NL8300758A - Carburator. - Google Patents

Description

VO 4632

Carburator.

De uitvinding heeft betrekking op een carburator voor verbrandingsmotoren.

Het is een doel van de uitvinding een carburator voor een verbrandingsmotor te verschaffen, die het publiek althans een bruik-5 bare keuze verschaft-

Dienovereenkomstig bestaat een aspect van de uitvinding uit een carburator voor een verbrandingsmotor, welke carburator is voorzien van een lichaam met een luchtdoorgang daardoorheen, die tijdens gebruik vanuit de omgevingslucht naar de verbrandingsmotor voert en een 10 venturibuis bevat, van een beweegbaar luchtstuurklepdeel in of nabij de -venturibuis en deel uitmakende van een beweegbaar samenstel, van een brandstofstuurklepdeel samenhangende met het luchtstuurklepdeel, van een beweegbare wand die is verbonden met maar op afstand ligt van het luchtstuurklepdeel om zodoende daarmee beweegbaar te zijn en deel uit te ma-15 ken van het beweegbare samenstel, welke beweegbare wand eerste en tweede drukkamers in het lichaam scheidt, van drukmiddelen voor het naar een onder druk staande stand drukken van het beweegbare samenstel, van een lagedrukleiding tussen een deel van de luchtdoorgang, waarin tijdens gebruik een motorvacuum heerst, en de eerste drukkamer, van een druk-20 stuuringang naar de eerste drukkamer, van een vereffeningsdrukingang naar de tweede drukkamer, van een lage-drukstuurklepdeel voor het sturen van dé druk vanuit de lage drukleiding naar de eerste drukkamer en plaatsbaar ten opzichte van een deel, dat beweegbaar is met het beweegbare samenstel, en van handbedienbare bedieningsmiddelen voor het ge-25 programmeerd zodanig plaatsen van het lage-druk-stuurklepdeel, dat een beweging van het beweegbare samenstel ten opzichte van het lage—druk-stuurklepdeel als gevolg van op het beweegbare samenstel werkende krachten, een verandering veroorzaakt van de drukken in de eerste drukkamer en derhalve een verandering van de stand van het beweegbare samenstel, 30 dat het luchtstuurklepdeel bevat en het brandstofstuurklepdeel voor het sturen van kracht uit de verbrandingsmotor, waaraan de carburator is bevestigd, overeenkomstig gekozen standen van de met de hand badienbare bedieningsmiddelen.

8300758 φ, « 2

Bij deskundigen op het gebied waarop de uitvinding be-trekking heeft, komen vele veranderingen in constructie en sterk verschillende uitvoeringsvormen en toepassingen van de uitvinding als vanzelf op zonder het kader van de uitvinding te verlaten, zoals omschre-5 ven in de conclusies. De beschrijving is zuiver illustratief en op geen enkele wijze beperkend bedoeld.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin:

Fig. 1 een doorsnede is van de carburator, waarbij een 10 deel van het luchtfilter is weggebroken, fig. 2 een bovenaanzicht is van het luchtstuurklepdeel, fig. 3 een doorsnede is volgens de lijn III - III in fig. 2, fig. 4 een aanzicht is, gedeeltelijk in doorsnede, van 15 de verstelbare luchtklep, en fig. 5 een doorsnede is van de klep voor het sturen van voorontsteking en naontsteking.

