NL8301224A - Inrichting voor het produceren van vlokvormige deeltjes. - Google Patents

Inrichting voor het produceren van vlokvormige deeltjes. Download PDF

Info

Publication number
NL8301224A
NL8301224A NL8301224A NL8301224A NL8301224A NL 8301224 A NL8301224 A NL 8301224A NL 8301224 A NL8301224 A NL 8301224A NL 8301224 A NL8301224 A NL 8301224A NL 8301224 A NL8301224 A NL 8301224A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
heat
heat extractor
wall
grooves
extractor
Prior art date
Application number
NL8301224A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Nippon Yakin Kogyo Co Ltd
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from JP5851582A external-priority patent/JPS5939224B2/ja
Priority claimed from JP1917083A external-priority patent/JPS59144561A/ja
Application filed by Nippon Yakin Kogyo Co Ltd filed Critical Nippon Yakin Kogyo Co Ltd
Publication of NL8301224A publication Critical patent/NL8301224A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B22CASTING; POWDER METALLURGY
    • B22DCASTING OF METALS; CASTING OF OTHER SUBSTANCES BY THE SAME PROCESSES OR DEVICES
    • B22D5/00Machines or plants for pig or like casting
    • B22D5/02Machines or plants for pig or like casting with rotary casting tables
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B22CASTING; POWDER METALLURGY
    • B22DCASTING OF METALS; CASTING OF OTHER SUBSTANCES BY THE SAME PROCESSES OR DEVICES
    • B22D11/00Continuous casting of metals, i.e. casting in indefinite lengths
    • B22D11/06Continuous casting of metals, i.e. casting in indefinite lengths into moulds with travelling walls, e.g. with rolls, plates, belts, caterpillars
    • B22D11/0611Continuous casting of metals, i.e. casting in indefinite lengths into moulds with travelling walls, e.g. with rolls, plates, belts, caterpillars formed by a single casting wheel, e.g. for casting amorphous metal strips or wires

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Manufacture Of Metal Powder And Suspensions Thereof (AREA)

