NL8300519A - Kabeldoorvoer. - Google Patents

Description

I^ .

9 » N.0. 31627 1

Kabeldoorvoer-

De uitvinding heeft betrekking op kabelbevestigingen en meer in het bijzonder op een kabeldoorvoer voor het dragen van een kabelorgaan dat door kantoormeubelen, afscheidingsorganen en dergelijke gaat.

Het is algemeen bekend dat om een elektrische kabel door een af-5 scheidingsorgaan of wand te leiden, een gat in het afscheidingsorgaan aan te brengen en de kabel daar doorheen te leiden. In vele gevallen is het afscheidingsorgaan echter van metaal en heeft een dergelijk gat scherpe randen welke de buitenste lagen van de kabel neigen door te snijden en/of door te slijten. Om schade aan de kabel te voorkomen is 10 in kabeldoorvoeren voorzien, welke echter het snijden met een scherp instrument vereisten om de doorgang van een kabel daardoor mogelijk te maken.

Een ander ontwerp van een kabeldoorvoer wordt geopenbaard in de op 11 april 1980 in de Verenigde Staten ingediende octrooiaanvrage serie 15 nr. 139.286. Bij dat ontwerp is een opvuldeel van de doorvoer naar buiten breng- en samendrukbaar middels een veelheid van harmonicavouwen of plooien teneinde in staat te zijn om de ruimte tussen de kabel en de omgevende doorvoer in hoofdzaak op te vullen. Hoewel in andere opzichten van voordeel, ontbreekt bij dat ontwerp een plat of vlak bovenop-20 pervlak. Een vlak bovenoppervlak is zeer gewenst voor een kabeldoorvoer, in het bijzonder daar waar de kabeldoorvoer in het bovenoppervlak van een bureau, schrijftafel of werkstation gebruikt wordt.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding on in een kabeldoorvoer te voorzien, welke geschikt is om een opening in een konstruktie 25 in te nemen en om een kabel daar doorheen te ontvangen.

Het is een verder doel van de uitvinding om in een kabeldoorvoer te voorzien die geschikt is voor gebruik zonder in de doorvoer te moeten snijden.

Het is bovendien een verder doel van de uitvinding om in een ka-30 beldoorvoer als hierboven beschreven te voorzien met de mogelijkheid van het opvullen van tenminste een deel van de ruimte tussen de kabel en de omgevende doorvoer.

Het is een ander doel van de uitvinding om in een kabeldoorvoer te voorzien met een opvuldeel met een bovenoppervlak dat in hoofdzaak de 35 ruimte rond de kabel, die daarin aangebracht is, opvult, en in hoofdzaak vlak is en in hoofdzaak evenwijdig is met en een vloeiend geheel vormt met het buitenste of blootliggende oppervlak (b.v. bovenkant van een bureau) van de konstruktie waarin de doorvoer aangebracht is.

8300519 ί 2

Het is bovendien een verder doel van de uitvinding om in een ka-beldoorvoer te voorzien die in staat is om een kabel daardoor te ontvangen, en in staat is om de opening in de konstruktie bij afwezigheid van de kabel volledig op te vullen.

5 Gezien de bovenstaande en andere doeleinden, welke hierna duide lijk zullen worden, is een kenmerk van de onderhavige uitvinding het voorzien in een kabeldoorvoer, omvattende een framedeel, een losneembaar opvuldeel dat met het framedeel verbonden is, waarbij het opvul-deel tenminste een scharnierend wegklapbaar orgaan heeft dat beweegbaar 10 is tussen een eerste stand waarin het wegklapbare orgaan verwijderd is uit het inwendige van het framedeel en een tweede stand waarin het wegklapbare orgaan in hoofdzaak binnen het framedeel aangebracht is, waarbij het framedeel geschikt is om een opening in een eenheid of kantoormeubel of afscheidingskonstruktie in te nemen en verder geschikt is om 15 een kabel daardoor te ontvangen, welke kabel aangebracht is om zich door het opvuldeel binnen de aanwezige opening uit te strekken wanneer het wegklapbare orgaan zich in de tweede stand daarvan bevindt. Het opvuldeel met het wegklapbare orgaan in de eerste stand vormt in hoofdzaak een vlak vel, dat op een in hoofdzaak evenwijdige en een vloeiend 20 geheel vormende, wijze ten opzichte van het bovenoppervlak van de konstruktie waarin de doorvoer aangebracht is, te plaatsen is.