Verwijzende naar de tekening, heeft de carburator een lichaam 1, waarin een luchtdoorgang 2 is aangebracht met een venturi-20 buis, waarbij een kegelvormig mengsel-inlaatgedeelte 3 door een omgekeerd kegelvormig gedeelte 4 is'verbonden met het verdeelstuk van een verbrandingsmotor (niet weergegeven) . Omdat er een aanzienlijke mate van verdamping van brandstof kan plaatsvinden· in de gedeelten 3 en 4 met als gevolg een verlaging van de temperatuur, worden deze gedeelten bij voor-25 keur verwarmd door het leiden van uitlaatgassen of bij voorkeur heet water uit het koelstelsel van een watergekoelde motor door een mantelt die de gedeelten 3 en 4 omgeeft. Het kegelvormige gedeelte 3 strekt zich uit vanaf een luchtinlaat 5, die wordt gevoerd door een luchtfilter 6 en samenhangt met het deksel 7 van de carburator, waarbij delen van 3Q het filter 6 en het deksel 7 in de tekening zijn weggebroken. In het mengsel-inlaatgedeelte 3 is beweegbaar een luchtstuurklepdeel 8 gemonteerd, dat radiale doorgangen 9 heeft, die lopen naar een bij voorkeur ringvormige groef of kanaal 10. Dit kanaal kan eenvoudig ringvormig zijn of kan zig-zagvormig zijn of gegolfd en bijvoorbeeld in diameter of in 35 vlak veranderlijk, waarbij voor sommige doeleinden een aantal kanalen kan worden gebruikt. De klep bestaat uit twee delen 11 en 12, die met schroeven bij elkaar worden gehouden, waarbij het deel 12 verstelbaar 8300758 • * 3 een sproeinaald 13 draagt, aangebracht in een brandstoftoevoerbuis 14.

Voor het bevorderen van de brandstofstroming, voeren luchtdoorgangen 40 lucht uit de luchtinlaat 5 door luchtingangsopeningen 41 langs de brandstof, die uit de sproeier 18 komt. De brandstoftoevoerbuis 14 is op en 5 neer verstelbaar tot in 'aangrijping met de naald 13, en wordt na verstelling vastgezet door een klem 16, waarbij brandstof wordt geleverd vanuit een onder druk geplaatste brandstofbron door een beweegbare, bijvoorbeeld buigzame buis 17. Het is een kenmerk van de uitvinding, dat door deze voorkeursuitvoeringsvorm verschillende soorten brandstof kunnen wor-10 den gebruikt door het instellen van de brandstof druk en/of door het instellen van de brandstofbuis 14 naar boven of naar beneden, waarbij verschillende brandstoffen door de carburator zouden kunnen worden geleverd, zoals CNG, LPG, methanol, ethylalcohol, benzine/alcohol en zelfs door een fluïdum meegenomen vaste brandstof, zoals fijne poederkool.

15 Brandstof wordt aan de brandstoftoevoerbuis 14 geleverd uit de onder druk geplaatste brandstofbron, welke druk wordt bepaald door de viscositeit en energiewaarde van de gekozen brandstof of het gekozen mengsel brandstoffen. Voor benzine is een genormaliseerde, automatische brandstofpomp, die de aanvoer haalt uit een benzinetank 47, 20 in het algemeen aanvaardbaar, maar voor andere brandstoffen, bijvoorbeeld methanol of ethanol is een pomp met een hogere druk wenselijk. De brandstofpomp 44 levert onder druk geplaatste brandstof, bij voorkeur met de toevoeging van een dampscheider 45, een drukstuurklep 46 en een brandstof af lui tklep 48.

25 De dampscheider 45 heeft een brandstofinlaat 50 op een geschikte hoogte in een vlotterkamer 51, en een brandstof uitlaat 52 in een onderste deel van de kamer 51. Twee aansluitstompen 53 en een onderste gecalibreerde opening 54 van een luchtopening 55 liggen aan tegen een platte ringvormige afdichting 56, ten eerste voor het horizontaal hou-30 den van de vlotter 57 en ten tweede stuurt de op de afdichting 56 werkende vlotter 57 het ontsnappen van lucht van boven de vloer door een luchtuitlaat 58. Deze met damp beladen lucht wordt dan door een pijp (niet weergegeven) afgeleverd aan een geschikte plaats, bijvoorbeeld de luchtinlaat 5. De brandstofdrukklep 46 is een willekeurige geschikte 35 drukstuurklep, die de druk kan sturen binnen gewenste grenzen, en de brandstofafsluitklep 48 kan een electromagnetisch of mechanisch bedien- 8300758 4 bare klep zijn voor het volledig afsluiten van de brandstoftoevoer wanneer het gewenst is de motor' uit te schakelen.

