NL8302246A - Deksel met een afvoermondstuk voor een poederdoos, voorzien van een flexibele wand. - Google Patents

Description

* i k '4 * -1- VO 4906

Deksel met een afvoermondstuk voor een poederdoos, voorzien van een flexibele wand.

De uitvinding heeft betrekking op een deksel met een afvoermondstuk voor een doos voor een poedervormig produkt, en meer in het bijzonder op een deksel, voorzien van een afvoermondstuk voor een poederdoos met een flexibele wand, welke dient om te worden gebruikt voor 5 het uitoefenen van druk op zijn wand.

Er zijn vele houders bekend, welke een afvoermondstuk bezitten, dat schamierbaar is op een zLjwand, of op een bovenwand of op een afneembaar deksel, waarbij het afvoermondstuk op bekende wijze een U-vormig element bezit, waarvan de twee zijden de vorm hebben van een cir-10 kelsektor, welke verbonden zijn door een tussengedeelte, dat een opening sluit, waarin de inrichting is gemonteerd in de gesloten stand van die inrichting.

Op het gebied van poederdozen met een flexibele wand en geschikt om poedervormige produkten op te nemen, welke uit de doos worden afge-15 geven voor hét uitoefenen van een druk op zijn wanden, is in het bijzonder een deksel bekend, voorzien van een afvoermondstuk, als beschreven in het Franse octrooischrift 2.467.789, waarbij het afvoermondstuk, dat als een geheel gegoten is met het lichaam van het deksel, gevormd wordt door een element met in hoofdzaak de vorm van de sektor van een 20 cylinder met twee zijdelingse vleugels, welke cirkelsektoren vormen, welke onderling evenwijdig lopen en aan de as en de houder, waarbij te-minste een poedervormig produkt afgevende opening in de gebogen voorwand van dat element aanwezig is.

Op bekende wijze is deze afvoeropening schamierbaar in een daar-25 toe geschikte opening, welke gevormd is in het vlak van het deksel.

In deze afvoeropening is een rechte doorgang gevormd voor het afgeven van een poedervormig produkt tussen de zijvleugels van de schar-nierbare afvoer en met een breedte, welke ten naaste bij gelijk is aan de breedte van de uitlaatopening.

30 Bij deze inrichting is als gevolg van de vorm van een sektor van een cylinder het mondstuk voorzien van een rechte voorwand, zodat deze slechts terug verzet gemonteerd kan worden ten opzichte van de rand van het cirkelvormige deksel of in een plat gedeelte, dat daartoe gevormd is.

Als gevolg van zijn vorm heeft deze inrichting voorts een dode 8302246 , -2- hoek, waarin poeder wordt geaccumuleerd aan elke zijde van de uLtlaat-opening tussen de doorgang en de vleugels van het schamierbare element, waardoor een gebrekkige afdichting in het gebied van deze vleugels ontstaat. Voorts kan de poederstroom door de doorgang liet geconcentreerd 5 worden.

Het doel van de uitvinding is deze nadelen te ondervangen en te voorzien in een deksel met een schamierbaar afvoermondstuk van het hierboven bedoelde type, welke goede afdichtende eigenschappen heeft zowel in de gesloten als in de geopende toestand en waarbij een concen-10 tratie van de poederstroom kan worden verkregen en kan openen naar de rand van een deksel van elke vorm.

De uitvinding verschaft een afvoerdeksel voor een poederdoos met een flexibele wand van het type, waarbij het afvoermondstuk een bovenwand heeft, welke een geheel vormt met het vlak van het deksel en 15 daarop kan scharnieren, twee vleugels of zijwanden en een voorwand, voorzien van een uitlaatopening voor het poeder, waarbij de bovenwand een nagenoeg driehoekige vorm heeft en aan een zijde scharniert op het deksel, welke zijwanden langs de twee andere zijden van de driehoek verlopen en verbonden zijn door een onderwand, welke wanden tezamen een vlakke 20 trechter vormen, waarvan de kleine opening voor de afvoer van het poeder zich bevindt in de top van de driehoek tegenover de zijde, waardoor de bovenwand op het deksel scharniert en waarvan de grote opening naar het inwendige van de doos wijst.