Bovenstaande en andere kenmerken van de uitvinding, welke verschillende nieuwe konstruktiedetails en combinatie van delen omvat, zullen nu meer in het bijzonder beschreven worden aan de hand van de 25 bijgaande tekeningen. Begrepen moet worden dat de bijzondere inrichting waarin de uitvinding belichaamd is, slechts als illustratievoorbeeld afgebeeld is en geen beperking van de uitvinding is. De principes en kenmerken van deze uitvinding kunnen in verschillende uitvoeringen toegepast worden zonder buiten het bereik van de uitvinding te geraken.

30 Verwezen wordt naar de bijgaande tekeningen, waarin een illustra tieve uitvoering van de uitvinding afgebeeld is waaruit de nieuwe kenmerken en voordelen duidelijk zullen zijn. Overeenkomstige onderdelen in de tekeningen worden met dezelfde verwijzingscijfers aangegeven. Daarbij toont: 35 figuur 1 een bovenaanzicht van een kabeldoorvoer volgens een uit voering van de uitvinding; figuur 2 een onderaanzicht van de kabeldoorvoer volgens figuur 1; figuur 3 een zijaanzicht van de kabeldoorvoer volgens figuur 1 waarbij de niet afgeheelde zijde spiegelbeeldig is; 40 figuur 4 een vooraanzicht van de kabeldoorvoer volgens figuur 1 8300519 i » 3 waarbij de niet afgebeelde achterzijde spiegelbeeldig is; figuur 5 een perspectivisch aanzicht van de kabeldoorvoer volgens fiuguur 1, maar waarbij het opvuldeel 90° ten opzichte van het frame-deel gedraaid is; 5 figuur 6 een bovenaanzicht overeenkomstig aan figuur 1, maar waar bij een wegklapbaar orgaan van de doorvoer in een alternatieve stand getoond is en het opvuldeel over 90° ten opzichte van het framedeel gedraaid getoond is; figuur 7 een doorsnede langs lijn VII-VII uit figuur 6: 10 figuur 8 een onderaanzicht overeenkomstig aan figuur 6, maar waar bij een tweede wegklapbare orgaan van de doorvoer eveneens in een alternatieve stand getoond wordt; figuur 9 een doorsnede langs lijn IX-IX uit figuur 8 is; figuur 10 een zijaanzicht van een doorvoer vervaardigd in overeen-15 stemming met een uitvoering van de uitvinding aangebracht in een bovenkant van een bureau of een wandkonstruktie; figuur 11 een zijaanzicht van twee doorvoeren, elk vervaardigd in overeenstemming met een uitvoering van de uitvinding, welke rug tegen rug binnen een afscheidingswandkonstruktie aangebracht zijn; en 20 figuur 12 een aanzicht op vergrote schaal van het in figuur 9 oa- cirkelde gebied dat aangegeven is met T.

In het bijzonder blijkt uit figuur 1 dat de afgebeelde kabeldoorvoer 10 een framedeel 12, en een opvuldeel 13 dat in het framedeel 12 aangebracht is, omvat. Zoals uit figuur 2, dat een onderaanzicht is, 25 blijkt, heeft het framedeel 12 een voorwand 14 en een achterwand 16 welke onderling verbonden zijn door zijwanden 18, 20. Elk van de wanden 14, 16, 18, 20 is voorzien van een flensdeel respectievelijk 22, 24, 26, 28, langs één rand ervan, waarbij de flensdelen zich vanaf de wanden respectievelijk 14, 16, 18, 20, naar buiten uitstrekken.

30 Uit figuur 3 en 4 blijkt dat zowel de voorwand 14 als de achter wand 16 voorzien is van tenminste een U-vormige sleuf 35 (twee zijn af-gebeeld) welke drie zijden van een uitsteeksel 36 begrenzen. De buitenzijde van elk uitsteeksel 36 steekt van het overblijvende van de bijbehorende wand 14 of 16 uit en wordt gekenmerkt (zie figuur 3) door een 35 orgaan 38 dat zich hellend vanaf de wanden 18 of 20 uitstrekt, een tweede orgaan 39 dat in hoofdzaak loodrecht op de bijbehorende wand 14 of 16 staat, en een derde orgaan 40 dat in hoofdzaak evenwijdig is met de bijbehorende wand 14 of 16 en de twee organen 38 en 39 verbindt. Een lip 41 is bij de plaats van samenkomst van organen 38 en 40 aange-40 bracht. Elk uitsteeksel kan ten opzichte van het overige van de daarbij 8300519 ρ·~ - 4 behorende wand 14 of 16 gebogen worden.