Description

* τ'**'4 * T/tJ/jzf/l i
INRICHTING VOOR HET PRODUCEREN VAN
VLOKVORMIGE DEELTJES.
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het produceren van vlokvormige deeltjes en meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een inrichting voor het vormen van vlokvormige deeltjes door een stroom ge-5 smolten metallisch materiaal op het roterende of bewegende oppervlak van een warmte-onttrekkingsorgaan te richten, waardoor de warmte aan het gesmolten materiaal wordt onttrokken teneinde dit tot een groot aantal vlokvormige deeltjes te laten stollen waarna de aldus gestolde vlokken van het warmte-10 onttrekkingsorgaan worden verwijderd door middel van een daarop door de rotatie uitgeoefende centrifugaalkracht.
Tot nu toe zijn verscheidene soorten inrichtingen voor het vormen van vlokvormige deeltjes bekend die vlokdeel-tjes vormen door het gesmolten metaal in contact te brengen 15 met het roterende oppervlak van een warmte-onttrekkingsorgaan en het gesmolten metaal daarop te laten stollen.
De aan aanvraagster bekende meest kenmerkende uitvinding is het Amerikaanse octrooischrift nr. 4.215.084.
Volgens dit Amerikaanse octrooischrift is het warm-20 te-onttrekkingsorgaan uitgevoerd als een roterende trommel, op het buitenoppervlak waarvan een continue stroom van gesmolten materiaal wordt gericht.
Het buitenste roterende oppervlak van het Amerikaanse octrooischrift is zodanig geconstrueerd dat dit een aantal 25 in hoofdzaak evenwijdig aan de rotatie-as van de roterende trommel gevormde vertandingen omvat.
Wanneer een continue dunne stroom gesmolten metaal op het oppervlak van deze tandingen wordt gericht, wordt de in het metaal aanwezige warmte door de tanden onttrokken, het-30 geen resulteert in het tot een groot aantal vlokvormige deeltjes stollen van het metaal.
Wanneer het nodig is om de produktiesnelheid van de vlokvormige deeltjes te vergroten door het proces parallel uit te voeren wordt het dienovereenkomstig noodzakelijk om 8301224 * γ 2 elke rotatietroinmel te verlengen en een aantal mondstukken aan te brengen.
Het is echter ook nodig om kleine en nauwkeurige instellingen van de mondstukopening uit te kunnen voeren tenein-5 de vlokvormige deeltjes te verkrijgen die zo fijn mogelijk zijn en zo goed mogelijk gelijk zijn van afmeting.
Dergelijke afstellingen brengen niet alleen technische problemen met zich mee, maar een dergelijk fijn mondstuk levert ook problemen op met betrekking tot zijn levens-10 duur, de beheersing van het proces en de kosten daarvan.
Daar deze metalen vlokvormige deeltjes meestal in kunststoffen worden gemengd teneinde gebruikt te worden als afschermingsmateriaal voor elektrische of magnetische interferentie, is het ook nodig dat deze deeltjes uniform worden 15 gemengd en verdeeld.
De met deze conventionele inrichtingen gevormde vlokvormige deeltjes omvatten echter aanzienlijke hoeveelheden gedeformeerde deeltjes of deeltjes met kleinere afmetingen alhoewel deze in het algemeen vierkant van vorm werden ge- » 20 maakt, waardoor een uniforme menging en verdeling van de vlokvormige deeltjes in het kunststof materiaal werd belemmerd.
Als belangrijkste reden voor het optreden van een dergelijke niet-uniformiteit in de vorm en afmetingen van de deeltjes wordt aangenomen dat het getande oppervlak van het 25 warmte-onttrekkingsorgaan aan het achterste gedeelte van elk uitstekend oppervlak deel hoger is dan aan de voorzijde met betrekking tot de rotatierichting van het rotatie-orgaan, waardoor het gesmolten metaal snel wordt afgestoten of afgeschud zodanig dat dit verschijnsel een gelijkmatige over-30 dracht van het gesmolten metaal op het warmte-onttrekkingsorgaan wordt gehinderd.
Andere publicaties met betrekking tot de vorming van fijne gestolde metalen deeltjes zijn de Amerikaanse oc-trooischriften nrs. 3710842, 3838185, 3896203, 3904344 en 35 3908745.
Al deze publicaties hebben echter betrekking op werkwijzen of inrichtingen voor het vormen van draden of vezels.
8301224 ï * 3
De genoemde publicaties hebben wel als gemeenschappelijk kenmerk dat beoogd wordt een hoog produktierendement te bereiken met lage kosten.
De onderhavige uitvinding beoogt een inrichting van 5 de in de aanhef omschreven soort te verschaffen die de bij de bekende inrichtingen optredende problemen niet heeft.
Het hoofddoel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een inrichting voor het met een hoog rendement en lage kosten van gesmolten materiaal vervaardigen van 10 vlokvormige deeltjes.
Een ander doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een inrichting voor het vervaardigen van vlokvormige deeltjes welke inrichting in bedrijf gemakkelijk te beheersen is.
15 Een ander doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een inrichting voor het vervaardigen van vlokvormige deeltjes welke inrichting lang achtereen kan werken.
Nog een ander doel van deze uitvinding is het verschaffen van een inrichting die in staat is vlokvormige deel-20 tjes van gelijke vorm en grootte te produceren.
Volgens de onderhavige uitvinding wordt op de buitenomtrek van het warmte-onttrekkingsorgaan in zowel axiale als tangentiale richting in reeksen een aantal afzonderlijke kleine oppervlakken gevormd door het graveren van een aantal 25 groeven van een eerste.groep, welke groeven van de eerste groep zich evenwijdig aan elkaar en schuin tussen de beide axiale einden en onder een hoek op de beide axiale einden uitstrekken en door het graveren van een aantal overeenkomstige groeven van een andere groep welke groeven zich onder een an-30 dere hoek op de beide axiale einden uitstrekken.
Twee van de de afzonderlijke kleine oppervlakken bepalende zijden strekken zich zodanig uit dat deze de axiale lijn van het warmte-onttrekkingsorgaan kruisen.
Het genoemde warmte-onttrekkingsorgaan kan uitge-35 voerd zijn als een trommel of een eindloze band zolang dit orgaan maar roteerbaar of in langsrichting beweegbaar is ondersteund .
Zoals uiteengezet kunnen de afzonderlijke kleine op- 8301224 * t 4 pervlakken op het warmte-onttrekkingsorgaan gevormd worden door het eenvoudig aanbrengen van groeven.
Bovendien ontvangen de afzonderlijke kleine oppervlakken gesmolten materiaal zonder het van hun oppervlak af 5 te stoten, onafhankelijk van hun vorm, die ofwel uitgevoerd is als langs de rotatierichting gerangschikte vlakken, platte vlakken loodrecht op de diametrale lijn van het warmte-ont-trekkingsorgaan, of als vlakken die ten opzichte van de rotatierichting aan de achterzijde hoger zijn, terwijl deze door 10 een randlijn in twee oppervlakken worden gesneden welke zowel in de axiale als in de rotatierichting hellen.
De door het kruisen van een groot aantal groeven gevormde afzonderlijke kleine oppervlakken hebben gewoonlijk de vorm van een parallellogram, maar deze kunnen ook de vorm 15 hebben van driehoekige vlakken door het aanbrengen van evenwijdig aan de rotatie-as lopende groeven.
Daar deze kleine oppervlakken gerangschikt zijn in axiale richting en verder in een aantal reeksen in de omtreks-richting achter elkaar, kan het mondstuk of de opening voor > 20 het op deze oppervlakken richten van gesmolten materiaal een zodanige lengte worden gegeven dat deze zich vrijwel over de gehele axiale lengte van het warmte-onttrekkingsorgaan uitstrekt, zodat het gesmolten materiaal door één enkel mondstuk of één enkele opening op alle afzonderlijke kleine oppervlak-25 ken van de reeks kan worden gericht.
Vanwege het feit dat het gesmolten materiaal gelijktijdig door de opening of het mondstuk op een aantal van deze afzonderlijke kleine oppervlakken gericht kan worden, wordt het uitgespoten gesmolten materiaal gelijktijdig gekoeld en 30 stolt dit op elk afzonderlijk klein oppervlak.
