NL9300133A - Stoomvat, uitgerust met een afblaaskraan. - Google Patents
Stoomvat, uitgerust met een afblaaskraan. Download PDFInfo
- Publication number
- NL9300133A NL9300133A NL9300133A NL9300133A NL9300133A NL 9300133 A NL9300133 A NL 9300133A NL 9300133 A NL9300133 A NL 9300133A NL 9300133 A NL9300133 A NL 9300133A NL 9300133 A NL9300133 A NL 9300133A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- valve
- steam vessel
- steam
- valve member
- vessel according
- Prior art date
Links
Classifications
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F16—ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16K—VALVES; TAPS; COCKS; ACTUATING-FLOATS; DEVICES FOR VENTING OR AERATING
- F16K39/00—Devices for relieving the pressure on the sealing faces
- F16K39/02—Devices for relieving the pressure on the sealing faces for lift valves
- F16K39/022—Devices for relieving the pressure on the sealing faces for lift valves using balancing surfaces
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- General Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Lift Valve (AREA)
- Safety Valves (AREA)
Description
Titel: Stoomvat, uitgerust met een afblaaskraan.
De uitvinding heeft betrekking op een stoomvat, uitgerust met een afblaaskraan die is voorzien van een huis dat een in hoofdzaak T-vormig leidingdeel vormt, waarbij nabij een eerste einde van het leidingdeel een klepzitting is aangebracht, waarbij aan het tegenover het eerste einde liggende tweede einde van het leidingdeel een in hoofdzaak gesloten kamer is gevormd, en waarbij aan het derde einde van het leidingdeel een afblaasleiding aansluitbaar is, waarbij tussen het eerste en het tweede einde een kleporgaan beweegbaar is opgenomen, welk kleporgaan is voorzien van een klepschotel die kan samenwerken met de klepzitting, en waarbij het tegenover de klepschotel liggende einde van het kleporgaan een zuigerdeel omvat, welk zuigerdeel een beweegbare wand van de in hoofdzaak gesloten kamer vormt, waarbij middelen zijn voorzien voor het verplaatsen van het kleporgaan.
Een dergelijk stoomvat is bekend uit de Europese octrooiaanvrage 0 431 702 en kan bijvoorbeeld worden toegepast in een aardappelschilmachine, waarbij het van groot belang kan zijn dat de zich in het vat bevindende, onder hoge druk gebrachte stoom via de afblaaskraan zeer snel wordt afgevoerd ten einde de van de aardappelen afgestoomde schillen met de stoom mee te sleuren.
Het bekende stoomvat is daartoe voorzien van een eerste omloopleiding tussen de in hoofdzaak afgesloten kamer en een in de stoomaanvoerleiding van het stoomvat gelegen drukopening. In deze eerste omloopleiding is een motor bestuurde regelklep aangebracht. De drukopening in de stoomaanvoerleiding is aangebracht tussen een tweetal kogelkranen, waarmee de stoomaanvoerleiding kan worden afgesloten. Verder is bij dit bekende stoomvat een tweede omloopleiding aangebracht tussen de in hoofdzaak gesloten kamer en het op de afblaasleiding aansluitbare derde einde van de afblaaskraan, in welke tweede omloopleiding eveneens een motorgestuurde regelklep, alsmede een handbediende smoorklep zijn aangebracht.
Het bekende stoomvat wordt als volgt gebruikt. In de stoomaanvoerleiding wordt stoom onder druk ingebracht, waarbij de ten opzichte van de drukopening aan de zijde van het stoomvat gelegen eerste kogelkraan ten minste hoofdzakelijk is gesloten, terwijl de tweede kogelkraan geopend is, de regelklep in de eerste omloopleiding open staat, en de regelklep in de tweede omloopleiding gesloten is. Derhalve wordt de druk in de in hoofdzaak gesloten kamer opgevoerd, met als gevolg dat de afblaaskraan in zijn gesloten stand wordt gebracht. Vervolgens wordt de tweede kogelkraan geopend, waardoor de stoom het stoomvat in kan stromen.
Wanneer de stoom uit het stoomvat afgevoerd dient te worden, wordt de stoomaanvoerleiding gesloten evenals de regelklep in de eerste omloopleiding, waarna de regelklep in de tweede omloopleiding wordt geopend. Daardoor neemt de druk in de in hoofdzaak gesloten kamer af, waardoor de afblaaskraan door de druk in het stoomvat wordt opengestuurd, en de stoom in de afblaasleiding kan stromen.
Als gevolg van de inrichting en regeling van het bekende stoomvat treden bij het afblazen van stoom sterke fluctuaties op in de stroming van de stoom uit het stoomvat, waarbij bovendien de klepdelen relatief hoog worden belast, zoals onderstaand nader toegelicht.
Wanneer stoom uit het stoomvat wordt afgeblazen, neemt de druk in het stoomvat snel af, en wel sneller dan de druk in de in hoofdzaak gesloten kamer. Daardoor zal op een gegeven moment de door de zuiger geleverde sluitkracht als gevolg van de druk in de in hoofdzaak gesloten kamer groter zijn dan de door de druk in het stoomvat geleverde openingskracht, waardoor de afblaaskraan weer gedeeltelijk zal worden dichtgestuurd, met als gevolg dat het debiet door de afblaaskraan kleiner wordt. Het gevolg is dat de druk in de in hoofdzaak gesloten kamer weer sneller zal dalen dan de druk in het stoomvat, met als gevolg dat de afblaaskraan weer zal worden opengestuurd, etcetera. Het kleporgaan zal dus een oscillerende beweging maken, waardoor de stoomafvoer, en daarmee de werking van de aardappelschilmachine zal worden gehinderd, en waardoor de verschillende klepdelen relatief zwaar zullen worden belast.
Indien het debiet van de tweede omloopleiding groter wordt gemaakt, bijvoorbeeld door de regelklep geheel open te sturen en de smoorklep weg te laten, zal de druk in de in hoofdzaak gesloten kamer zo snel terug lopen, dat het kleporgaan nauwelijks meer wordt gedempt in zijn beweging, waardoor eveneens grote belastingen op de verschillende klepdelen zullen optreden.