Met behulp van figuur 10 en 11 in samenhang met de bovenstaande beschrijving zal begrepen worden dat de flensdelen 22, 24, 26 en 28 bedoeld zijn om een bloot liggende zijde 42 of 44 van een bijbehorende 5 bovenkant van een bureau 45 (figuur 10) of wand of afscheidingsorgaan 46 (figuur 11) aan te grijpen om het framedeel 12 van de doorvoer 10 in een opening 48 respectievelijk 50 te bevestigen, in de bijbehorende bovenkant 45 van een bureau of afscheidingsorgaan 46. Het gat 48 of 50 is zo gevormd en bemeten dat het ontvangen van het opvuldeel 13 daarin bij 10 voorkeur nauwsluitend passend, mogelijk is. Uitsteeksel 36 (zie figuur 3 en 4) dient als pal en voorziet in een extra door wrijving verkregen bevestiging tussen de bovenkant 45 van een bureau of het afscheidingsorgaan 46 en het framedeel 12. Het uitsteeksel 36 werkt als vrijdragen-de veer welke de bovenkant 45 van een bureau of afscheidingsorgaan 46 15 positief kan aangrijpen indien het bijbehorende gat 48 of 50 een breedte heeft die groter is dan "a" maar kleiner dan b" (zie figuur 3). De lip 41 dient om de aangrijping door wrijving te doen toenemen.

Alternatief kan bij die toepassingen waar de bovenkant 45 van een bureau of afscheidingswand 46 verhoudingsgewijs dun is of een opleglaag 20 omvat (niet afgebeeld) deze naargelang de omstandigheden tussen de bijbehorende flens 26 of 28 en oppervlak 39 of lip 41, aangebracht worden. Het framedeel 12 wordt binnen het gat 48 of 50 aangebracht. Uitsteeksel 36 buigt naar binnen naar de bijbehorende wand 14 of 16 indien de bovenkant 45 van een bureau of het scheidingsorgaan 46 daarlangs gaat, en 25 snapt daarna terug met of oppervlak 39 of lip 41 onder de bovenkant 45 van het bureau of het afscheidingsorgaan 46, afhankelijk van de materi-aaldikte daarvan, teneinde de kabeldoorvoer 10 op zijn plaats te vergrendelen. Het verwijderen van de kabeldoorvoer 10 kan daarna teweeg gebracht worden door de uitsteeksels 36 opnieuw te buigen terwijl het 30 framedeel uit gat 48 of 50 getrokken wordt.

Figuur 5 is een perspectivisch aanzicht van kabeldoorvoer 10 vervaardigd in overeenstemming met de uitvinding zoals hierboven beschreven. Het framedeel 12 omvattende de voorwand 14 die de uitsteeksels 36 bevat en de zijwand 20 zijn allen duidelijk zichtbaar. Deze wanden 14 35 en 20, alsmede wanden 16 en 18 (niet afgebeeld in deze figuur) hangen van de bijbehorende flenzen 22, 28, 24 en 26 af en strekken zich daar vanaf uit. Het opvuldeel 13 is een in hoofdzaak plat of vlak vel dat tussen de flenzen 22, 24, 26 en 28 in een gat 60 dat daardoor begrensd wordt, aangebracht is. Het opvuldeel 13 heeft een omtrek die gevormd en 40 bemeten is om binnen het gat 60 opgenomen te worden. De geometrie en de 8,3 0 0 5 1 9

-· ....... J

5 werking van het opvuldeel 13 zal beter begrepen worden aan de hand van de volgende gedetailleerde beschrijving van de figuren 6 tot en met 9 en figuur 12.

Figuur 7 is een doorsnede genomen langs de lijn VII-VII uit figuur 5 6. Zoals uit deze figuur blijkt is het opvuldeel 13, dat bij voorkeur evenals het framedeel 12 gevormd is van kunststof, aan te brengen tussen de flenzen 22, 24, 26 en 28 zoals hierboven beschreven en rust als zodanig op een lijst 62 die gevormd wordt door het samenwerken van de flenzen 22, 24, 26 of 28 en de bijbehorende wand 14, 16, 18 of 20. In^ 10 dien gewenst kan de lijst 62 gevormd worden door het verdikken van de wanden 14, 16, 18 en 20 in de nabijheid van elk van de hoeken 63a tot en met 63d (zie figuur 8).