Zoals boven werd uiteengezet stolt het door het mondstuk uitgespoten materiaal en wordt dit gevormd tot een aantal vlokvormige deeltjes die wat vorm en afmetingen betreft sterk lijken op de afzonderlijke kleine oppervlakken 35 die gevormd zijn op de buitenomtrek van het warmte-onttrekkingsorgaan, terwijl toch een sterk vergroot produktierende-ment wordt bereikt.
Daar bovendien het mondstuk of de sproeieropening 8301224· t * 5 van de onderhavige uitvinding uitgevoerd kan worden met een breedte die overeenkomt met de axiale lengte van het warmte-onttrekkingsorgaan, is het niet nodig om de diameter of het kaliber zeer klein te maken zoals bij de conventionele inrich-5 tingen geschiedt.
Dit maakt het afstellen of het beheersen van de afmetingen van de opening van het mondstuk veel eenvoudiger en draagt bij tot een vergroting van de levensduur van de inrichting als geheel en tot het verlagen van de bedrijfskosten.
10 Fig. IA is een gedeeltelijke dwarsdoorsnede die een kenmerkende uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding toont.
Fig. 1B is een dwarsdoorsnede van een mondstukope-ning en de vorm van het door de opening uitgespoten gesmolten 15 materiaal.
Fig. 2 is een vooraanzicht van het oppervlak van een warmte-onttrekkingsorgaan in de vorm van een trommel.
Fig. 3 is een perspectivisch schematisch aanzicht dat de wijze toont waarop een aantal afzonderlijke kleine op- » 20 pervlakken op het oppervlak van het warmte-onttrekkingsorgaan wordt gevormd door een aantal op het oppervlak aangebrachte spiraalvormige groeven.
Fig. 4 is een dwarsdoorsnede die een typische uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding toont.
25 Fig. 5 is een vergroot zijaanzicht dat een deel van het warmte-onttrekkingsorgaan toont.
Fig. 6 is een perspectivisch aanzicht dat een stroom van het gesmolten materiaal toont dat op het oppervlak van het warmte-onttrekkingsorgaan wordt gespoten.
30 Fig. 7A is een vergroot gedeeltelijk bovenaanzicht dat een deel van het warmte-onttrekkingsorgaan toont.
Fig. 7B is een bovenaanzicht dat de vorm van een met de onderhavige uitvinding gevormd vlokvormig deeltje toont.
35 Fig. 8 is een schematisch zijaanzicht dat een deel van een warmte-onttrekkingsorgaan in de vorm van een cilindrische trommel toont, welk orgaan voorzien is van een aantal op het buitenoppervlak daarvan gevormde kleine afzonderlijke 8301224 * τ 6 koeloppervlakken.
Pig. 9A t/m fig. 9D zijn gedeeltelijke zijaanzichten die verscheidene soorten mondstukopeningen tonen.
Pig. 10 is een bovenaanzicht dat het oppervlak van 5 een warmte-onttrekkingsorgaan van een uitvoeringsvorm van de uitvinding toont.
Pig. 11 is een dwarsdoorsnede volgens lijn 11-11 van fig. 10.
Fig. 12 is een vergroot perspectivisch aanzicht dat 10 enige van de afzonderlijke kleine koeloppervlakken van de uitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding toont.
Fig. 13 is een vooraanzicht dat een andere wijze van het vormen van afzonderlijke kleine koeloppervlakken toont welke verschillend is van de eerderbeschreven wijzen.
15 Fig. 14 is een gedeeltelijk doorgesneden vooraan zicht dat de onderhavige uitvinding toont voorzien van een aantal sproeieropeningen.
Fig. 15 is een gedeeltelijk doorgesneden perspectivisch aanzicht dat een aantal mondstukken toont voor het rich- i 20 ten van gesmolten materiaal.
Fig. 16 is een vergrote doorsnede die een deel van het mondstuk toont.
Fig. 17 is een gedeeltelijk doorgesneden bovenaanzicht volgens lijn 17-17 in fig. 16.
25 Fig. 18 is een dwarsdoorsnede van het van verwar mingsmiddelen voorziene uitstekende mondstukken.
Fig. 19 is een schematisch perspectivisch aanzicht dat een wijze voor het vormen van een groot aantal afzonderlijke kleine koeloppervlakken toont door middel van een aan-30 tal geluste groeven.
Fig. 20 is een schematisch vooraanzicht dat een deel toont waar de twee geluste groeven elkaar snijden.
Fig. 21 is een schematisch zijaanzicht van een warm-te-onttrekkingsorgaan waarbij elk afzonderlijk klein koelop-35 pervlak loodrecht op elke diametrale lijn van de trommel is gevormd.
Fig. 22 is een schematisch zijaanzicht dat het gedeelte van het afzonderlijke kleine koeloppervlak toont dat 8301224 7 door een afrondingsradius met een licht hellende wand van een groef is verbonden.
Fig. 23 is een schematisch vooraanzicht waarbij groeven van één van twee elkaar kruisende groepen groeven 5 evenwijdig aan de aslijn van de warmte-onttrekkingstrommel zijn gevormd.
Fig. 24 is een vergroot zijaanzicht dat een warmte-onttrekkingstrommel toont die gevormd wordt door een buitenste omtreksorgaan en een afzonderlijk gevormd inwendig 10 lichaamdeel.
Fig. 25 is een vergroot zijaanzicht dat een warmte-onttrekkingsorgaan van het eindloze-band-type toont welk orgaan samengesteld is uit een buitenste warmte-onttrekkings-laag en een afzonderlijk gevormd inwendig steunorgaan.
15 Fig. 26 is een schematische voorstelling van een in richting voor het vormen van vlokvormige deeltjes welke inrichting gebruik maakt van een warmte-onttrekkingsorgaan van het eindloze-band-type.
Voorbeeld I
20 In de fig. 1 t/m 23 en 24 heeft het verwijzingscij- fer 10 betrekking op een warmte-onttrekkingsorgaan in de vorm van een trommel met een in hoofdzaak ronde dwarsdoorsnede, van welke trommel het buitenoppervlak vervaardigd is van een materiaal met een hoge warmtegeleidbaarheid en een goede 25 slijtvastheid, zoals een koper-chroomlegering.
Een koelmiddel, bijvoorbeeld water, kan in het inwendige van het warmte-onttrekkingsorgaan 10 worden gebracht. Het warmte-onttrekkingsorgaan of de trommel wordt door middel van een as 10a geroteerd, welke as een niet getoond doorgaand 30 gat heeft waardoor het koelmiddel wordt toegevoerd.
In fig. 1 is met het verwijzingscijfer 11 een aandrijf inrichting aangegeven welke gekoppeld is met de as 10a voor het met een hoge rotatiesnelheid doen roteren van het warmte-onttrekkingsorgaan 10. De aandrijfmiddelen 11 bestaan 35 uit een elektromotor, overbrengingsmiddelen en andere algemeen bekende inrichtingen en kan de rotatiesnelheid van het warmte-onttrekkingsorgaan regelen.
De as 10a is verbonden met niet getoonde middelen 8301224 - ψ 8 voor het door een niet getoonde koppeling toevoeren van het koelmiddel.
In de fig. 1 t/m 4 heeft het verwijzingscijfer 13 betrekking op middelen voor het toevoeren van gesmolten mate-5 riaal welke middelen aangebracht zijn boven het warmte-ont-trekkingsorgaan 10, en in het algemeen bestaan uit een reservoir 17 van een vuurvast materiaal of materialen zoals grafiet en/of kwarts, gesmeed staal of ijzer en een om het reservoir 17 aangebrachte verwarmingsinrichting 18.
10 In de bodem van het reservoir 17 is een mondstuk 12 met een zich langs de hartlijn van het warmte-onttrekkingsor-gaan 11 uitstrekkende langwerpige opening aangebracht, door welke opening een continue stroom gesmolten materiaal zoals aluminiumlegering in de vorm van een band of lint op het bui-15 tenomtreksoppervlak van de warrate-onttrekkingstrommel 10 wordt gericht.
Daar het mondstuk 12 zich over het oppervlak van het warmte-onttrekkingsorgaan uitstrekt langs de hartlijn van het warmte-onttrekkingsorgaan, wordt het gesmolten materiaal 20 2 als een continue stroom over het gehele oppervlak of de ge hele breedte van het warmte-onttrekkingsorgaan uitgespoten in de vorm van een band of een gordijn, zoals in fig. 1 wordt getoond .
