hefwerktuigen van het kleinste type, dat wil zeggen een hefvermogen van 50 kilogram, dat als montage-hulpwerktuig in de bouw 20 wordt toegepast, is een verticale verplaatsing van het aangrijpingspunt F van de last van 2,5 i 3 meter voldoende, terwijl een horizontale verplaatsing v«m het punt F van +_60 centimeter eveneens voldoende is.

De horizontale verplaatsing behoeft niet met behulp van hydraulische vijzels plaats te vinden, maar kan gemakkelijk met de hand worden be-25 stuurd, omdat bij deze horizontale verplaatsing geen arbeid behoeft te worden geleverd. Op het steunpunt P 1 behoeven in dat geval geen hydraulische vijzels aan te grijpen.

Hetzelfde mechanisme is echter eveneens geschikt voor grotere kranen, bij voorbeeld met een hefvermogen van 2000 kilogram. Dergelijke 30 kranen kunnen bij voorbeeld worden gebruikt voor het monteren van geprefabriceerde wanden. Het stangenmechanisme, het geleidingssysteem en de keuze van de steunpunten behoeden daardoor niet te worden gewijzigd. Uiteraard moeten stangenmechanisme, geleiding en vijzels aan het grotere hefvermogen worden aangepast en zal het steunpunt P 1 ook van in hori-35 zontale richting werkzame hydraulische vijzels worden voorzien, voor het in horizontale richting verplaatsen van de last.

8 o 0 o - ;j ·)

Claims (7)

1. Hefwerktuig, in het bijzonder te gebruiken als hnlpwerktuig in de bouw, in hoofdzaak bestaande uit een verrijdbaar draagframe en uit een hydraulisch aandrijfbaar stangenstelsel voor het heffen van de last, 5 met het kenmerk, dat het stangenstelsel bestaat uit een vierstangen- mechanisme (A, B, C, D,) waarvan twee punten (P 1, P 2) in het draagframe zijn ondersteund, waarbij het eerste steunpunt (P 1} samenvalt met een scharnier (S 3) van het vierstangenmechanisme (4) en is opgenomen in een horizontale geleiding (13) terwijl het tweede steunpunt (P 2) is 10 gelegen tussen de twee scharnierpunten (S 1, S 4) van de stang (D), gelegen tegenover het eerste steunpunt (PI) en is opgenomen in een verticale geleiding (14), en dat de niet met de steunpunten verbonden stang (A) van het vierstangenmechanisme (4) is verlengd (L) waarbij de last aangrijpt op het vrije uiteinde (F) van dit verlengde deel (L).

2. Hefwerktuig volgens Conclusie 1, met het kenmerk, dat de verhou ding van de lengte van de niet met de steunpunten verbonden stang (A) tot de lengte van deze stang (A) vermeerderd met zijn verlengde (L) gelijk is aan de verhouding van de afstand (d 1) tussen het tweede steunpunt (P 2) en het scharnierpunt (S 4) van de met het eerste steunpunt 20 (P 1) verbonden stang (C) tot de totale lengte van de, het tweede steunpunt (P 2) bevattende stang (D) terwijl de lengte van de stang (C), gelegen tussen het eerste steunpunt (PI) en het scharnier ( S 4) van de, het tweede steunpunt (P 2) bevattende stang (D) gelijk is aan die van de tegenover liggende stang (A).

3. Hefwerktuig volgens conclusies 1 - -2, met het kenmerk, dat het tussen beide steunpunten (P 1, P 2) gelegen scharnierpunt (S 4) op gelijke afstand (C * d 1) van die steunpunten is gelegen, terwijl de totale lengte van de, de last dragende stang (A + L) gelijk is aan de lengte van de stang (D) waarin het tweede steunpunt (P 2) is opgenomen.

4. Hefwerktuig volgens een der conclusies ï-3,met het'kenmerk,"dat het tweede steunpunt (P 2) rust op aan weerszijden van de verticale geleiding (14) aangebrachte, hydraulisch bedienbare vijzels (15).

5. Hefwerktuig volgens een der conclusies 1-4, met het kenmerk O ^ ν' V V V - 6 - dat op het uiteinde (F) van de, de last dragende stang ( A + L) een cardanische ophanging door middel van een last-opnemingsplaat (6) is bevestigd, waarop een vacuumleiding (8) is aangesloten.

6. Hefwerktuig volgens een der conclusies 1-5, met het ken- 5 merk, dat een draaitafel (3) is aangebracht tussen het draagframe (1) en het stelsel, bestaande uit het stangenmechanisme (4) , de bijbehorende geleidingen (9) en de hydraulische vijzels (15). 1

7 Λ ” :"5 Λ w ί. y’ i/