Uit figuur 7 blijkt in samenhang met figuur 8 dat de opening 64 die tussen de zich op afstand van elkaar bevindende zijwanden 14, 16, 15 18 en 20 begrensd wordt, in hoodfzaak vierkant is (hoewel met afgeronde hoeken 63a-63d) en ongeveer identiek maar kleiner is dan de afmeting van het gat 60. Om nauwkeuriger te zijn, de opening 64 is bijvoorbeeld de lengte van de lijst 62 die samenwerkt met beide zijden 18 en 20 kleiner dan het gat 60. Het opvuldeel 13 is voorzien van een lijst 66 20 die middels een stootvoeg paart met een lijst 62, en zo voorziet in een nauwsluitende bevestiging tussen het opvuldeel 13 en het framedeel 12.

Deze inrichting stelt het opvuldeel 13 in staat om zo aangebracht te worden dat een bovenoppervlak 68 in hoofdzaak in hetzelfde vlak als het bovenoppervlak 70 van het framedeel 12 ligt en daardoor gedragen 25 wordt-

Teruggaande naar figuur 6 blijkt dat het opvuldeel 13 voorzien is van een veelheid van konstrukties die hierna beschreven zullen worden.

Het opvuldeel omvat een optilgat 72 dat zodanig bemeten is dat een potlood of ander instrument met kleine diameter gebruikt kan worden om het 30 opvuldeel 13 uit het framedeel 12 te verwijderen. Het opvuldeel 13 omvat eveneens openingsmiddelen 80 welke het opvuldeel in staat stellen om geopend of anderszins bewogen te worden teneinde het mogelijk te maken om een kabel daardoor aan te brengen zonder in feite het hele opvuldeel 13 te moeten verwijderen. Zoals afgebeeld omvat het openings-35 middel twee wegklapbare organen 82 en 84, hoewel elk aantal van dergelijke organen zoals hier beschreven binnen het bereik van de uitvinding ligt. In figuur 6, is het wegklapbare orgaan 82 in een open stand en 84 in de gesloten stand daarvan afgebeeld, terwijl in figuur 8 beide wegklapbare organen 82 en 84 in de open standen daarvan afgebeeld zijn.

40 Zoals blijkt uit figuur 7 zijn de wegklapbare organen 82 en 84 schar- 8300519

«t V

6 nierend verbonden met een lijfdeel 86 van het opvuldeel 13. Dit kan bijvoorbeeld verkregen worden door het gebruik van wat algemeen bekend is als een "uit het materiaal zelf bestaande scharnier", dat wil zeggen dat het vormsel van het wegklapbare orgaan 82 of 84 één geheel is met 5 het lijfdeel 86 met een scharnier 88 daartussen een gemakkelijk te buigen baan of membraan 90 van kunststof omvat. Naast de baan 90 omvat het scharnier een uitbreiding. 92 op het wegklapbare orgaan 82, dat het membraan 90 en een uitbreiding 94 op het lijf 86 overlapt indien het lijf 86 en het wegklapbare orgaan in één vlak liggen om zo een stootvoeg 10 vormen. Dit voorziet indien een belasting orthogonaal op het bovenoppervlak 68 van de doorvoer 10 aangebracht wordt in een toenemend vermogen voor het dragen van lasten. Dit is wenselijk indien bijvoorbeeld de doorvoer in een bovenkant 45 van een bureau aangebracht is waarop rekenmachines of andere voorwerpen (niet afgebeeld) geplaatst kunnen wor-15 den.

Teruggaande naar figuur 8 blijkt dat de wegklapbare organen 82 en 84 in staat zijn om onafhankelijk van elkaar te werken teneinde bijvoorbeeld een kabel in staat te stellen door de kabeldoorvoer 10 via de opening van een enkel wegklapbaar orgaan 82 of 84 te gaan of twee of 20 meer kabels of een bandkabel in staat te stellen daardoor te gaan middels het openen van beide of middels het verwijderen van het opvuldeel 13 uit het framdeel 12.