De uitvinding beoogt derhalve een stoomvat van de in de aanhef beschreven soort, waarbij afvoeren van stoom door de afblaaskraan kan plaats hebben zonder oscillerende beweging van het kleporgaan, terwijl de stoom wel in minimale tijd is af te voeren, en waarbij de optredende krachten op de verschillende klepdelen beperkt zijn. Bovendien is het streven naar een inrichting die eenvoudig is, zowel in constructie als in gebruik.
Het stoomvat volgens de uitvinding wordt daartoe gekenmerkt, doordat de in hoofdzaak gesloten kamer middels een doorgang steeds in open verbinding staat met de met de klepzitting samenwerkende zijde van de klepschotel, waarbij de doorlaat van de open verbinding zodanig is gedimensioneerd dat bij het openen van de afblaaskraan de druk aan de met de klepzitting samenwerkende zijde van de klepschotel sneller afbouwt dan in de in hoofdzaak gesloten kamer, terwijl de middelen voor het verplaatsen van het kleporgaan dit onafhankelijk van de drukafbouw naar zijn open stand verplaatsen.
Door deze maatregelen staan de in hoofdzaak gesloten kamer en de met de klepzitting samenwerkende zijde van de klepschotel steeds in open verbinding met elkaar, zodat bij gesloten afblaaskraan de druk in de in hoofdzaak gesloten kamer steeds gelijk is aan de druk in het stoomvat, waardoor het kleporgaan eenvoudig in een gesloten stand kan worden gebracht en gehouden. De open verbinding is zodanig gedimensioneerd dat bij het openen van de afblaaskraan de druk aan de met de klepzitting samenwerkende zijde van de klepschotel sneller afbouwt dan de druk in de in hoofdzaak gesloten kamer, terwijl de middelen voor het verplaatsen van het kleporgaan dit onafhankelijk van de drukafbouw naar zijn open stand verplaatsen. Deze maatregelen voorkomen dat het kleporgaan oscillerend gaat bewegen of te snel naar de open stand schiet. Immers, de druk in het stoomvat zal na opening van de afblaaskraan altijd lager zijn dan de druk in de in hoofdzaak gesloten kamer, zodat de door de stoom op het kleporgaan geleverde kracht altijd dezelfde kant op is gericht. Doordat de klepverplaatsingsmiddelen daarbij zijn ingericht voor het onafhankelijk van de drukafbouw naar een open stand verplaatsen van het kleporgaan, kan zonder verdere regelkleppen en dergelijke de afblaaskraan snel geheel worden geopend, en geopend blijven, hetgeen de goede werking van het stoomvat verzekert.
In een voorkeursuitvoering van het stoomvat is de doorgang in het kleporgaan aangebracht. Daardoor wordt een eenvoudige, compacte en robuuste inrichting verkregen, waarbij afdichtingen van omloopleidingen en dergelijke, zoals bij het bekende stoomvat, niet noodzakelijk zijn.
Daarbij is het bijzonder voordelig wanneer centraal aan de naar het stoomvat gekeerde zijde van het kleporgaan een kegelvormig deel is aangebracht, waarvan de top in de richting van het stoomvat is gekeerd, en waarbij de doorgang uitmondt tussen de naar het stoomvat gekeerde zijde van het kleporgaan en de basis van het kegelvormige deel. Aldus wordt voorkomen dat door de stoom meegevoerd vuil in de doorgang terechtkomt, welk vuil een goede werking van het stoomvat zou kunnen beïnvloeden. Bovendien zorgt het kegelvormige deel voor een goede centrering van het kleporgaan, met name wanneer de klepschotel naar de gesloten stand wordt gebracht.
De doorgang mondt daarbij in de in hoofdzaak gesloten kamer uit nabij het oppervlak van het zuigerdeel. Daardoor wordt eventueel in die kamer terechtgekomen vuil weer met de stoom afgevoerd.
Volgens een verdere uitvoeringsvorm van het stoomvat is het oppervlak van het zuigerdeel tussen 20% en 40% groter dan het oppervlak van de opening van de klepzitting. Daardoor zal in de gesloten stand van het kleporgaan de vanuit de in hoofdzaak gesloten kamer uitgeoefende sluitkracht steeds groter zijn dan de vanuit het stoomvat uitgeoefende kracht, die de klep tracht te openen. Zodoende is steeds een betrouwbare afsluiting gewaarborgd.
In een verdere uitvoeringsvorm van het stoomvat omvatten de bedieningsmiddelen volgens de uitvinding een bewegingsorgaan, welk bewegingsorgaan is verbonden met één einde van een steel, waarbij het andere einde van de steel is verbonden met het zuigerdeel van het kleporgaan, en waarbij middelen zijn aangebracht voor het tweezijdig bekrachtigen van het bewegingsorgaan.
Het bewegingsorgaan is bij voorkeur een in een cilindervormig, in hoofdzaak gesloten bedieningshuis bewegende hulpzuiger, waarbij nabij beide einden van het bedieningshuis, aan beide zijden van de hulpzuiger openingen zijn aangebracht, waarop leidingen zijn aangesloten voor het aan één zijde van de hulpzuiger aanvoeren van een fluïdum, en het aan de andere zijde van de hulpzuiger afvoeren van een fluïdum.
Op deze wijze kan op eenvoudige wijze het kleporgaan met behulp van het bedieningsorgaan omhoog en omlaag worden bewogen en gehouden, zonder dat voor de bediening van het kleporgaan gebruik wordt gemaakt van de druk in het stoomvat of in één van de daarop aangesloten leidingen. Het voordeel daarvan is dat de door de bedieningsmiddelen geleverde krachten op het kleporgaan onafhankelijk zijn van de drukopbouw of drukafbouw in het stoomvat, de in hoofdzaak gesloten kamer en de leidingen, waardoor de werking van het stoomvat eenvoudiger en beter kan worden geregeld dan bij het bekende stoomvat.
Bij een verdere uitvoeringsvorm van het stoomvat volgens de uitvinding zijn de bedieningsmiddelen op afstand van de in hoofdzaak gesloten kamer geplaatst, zodat de bedieningsmiddelen niet door eventueel uit de afblaaskraan, en met name uit de in hoofdzaak gesloten kamer ontsnappende stoom worden beïnvloed.
