NL8301704A - Vulelement voor het vullen van een houder. - Google Patents

Description

t \ Φ J VO 4824

Vulelement voor het vullen van een houder.

De uitvinding heeft betrekking op een vulelement volgens de aanhef van conclusie 1 voor het vullen van een houder, in het bijzonder voor het onder tegendruk vullen van een blik.

Een dergelijke constructie is bekend uit het Duitse 5 "Auslegeschrift" 2.123.865. Door deze constructie ontstaat als groot voordeel, dat bij het met de afdichting op het blik plaatsen van. het tulpvormige orgaan, op het blik slechts een kracht inwerkt, die is samengesteld uit de gemiddelde druk in de kamer en het cirkelringvlak met het verschil tussen de grotere binnendiameter van. de mantel en de blik- ' 10 monddiameter van de afdichting.

Uitgaande van een dergelijke constructie is aan de uitvinding de opgave gesteld om een zodanige verdere verbetering te bereiken, dat blikken met verschillende monddiameters met hetzelfde vulelement kunnen worden verwerkt, waarbij de betreffende gemiddelde druk in de 15 kamer moet kunnen worden aangepast aan de verschillende blikdiameters.

Deze opgave wordt volgens de uitvinding bij een vulelement van de in de aanhef vermelde soort opgelost, doordat het aanzetstuk overeenkomt met het grootste te vullen blik, en bestaat uit de eigenlijke klephuisstomp en een afgedicht daarop gecentreerde huls, waarop het bij-20 behorende grote tulpvormige centreerorgaan beweegbaar is gelegerd, en doordat bij kleinere blikken het daarbij behorende tulpvormige centreerorgaan beweegbaar is gelegerd op de klephuisstomp.

Hierbij is het doelmatig gebleken, dat de klephuisstomp is uitgevoerd voor het opnemen van een aantal tussenhulzen voor het 25 aanpassen aan de te verwerken verschillende blikdiameters.

Bij een dergelijke uitvoering kunnen met één vulmachine respectievelijk de langs de omtrek aangebrachte vulkleppen, alle op de markt gangbare blikken met verschillende diameters worden verwerkt. Voor dit doel is slechts het verwisselen nodig van het bij de blikken behoren-30 de tulpvormige centreerorgaan respectievelijk het aanbrengen van een aangepaste tussenhuls.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: 8301704 2 * v de fig. 1 en 2 een uitvoeringsvoorbeeld van het vul- element tonen.

Het vulelement is met het klephuis 1 door middel van schroeven bevestigd aan de onderzijde van een cirkelvormige ringketel 5 2. De in blikken 4 te vullen vloeistof bevindt zich in het inwendige 3 van de hol uitgevoerde ringketel 2 en staat onder gasdruk. De vloeistof-spiegel ligt lager dan de hoogte van het vrije inwendige 3 van de ringketel 2, zodat zich boven de vloeistofspiegel een gasruimte uitstrekt.

Aan het klephuis 1 is een als holle cilinder uitge-10 voerd, als centreer- en aandrukelement dienend tulpvormig orgaan 6 glijdend gelegerd, welk orgaan bij 7 ten opzichte van de buitenwand van het huis 1 is afgedicht en een uitsparing 8 heeft, waarin een niet weergegeven gaffel kan aangrijpen, en waarmee een neer- of opwaartse beweging van het tulpvormige orgaan 6 ten opzichte van het klephuis 1 kan wor-15 den ingeleid. Het tulpvormige orgaan 6 is aan de onderzijde 9 inwendig kegelvormig verwijd. Aan het einde van het kegelvormige gebied is een afdichting 10 aangebracht voor het blik 4. Het blik staat op een ten opzichte van het klephuis 1 vaste ondersteuning 11 en is in de ten opzichte van het vulelement gecentreerde stand vastgezet via een half-20 cirkelvormige geleiding 12.

De geleiding 12 kan eventueel zijn verbonden met een onderdrukleiding voor het tijdens het vullen vasthouden van het blik, van welke leiding de naar het blik gerichte aansluiting is uitgerust met een aan de omtrek van het blik zich aanpassend zuigorgaan.