Verder voordelen en kenmerken van de uitvinding volgen uit de 25 beschrijving met verwijzing naar de bijgaande tekening, welke slechts een voorbeeld toont en waarin: figuur 1 een perspectivisch aanzicht is van een'deksel met een' afvoermondstuk volgens de uitvinding, welk mondstuk zich in de geopende toestand bevindt; 30 figuur 2 een vooraanzicht is van het deksel na het gieten, waar bij het mondstuk geheel opstaat en de bovenwand nagenoeg evenwijdig loopt aan het vlak van het deksel; figuur 3 een doorsnede is volgens de lijn III-ÏII van figuur 2; figuur 4 een bovenaanzicht van het deksel in de standen, weerge-35 geven in figuur 2 en 3, en figuur 5 een gedeeltelijk perspectivisch aanzicht is van het af- 8302246 -3- voermondstuk alleen., waaruit de vrijwel driehoekige vorm van de trechter blijkt.

Zoals uit de tekening blijkt, heeft het deksel, dat een afvoer-mondstuk volgens de uitvinding heeft, een lichaam 1 en een wand 2, welke 5 in bovenaanzicht, in het weergegeven geval, een vorm heeft, welke in hoofdzaak die is van een gelijkzijdige driehoek waarvan de hoeken zijn afgerond en de zijden enigszins convex verlopen.

De wand 2 heeft een mantel 3, welke een geheel daarmee vormt en is voorzien van een ronde onderrand 4, welke een vlak vormt, dat 10 evenwijdig loopt aan dat, wat het bovenvlak 2 bevat.

* De wand 2 is gesneden uit een gedeelte van de randen van een zelfde lengte aan elke zijde aan een van de hoeken en aldus enerzijds een in hoofdzaak driehoekige opening 5 vormt en anderzijds een gedeelte 6, dat eveneens in hoofdzaak driehoekig is en met de wand 2 verbonden is 15 door een recht gedeelte 7, dat een grotere dikte heeft en een scharnier vormt, welk. gedeelte 6 de bovenwand van het schamierbare afvoermondstuk vormt.

Bij voorkeur en om nog nader te omschrijven reden, zijn de twee randen 8 van de opening 5 tegenover de schamierlijn 7, welke een dikte 20 hebben, die gelijk is aan de dikte van de mantel 3, afgeschuind, zodat zij een afdichtlip 9 vormen..

Aan de onderzijde van de bovenwand 6 zijn twee zijwanden 10 gevormd, welke in het onderhavige geval iets convex zijn en naar achteren wijzen, d-w.z. vanaf de top van de driehoek, welke wordt gevormd door de 25 bovenwand 6 naar de schamierlijn 7 van dezelfde lengte en samenvallen met de vorm van de opening 5, welke wordt begrensd door de lippen 9 van de rand 8, welke zijwanden binnenwaarts hellen vanaf de onderzijde van het gedeelte 6, terwijl de hoogte iets toeneemt in de richting van het scharnier 7.

30 De zijwanden 10 eindigen op enige afstand van elkaar in het ge bied van de top van de driehoek en begrenzen daartussen een opening 11.

De onderranden 12 van de zijwanden 10 zijn onderling verbonden door een onderwand 13 van gedeeltelijk sferische vorm, terwijl een nagenoeg plat gedeelte van de wand 14 de verbinding vormt tussen de delen 15 35 van de rand van de wand 13 en de naburige delen van de randen 12 van de zijwanden 10 en completeren aldus de begrenzing van de centrale opening 11.

8302246 -4-

Bij deze constructie vormen de zijwanden 10 en de gedeeltelijk sferische onderwand 13 tezamen een soort trechter, welke aan een zijde vlak is en waarvan de brede opening binnenwaarts wijst in het deksel zelf wanneer de scharnierbare mondstuk omgevouwen is in de standen vol-5 gens figuur 2, 3 en 4 in die, welke door stippellijnen is weergegeven in de figuren 1 en 3.

Uit figuur 4 blijkt, dat de af geschuinde lippen 9 van de rand S een afdichting kan vormen in samenwerking met de zijwanden 10, wanneer het afvoermondstuk zowel in de gesloten als de open stand staat. De lip 10 9 heeft tenminste twee korte binnenwaarts zich uitstrekkende tabs 16, welke aanslagen vormen voor de holtes 17, welke zijn gevormd in de zijwanden 10 in de basis daarvan.