Zo is bij een verdere voorkeursuitvoering van de uitvinding het cilindervormige huis door afstandbussen verbonden met het huis van de afblaaskraan, waarbij de steel zich vanaf de hulpzuiger door een opening in de wand van het cilindervormige huis en een opening in de wand van de in hoofdzaak afgesloten kamer tussen de afstandbussen uitstrekt.
Als de steel voorzien is van indicatiemiddelen voor het bepalen van de stand van het kleporgaan in het leidingdeel, is buiten het stoomvat de stand van het kleporgaan binnen de afblaaskraan waar te nemen, zodat te allen tijde op eenvoudige wijze de werking van het stoomvat, en met name van de afblaaskraan kan worden gecontroleerd en bijgeregeld.
Bij een verdere uitvoeringsvorm van het stoomvat volgens de uitvinding is aan beide zijden van de hulpzuiger een cilindervormige verhoging aangebracht, welke verhoging een doorsnede heeft die kleiner is dan de doorsnede van de hulpzuiger, waarbij de beide kopse wanden van het cilindervormige huis aan de binnenzijde zijn voorzien van cilindervormige uitsparingen met een doorsnede die overeenkomt met de doorsnede van elke verhoging. De hoogte van elke verhoging is daarbij groter dan de diepte van de nabij liggende uitsparing, en het cilindervormige huis heeft tussen de twee kopse wanden een zodanige lengte, dat in elke uiterste stand van het kleporgaan een verhoging is opgenomen in een uitsparing, waarbij door de uitsparing en de verhoging een ruimte wordt ingesloten. Daardoor wordt de hulpzuiger, en daarmee tevens het kleporgaan, aan het eind van een op- of neergaande slag extra gedempt door het comprimeren van het ingesloten fluïdum.
Bij toepassing van een stoomvat volgens de uitvinding, in een uitvoeringsvorm waarin een hulpzuiger is ópgenomen, is volgens een verdere voorkeursuitvoering van de uitvinding een regelinrichting opgenomen, welke regelinrichting een fluïdumcompressor omvat, welke is aangesloten op de op het huis van de hulpzuiger aangesloten eerste en tweede leiding, waarbij schakelmiddelen zijn aangebracht voor het in een eerste stand toevoeren van fluïdum aan het cilindervormige huis via de eerste leiding, en afvoeren van fluïdum uit het cilindervormige huis via de tweede leiding, en voor het in een tweede stand toevoeren van fluïdum aan het cilindervormige huis via de tweede leiding en afvoeren van fluïdum uit het cilindervormige huis via de eerste leiding. Het verdient daarbij de voorkeur dat regelmiddelen zijn aangebracht voor het in de eerste stand van de schakelmiddelen sneller toevoeren van het fluïdum via de eerste leiding dan afvoeren van het fluïdum via de tweede leiding, en in de tweede stand van de schakelmiddelen sneller toevoeren van het fluïdum via de tweede leiding dan afvoeren van het fluïdum via de eerste leiding.
Een dergelijke regelinrichting maakt het mogelijk de demping van de hulpzuiger, en daarmee de demping van het kleporgaan te regelen door de in- en uitvoer van het fluïdum in de hulpzuiger te regelen. Zodoende is het mogelijk de demping aan te passen aan de stoomdruk in het vat, waardoor de belasting van de verschillende klepdelen onafhankelijk van de stoomdruk en de drukopbouw en -afbouw altijd minimaal kan worden gehouden.
Opgemerkt wordt dat uit het Amerikaanse octrooischrift 3 970 280 een stoomafblaaskraan bekend is, waarbij een kleporgaan in een stoomafblaasleiding wordt bediend door een daarmee middels een hefboom verbonden bedieningszuiger. Door middel van bij het kleporgaan en de bedieningszuiger aangebrachte veren wordt de afblaaskraan positief in een geopende positie gestuurd, zodat de afblaaskraan slechts gesloten wordt wanneer de bedieningszuiger wordt bekrachtigd. De bedieningszuiger kan worden bekrachtigd door een drukbron, die onafhankelijk is van de druk van de door de afblaaskraan af te voeren stoom.
Bij deze bekende afblaaskraan wordt op het kleporgaan slechts vanaf één zijde de door de stoom geleverde druk uitgeoefend, welke druk gecompenseerd dient te worden door de hulpzuiger ten einde het kleporgaan in een de afblaaskraan sluitende positie te brengen. Derhalve dient de hulpzuiger, zeker bij de gewenste hoge werkdruk, groot uitgevoerd te worden, waardoor de inrichting zwaar wordt, hetgeen bovendien tot gevolg heeft dat de inrichting bij beweging van het kleporgaan als gevolg van de traagheid van met name de hulpzuiger aan hoge belastingen onderhevig is.
Ter verduidelijking van de uitvinding zal een uitvoeringsvoorbeeld van het stoomvat volgens de uitvinding, onder verwijzing naar de tekening, worden beschreven
Fig. 1 toont een schematische weergave van een deel van een aardappelschilmachine, voorzien van een stoomvat volgens de uitvinding; fig. 2 toont een schematische weergave van de afblaaskraan in dwarsdoorsnede; fig. 3 toont de afblaaskraan, voorzien van een hulpzuiger, in een dwarsdoorsnede; en fig. 4 toont een alternatieve uitvoeringsvorm van het kleporgaan, in dwarsdoorsnede.
In fig. 1 is een deel van een aardappelschilmachine, voorzien van een stoomvat 1 volgens de uitvinding schematisch weergegeven. Het stoomvat 1 is voorzien van een stoomaanvoerleiding 2 en een afblaasleiding 3. In de stoomaanvoerleiding 2 is een afsluiter 4 aangebracht, en het stoomvat 1 is met de afblaasleiding 3 verbonden middels een afblaaskraan 5. Voor het bekrachtigen van de afblaaskraan 5 zijn bedieningsmiddelen 6 voorzien, die middels leidingen 7 zijn aangesloten op een regelinrichting 8. Het bedienen van de afblaaskraan geschiedt als volgt.
Bij geopende afsluiter 4 en gesloten afblaaskraan 5 wordt stoom via de stoomtoevoerleiding 2 in het stoomvat 1 geleid tot in het stoomvat 1 de werkdruk is bereikt. Na een vooraf bepaalde tijd wordt de afsluiter 4 gesloten.