Het klepdeel 9 is gedetailleerder weergegeven in de fig.

2 en 3, waarin de gedaante van de ringvormige groef of het kanaal 10 ge-5 detailleerder is weergegeven, en het sproeimondstuk 18 is afgebeeld, dat samenwerkt met de naald 13 voor het geven vein verschillende brandstof-stromingssnelheden, zoals hierna verder wordt beschreven. Ook zijn lucht-inlaatgaten 19 in de luchtinlaatzijde van het luchtstuurklepdeel 8 weergegeven, welke gaten zijn verbonden met de radiale doorgangen 9 voor het 10 versnellen en verbreken van de brandstof, wanneer deze het brandstof-verdelende omtrekskanaal 10 binnengaat. Sleuven of inkepingen 42 zijn voorzien in de afgeschuinde rand 43, bij voorkeur bij de verbinding van de radiale doorgangen 19 en het kanaal 10 om het starten en onbelast lopen van de motor te helpen.

15 Voor het vormen van een beweegbaar samenstel is het klep deel 8 door een klepspil 20 verbonden met een drukgevoelig of beweegbaar wanddeel, dat een zuiger 21 kan zijn, werkzaam in een zuigerkamer, zoals weergegeven, of dat, indien gewenst, een membraan kan zijn. De zuigerkamer is verdeeld in een eerste bovenste kamer 22 en een tweede onderste 20 kamer 23. De tweede kamer 23 is door een vereffeningsdrukingang, die een doorgang 24 omvat, verbonden met de omgevingsatmosfeer in de luchtinlaat 5. Een veer of ander veerdrukmiddel 25 drukt de zuiger 21 naar de kamer 22, en drukt ook het luchtstuurklepdeel 8 naar een onder veer-druk staande stand, die de luchtingang naar de motor in hoofdzaak af-25 sluit. Indien gewenst, kan een verstelbare aanslag, die bijvoorbeeld werkt tegen de bovenkant van de zuiger 21, zijn voorzien voor het sturen van de gesloten stand. De kamer 22 heeft een drukstuuringang, die een ontluchtgat 26 omvat, die de omgevingsatmosfeer verbindt met het inwendige van de eerste kamer 22. Verschillende afmetingen van ontlucht-30 gaten kunnen zijn voorzien voor het afstemmen van de carburator, waarbij echter bij voorkeur een verstelbare klep 50 (fig. 4) is voorzien met een taps klepdeel 51, dat werkt nabij een klepzitting 52 en verstelbaar is geschroefd in het lichaam 53. Een sleuf 54 en borgmoer 55 zijn voorzien voor het tot stand kunnen brengen van een instelling en een grendeling.

35 Voor het verschaffen van met de hand bedienbare bedie- ningsmiddelen voor het geprogrammeerd plaatsen van een lage-druk-stuur- * 8300758 5 klepdeel, is een beweegbare, bijvoorbeeld buigzame buis 30 verbonden met een deel van de luchtdoorgang 2, waarin tijdens gebruik het motor-vacuum heerst, bijvoorbeeld met een verbindingsstuk (niet weergegeven), dat voert naar het motorverdeelstuk op een plaats onder het verbindings-5 stuk 4, zodat het motorvacuum wordt geleverd door een inrichting met een dode slag, die een verschuifbare buis 31 omvat, verbonden met een drager 32, waarbij de drager 32 en de buis 31 verschuifbaar zijn op een dragersteun 33. Een veerdrukmiddel, bijvoorbeeld een veer 34, is geplaatst tussen de drager 32 en de buis 31. Het onderste einde 36 van 10 de buis 31 maakt deel uit van het lagedruk-stuurklepmiddel en ligt aan tegen het bovenste oppervlak van de zuiger 21, dat dus een klepzitting vormt voor het lagedruk-stuurklepmiddel. Wanneer het onderste einde 36 in aanraking is met de zuiger 21, is er nagenoeg geen fluldumstraming door de buis 31. De drager 32 is beweegbaar door een met de hand bedien-15 bare (bijvoorbeeld gewoonlijk bedienbaar door de versneller in een motorvoertuig) smoorklep-stangenstelsel 39, en druk wordt vanaf de drager 32 door de veer 34 overgebracht naar de buis 31 voor het veranderen van de stand van de buis overeenkomstig de smoorklepbehoeften en de stand van de zuiger 21. De onderlinge standen van de buis 31 en de drager 32 wor-20 den wanneer er geen dode slag aanwezig is bepaald door een schouder 35 aan de .buis 31 in aanraking met een schouder 37 aan de drager 32 en daartegen gehouden door de veer 34 of bij voorkeur door een schroef 38, die verstelbaar een spleet verandert tussen de schouders 35 en 37. Wanneer er een dode slag is, d.w.z. wanneer de veer 35 is samengedrukt 25 door het einde 36 in aanraking met de bovenkant van de zuiger 21.