Het verwijzingscijfer 19 betreft een leiding die 25 een niet getoonde gastoevoerbron verbindt met het reservoir 17 voor gesmolten metaal. Gas zoals lucht of argon wordt uit de gastoevoerbron toegevoerd.
In de tekening heeft het verwijzingscijfer 21 betrekking op een temperatuurmeetinrichting voor het detecteren 30 van de temperatuur van het in het reservoir aanwezige gesmolten materiaal.
Het buitenoppervlak van het warmte-onttrekkingsorgaan 10 zal hierna worden verduidelijkt.
In fig. 1 is te zien dat een groot aantal groeven 35 4a van één groep op het buitenoppervlak van het warmte-onttrekkingsorgaan 10 is gegraveerd, welke groeven zich evenwijdig aan elkaar en schuin onder een bepaalde hoek tussen de beide axiale einden van het onttrekkingsorgaan 10 uitstrek- 8301224 · 4' 9 ken. Ook is een groot aantal groeven 4b van een andere groep in het oppervlak van het warmte-onttrekkingsorgaan gegraveerd op een overeenkomstige wijze maar onder een andere hoek dan de hoek van de groeven 4a, zodat elk van de groeven 4b de 5 groef 4a tenslotte kruist, waarbij de groepen groeven 4a en 4b een groot aantal kleine afzonderlijke warmte-onttrekkings-of koeloppervlakken 6 op het buitenomtreksoppervlak van de warmte-onttrekkingstrommel vormt, zodat een aantal koeloppervlakken 6 in zowel de tangentiale als de axiale richting van 10 het warmte-onttrekkingsorgaan 10 is gerangschikt.
In deze uitvoeringsvorm is elke een kleine afzonderlijke warmte-onttrekkingsoppervlakeenheid bepalende groef 4a en 4b zodanig gericht dat deze een lijn 10b kruist die op het oppervlak is aangegeven evenwijdig aan de aslijn van het warra-15 te-onttrekkingsorgaan 10.
Zoals in het bijzonder wordt getoond in fig. 3 zijn de groeven 4a en 4b langs een paar denkbeeldige lijnen 4c en 4d gevormd die zich spiraalvormig uitstrekken om het cilindrische oppervlak 10c dat het buitenomtreksoppervlak van 20 het warmte-onttrekkingsorgaan 10 vormt, waarbij alle of een deel van de groeven elkaar kruisen en een groot aantal kleine afzonderlijke warrate-onttrekkingsoppervlakken vormt.
In fig. 2 strekken deze groeven 4a en 4b zich onder een gelijke hoek van Θΐ, 02 van 45° uit op de beide axiale 25 eindvlakken en dus op de hartlijn van het warmte-onttrekkings-orgaan 10. Daar de groeven op gelijke afstanden van elkaar liggen heeft een afzonderlijk klein koeloppervlak 6 dat wordt bepaald door twee paar van deze groeven 4a en 4b de vorm van een vierkant met vier gelijke zijden met lengte M, zoals in 30 fig. 7A wordt getoond.
De vorm van de kleine afzonderlijke koeloppervlakken 6 is echter niet beperkt tot een vierkant zoals in het voorbeeld van fig. 7A wordt getoond, en de grootte van elk van de öl, 02 kan worden gekozen binnen de gebieden zoals aan-35 gegeven met de volgende ongelijkheden; 5° < 01 of 02 < 85°
Wanneer de beide hoeken 01 en Θ2 gelijk aan elkaar maar ongelijk aan 45° worden gesteld, zullen de kleine afzon 8301224 «« ·: 10 derlijke oppervlakken ruitvormig worden terwijl, wanneer de hoeken $1 en Θ2 verschillend worden gekozen, de afzonderlijke koeloppervlakken een vierhoek anders dan een vierkant of een ruit worden.
5 Daar de kleine afzonderlijke koeloppervlakken 6 di- rekt op het in hoofdzaak cilindrische oppervlak van het warm-te-onttrekkingsorgaan 10 worden gevormd, krijgen deze over het oppervlak van het orgaan 10, zoals getoond in fig. 8 de vorm van de dwarsdoorsnede en bovendien een kleine helling 10 voor elk afzonderlijk koeloppervlak terwijl het kruispunt van de groeven 4a en 4b zodanig is uitgevoerd dat een afrondings-straal r wordt gevormd.
Daar het afzonderlijke oppervlak 6 een vorm als beschreven heeft, zal het op dit gedeelte gerichte gesmolten ma-15 teriaal op elk van de afzonderlijke kleine koeloppervlakken meebewegen zonder daarvan afgestoten te worden, zelfs wanneer het warmte-onttrekkingsorgaan met een tamelijk hoge snelheid wordt geroteerd.
Zoals duidelijk zal zijn uit fig. 4, 5 en 8, worden 20 de groeven 4a en 4b van de voorkeursuitvoeringsvorm bepaald door twee schuine wanden, waarvan er één aan de achterzijde met betrekking tot de rotatie van het warmte-onttrekkingsor-gaan licht hellend is, terwijl de andere wand direkt daarvoor zodanig is uitgevoerd dat een opstaande wand wordt gevormd.
25 Door deze vorm van de dwarsdoorsnede wordt voorko men dat het continu door de opening 12 uitgestoten op het oppervlak botsende gesmolten materiaal terug kaatst of afgestoten wordt.
Zoals in fig. 6 wordt getoond kunnen de groeven 4a 30 en 4b die het kleine afzonderlijke oppervlak bepalen natuurlijk uitgevoerd worden met een eenvoudige trogvormige doorsnede.
Wanneer gesmolten materiaal 2 als een continue stroom door het mondstuk 12 op het kleine afzonderlijke koel-35 oppervlak 6 van het warmte-onttrekkingsorgaan 10 wordt gericht, terwijl dit onttrekkingsorgaan roteert, komt het gesmolten materiaal, zoals in fig. 4 wordt getoond, gelijktijdig in contact met het aantal afzonderlijke kleine oppervlak- 8301224 • 11 leen 6 teneinde de warmte daarvan door het kleine koelopper-vlak 6 te laten onttrekken en het materiaal stolt op dit oppervlak en komt tengevolge van de centrifugaalkracht door de rotatie van het orgaan 10 los van het oppervlak en valt in 5 een verzameling van deze vlokdeeltjes 23.
Alhoewel het mondstuk 12 volgens deze uitvoeringsvorm een lengte heeft die vrijwel gelijk is aan de lengte van het warmte-onttrekkingsorgaan 10, zodat het gesmolten materiaal gelijktijdig op een aantal van de kleine oppervlakken 10 gericht kan worden, maar het is niet noodzakelijk om dit type constructie te volgen.
Onder het warmte-onttrekkingsorgaan 10 is een transporteur 22 geplaatst die de daarop als een hoop gedeponeerde vlokdeeltjes 23 opneemt. De transporteur wordt van tijd tot 15 tijd aangedreven teneinde de aldus opgehoopte vlokdeeltjes in een doos 22b over te brengen welke doos direkt onder het vooreinde van de transporteur is geplaatst. In de tekening is met het verwijzingscijfer 22a een scheidingsplaat aangegeven voor het scheiden van de rechterzijde en de linkerzijde van de 20 transporteur, terwijl met 24 een veegwiel is aangegeven dat de vlokdeeltjes 23 die nog op de koeloppervlakken 6 worden vastgehouden, zonder door de daarop werkende centrifugaalkracht te worden verwijderd, van het oppervlak worden afgenomen .
25 Onder gebruikmaking van de beschreven inrichting zijn produktieproeven uitgevoerd onder de volgende proefom-standigheden.
Het gevolg was dat vlokdeeltjes 23 met een in hoofdzaak vierkante vorm, elk met gelijke zijden of twee paar ge-30 lijke zijden zoals getoond in fig. 7B, werden verkregen.
A. Materiaal en grootte van het warmte-onttrekkingsorgaan 10 35 Materiaal koper-chroomlegering (bevattende 1,5 gewichts-% Cr.) 8301224 12
Diameter (D) 300/0 mm j Lengte (L) 40,0 mm i __ 5 ; Aantal spiraalgroeven i I 4a en 4b (aantal 560 [ onderverdelingen) ' — “ I " “ * ”'"*"*" ; ! ! i i Diepte van de groeven j * i 10 4a en 4b (Η) I 0,12 mm j ; Breedte van de groeven ! I : j 4a en 4b (B) ! 0,4 mm n-—- ! " ’ 15 ! Lengte van één zijde \ van een afzonderlijk · 0,79 mm t I klein oppervlak (Μ) ! i ____ _ ________ , j Lengte van de diago- 20 : naai van het kleine 0,12 mm i ( j oppervlak (S) | B. Proefomstandigheden 25
Voorbeeld I Voorbeeld II
Soort gesmolten 99,7% zuiver 99,7% zuiver 30 materiaal aluminium aluminium
Smeltatmosfeer argon gas lucht
Verwarmings-
35 temperatuur 850°C ί 780°C
___ ) \
Afmetingen van \ • t ί I mondstukopening 10,0(l)x0,4 mm(b)j 15,0(l)x0,35(b) ! ! .......
8301224 * » 13
Spuitdruk 0,6 kg/cm2- boven 0,8 kg/cm1 boven atmosferische atmosferische druk druk 5 Toerental van het warmte-ont- 1800 omw./min. j 2200 omw./min.