Na de stoomschilbewerking dient de stoom in zeer korte tijd uit het stoomvat 1 te worden afgevoerd ten einde de van de vooraf in het stoomvat 1 gebrachte aardappelen afgestoomde schillen mee te sleuren. Daartoe wordt de afblaaskraan 5 met behulp van de bedieningsmiddelen 6 geopend, waarbij de regelinrichting 8 de bedieningsmiddelen via de leidingen 7 op zodanige wijze bekrachtigt, dat de afblaaskraan 5 direct in een volledig geopende stand wordt gebracht en gehouden. Daardoor kan de stoom snel ontsnappen, zodat de druk in het stoomvat 1 in korte tijd wordt afgebouwd.
Fig. 2 is een schematische weergave in dwarsdoorsnede van de afblaaskraan 5, die tussen het stoomvat 1 en de afblaasleiding 3 is aangebracht en zich in de gesloten stand bevindt. De afblaaskraan 5 is voorzien van een huis, dat in hoofdzaak wordt gevormd door een T-vormig leidingdeel 9. Nabij het naar het stoomvat 1 gekeerde eerste einde 10 van het leidingdeel 9 is een klepzitting 11 aangebracht, en aan het tegenover het eerste einde 9 gelegen tweede einde 12 van het leidingdeel 9 is een in hoofdzaak gesloten kamer 13 gevormd. Het derde einde 14 van het leidingdeel 9 is aansluitbaar op de afblaasleiding 3.
In het leidingdeel 9 is tussen het eerste einde 10 en het tweede einde 12 een kleporgaan 15 beweegbaar opgenomen, welk kleporgaan 15 is voorzien van een klepschotel 16, die kan samenwerken met de klepzitting 11. Het tegenover de klepschotel 16 gelegen einde van het kleporgaan 15 omvat een zuigerdeel 17, dat een beweegbare wand van de in hoofdzaak gesloten kamer 13 vormt, en dat middels een verjongd klepdeel 19 is verbonden met de klepschotel 16. Het kleporgaan 15 is middels een door een opening 20 in de kopwand 21 van de in hoofdzaak gesloten kamer 13 reikende bedieningsstang 22 verbonden met de bedieningsmiddelen 6. Rond de bedieningsstang 22 is een pakkingbus 23 aangebracht, en het zuigerdeel 17 is voorzien van ten minste één zuigerveer 48 voor het drukdicht afsluiten van de in hoofdzaak gesloten kamer 13.
De in hoofdzaak gesloten kamer 13 en de naar het stoomvat 1 gekeerde zijde van de klepschotel 16 staan voortdurend in open verbinding met elkaar middels een doorgang 18 die is aangebracht in het kleporgaan 15, waardoor ten minste in een gesloten stand van de afblaaskraan. 5, dat wil zeggen bij aanliggen van de klepschotel 16 tegen de klepzitting 11, de druk in het stoomvat 1 overeenkomt met de druk in de kamer 13. Het naar die kamer gekeerde oppervlak van het zuigerdeel 17 is ongeveer 1,2 tot 1,4 keer zo groot als de opening 24 in de klepzitting 11, met als gevolg dat het kleporgaan 15 bij gesloten afblaaskraan 5 als gevolg van de druk in de in hoofdzaak gesloten kamer 13 en de druk in het stoomvat 1 altijd een naar de klepzitting 11 gerichte, sluitende kracht ondervindt.
De doorlaat 18 in het kleporgaan 15 is zodanig gedimensioneerd, dat bij het openen van de afblaaskraan 5 de druk aan de naar het stoomvat 1 gekeerde zijde van de klepschotel 16 sneller afbouwt dan de druk in de in hoofdzaak gesloten kamer 13. Aangezien de druk in die kamer 13 tijdens het openen van de afblaaskraan 5 altijd hoger zal zijn dan de druk aan de naar het stoomvat 1 gekeerde zijde van de klepschotel 16, en het oppervlak van het zuigerdeel 17 groter is dan het oppervlak van de klepschotel 16, resulteert dit in een kracht op het kleporgaan 15 die continu naar de klepzitting 11 is gericht. Om nu op eenvoudige wijze het kleporgaan 15 stabiel naar de geopende stand te verplaatsen dient door de bedieningsmiddelen 6 op de bedieningsstang 22 slechts een van de klepzitting 11 afgerichte kracht uitgeoefend te worden, die groter is dan de eerderbedoelde resulterende kracht op het kleporgaan 15.
In de in fig. 3 getoonde uitvoeringsvorm van de afblaaskraan omvatten de bedieningsmiddelen een bewegingsorgaan in de vorm van een tweezijdig werkende hulpzuiger 25 die beweegbaar is opgenomen in een cilindervormig huis 26. Het cilindervormige huis 26 is met behulp van een aantal afstandbussen 31 verbonden met de kopwand 21 van de in hoofdzaak afgesloten kamer 13, zodanig dat de hartlijn van de hulpzuiger in het verlengde van de hartlijn van het kleporgaan ligt. Aan de naar het kleporgaan gekeerde zijde is het cilindervormige huis 26 afgesloten door een eerste kopwand 28, voorzien van een opening 42 voor het doorvoeren van de bedieningsstang 22, en aan de andere zijde door een gesloten tweede kopwand 27. In de zijwand van het cilindervormige huis 26 is nabij de eerste kopwand 28 een eerste doorvoeropening 30 aangebracht, en nabij de tweede kopwand 27 een tweede doorvoeropening 29. Het cilindervormige huis 26, de hulpzuiger 25 en de doorvoeropeningen 29, 30 zijn zodanig gedimensioneerd en gepositioneerd dat de beide doorvoeropeningen 29, 30 zich, in beide uiterste standen van de hulpzuiger 25 aan weerszijden van de hulpzuiger 25 bevinden.
Op beide doorvoeropeningen 29, 30 is een leiding 7 aangesloten voor het toe- en afvoeren van perslucht naar en van het cilindervormige huis 25. De bovenste leiding 7’ en.de onderste leiding 7 * * zijn verbonden met de bedieningsinrichting 8, die een luchtcompressor 43 omvat, alsmede een tweetal respectievelijk in de bovenste 7' en de onderste 7'' leiding aangebrachte regelkleppen 45 respectievelijk 46 en een op de luchtcompressor 43 aangesloten luchtleiding 44. De regelinrichting 8 is verder voorzien van een geregelde stuurklep 47, waarmee ofwel de bovenste leiding 71, ofwel de onderste leiding 7'' verbonden kan worden met de perszijde van de compressor 43.