Een luchtstuurklep voor voorontsteking en na-ontsteking is bij voorkeur aan het lichaam 1 gemonteerd door een dolschroefdraad 61 (fig. 5), zodat een klepbedieningsdeel 62 wordt geraakt door de bovenkant van de zuiger 21 wanneer het beweegbare samenstel zich in de on-30 der veerdruk staande of gesloten stand bevindt. Het bereik van het klep-ijchaaTn 63 is verstelbaar gegrendeld door het gebruik van een borgmoer 64. Het lichaam 63 heeft een vacuuminlaat 65, verbonden met het motorvacuum, en een vacuumuitlaat 66, verbonden met een mechanisme voor voorontsteking en na-ontsteking, zoals een membraan (niet weergegeven). Een 35 klepdeel 67 staat onder veer spanning naar een open stand door een veer 68, waarbij wanneer het bedieningsdeel 62 op juiste wijze is bewogen door 8300758 0 » 6 de zuiger 21, de klepopening 69 wordt gesloten of nagenoeg gesloten, waardoor het uitgeoefende vacuum voor het sturen van het mechanisme voor voorontsteking en na-ontsteking, wordt opgeheven of verminderd.

De werking van de constructie is als volgt.

5 De carburator is gemonteerd aan het inlaatverdeelstuk van een verbrandingsmotor, en de brandstofbuis 14 is verbonden met bijvoorbeeld een benzinebron via de pomp 44, de dampscheider 45 en de brandstofafsluitklep 48, zoals hiervoor beschreven.

Wanneer de motor stilstaat, bevinden de onderdelen zich 10 in hoofdzaak in de in fig. 1 weergegeven stand. Wanneer de motor wordt aangezet, wordt een vacuum opgewekt in de doorgang 3,- als gevolg waarvan het klepdeel 8 naar beneden wordt getrokken tegen de druk van de veer 25 en tegen luchtdruk, toegelaten tot de kamer 23 door de doorgang 24.