trekkingsorgaan : i 10 ( t 10 Omtreks snelheid van het warmte- 28,3 m/s j 34,5 m/s i | onttrekkingsorgaan ï f 1 { • Materiaal van het i l * ' 15 ; afveegorgaan j katoendoek katoendoek ;_ !______ ____ , C. Resultaten 20 (1) Bij fret voorbeeld I werden vlokdeeltjes 23 elk met een lengte van een zijde M van 0,79 mm en een dikte T van 30-40/* m verkregen met een produktierendement van 48 kg per uur terwijl het gemiddelde gewicht van een vlokdeeltje vastgesteld werd op 0,060 mg.
25 (2) Bij het voorbeeld II werd 68 kg/uur vierkante vlokdeeltjes 23 verkregen, elk met een lengte van een zijde M = 0,79 mm en een dikte T =* 30-35 micron tyMm).
Zoals duidelijk uit de voorbeelden blijkt kunnen met de onderhavige uitvinding continu vlokdeeltjes met een 30 zeer klein oppervlak worden verkregen.
Daar bovendien de sproeier of het mondstuk 12 een tamelijk brede opening heeft, bestaat er geen gevaar van dichtslibben van het mondstuk 12, en kan dit gemakkelijk worden gehanteerd of bediend zonder veel kans op problemen.
35 Alhoewel de lengte van de opening van de sproeier of het mondstuk 12 binnen een gebied van 1 mm tot 50 mm kan worden gekozen, kunnen ook grotere openingen worden gebruikt <.. 8301224 14 terwijl op overeenkomstige wijze de breedte van de opening bij voorkeur 0,1 tot 5 mm is maar niet tot de genoemde waarde is beperkt.
Ook kan de vorm van de opening van het mondstuk of 5 de sproeier worden gewijzigd, zoals in fig. 1B wordt getoond zodanig dat het middengedeelte daarvan smaller is dan de beide axiale einden, met het oog op het beperken van de dikte van het uitgestoten gesmolten materiaal in het middengedeelte zodat dit niet groter wordt tengevolge van de mindere weer-10 stand in vergelijking met de weerstand aan de beide axiale einden van de opening.
In de bovengegeven voorbeelden werd aluminium als gesmolten materiaal gebruikt. Verscheidene andere materialen zoals koper- of nikkel-legeringen, ijzer, amorfe legeringen 15 en dergelijke kunnen echter ook worden gebruikt.
Voorbeeld II
Pig. 14 toont een aantal mondstukken of sproeiers 12 die zich langs de hartlijn van het warmte-onttrekkingsor-gaan 10 uitstrekken en in de constructie van deze inrichting 20 zijn alle andere delen met uitzondering van deze mondstukken hetzelfde als getoond in fig. 1, zodat van een verdere gedetailleerde uiteenzetting zal worden afgezien.
Pig. 14 toont ook dat elk van de stromen 2 van het gesmolten materiaal zich over een aantal van de kleine afzon-25 derlijke oppervlakken 6 uitspreidt.
Voorbeeld III
Fig. 15 t/m 18 tonen een uitvoeringsvorm die gebruik maakt van een mondstuk 12 met een uitstekend gedeelte 12c dat demontabel aan een reservoir 17 voor gesmolten materi-30 aal is bevestigd.
Zoals in het bijzonder in fig. 15 wordt getoond is het reservoir 17 boven het warmte-onttrekkingsorgaan 10 aangebracht en voorzien van eerste verwarmingsmiddelen 18 die gebruik maken van een brander voor het op temperatuur houden 35 van het in het reservoir opgenomen gesmolten materiaal, terwijl de verwarmingsmiddelen 18 worden omgeven door een verwarming smantel .
In de tekening wordt getoond dat een veegwiel 24 8301224 15 via een as 24a gekoppeld is met de aandrijfmiddelen 11. Het warmt e-onttrekkingsorgaan 10 van dit voorbeeld heeft een constructie die gelijk is aan die van het voorbeeld I, zodat hierop niet verder ingegaan behoeft te worden.
5 Het mondstuk 12 zal nu in detail worden besproken.
Het reservoir 17 voor gesmolten materiaal heeft in zijn bodem een opening en het mondstuk 12 is demontabel aan de bodem van het reservoir bevestigd, op één lijn met de opening.
10 Het mondstuk 12 bestaat uit een flens 12a, en een één geheel met de flens 12a vormend uitstekend cilindrisch gedeelte 12b dat aan zijn uiteinde een uitstekende sleuf 12c heeft met een smal langwerpige rechthoekige vorm voor het in de vorm van een band of een gordijn uitstoten van het gesmol-15 ten materiaal zoals aluminium of aluminiumlegeringen, die in het reservoir 17 aanwezig zijn.
Zoals ook in fig. 16 wordt getoond, wordt dit mondstuk 12 eerst gepositioneerd door zijn zich in axiale richting uitstrekkende gat 12b te richten op de opening van het 20 reservoir 17 en vervolgens het mondstuk stevig aan de bodem van het reservoir te verbinden met behulp van een klem 30 bestaande uit een aantal houdblokken 32, elk met tenminste één langwerpige opening, een aantal in de bodem van het reservoir 17 geschroefde tapeinden 31 en hetzelfde aantal spanmoeren 25 33.
De afstand tussen het bovenoppervlak van het warrate-onttrekkingsorgaan en het ondereinde van de uitstekende opening 12c is zodanig gekozen dat een instelling binnen het gebied van teminste 0,05 mm tot 50 mm mogelijk is.
30 In fig. 16 en 17 is met het verwijzingscijfer 26 een tweede verwarmingsinrichting aangegeven die gebruik maakt van een brander, welke zodanig gepositioneerd is dat de van de brander komende vlam het uitsteeksel 12b kan verhitten, teneinde te voorkomen dat het door het mondstuk 12 stromende 35 gesmolten materiaal 2 door de temperatuur van de omgevingslucht tot onder de vereiste temperatuur wordt afgekoeld.
Met het verwijzingscijfer 22 is een reflectorplaat aangegeven die het mondstuk 12 omgeeft en de door de tweede 8301224 16 verwarmingsmiddelen 26 toegevoerde warmte naar het mondstuk 12 reflecteert teneinde het uitsteeksel 12b van het mondstuk 12 uniform te verhitten.
Een dergelijke reflectieplaat 22 wordt in gebruik 5 stevig aan het houdblok 32 bevestigd en is halfcirkelvormig gebogen teneinde vrijwel de helft van de omtrek van het uitsteeksel 12b te omgeven.
Voorbeeld IV
Fig. 18 toont een andere vorm van de verwarmingsmid-10 delen voor het mondstuk 12 met een uitstekend gedeelte 12b.
In dit voorbeeld vormen de tweede verwarmingsmiddelen 26 één geheel met het uitstekende gedeelte 12b van het mondstuk 12. Het buitenoppervlak van het uitstekende gedeelte 12b is bedekt met een warmte-isolatiemateriaal 27 waarin een 15 verwarming sinrichting 28 is opgenomen voor het verwarmen van het mondstuk 12 teneinde het dalen van de temperatuur van het door het mondstuk stromende gesmolten materiaal 2 te voorkomen. Als verwarmingselement kan bijvoorbeeld een nichroom draad worden gebruikt.
20 Door het mondstuk 12 op de bovengetoonde wijze uit te voeren kan een zelfde gunstig effect worden bereikt als bij het voorbeeld III hierboven.
Voorbeeld V
Als alternatief kan, zoals in fig. 24 wordt ge-25 toond, het warmte-onttrekkingsorgaan 10 samengesteld zijn uit een buitenomtreksgedeelte lOd en een lichaamdeel 10e voor het ondersteunen van het omtreksgedeelte, zodat het buitenste om-treksgedeelte in geval van mogelijke slijtage, beschadiging en/of reparatie kan worden vervangen.
30 Voorbeeld VI
Fig. 21 toont een uitvoeringsvorm waarbij de kleine koeloppervlakken 6 loodrecht op de diametrale lijn door het midden van elk oppervlak staan. Door de kleine koeloppervlakken op deze wijze uit te voeren kan het op deze kleine opper-35 vlakken terechtkomende gesmolten materiaal nauwkeurig daarop worden aangebracht zonder afgestoten of teruggekaatst te worden.
Wanneer de lichte helling in de rotatierichting aan 8301224 17 de achterzijde van elke groef, en elk plat deel van het kleine oppervlak 6 door een gekromd vlak met een radius r zoals getoond in fig. 22 is verbonden, kan het op deze kleine oppervlakken terechtkomende gesmolten materiaal nauwkeuriger daar-5 op worden aangebracht zonder te worden afgestoten of teruggekaatst zelfs wanneer het warmte-onttrekkingsorgaan met een tamelijk hoge snelheid roteert.
Voorbeeld VII