Wanneer het deksel met een afvoermondstuk uit de vorm is getrokken, heeft dit de vorm volgens figuur 2-4. De bovenwand 6 is dan 15 naar omlaag in de gesloten stand gevouwen als gevolg van het uitoefenen van een kleine kracht, waardoor een elastische deformatie ontstaat van de tabs 16, zodat deze langs de wanden 10 kunnen glijden.

De lip 9 heeft bij voorkeur een uitstekend gedeelte 18, dat zich bevindt tussen de tabs 16 met een breedte, welke iets kleiner is dan de 20 breedte van de opening 11, welk gedeelte 18 eveneens verend in de opening 11 reikt.

Op deze wijze is het zeker, dat de opening van het afvoermondstuk beperkt is tot de stand volgens figuur 1, waarin een afdichting is verzekerd langs de omtrek van het mondstuk aan elke zijde van de poeder-25 uitlaatopening.

Twee andere holtes 19 zijn eveneens aanwezig in het bovengedeelte van de zijwanden 10 boven de holtes 17 en zij kunnen het afvoermondstuk in de gesloten stand houden.

Zoals blijkt uit de tekening, liggen de zijwanden 10 bij voor-30 keur . iets naar achteren verzet ten opzichte van het einde van de bovenwand 6 ter vorming van een gedeelte 10, dat een uitstekende tab vormt, welke het afvoermondstuk gemakkelijk doet openen.

Het is duidelijk, dat de bovenwand 6 aan elke zijde en aan de einden van het scharnier 7 een kort recht gedeelte 21 heeft, dat haaks 35 op -het scharnier staat en overeenstemt met de hoogte van het achtereinde van de zijwanden 10 en het gieten mogelijk maakt.

8302246 -5-

Het deksel heeft voorts een verdikking 22, welke zich vanaf het binnenvlak van de mantel 13 uitstrekt in een daartoe geschikte stand langs de omtrek en deze kan samenwerken met een holte van complementaire vorm in de hals van de houder, om er zeker van te zijn, dat het deksel 5 slechts in een zodanige stand op die hals kan worden gezet, dat het a£-voermondstuk in een geschikte stand houdt, waarbij rekening wordt gehouden met de vorm van de houder.

Het is duidelijk, dat als gevolg van de convergerende trechter-vorm van de doorgang, bepaald door de wanden 6, 10, 13, het poeder, dat 10 zich in de doos bevindt naar buiten wordt gedreven in een vorm van een geconcentreerde stroom via de opening 11, terwijl de lip 9 van de opening afdichting waarborgt rondom het afvoermondstuk in de beide standen van deze laatste.

15 8302246

Claims (5)

1. Deksel voor een poederdoos met een flexibele wand, welk deksel een afvoeropening heeft met een bovenwand, welke een geheel vormt met de bovenwand van het deksel en scharniert op de bovenwand daarvan, 5 terwijl twee zijwanden en een voorwand voorzien zijn van een poederuit-laatopening, welke bovenwand een in .hoofdzaak driehoekige vorm heeft, die op de bovenwand van het deksel scharniert aan een zijde van de driehoek, welke zijwanden zich uitstrekken langs de andere zijde van de driehoek en verbonden zijn door een onderwand, welke bovenwand, zijwanden 10 en onderwand tezamen een vlakke trechter vormen, welke een kleine opening vormen, welke de poederuitlaatopening is en zich bevindt aan de top van de driehoek tegenover de zijde, waarmede het mondstuk op het deksel scharniert en een brede opening aanwezig is, welke binnenwaarts wijst in het deksel en de poederdoos.

2. Deksel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de zijwanden convex zijn en een hoogte hebben, welke in de richting van de uitlaat-opening en achterwaarts toeneemt.

3. Deksel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de onderwand gedeeltelijk sferisch is.

4. Deksel volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat deze voorzien is van een in hoofdzaak driehoekige bovenwand en een mantel, welke vanaf de bovenwand van het deksel afhangt en een ronde sferische onderrand vormt.

5. Deksel voorzien van een afvoermondstuk volgens de conclusies 25 1-3, met het kenmerk, dat dit positioneermiddelen heeft, welke kunnen samenwerken met complementaire positioneermiddelen van de doos en waarborgen, dat het deksel slechts in een stand op de doos kan worden gezet in overeenstemming met een geschikte oriëntatie van het afvoermondstuk ten opzichte van de doos. 8302246