Het vacuum wordt echter door de buizen 30 en 31 ook overgebracht in de 15 kamer 22, zodat- er enige vereffening plaatsvindt indien het oppervlak 36 van de buis 31 niet in aanraking is met het bovenste oppervlak van de zuiger 21. Omdat de zuiger 21 een groter oppervlak heeft blootgesteld aan vacuum in de kamer 22 dan het oppervlak van het klepdeel 8 blootgesteld aan vacuum in de doorgang 1, is er de neiging om de plaatsing ' 20 van het klepdeel 8 vast te leggen door de plaatsing van de buis 31 tegen het bovenste oppervlak van de zuiger 21, d.w.z. afhankelijk van de smoorklepinstelling. Deze plaatsing, d.w.z. zoals weergegeven in de tekening, geeft een minimale brandstoftoevoer, d.w.z. vrijlooptoestanden voor de motor. Geleverde brandstof en lucht is afhankelijk van de stand 25 van de verstuiver 18 ten opzichte van de naald 13, en het luchtklepdeel 8 ten opzichte van de wanden van de kegel 3. De brandstof stroming wordt versneld door de luchtstroming uit de doorgangen 40 langs de verstuiver 18, en wordt verbroken en versneld door de luchtstroming door de openingen 19 in de luchtstuurklep 8. De brandstof wordt nagenoeg 30 regelmatig langs de.omtrek van de luchtstuurklep 8 aangegrepen door de zuigkracht van de luchtstroming langs de rand 43 daarvan, hetgeen een juiste verstuiving geeft van het brandstofmengsel. Het is natuurlijk een voordeel, dat geen vlinderklep nodig is omdat zowel de brandstof als de lucht worden gestuurd door het plaatsen van het beweegbare samenstel. 35 Indien het nodig is de door de motor geleverde kracht te vergroten, wordt het smoorklep-stangenstelsel 39 bewogen voor het naar 8300758 7 beneden bewegen van de drager 32, waardoor de veer druk tegen de buis 31 wordt vergroot, en het einde 36 van de buis 31 dienovereenkomstig wordt geprogrammeerd om te sluiten tegen de zuiger 21 voor het verminderen van het vacuum in de kamer 22, en cm in deze gesloten stand te blijven tot-5 dat elke dode slag in de dode-slaginrichting is opgenomen. Als gevolg zijn de betreffende krachten, die werken op het beweegbare samenstel als volgt. Sr is een groter vacuum in de doorgang 3 in vergelijking met de kamer 22, hetgeen de luchtdruk in de kamer 23 en de veerdruk van de veer 25 overwint. Als gevolg beweegt de zuiger 21 naar beneden en volgt 10 de buis 31 deze neerwaartse beweging, en handhaaft het ontluchtgat 26 de luchtdruk in de kamer 22 totdat een stand is bereikt, waarin de zuiger 21 wegbeweegt vanaf het einde 36 van de buis 31, d.w.z. wanneer elke dode slag in de dode-slaginrichting is opgenomen, verandert het vacuum in de doorgang 2 als gevolg van het door de motorvraag verhogen van het 15 vacuum, en wordt lucht als gevolg sneller uit de eerste kamer 22 verwijderd dan door het ontluchtgat 26 kan worden toegevoerd. Als gevolg is er een evenwichtsstand, waarin de zuiger 21 op een zeer korte afstand onder het einde 36 van de buis 31 wordt gehouden, waarbij de ontlucht-omstandigheden in de eerste kamer 22 het klepdeel 8 in een gelijke stand , 20 voor die bepaalde krachtinstelling houden. Deze krachtinstelling stuurt natuurlijk de stand van de naald 13 ten opzichte van de brandstofsproei-opening 18, en de hoeveelheid lucht, toegelaten tot de doorgang 2 en dus de motor, vanuit de luchtinlaat 5.

Een vermindering van het aantal omwentelingen per minuut 25; van de motor als gevolg van een vergrote belasting op de motor wanneer er een vastgezette smoorklepinstelling is, veroorzaakt een vermindering van het motorvacuum met als gevolg een vermindering van het vacuum (verhoging van de druk) in de eerste kamer 22, als gevolg waarvan het beweegbare samenstel beweegt voor het vergroten van zowel de lucht- als brand-30 stofstroming totdat het evenwicht weer is hersteld.

Uit het voorgaande is het duidelijk, dat de uitvinding in althans de voorkeursvorm de volgende voordelen verschaft: 1. Gevoeligheid van de besturing met automatische brandstof- en lucht-toevoerverhogingen voor een bepaalde instelling van de met de hand 35 bedienbare bedieningsmiddelen. Een vermindering van het aantal om wentelingen per minuut van de motor als gevolg van een belastingver- 8300758 8 hoging heeft een verminderd vacuum tot gevolg, dat verhoogde brandstof- en luchtklepinstellingen geeft.