De hulpzuiger 25 is aan beide zuigervlakken voorzien van een cilindervormige, centraal aangebrachte verhoging 33, 35, terwijl elk kopvlak 27, 28 is voorzien van een cilindervormige, centraal aangebrachte uitsparing 34, 36. In de twee uiterste standen van de hulpzuiger 25 is steeds één van de verhogingen 33, 35 opgenomen in de bijbehorende uitsparing 34, 36, onder insluiting van een in hoofdzaak gesloten ruimte 34', 36'.
Tussen de afstandbussen 31 strekt zich haaks op de bedieningsstang 22 een daarmee vast verbonden indicatiering 32 uit. De lengte van de afstandbussen 31 is daarbij zodanig gekozen dat de ring 25 zich in de ene uiterste stand van het kleporgaan 15 nabij de kopwand 21 van de in hoofdzaak gesloten kamer 13 bevindt, en in de andere uiterste stand nabij de eerste kopwand 28 van het cilindervormige huis 26. Aan de hand van de positie van de indicatiering 32 ten opzichte van bijvoorbeeld de afstandbussen 31 is het mogelijk de positie van het kleporgaan 15 binnen in het T-vormige leidingdeel 9 direct af te lezen. De indicatiering 32 heeft een oppervlak dat ongeveer overeenkomt met het naar de in hoofdzaak gesloten kamer 13 gekeerde oppervlak van het zuigerdeel 17 van het kleporgaan 15. Daardoor wordt voorkomen dat eventueel door de opening 20 in de kopwand 21 van de in hoofdzaak gesloten kamer 13 ontsnappende stoom de bedieningsmiddelen 6 beschadigt.
Het kleporgaan 15 is bij voorkeur, zoals getoond in fig. 4, voorzien van een nabij de klepschotel 16 op een verjongd deel 39 van het kleporgaan 15 aangebracht kegelvormig lichaam 37, waarvan de top in de richting van het stoomvat 1 wijst, en waarvan de basis een oppervlak heeft dat groter is dan het doorsnede-oppervlak van het verjongde deel 39 van het kleporgaan 15. Aan de naar de klepschotel 16 gekeerde zijde van het kegelvormige lichaam 37 is een doordieping 40 aangebracht, waarvan het bodemoppervlak eveneens groter is dan het doorsnede-oppervlak van het verjongde deel 39. De doorgang 18 in het kleporgaan 15 strekt zich uit vanaf de doordieping 40, tot in een ringvormige groef 41 nabij het naar de kamer 13 gekeerde oppervlak van het zuigerdeel 17.
Deze maatregelen hebben als voordeel dat het kleporgaan 15 bij het openen van de afblaaskraan 5 door de langs het kegelvormige lichaam 37 stromende stoom wordt gecentreerd ten opzichte van de klepzitting 11, waardoor ongewenste turbulenties, trillingen en beschadigingen van de verschillende delen van de afblaaskraan worden vermeden.
Verder wordt door het kegelvormige lichaam 37 de aan de zijde van het stoomvat 1 gelegen opening 38 van de doorgang 18 afgeschermd tegen het binnendringen van vervuiling, zoals schillen en dergelijke, en wordt eventueel toch in de doorgang 18 of in de kamer 13 verzameld vuil bij opening van de afblaaskraan 5 door de wegstromende stoom meegenomen.
Aangezien de klepzitting 11 een voor de goede werking van het stoomvat 1 essentieel, doch snel slijtend onderdeel is, is het bijzonder voordelig wanneer de klepzitting 11 is aangebracht in een tussen het eerste einde 10 van het T-vormige leidingdeel 9 en het stoomvat 1 aangebrachte, wegneembare ring. Daardoor is het mogelijk een eventueel beschadigde of versleten klepzitting 11 op eenvoudige wijze te vervangen, zonder dat daartoe de gehele inrichting uit elkaar genomen behoeft te worden.
In de in fig. 2 getoonde uitvoeringsvorm van de afblaaskraan volgens de uitvinding wordt de in hoofdzaak gesloten kamer 13 op vervaardigings-technisch eenvoudige wijze gevormd door een in het tweede einde 12 van het T-vormige leidingdeel 9 geplaatst deksel 21, voorzien van een zich vanaf het deksel uitstrekkende, cilindervormige bus 42, die kan samenwerken met het zuigerdeel 17 van het kleporgaan 15.
De bediening van de afblaaskraan 5 met behulp van de bedieningsmiddelen 6 en de regelinrichting 8 gaat als volgt.
Bij gesloten afblaaskraan 5 ligt de klepschotel 16 aan tegen de klepzitting 11, waardoor de druk in het stoomvat kan worden opgevoerd. Het kleporgaan 15 wordt daarbij in de sluitpositie gehouden door ten minste de door de druk in de in hoofdzaak gesloten kamer 13 op het zuigerdeel uitgeoefende sluitkracht, die groter is dan de door de druk in het stoomvat 1 op het klepschotel-oppervlak uitgeoefende kracht, aangezien de druk in de in hoofdzaak gesloten kamer 13 en in het stoomvat 1 bij gesloten afblaaskraan 5 gelijk zijn, en het zuigerdeel 16 een groter oppervlak heeft dan de opening 24 in de klepzitting 11. De sluitkracht kan desgewenst worden vergroot of verkleind door perslucht door de tweede 29 of de eerste 30 doorvoeropening boven of onder de hulpzuiger 25 te voeren, en tegelijkertijd lucht vanaf de andere zijde van de hulpzuiger 25 uit het cilindervormige huis 26 af te voeren.
Wanneer de afblaaskraan 5 geopend dient te worden, wordt door de compressor 43 lucht via de stuurklep 47 in de onderste leiding 7'1 geperst, waarbij de regelklep 46 wordt geopend, zodat de perslucht aan de onderzijde van de hulpzuiger 25 in het cilindervormige huis 26 kan stromen. Tegelijkertijd wordt via de bovenste leiding 7' lucht uit het boven de hulpzuiger 25 gelegen deel van het cilindervormige huis 26 afgevoerd, waarbij de regelklep 45 op zodanige wijze wordt opengestuurd, dat de opwaartse snelheid van de hulpzuiger 25 niet te groot wordt.