In fig. 23 wordt een andere vorm van de afzonderlij-10 ke kleine koeloppervlakken 6 getoond. Bij dit voorbeeld is het warmte-onttrekkingsorgaan 10 ook uitgevoerd als een cilindrische trommel. Eén van de twee elkaar kruisende groepen groeven is spiraalvormig zoals aangegeven met 4a en de groeven van de andere groep, aangegeven met 4b, zijn evenwijdig 15 aan de hartlijn van de het warmte-onttrekkingsorgaan 10 aangebracht, zodat het oppervlak 6 een ruit vormt.
Voorbeeld VIII
Zoals in fig. 13 wordt getoond wordt elk van de door de twee soorten groeven 4a en 4b bepaalde ruiten verder « 20 doorsneden door een groef 4f zodat een in hoofdzaak driehoekige afzonderlijke koeloppervlakeenheid 6 wordt gevormd.
Voorbeeld IX
In fig. 19 wordt een uitvoeringsvorm getoond waarbij een andere wijze van het vormen van de afzonderlijke klei-25 ne oppervlakken 6 is gevolgd.
Bij deze uitvoeringsvorm wordt het warmte-onttrekkingsorgaan 10 ook gevormd door een cilindrische trommel.
Groeven 4a strekken zich schuin langs het oppervlak van de trommel uit onder een bepaalde hoek, terwijl de overi-30 ge groeven 4b zich op overeenkomstige wijze uitstrekken maar onder een andere hoek. Beide groepen groeven 4a, 4b strekken zich uit tussen de twee tegenover elkaar liggende axiale einden van de trommel.
De groeven worden gevormd door deze als een aantal 35 eindloze lussen langs resp. de lijnen 4c en 4d die om het cilindrische oppervlak 10c zijn gevormd, te graveren.
Teneinde afzonderlijke kleine koeloppervlakken te vormen, zo goed mogelijk uniform van grootte en vorm, moet 8301224 18 elke groeflus, zoals in fig. 20 wordt getoond/ een gedeelte met een scherpe punt hebben dat afwijkt van het overige gedeelte van de lusgroef.
Alle lusgroeven moeten dergelijke afwijkende gedeel-5 ten hebben waarbij de scherpe punten daarvan volgens dezelfde lijn evenwijdig aan de hartlijn zijn gericht. Deze wijze van het aanbrengen van de lusgroeven is nodig opdat een paar groeven 4a en 4b een afzonderlijk klein koeloppervlak 6 kan vormen zoals getoond in fig. 20, en het dus mogelijk te maken 10 dat al de andere paren groeven overeenkomstige oppervlakken 6 vormen.
Voorbeeld X
Fig. 10, 11 en 12 tonen een andere uitvoeringsvorm met afzonderlijke kleine koeloppervlakken 6. Deze oppervlak-15 ken hebben niet de. vorm van een vierkant, ruit of een andere vierhoek gevormd door een groot aantal groeven 4a en 4b zoals getoond in de voorgaande voorbeelden.
Elk van de koeloppervlakken 6 bestaat uit twee licht hellende driehoekige oppervlakken 6a en 6b aan de boven-20 zijde die in de rotatierichting en in de axiale richting van het warmte-onttrekkingsorgaan 10 naar beneden hellen, en deze vlakken 6a en 6b snijden elkaar zodat een toprandlijn of rug 6c wordt gevormd die in de rotatierichting loopt.
De driehoekige oppervlakken 6a worden gevormd door 25 een langs lijnen 4a gegraveerde groef terwijl de oppervlakken 6b gevormd worden door groeven volgens lijn 4b.
Het achtereinde van het licht hellende vlak 6a eindigt in een steile wand 5b zoals een door een toplijn 9a bepaalde klip. Het schuine vlak 6b eindigt op overeenkomstige 30 wijze in een steile wand 5a die wordt bepaald door een toplijn 9b.
Een paar licht hellende vlakken 6a en 6b vormen een afzonderlijk klein convex koeloppervlak 6 voor het daarop vormen van een vlokdeeltje, terwijl elke steile wand 5a of 5b 35 als trap dient voor het van elkaar scheiden van alle afzonderlijke convexe oppervlakken 6 welke oppervlakken achter elkaar langs de groeven 4a en 4b zijn gevormd.
In de tekeningen heeft het verwijzingscijfer 23 be- 8301224 19 trekking op een op het kleine convexe koeloppervlak gestolde vlokdeel, terwijl het verwijzingscijfer 2 een stroom gesmolten materiaal betreft die uitgestoten wordt en op hetzelfde kleine oppervlak 6 valt. Een aantal van dergelijke lichte hel-5 lingen 6a en 6b en de steile wanden 5b en 5a worden gevormd door eerst evenwijdige groeven 4b te snijden en vervolgens een half gedeelte van de aldus gevormde groeven in dwarsrich-ting langs 4b of omgekeerd te slijpen of te snijden. Deze elkaar kruisende mechanische bewerkingen zullen resulteren in 10 een groot aantal door wanden 5a en 5b van elkaar gescheiden convexe oppervlakken 6.
Voorbeeld XI
In fig. 9A wordt getoond dat een mondstuk 12 gevormd is met een cirkelvormige opening. In fig. 9B wordt ge-15 toond dat het mondstuk 12 met de cirkelvormige opening omhoog is gericht naar het warmte-onttrekkingsorgaan 10 dat boven het mondstuk 12 is aangebracht. Het gesmolten materiaal 2 wordt vanuit een onder het warmte-onttrekkingsorgaan 10 geplaatste toevoerinrichting voor gesmolten materiaal omhoog » 20 uitgespoten.
Pig. 9C toont een mondstuk van een andere soort, waarbij de uitlaat van de opening zeer dicht nabij het bovenste buitenoppervlak van het warmte-onttrekkingsorgaan 10 is aangebracht. Fig. 9D toont weer een mondstuk van een ander 25 type waarbij de opening van het mondstuk gericht is naar en zich bevindt dichtbij het onderoppervlak van het warmte-onttrekkingsorgaan 10 dat boven het mondstuk is geplaatst. Op deze wijze wordt oxidatie- en/of nitride-vorming in het gesmolten materiaal tijdens de stroming naar de afzonderlijke opper-30 vlakken 6 toe, geminimaliseerd.
Voorbeeld XII
Fig. 26 toont een andere uitvoeringsvorm waarbij het warmte-onttrekkingsorgaan 10 van een eindloos type is.
Zoals in fig. 25 wordt getoond is het warmte-ont-35 trekkingsorgaan 10 samengesteld uit een lichaamdeel 10e van een buigzame eindloze metalen band, om het buitenoppervlak waarvan een oppervlakorgaan lOd is aangebracht en demontabel is bevestigd door middel van een aantal uitsteeksels en groe- 8301224 20 ven 10f die in de richting dwars op de beweging van de band zijn aangebracht.
Aan het oppervlak van het oppervlakorgaan lOd zijn afzonderlijke kleine koeloppervlakken 6 gevormd door een aan-5 tal evenwijdige groeven die zich in een groep schuin op de bewegingsrichting uitstrekken en.een andere groep evenwijdige groeven die zich dwars op de eerste groep uitstrekken.
Het warmte-onttrekkingsorgaan 10 van dit voorbeeld s wordt ondersteund door een aandrijfrol 40 die aangebracht is 10 op een as 10a« .een paar geleiderollen 41 en 42 en een span-rol 43.
De middelen voor het toevoeren van een gesmolten materiaal 13 zijn boven het mondstuk 12 aangebracht en dit mondstuk 12 is gericht naar de positie waar de geleidingsrol 41 15 het warmte-onttrekkingsorgaan 10 van bewegingsrichting om laat keren.
In de tekening is met het verwijzingscijfer 44 een koelkast aangegeven waarin een koelmiddel wordt toegevoerd voor het koelen van de inrichting.
20 Tussen de geleiderollen 41 en 42 is een veegwiel 24 aangebracht in contact met het buitenoppervlak van het warmte-onttrekkingsorgaan 10, waarbij een kast 22b het gedeelte onder de geleidingsrol 41 omgeeft.
Zoals uit de tekening duidelijk kan worden begre-25 pen, worden de kast 22b en het gedeelte waar de geleidingsrol 41 zich tegenover het mondstuk 12 bevindt vrijwel volledig van het inwendige van de koelkast 44 afgeschermd.
Door het op de bovenbeschreven wijze geconstrueerde warmte-onttrekkingsorgaan 10 te bewegen terwijl het wordt 30 gekoeld, wordt gesmolten materiaal door het mondstuk 12 op het warmte-onttrekkingsorgaan gebracht. De stroom gesmolten materiaal komt met de kleine oppervlakken 6 van het warmte-onttrekkingsorgaan in contact en stolt daarop tot een groot aantal vlokvormige deeltjes 23.
35 Ook in dit voorbeeld kunnen de op het warmte-ont trekkingsorgaan van het eindloze-band-type gevormde afzonderlijke kleine oppervlakken uitgevoerd zijn als vierhoeken, driehoeken, of een andere vorm hebben.
8301224