25 Het klephuis 1 heeft in het inwendige gebied een binnenstuk 13, zodat tussen het binnenstuk 13 en het klephuis 1 een nagenoeg ringvormig vloei-stofkanaal 14 ontstaat. Dit vloeistofkanaal 14 is op twee plaatsen onderbroken door een verbindingsbrug tussen de delen 1 en 13. De diameter van het vloeistofkanaal 14 is in het onderste gebied verwijd, zodat 30 de vloeistofstraal langs de binnenwand van het blik 4 wordt gestuurd en daar zoveel moge lijk laminair naar de bodem naar beneden glijdt.

Het klephuis 1 heeft in het inwendige een trede 15, die tevens de bovenste begrenzing is van het binnenlichaam 13. Omdat daar de spleet uitmondt van het vloeistofkanaal 14 en ook daar moet worden afgedicht, is 35 boven de trede 15 een ringafdichting 16 aangebracht, die via een van boringen 17 voorziene buis 18 op en neer kan worden bewogen. Aan de buis 18 8301704 & m 3 is een drukveer aangebracht. De binnenruimte en buitenruimte 19 van de buis 18 staat in verbinding met het inwendige 3 van de vloeistofruimte in het ringkanaal 2. In het inwendige van het binnenlichaam 13 is een gasbuis 20 aangebracht/ die aan het onderste einde een buitenschreef-5 draad 21 draagt, waarop een moer 22 zit. De buis 20 is gemonteerd aan een beugel 23, die door twee schroeven 25 is bevestigd aan het tulpvormige orgaan 6. De gasbuis 20 reikt in de binnenruimte 26 van een luchtkanaalbuis 27, die naar boven uitmondt in het inwendige van de gasruimte van de ringketel 2 boven de vloeistofspiegel, zodat het inwen-10 dige van de gasbuis 27 in verbinding staat met de gasruimte in het inwendige van het ringkanaal 2. In de gaskanaalbuis 27 is een luchtklep 5 aangebracht. De buegel 23 is zodanig aangebracht, dat hij naar het middelpunt van de vulmachine wijst wanneer alle vulelementen cirkelvormig zijn aangebracht. In de mantel 28 van het klephuis 1 en in de 15 binnenmantel 29 van het tulpvormige orgaan 6 zijn cirkelvormige aanzet- stukken 30 en 31 voorzien, die een drukkamer 32 vormen. De drukkamer is via een kanaal 33 verbonden met een klep 24, die van buiten via een stoter 35 kan worden geopend. De drukkamer staat via een ander kanaal 36 in verbinding met de binnenruimte van de afdichting 10. Het axiaal 20 beweegbare cirkelringvlak 37 aan de onderzijde van het tulpvormige orgaan is samengesteld uit het vlak van het tulpvormige orgaan en het nog niet door het blik af gedekte afdichtvlak.

De werking van het beschreven vulelement is als volgt.