Zodra de hulpzuiger 25 zijn bovenste uiterste stand nadert, wordt de aan die zijde gelegen verhoging 33 opgenomen in de betreffende uitsparing 34, waardoor de door de verhoging 33 en de uitsparing 34 ingesloten lucht wordt gecomprimeerd, met als gevolg dat de hulpzuiger 25, en daarmee het kleporgaan 15 in zijn bewegingssnelheid wordt afgeremd, waarna de hulpzuiger 25 door de perslucht in zijn bovenste uiterste stand wordt gefixeerd.
Door de opwaartse snelheid (dat wil zeggen in openingsrichting) van het kleporgaan 15 hoog te kiezen, en doordat de doorgang 24 in de klepzitting ruim is kan de stoom snel uit het stoomvat 1 worden afgevoerd, waardoor de van de aardappelen afgestoomde schillen worden meegesleurd. Ondanks dat de druk aan de naar het stoomvat 1 gekeerde zijde van de klepschotel 16 sneller kan afnemen dan de druk in de in hoofdzaak gesloten kamer 13, zal het kleporgaan door een geschikte bekrachtiging van de hulpzuiger steeds omhoog bewegen. Een geschikte keuze van de aan- en afvoersnelheid en de druk van de perslucht aan weerszijden van de hulpzuiger 25 maken het mogelijk de snelheid hoog te kiezen, zonder dat gevaar bestaat dat daarbij te grote belastingen optreden bij het versnellen en vertragen van de verschillende bewegende delen, terwijl de bufferwerking van de respectieve verhogingen 33, 35, en de daarmee samenwerkende uitsparingen 34, 36 zorg dragen voor een extra buffer.
Bij het sluiten van de afblaaskraan 5 wordt de stuurklep 47 omgeschakeld, en worden de regelkleppen 45, 46 zodanig geregeld, dat perslucht via de bovenste leiding 71 naar het boven de hulpzuiger 25 gelegen deel van het cilindervormige huis 26 wordt gevoerd, terwijl de lucht uit het onderste deel wordt afgevoerd. Bij het naderen van de onderste uiterste stand van de hulpzuiger 25 hebben de aan die zijde aangebrachte verhoging 35 en uitsparing 36 een zelfde dempende werking als de eerder beschreven verhoging 33 en uitsparing 34. Derhalve kan de afblaaskraan ook snel, eenvoudig en veilig worden gesloten, zonder dat er gevaar bestaat voor te grote belastingen op de verschillende onderdelen.
Doordat de bewegende delen van de afblaaskraan 5, zoals het kleporgaan 15 en de hulpzuiger 25, licht zijn uitgevoerd kan de bewegingssnelheid daarvan hoog worden gekozen, waardoor een uitstekende werking van het stoomvat wordt verkregen met weinig regel- en bedieningsmiddelen. De verschillende bewegende delen kunnen relatief licht worden uitgevoerd omdat de daarop werkende belastingen door compensatie daarvan relatief laag zijn, ondanks een mogelijk zeer hoge werkdruk in het stoomvat.
De uitvinding is aan de hand van een in de tekening getoonde aardappelschilmachine beschreven, maar is geenszins beperkt tot dat uitvoeringsvoorbeeld. Zo kan de doorgang tussen de in hoofdzaak gesloten kamer en de naar het stoomvat gekeerde zijde van de klepschotel bijvoorbeeld eveneens door het huis van de afblaaskraan worden aangebracht of door omloopleidingen worden gerealiseerd, en kan als bedieningsmiddel voor de afblaaskraan eveneens bijvoorbeeld een (electro)magnetische bekrachtiging van de bedieningsstang gekozen worden. Voorts kan een afblaaskraan volgens de uitvinding direct in een stoomleiding worden aangebracht, in plaats van aan een stoomvat.
Claims (22)
1. Stoomvat, uitgerust met een afblaaskraan die is voorzien van een huis dat een in hoofdzaak T-vormig leidingdeel vormt, waarbij nabij een eerste einde van het leidingdeel een klepzitting is aangebracht, waarbij aan het tegenover het eerste einde liggende tweede einde van het leidingdeel een in hoofdzaak gesloten kamer is gevormd, en waarbij aan het derde einde van het leidingdeel een afblaasleiding aansluitbaar is, waarbij tussen het eerste en het tweede einde een kleporgaan beweegbaar is opgenomen, welk kleporgaan is voorzien van een klepschotel die kan samenwerken met de klepzitting, en waarbij het tegenover de klepschotel liggende einde van het kleporgaan een zuigerdeel omvat, welk zuigerdeel een beweegbare wand van de in hoofdzaak gesloten kamer vormt, waarbij middelen zijn voorzien voor het verplaatsen van het kleporgaan, met het kenmerk, dat de in hoofdzaak gesloten kamer (13) middels een doorgang (18) steeds in open verbinding staat met de met de klepzitting (11) samenwerkende zijde van de klepschotel (16), waarbij de doorlaat van de open verbinding (18) zodanig is gedimensioneerd dat bij het openen van de afblaaskraan (5) de druk aan de met de klepzitting (11) samenwerkende zijde van de klepschotel (16) sneller afbouwt dan in de in hoofdzaak gesloten kamer (13), terwijl de middelen (6, 8) voor het verplaatsen van het kleporgaan (15) dit onafhankelijk van de drukafbouw naar zijn open stand verplaatsen.
2. Stoomvat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de doorgang (18) in het kleporgaan (15) is aangebracht.
3. Stoomvat volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat centraal aan de naar het stoomvat (1) gekeerde zijde van het kleporgaan (15) een kegelvormig deel (37) is aangebracht, waarvan de top in de richting van het stoomvat (1) is gekeerd, en waarbij de doorgang (18) uitmondt tussen de naar het stoomvat (1) gekeerde zijde van het kleporgaan (15) en de basis van het kegelvormige deel (37).
4. Stoomvat volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het kegelvormig deel (37) is aangebracht op een verjongd deel (39) van het kleporgaan (15), waarbij het verjongde deel (39) een kleinere doorsnede heeft dan de basis van het kegelvormige deel (37), en waarbij in de basis van het kegelvormige deel (37) een doordieping (40) is aangebracht met een oppervlak dat groter is dan het oppervlak van het verjongde deel (39).