Claims (29)

1. Inrichting voor het uit een continue stroom van uitgestoten gesmolten materiaal vormen van vlokvormige deeltjes omvattende een roteerbaar op een as gelagerd warmte-onttrekkingsorgaan met een een aantal warmte-onttrekkende gedeel-5 ten dragend buitenomtreksoppervlak; een reservoir voor het opnemen van het gesmolten materiaal, welk reservoir voorzien is van een mondstuk of van mondstukken voor het op het buitenomtreksoppervlak van de warmte-onttrekkingsgedeelten richten van het gesmolten materiaal en middelen voor het aandrijven 10 van het warmte-onttrekkingsorgaan teneinde de warmte-onttrekkingsgedeelten te roteren, met het kenmerk, dat elk van de warmte-onttrekkingsgedeelten uitgevoerd is als een afzonderlijke, kleine koeloppervlakeenheid die wordt bepaald door twee aangrenzende zich evenwijdig en schuin uitstrekkende 15 groeven die gevormd zijn op het buitenoppervlak van het warm-, te-onttrekkingsorgaan tussen en met betrekking tot beide axiale einden en twee andere zich evenwijdig in een andere richting dan die van de twee aangrenzende groeven uitstrekkende groeven, en dat de warmte-onttrekkende gedeelten samenge-20 steld zijn tot een één geheel vormend orgaan bestaande uit de afzonderlijke kleine koeloppervlakeenheden die achtereenvolgens in grote aantallen zowel in axiale als in tangentiale richtingen zijn gerangschikt, en dat tenminste twee zijden van het afzonderlijke kleine koeloppervlak een lijn kruisen 25 evenwijdig aan de hartlijn van het warmte-onttrekkingsorgaan.
2. Inrichting voor het vervaardigen van vlokvormige deeltjes volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de andere, zich in een andere richting uitstrekkende evenwijdige groeven zich onderling evenwijdig en schuin onder dezelfde hoek maar 30 in tegengestelde zin als de eerste evenwijdige groeven uitstrekken, waardoor de vorm van de afzonderlijke kleine koelop-pervlakken bepaald wordt als een parallellogram.
3. Inrichting voor het vervaardigen van vlokvormige deeltjes volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de andere, 35 zich in een andere richting uitstrekkende evenwijdige groe- 8301224 ven, zich evenwijdig aan de rotatie-as van het warmte-onttrekkingsorgaan uitstrekken, waardoor de vorm van de afzonderlijke kleine koeloppervlakken bepaald wordt als een parallellogram.
4. Inrichting voor het vervaardigen van vlokvormige deeltjes volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elk van de in hoofdzaak als vierhoeken gevormde afzonderlijke kleine koeloppervlakken in twee helften van met een in hoofdzaak driehoekige vorm worden gesneden door een evenwijdig aan de 10 hartlijn van het warmte-onttrekkingsorgaan lopende groef.
5. Inrichting voor het vervaardigen van vlokvormige deeltjes volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het mondstuk of de sproeier zich in de axiale richting van het warmte-onttrekkingsorgaan uitstrekt over een lengte die voldoende 15 is om hetzelfde gesmolten materiaal over de in de axiale richting gerangschikte afzonderlijke lijnen koeloppervlakken aan te brengen.
6. Inrichting voor het vervaardigen van vlokvormige deeltjes volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat langs de 20 rotatiehartlijn van het warmte-onttrekkingsorgaan een aantal mondstukken of sproeiers is aangebracht.
7. Inrichting voor het vervaardigen van vlokvormige deeltjes volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het mondstuk uitgevoerd is als een mondstukstelsel omvattende een de- 25 montabel aan het reservoir voor het gesmolten materiaal bevestigde flens, een één geheel met de flens vormend uitstekend lichaamdeel dat naar het warmte-onttrekkingsorgaan toe gericht is en een aan het uiteinde van het uitstekende lichaamdeel aangebrachte mondstukopening.
8. Inrichting voor het vervaardigen van vlokvormi ge deeltjes volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de afstand tussen de opening van het mondstuk en het buitenomtreks-oppervlak van het warmte-onttrekkingsorgaan instelbaar is tussen 0,05 mm en 50 mm.
9. Inrichting voor het vervaardigen van vlokvormige deeltjes volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het uitstekende lichaamdeel voorzien is van verwarmingsmiddelen.
10. Inrichting voor het vervaardigen van vlokvormi- 8301224 « ge deeltjes volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het warmte-onttrekkingsorgaan uitgevoerd is als een orgaan van een trommeltype.
11. Inrichting voor het vervaardigen van vlokvormi-5 ge deeltjes volgens conclusie 1/ met het kenmerk, dat het warmte-onttrekkingsorgaan een orgaan van het trommeltype is en dat de groeven langs een aantal eindloze lussen om het cilindrische oppervlak van het warmte-onttrekkingsorgaan zijn gevormd.
12. Inrichting voor het vervaardigen van vlokvormi- ge deeltjes volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het warmte-onttrekkingsorgaan een orgaan van het trommeltype is en dat de groeven langs een spiraalvormige lijn om het cilindrische oppervlak van het warmte-onttrekkingsorgaan zijn ge- 15 vormd.
13. Inrichting voor het vervaardigen van vlokvormi-ge deeltjes volgens conclusie 1, met het kenmerk/ dat het warmte-onttrekkingsorgaan een orgaan van het trommeltype is en dat de groeven langs een aantal spiraalvormige lijnen om 20 het cilindrische oppervlak van het warmte-onttrekkingsorgaan zijn gevormd.
14. Inrichting voor het vervaardigen van vlokvormi-ge deeltjes volgens conclusie 1/ met het kenmerk» dat de afzonderlijke kleine koeloppervlakken loodrecht op de diametra- 25 le lijn van het warmte-onttrekkingsorgaan zijn aangebracht.
15. Inrichting voor het vervaardigen van vlokvormige deeltjes volgens conclusie 1, met het kenmerk/ dat het warmte-onttrekkingsorgaan uitgevoerd is als een trommel van een in hoofdzaak exact cirkelvormige cilinder en dat de afzon- 30 derlijke kleine koeloppervlakken uitgevoerd zijn als een gebogen vlak langs het cirkelvormige omtreksoppervlak van de trom mel.
16. Inrichting voor het vervaardigen van vlokvormi-ge deeltjes volgens conclusie 1/ met het kenmerk, dat de 35 groef samengesteld is uit een wand aan de, ten opzichte van de rotatierichting voorzijde, en een wand aan de, in de rota-tierichting achterzijde welke laatste wand een kleinere helling heeft dan de eerste wand. 8301224 * *
17. Inrichting voor het vervaardigen van vlokvormi-ge deeltjes volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de groef gevormd wordt door een wand aan de, ten opzichte van de rotatierichting voorzijde, en een wand aan de, ten opzichte 5 van de rotatierichting achterzijde welke laatste wand een kleinere helling heeft dan de eerste wand voor het vormen van het afzonderlijke kleine oppervlak.
18. Inrichting voor het vervaardigen van vlokvormi-ge deeltjes volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 10 groef gevormd wordt door een wand aan de, ten opzichte van de rotatierichting voorzijde en een wand aan de, ten opzichte van de rotatierichting achterzijde welke laatste wand een kleinere helling heeft dan de eerste wand en dat het afzonderlijke kleine oppervlak met de laatste wand verbonden is door 15 een volgens een radius gekromd oppervlak.
19. Inrichting voor het vervaardigen van vlokvormi-ge deeltjes volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het warmte-onttrekkingsorgaan bestaat uit een buitenste omtreksge-deelte en een het buitenste omtreksgedeelte ondersteunend in- 20 wendig lichaamdeel en dat het buitenste omtreksgedeelte losmaakbaar aan het inwendige lichaamdeel is bevestigd.
20. Inrichting voor het vervaardigen van vlokvormi- ge deeltjes volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het warmte-onttrekkingsorgaan uitgevoerd is als een orgaan van 25 een eindloze-band-type dat zich uitstrekt tussen en beweegbaar wordt opgenomen door tenminste twee assen, en dat een aantal afzonderlijke kleine koeloppervlakken gevormd wordt door een aantal groeven die gevormd zijn en in dwarsrichting schuin uitstrekken tussen twee tegenover elkaar liggende 30 langsranden van het warmte-onttrekkingsorgaan waarbij deze groeven worden gekruist door een aantal andere evenwijdige groeven die zich op overeenkomstige wijze maar in een andere richting uitstrekken, gerangschikt in een aantal rijen zowel in axiale als in langsrichting, en dat tenminste twee, elk 35 van de afzonderlijke koeloppervlakken bepalende zijden zodanig zijn gepositioneerd dat deze de hartlijn van het warmte-onttrekkingsorgaan kruisen.
21. Inrichting voor het vervaardigen van vlokvormi- 8301224 f ge deeltjes volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de andere, zich in een andere richting uitstrekkende evenwijdige groeven, groeven zijn die zich schuin en evenwijdig aan elkaar maar in tegengestelde richting uitstrekken, waardoor 5 de vorm van elk van de afzonderlijke kleine oppervlakken wordt bepaald als een parallellogram.
22. Inrichting voor het vervaardigen van vlokvormi-ge deeltjes volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de zich in een andere richting uitstrekkende andere evenwijdige 10 groeven, evenwijdig aan de hartlijn van het warmte-onttrek-kingsorgaan lopen waardoor de vorm van elk van de afzonderlijke kleine koeloppervlakken wordt bepaald als een parallellogram.
23. Inrichting voor het vervaardigen van vlokvorrai-15 ge deeltjes volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat elk van de afzonderlijke kleine oppervlakken door een zich evenwijdig aan de hartlijn van het warmte-onttrekkingsorgaan uitstrekkende groef verdeeld wordt in twee driehoekige helften.
24. Inrichting voor het vervaardigen van vlokvormi-20 ge deeltjes volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat het mondstuk zich in de axiale richting van het warmte-onttrek-kingsorgaan uitstrekt over een lengte die voldoende is om het gesmolten materiaal op het in de axiale richting van het warmte-onttrekkingsorgaan gerangschikte aantal afzonderlijke 25 oppervlakken aan te brengen.
25. Inrichting voor het vervaardigen van vlokvormi-ge deeltjes volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat een aantal mondstukken of openingen langs de hartlijn van het warmte-onttrekkingsorgaan is aangebracht.
26. Inrichting voor het vervaardigen van vlokvormi- ge deeltjes volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de wand van de groef aan de, ten opzichte van de rotatierichting achterzijde een kleinere helling heeft dan de wand aan de voorzijde.
27. Inrichting voor het vervaardigen van vlokvormi- ge deeltjes volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de wand van de groef aan de, ten opzichte van de rotatierichting achterzijde een kleinere helling heeft dan de wand aan de 8301224 * * . < voorzijde en door een volgens een radius gekromde wand met het afzonderlijke kleine koeloppervlak is verbonden.
28. Inrichting voor het vervaardigen van vlokvormi-ge deeltjes volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat het 5 warmte-onttrekkingsorgaan gevormd wordt door een buitenste om-treksgedeelte en een het buitenste omtreksgedeelte dragend inwendig lichaamdeel welk buitenste omtreksgedeelte demontabel aan het inwendige lichaamdeel is bevestigd.
29. Inrichting voor het vervaardigen van vlokvormi-10 ge deeltjes volgens conclusie 20, met het.kenmerk, dat de wand aan de, in de rotatierichting achterzijde een kleinere helling heeft dan de wand aan de voorzijde en de afzonderlijke kleine koeloppervlakken vormt. i 8301224
NL8301224A 1982-04-08 1983-04-07 Inrichting voor het produceren van vlokvormige deeltjes. NL8301224A (nl)