2. Mogelijkheid van het snel kunnen worden aangepast aan verschillende brandstoffen en aan verschillende motorafmetingen door verstelling 5 van de brandstoftoevoersproeier. ten opzichte van de tapse brandstof- toevoernaald.

. 3. Goede brandstofverstuiving en verdamping als gevolg van de radiale brandstofdoorgangen en het omtreksbrandstofkanaal, geholpen door de verhoging van de brands tof stroming door luchtstroming over de 10 verstuiver en de stroming van lucht in het omtrekskanaal aan de omtrek van de luchtstuurklep.

4. Goede luchtstroming als gevolg van de afwezigheid van een vlinder-stuurklep 'in de luchtdoorgang.

8300758

Claims (20)

1. Carburator voor een verbrandingsmotor, gekenmerkt door een lichaam met een luchtdoorgang daardoorheen, die bij gebruik vanaf de omgevingslucht naar de verbrandingsmotor voert en daarin een venturibuis bevat, door een beweegbaar luchtstuurklepdeel in of nabij 5 de vanturibuis en deel uitmakende van een beweegbaar samenstel, door een met het luchtstuurklepdeel samenhangend brandstofstuurklepdeel, door een beweegbare wand, die is verbonden met maar op afstand ligt van het luchtstuurklepdeel om zodoende daarmee beweegbaar te zijn en deel uit te maken van het beweegbare samenstel, welke beweegbare wand eerste en 10 tweede drukkamers in het lichaam scheidt, door veerdrukmiddelen voor het naar een onder veerdruk staande stand drukken van het beweegbare samenstel, door een lage-drukleiding tussen een deel van de luchtdoorgang, waarin het motorvacuum tijdens gebruik heerst, en de eerste druk-kamer, door een drukstuuringang naar de eerste drukkamer, door een ver-1S effeningsdrukingang naar de tweeede drukkamer, door een lagedruk-stuur-klepdeel voor het sturen van de druk vanuit de lage-drukleiding naar de eerste drukkamer, en plaatsbaar ten opzichte van een deel, dat beweegbaar is met het beweegbare samenstel, en door met de hand bedienbare bedieningsmiddelen voor het geprogrammeerd zodanig plaatsen van het 20 lagedruk-stuurklepdeel, dat een beweging van het beweegbare samenstel ten opzichte van het lagedruk-stuurklepdeel als gevolg van krachten, die werken op het beweegbare samenstel, een verandering veroorzaakt van de drukken in de eerste drukkamer en derhalve een verandering van de stand van het beweegbare samenstel, dat het luchtstuurklepdeel en het brand-25 stofstuurklepdeel bevat voor het sturen van de kracht vanaf een verbrandingsmotor, waaraan de carburator is bevestigd, overeenkomstig gekozen standen van de met de hand bedienbare bedieningsmiddelen.

2. Carburator volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de met de hand bedienbare bedieningsmiddelen een direct beweegbaar deel 30 bevatten, waarvan de stand met de hand wordt ingesteld in een gekozen voorafbepaalde stand, en een dode-slaginrichting, verbonden tussen het direct beweegbare deel en het lagedruk-stuurklepdeel, zodat het sturen van de druk in de eerste drukkamer door het lagedruk-stuurklepdeel wordt beïnvloed door de aan- of afwezigheid van een dode slag in de dode-slag- 8300758 inrichting, waarbij de aanwezigheid van een dode slag het sturen van de druk in de eerste drukkamer door het lagedruk-stuurklepdeel belet.

3. Carburator volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de dode-slaginrichting een veerdrukmiddel bevat tussen het direct be- 5 weegbare deel en een buis, die deel uitmaakt van de lagedrukleiding, welke buis beweegbaar is ten opzichte van het direct beweegbare deel tussen door aanslagen verschafte grenzen.

4. Carburator volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het lagedruk-stuurklepdeel een deel omvat, dat een 10 opening omgeeft, die vanuit de lagedrukleiding voert, waarbij een oppervlak van de beweegbare wand, blootgesteld aan de druk in de eerste drukkamer een klepzitting verschaft voor het lagedruk-stuurklepdeel.