5. Stoomvat volgens één der conclusies 2-4, met het kenmerk, dat de doorgang (18) in de in hoofdzaak gesloten kamer (13) uitmondt nabij het oppervlak van het zuigerdeel (17) .
6. Stoomvat volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het oppervlak van het zuigerdeel (17) tussen 20% en 40% groter is dan het oppervlak van de opening (24) in de klepzitting (11).
7. Stoomvat volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de klepzitting (11) wordt gevormd door een losmaakbaar met de afblaaskraan (5) verbonden ringvormig deel (11) .
8. Stoomvat volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bedieningsmiddelen (6) een bewegingsorgaan (25) omvatten, welk bewegingsorgaan (25) is verbonden met één einde van een steel (22), waarbij het andere einde van de steel (22) is verbonden met het zuigerdeel (17) van het kleporgaan (15), en waarbij middelen zijn aangebracht voor het tweezijdig bekrachtigen van het bewegingsorgaan (25).
9. Stoomvat volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het bewegingsorgaan (25) een in een cilindervormig, in hoofdzaak gesloten bedieningshuis (26) bewegende hulpzuiger (25) is, waarbij nabij beide einden van het bedieningshuis (26), aan beide zijden van de hulpzuiger (25) openingen (29, 30) zijn aangebracht, en waarbij op de openingen (29, 30) een eerste en een tweede leiding (7', 7 * *) zijn aangesloten voor het aan één zijde van de hulpzuiger (25) aanvoeren van een fluïdum, en het aan de andere zijde van de hulpzuiger (25) afvoeren van een fluïdum.
10. Stoomvat volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het oppervlak van de hulpzuiger (25) kleiner is dan het oppervlak van de zuiger.
11. Stoomvat volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat het fluïdum comprimeerbaar is.
12. Stoomvat volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het fluïdum lucht is.
13. Stoomvat volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de in hoofdzaak gesloten kamer (13) wordt gevormd door een in het tweede einde (12) van het leidingdeel plaatsbaar deksel (13), voorzien van een het leidingdeel (9) afsluitend, en op het tweede einde (12) bevestigbaar plaatdeel (21) en een zich vanaf het plaatdeel (21) uitstrekkende bus (42), welke bus (42) opneembaar is in het leidingdeel (9).
14. Stoomvat volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bedieningsmiddelen (6, 8) zich op afstand van de in hoofdzaak gesloten kamer (13) bevinden.
15. Stoomvat volgens één der conclusies 9 - 13 en 14, met het kenmerk, dat het cilindervormige huis (26) door afstandbussen (31) is verbonden met het huis van de afblaaskraan (5), waarbij de steel (22) zich vanaf de hulpzuiger (25) door een opening in de wand van het cilindervormige huis (26) en een opening (20) in de wand (21) van de in hoofdzaak afgesloten kamer (13) tussen de afstandbussen (31) uitstrekt, en waarbij de steel (22) is voorzien van indicatiemiddelen (32) voor het bepalen van de stand van het kleporgaan (15) in het leidingdeel (9).
16. Stoomvat volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de lengte van de afstandbussen (31) ten minste overeenkomt met de maximale slag van het kleporgaan (15), waarbij de indicatiemiddelen (32) een zich in hoofdzaak haaks op de lengteas van de steel (22) uitstrekkende, en vast daarmee verbonden indicatieplaat (32) omvatten.
17. Stoomvat volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat het oppervlak van de indicatieplaat (32) in hoofdzaak overeenkomt met het oppervlak van het zuigerdeel (17).
18. Stoomvat volgens één der conclusies 9 - 17, met het kenmerk, dat aan beide zijden van de hulpzuiger (25) een cilindervormige verhoging (33, 35) is aangebracht, welke verhoging (33, 35) een doorsnede heeft die kleiner is dan de doorsnede van de hulpzuiger (25), waarbij de beide kopse wanden (27, 28) van het cilindervormige huis (26) aan de binnenzijde zijn voorzien van cilindervormige uitsparingen (34, 36) met een doorsnede die in hoofdzaak overeenkomt met de doorsnede van elke verhoging (33, 35), en waarbij de hoogte van de verhoging (33, 35) groter is dan de diepte van de uitsparing (34, 36), en waarbij het cilindervormige huis (26) tussen de twee kopse wanden (27, 28) een zodanige lengte heeft, dat in elke uiterste stand van het kleporgaan (15) een verhoging (33, 35) is opgenomen in een uitsparing (34, 36), waarbij door de uitsparing (33, 35) en de verhoging (34, 36) een ruimte wordt ingesloten.
19. Stoomvat volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat elke verhoging (33, 35) en elke uitsparing (34, 36) concentrisch op de hulpzuiger (25) is aangebracht, waarbij de doorsnede van elke uitsparing (34, 36) en elke verhoging (33, 35) groter is dan de doorsnede van de steel (22).
20. Regelinrichting voor een stoomvat volgens één der conclusies 9 - 19, met het kenmerk, dat de regelinrichting (8) een fluïdumcompressor (43) omvat, welke is aangesloten op de op het huis (26) van de hulpzuiger (25) aangesloten eerste (7') en tweede leiding (7 * '), waarbij schakelmiddelen (47) zijn aangebracht voor het in eerste stand toevoeren van fluïdum aan het cilindervormige huis (26) via de eerste leiding (7')/ en afvoeren van fluïdum uit het cilindervormige huis (26) via de tweede leiding (7''), en voor het in een tweede stand toevoeren van fluïdum aan het cilindervormige huis (26) via de tweede leiding (7'') en afvoeren van fluïdum uit het cilindervormige huis (26) via de eerste leiding (71).
21. Regelinrichting volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat regelmiddelen (45, 46) zijn aangebracht voor het in de eerste stand van de schakelmiddelen (47) sneller toevoeren van het fluïdum via de eerste leiding (7’) dan afvoeren van het fluïdum via de tweede leiding (7''), en in de tweede stand van de schakelmiddelen (47) sneller toevoeren van het fluïdum via de tweede leiding (7,r) dan afvoeren van het fluïdum via de eerste leiding (7')·
22. Regelinrichting volgens conclusie 20 of 21, met het kenmerk, dat elke leiding (7', 7'') is voorzien van middelen (45, 46) voor het regelen van het debiet daarvan.