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP5851582A JPS5939224B2 (ja) 1982-04-08 1982-04-08 箔片製造装置
JP5851582 1982-04-08
JP1917083A JPS59144561A (ja) 1983-02-08 1983-02-08 箔片製造装置
JP1917083 1983-02-08

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8301224A true NL8301224A (nl) 1983-11-01

Family

ID=26356000

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8301224A NL8301224A (nl) 1982-04-08 1983-04-07 Inrichting voor het produceren van vlokvormige deeltjes.

Country Status (4)

Country Link
AU (1) AU554741B2 (nl)
GB (1) GB2118080B (nl)
IT (1) IT1158941B (nl)
NL (1) NL8301224A (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US6884269B2 (en) * 2002-06-13 2005-04-26 Fuelcell Energy, Inc. Continuous method for manufacture of uniform size flake or powder

Also Published As

Publication number Publication date
AU1285183A (en) 1983-10-13
IT8367388A0 (it) 1983-04-08
AU554741B2 (en) 1986-09-04
GB2118080A (en) 1983-10-26
GB2118080B (en) 1986-01-02
IT1158941B (it) 1987-02-25

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4552199A (en) Apparatus for producing flake particles
US5281789A (en) Method and apparatus for depositing molten metal
US6209808B1 (en) Spreader attachment
RU2094195C1 (ru) Способ наплавки металла на поверхность металлической пластины и установка для его осуществления
US4793400A (en) Double brushing of grooved casting wheels
US20020164436A1 (en) Method for producing a surface-alloyed cylindrical, partially cylindrical or hollow cylindrical component and a device for carrying out said method
JP2003525351A5 (nl)
US4891244A (en) Method and apparatus for making self-locking fasteners
NL8301224A (nl) Inrichting voor het produceren van vlokvormige deeltjes.
US4041898A (en) Metal spraying apparatus
CA1116861A (fr) Turbine de grenaillage a haute performance
EP0269501B1 (fr) Epandeur de produits granuleux par projection forcée
CA2114823C (en) Apparatus for spreading particulate materials
FR2566991A1 (fr) Machine d&#39;epandage centrifuge de produits en grains.
JP2681544B2 (ja) 粒状材料を製造する装置
US5791737A (en) Elliptical disc grinder
JPS5816771A (ja) 回転デイスクの外周から放射するガスジエツトによる金属材料の切削方法
US3474853A (en) Apparatus for cooling and supporting the casting belt in a continuous metal casting machine of the drum and belt type
US4601741A (en) Method and apparatus for producing a continuous glass filament mat
WO1998036129A9 (en) Elliptical disc grinder
US4600423A (en) Method and apparatus for producing a continuous glass filament mat
US4803746A (en) Method and apparatus for applying a random speckled dye pattern to carpet material and the like
GB2169784A (en) Cut material distribution in a harvesting machine
RU97111554A (ru) Порошковый распылитель
NL9300812A (nl) Inrichting voor het snijden van vezels.

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BV The patent application has lapsed