In de roesttoestand is de vloeistofklep, bestaande uit 25 het klephuis 1, het binnenlichaam 13, de afdichting 16 en de buis 27, gesloten, zodat geen vloeistof naar buiten kan komen. De binnenruimte van de gasbuis 27 is via de klep 5 eveneens gesloten. Ook is de klep 34 gesloten. Door een niet afgeheelde transporteur wordt een leeg en open bierblik 4 geleverd en gebracht op de ondersteuning 11, en door 30 de geleiding 12 gecentreerd ten opzichte van het vulelement. Vanaf dit moment vindt geen onderlinge beweging plaats tussen het vulelement en het blik, waarbij de twee delen echter wel een cirkelvormige beweging op de totale vulmachine uitvoeren. Door de hiervoor vermelde, niet af-gebeelde gaffel, die aangrijpt in de uitsparing 8 van het tulpvormige 35 orgaan 6, wordt het dit orgaan mogelijk gemaakt een neerwaartse beweging pit te voeren en op het blik 4 te worden gezet. Zodra dit is gebeurd, 8301704 Λ \ 4 wordt via een niet af geheelde besturing de klep 5 in de buis 27 geopend, zodat gas via de gasbuizen 27 en 20 vanuit de binnenruimte 3 van de ringketel 2 in het inwendige komt van het blik 4. Zodoende stelt zich in het inwendige van het blik 4, in het vloeistofkanaal 14, in de 5 kanalen 33 en 36, alsmede in de drukkamer 32 dezelfde druk in, omdat al deze ruimten met elkaar in verbinding staan. De druk werkt tevens op het aanzetstuk 30 van het tulpvormige orgaan 6, zodat door het verschil van .de axiale- cirkelringvlakken 30 en 37 met betrekking tot de blikaf-dichtdiameter slechts een kleine kracht aanwezig is, d.w.z. dat de 10 door de gasbuis 20 toegevoerde druk maatgevend is voor de afdichtkracht. Na de drukvereffening opent de vloeistofklep 24 automatisch onder de werking van de veer, zodat vloeistof, bij voorkeur bier, via het vloeistofkanaal 14 in het blik komt en dit vult, totdat de vloeistofspiegel het mondstuk van de gasbuis 20 bereikt. Een verder vullen is niet langer 15 mogelijk, omdat als gevolg van de afgesloten andere kleppen, de in het bovendeel van het blik zich bevindende lucht of het gas niet langer kan ontwijken. Door een niet afgeheelde besturing wordt de luchtklep in de luchtbuis 27 én de vloeistofklep 24 mechanisch gesloten, en is de binnenruimte van het blik volledig afgesloten ten opzichte van de binnen-20 ruimte van het ringkanaal 2 en ten opzichte van de buitenlucht. Daarna opent via een nok 35 de klep 34, zodat het inwendige van het blik 4 via de drukkamer 32, de kanalen 33 en 36 en de klep 34 wordt ontlast. Na het ontlasten wordt het tulpvormige orgaan 6 met de afdichting 10, de beugel 23 en de gasbuis 20 omhoog bewogen vanaf de blikrand. Het blik wordt 25 door de draaikringloop van de vulmachine overgebracht naar een niet af geheelde draaikringloop vein een sluitmachine. Door de schroefdraad 21 kan de gasbuis voor wat betreft de hoogte met betrekking tot de beugel 23 en zodoende de afdichting 10 worden versteld, zodat de gewenste vloeistofspiegel op deze wijze fijn kan worden ingesteld.

30 Voor het aanpassen aan verschillende blikdiameters komt het aanzetstuk 31 overeen met het grootste te vullen blik 4, en bestaat het uit de eigenlijke klephuisstomp 38 en een daarop aangebrachte huls 39. Aan deze huls is volgens fig. 2, links, het bijbehorende grote tulpvormige centreerorgaan 6 beweegbaar gelegerd. Bij het vullen van 35 kleinere blikken, zoals weergegeven in fig. 2, rechts, is het bij een dergelijk kleiner blik behorende tulpvormige centreerorgaan 6' direct 8301704 5 gelegerd aan de klephuisstomp 38. Voor het aanpassen aan verschillende blikdiameters kan de klephuisstomp 38 zijn uitgevoerd voor het opnemen van een aantal tussenhulzen 39. Bij een dergelijke uitvoering blijven de in de aanhef beschreven voordelen van de werking van het vulelement 5 volledig behouden.

* * 8301704

Claims (2)

1. Vulelement voor het vullen van een houder, in het bij zonder voor het onder tegendruk vullen van een blik, voorzien van een ringvormige, óp de blikrand te plaatsen afdichting, en van een druk-middelkamer, die wordt gevormd door overeenkomstige manteldelen van het 5 . klephuis en het tulpvormige orgaan, waarbij de drukkamer is voorzien tussen het tulpvormige orgaan en het klephuis en de buitenmantel, van het klephuis een aanzetstuk heeft, dat zodanig overeenkomt met een aanzet-stuk in de binnenmantel van het tulpvormige orgaan, dat tussen de kleinere buitenmantel van het klephuis en de grotere binnenmantel van 10 het tulpvormige orgaan, alsmede de twee aanzetstukken, een met een drukmiddel belastbare kamer ontstaat, en de diameter van de grotere binnenmantel van het tulpvormige orgaan gelijk is aan of groter dan de maximale blikdiameter bij de mond, met het kenmerk, dat het aanzetstuk (31) overeenkomt met het grootste te vullen blik (4), en bestaat 15 uit de eigenlijke klephuisstomp (38) en een afgedicht daarop gecentreerde huls (39), waarop het bijbehorende grote tulpvormige centreer-orgaan (6) beweegbaar is gelegerd, waarbij bij kleinere blikken (4') het daarbij behorende tulpvormige centreerorgaan (6') direct beweegbaar is gelegerd op de klephuisstomp (38). 20

2. Element volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de klephuisstomp (38) is uitgevoerd voor het opnemen van een aantal tus-senhulzen (39) voor het aanpassen aan de te verwerken verschillende blikdiameters. 8301704