Priority Applications (6)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL9300133A NL9300133A (nl) | 1993-01-22 | 1993-01-22 | Stoomvat, uitgerust met een afblaaskraan. |
CA002153655A CA2153655C (en) | 1993-01-22 | 1994-01-20 | Blow-off cock for a steam vessel |
PCT/NL1994/000012 WO1994016580A1 (en) | 1993-01-22 | 1994-01-20 | Blow-off cock for a steam vessel |
CN94190988A CN1043952C (zh) | 1993-01-22 | 1994-01-20 | 用于蒸汽容器的排出气门 |
EP94904784A EP0680264B1 (en) | 1993-01-22 | 1994-01-20 | Blow-off cock for a steam vessel |
DE69401196T DE69401196T2 (de) | 1993-01-22 | 1994-01-20 | Abblasventil für ein dampfgefäss |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL9300133A NL9300133A (nl) | 1993-01-22 | 1993-01-22 | Stoomvat, uitgerust met een afblaaskraan. |
NL9300133 | 1993-01-22 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL9300133A true NL9300133A (nl) | 1994-08-16 |
Family
ID=19861963
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL9300133A NL9300133A (nl) | 1993-01-22 | 1993-01-22 | Stoomvat, uitgerust met een afblaaskraan. |
Country Status (6)
Country | Link |
---|---|
EP (1) | EP0680264B1 (nl) |
CN (1) | CN1043952C (nl) |
CA (1) | CA2153655C (nl) |
DE (1) | DE69401196T2 (nl) |
NL (1) | NL9300133A (nl) |
WO (1) | WO1994016580A1 (nl) |
Families Citing this family (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR2722554B1 (fr) * | 1994-07-15 | 1996-08-23 | Desgranges & Huot | Vanne hydraulique a contre-reaction |
DE19636674A1 (de) * | 1996-09-10 | 1998-03-12 | Ghh Borsig Turbomaschinen Gmbh | Dampfturbinensteuerung |
WO2005038325A1 (en) * | 2003-10-16 | 2005-04-28 | Tank Tech Co., Ltd. | Valve for safety valve of tank for storing and carrying oil or chemical substance, and apparatus for preventing valve seat from being freezed and/or ruptured |
US8038121B2 (en) * | 2009-01-06 | 2011-10-18 | Woodward, Inc. | Fluid control valve with sensing port |
CN105498764B (zh) * | 2014-09-25 | 2018-02-09 | 中国石油化工股份有限公司 | 3‑乙酰氧基丙醛催化剂及其生产方法 |
Family Cites Families (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US1768582A (en) * | 1927-07-18 | 1930-07-01 | Glenn O Dougherty | Self-cushioning valve |
AT279287B (de) * | 1965-07-24 | 1970-02-25 | Danfoss As | Magnetventil fuer gase |
GB8422927D0 (en) * | 1984-09-11 | 1984-10-17 | Bestobell Uk Ltd | Control valve |
NL8902983A (nl) * | 1989-12-04 | 1991-07-01 | Goudsche Machinefabriek Bv | Stoomexpansiekraan. |
-
1993
- 1993-01-22 NL NL9300133A patent/NL9300133A/nl not_active Application Discontinuation
-
1994
- 1994-01-20 CN CN94190988A patent/CN1043952C/zh not_active Expired - Fee Related
- 1994-01-20 WO PCT/NL1994/000012 patent/WO1994016580A1/en active IP Right Grant
- 1994-01-20 EP EP94904784A patent/EP0680264B1/en not_active Expired - Lifetime
- 1994-01-20 DE DE69401196T patent/DE69401196T2/de not_active Expired - Lifetime
- 1994-01-20 CA CA002153655A patent/CA2153655C/en not_active Expired - Fee Related
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
CA2153655C (en) | 2002-04-02 |
CN1043952C (zh) | 1999-07-07 |
DE69401196D1 (de) | 1997-01-30 |
CA2153655A1 (en) | 1994-08-04 |
WO1994016580A1 (en) | 1994-08-04 |
EP0680264A1 (en) | 1995-11-08 |
CN1116816A (zh) | 1996-02-14 |
DE69401196T2 (de) | 1997-05-15 |
EP0680264B1 (en) | 1996-12-18 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US7269947B2 (en) | Vibration control method and vibration control system for fluid pressure control circuit | |
NL9300133A (nl) | Stoomvat, uitgerust met een afblaaskraan. | |
CA2263182C (en) | Positively controlled ball valve | |
US4986727A (en) | Pressure-operated oil and gas well swabbing device | |
US2877575A (en) | Boom-suspension buckets and the like | |
US6532861B2 (en) | Clamping device | |
NL8503031A (nl) | Elektrisch verstelbare schokdemper. | |
JPH07300189A (ja) | 粒状物容器用排出装置 | |
US4318530A (en) | Valve mechanism with controlled opening means | |
US5606940A (en) | Engine valve seating velocity hydraulic snubber | |
EP1067087A3 (en) | Tilt control device for fork lift truck | |
US5081902A (en) | Apparatus for providing relief to a working chamber | |
US5421559A (en) | Drive mechanism for a stopper in a molten metal vessel | |
US5221098A (en) | Collet closer | |
BE1026140B1 (nl) | Verbeterd minimum drukventiel en werkwijze voor onderhoud van dergelijk ventiel | |
SE505502C2 (sv) | Hydraulisk kolv- cylinderanordning | |
CA1208904A (en) | Valve suitable for controlling teeming from furnace tapholes | |
JP2524270B2 (ja) | 仕切弁 | |
JP4604275B2 (ja) | グラブバケット用油圧シリンダ装置 | |
AU708801B2 (en) | Pressure release valve | |
JP2632765B2 (ja) | 荷役装置におけるリフトシリンダ用油圧回路 | |
DE2822478A1 (de) | Entschlammungs-scheiben-vollmantelzentrifuge | |
JP3277231B2 (ja) | 車両用ディーゼルエンジンのデコンプレションブレーキ | |
NL8000432A (nl) | Door een stuurklep in werking gestelde klep. | |
JP3396728B2 (ja) | 作業機械のグリップ装置用増速弁ユニット |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A1B | A search report has been drawn up | ||
BV | The patent application has lapsed |