5. Carburator volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het brandstof-stuurklepdeel een tapse naald omvat, 15 bevestigd aan het beweegbare samenstel voor samenwerking met een brand-stofsproeier, zodat verschillende hoeveelheden brandstof worden toegelaten door een beweging van het beweegbare samenstel en derhalve de tapse naald ten opzichte van de sproeier.

6. Carburator volgens conclusie 5, met'het kenmerk, dat 20 de sproeier is gemonteerd aan een buis, die verstelbaar is in het lichaam voor het veranderen van de instelling van de sproeier overeenkomstig de behoeften van gekozen brandstoffen en motoren.

7. Carburator volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat althans een luchtingang en luchtuitgang zijn voorzien voor het doen 25 stromen van lucht langs de sproeier voor het versterken van de stroming van brandstof uit de sproeier.

8. Carburator volgens een der conclusies 5-7, met het kenmerk, dat brandstof uit de sproeier wordt geleid door radiale doorgangen in het luchtstuurklepdeel naar een omtreksgroef bij de buitenrand 30 van het luchtstuurklepdeel.

9. Carburator volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat luchtingangsopeningen zijn voorzien nabij de omtrek van het luchtstuurklepdeel en voeren naar de omtreksgroef.

10. Carburator volgens een der conclusies 5-9, met het 35 kenmerk, dat sleuven zijn voorzien nabij de omtrek van het luchtstuurklepdeel voor het toelaten van lucht en brandstof voor start- en vrijloop- 3300758 doeleinden.

11. Carburator volgens een der conclusies 5-10, met het kenmerk, dat de tapse naald verstelbaar is ten opzichte van het beweegbare samenstel.

12. Carburator volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de beweegbare wand een zuiger omvat, werkzaam in een cilinder.

13. Carburator volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de veerdrukmiddelen voor het naar een onder veerdruk 10 staande stand drukken van het beweegbare samenstel een veer omvatten, die het beweegbare samenstel en dus het luchtstuurklepdeel naar een in hoofdzaak gesloten stand drukt.

14. Carburator volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat derdrukstuuringang een naar de atmosfeer voerende door- 15 gang omvat.

15. ' Carburator volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de doorgang is voorzien van een verstelbare klep.

16. Carburator volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de vereffeningsdrukingang een vanaf de luchtingang 20 voerende doorgang omvat. — —

17. Carburator volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de venturibuis een kegelvormig gedeelte omvat van de luchtdoorgang, waarin een gedeelte met een grotere diameter zich benedenstrooms bevindt van een gedeelte met een kleinere diameter, en een om- 25 gekeerd kegelvormig gedeelte, dat aanligt tegen het kegelvormige gedeelte, waarbij het grotere diametergedeelte daarvan stroomopwaarts is van het kleinere diametergedeelte daarvan.

18. Carburator volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een klep voor het sturen van de voorontsteking en 30 na-ontsteking is aangebracht, voorzien van een klepbedienignsdeel, bediend door het beweegbare samenstel voor het beperken van het vacuum, uitgeoefend op een middel voor het bewegen van een verdeler wanneer het beweegbare samenstel zich in of nabij de onder veerdruk staande stand bevindt.

19. Carburator volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de klep voor het sturen van voorontsteking en na-ontsteking een lichaam 8300758 12. omvat, een vacuuminlaat en een vacuumuitlaat, een onder veer spanning staand klepdeel, dat het klepbedieningsdeel bedient, zodat wanneer het beweegbare samenstel zich in of nabij de onder veerdruk staande stand bevindt, het onder veerdruk staande klepdeel een in hoofdzaak gesloten 5 stand inneemt.

20. Carburator indien constructief uitgevoerd en bedien- baar in hoofdzaak zoals hier beschreven met verwijzing naar en zoals afgeheeld in de bijgaande tekening. * 8300758