Figuur 8 toont eveneens een ander kenmerk van het opvuldeel 13, namelijk het bevestigingsmiddel 100. Het bevestigingsmiddel 100 beves-25 tigt het losneembare opvuldeel 13 aan het framedeel 12. Het omvat een kop 102, een steel 104 (zie figuur 9), welke de kop 102 met het lijfdeel 86 van het opvulmiddel 13 verbindt, en een verstevigingsribbe 106 welke zich transversaal van de steel 104 uitstrekt en als driehoek gevormd is met de top het dichtst bij de kop 102 liggende en de basis 30 langs het lijfdeel 86 liggen. De verstevigingsribbe 106 voorziet het bevestigingsmiddel 110 van aanzienlijke stijfheid, en begrenst het buigvermogen daarvan. De kop 102 omvat echter, zoals het duidelijkst uit figuur 12 blijkt, een uitstekende lip 108, die zich naar buiten naar het framedeel 12 toe uitstrekt indien het opvuldeel 13 daarmee sa-35 mengevoegd wordt- Na het samenvoegen strekt de lip 108 zich over een parend oppervlak 110 van het framedeel uit (zie eveneens figuur 8). Het blijkt bijgevolg dat het bevestigingsmiddel 100 het per ongeluk losnemen van opvuldeel 13 uit het framedeel 12 belet. Eveneens is de de tekeningen afgebeelde kabeldoorvoer 10 getoond met twee bevestigingsmid-40 delen 100 die diametraal tegenover elkaar op het opvuldeel 13 liggen.

8300519 * ^ 7

Met elk hangt een parend oppervlak 110 samen.

Het zal uit de tekeningen en de bovenstaande beschrijving duidelijk zijn dat het opvuldeel 13 of losneembaar, zoals beschreven, of scharnierend verbonden kan zijn met het framedeel 12 zoals bijvoorbeeld 5 door een "uit het materiaal zelf gevormd scharnier” zoals hierboven beschreven alhoewel niet in het bijzonder in de tekeningen afgebeeld.

In de afgeheelde uitvoering kan het verwijderbare opvuldeel 13 in verschillende richtingen op het framedeel 12 aangebracht worden. Met andere woorden de wegklarbare organen 82 en 84 kunnen in de nabijheid 10 van een van de vier wanden 14, 16, 18, 20 aangebracht worden. Teneinde het opnemen van de verschillend gerichte oriëntaties mogelijk te maken, is het framedeel 12 voorzien van een parend oppervlak 110 langs elk van de wanden 14, 16, 18 en 20. Zoals afgebeeld heeft het parende oppervlak een korte lengte ten opzichte van, en is ongeveer in het midden ge-15 plaatst van de bijbehorende zijden 14, 16, 18 of 20.

Zoals in figuur 8 afgebeeld is, is als extra kenmerk vasthoudmid-del 112 aanwezig. Het vasthoudmiddel 112 is een groef of U-vormig kanaal dat uit de wand 14, 16, 18 of 20 uitgenomen is. Zoals uit figuur 8 blijkt, is elk vasthoudmiddel 112 in staat om een wegklapbaar orgaan 82 20 of 84 in de open stand daarvan te bevestigen of op andere wijze vast te houden, door deze los aangrijpend langs een van de randen daarvan vast te houden. Het vasthoudmiddel 112 dient bijgevolg in samenhang met een wegklapbaar orgaan 82 of 84 om de eenheid van de opening aanwezig door de kabeldoorvoer 10 door het wegklapbare orgaan 82 of 84 dat zich in 25 zijn open stand bevindt, te handhaven.

Teneinde draaiing van het opvuldeel 13 ten opzichte van het framedeel 12 mogelijk te maken, zijn de vasthoudmiddelen 112 aan elke kant van elk parend oppervlak 100 van de wanden 14, 16, 18 en 20 aangebracht zoals afgebeeld. Begrepen moet echter worden dat indien de draaiing van 30 het opvuldeel 13 niet voorzien is, slechts een vasthoudmiddel 112 voor elk wegklapbaar orgaan 82 of 84 aanwezig hoeft te zijn. Bijgevolg zal begrepen worden dat het framedeel 112 zoals in figuur 8 afgebeeld is, in hoofdzaak symmetrisch is.

Bij gebruik wordt het framedeel 12 binnen een gat 48 of 50 in een 35 bovenkant 45 van een bureau of afscheidingsorgaan 46 ingebracht. Gebleken is dat een bruikbare afmeting voor de doorvoer 10 ongeveer 5,5 cm in het vierkant is. De wanden 14, 16, 18 en 20 worden in een overeenkomstig bemeten gat 48 of 50 geschoven totdat de hellende organen 38 van de uitsteeksels 36 de bovenkant 45 van een bureau of afscheidings-40 orgaan 46 ontmoeten. Extra druk opgebracht op de doorvoer 10 doet de 8300519 8 uitsteeksels 36 iets deformeren teneinde elk daarvan in staat te stellen langs de rand van opening 48 of 50 te gaan, waardoor deze op hun plaats snappen en door wrijving de opening 48 of 50 aangrijpen Het op-vuldeel 13 wordt dan op het framedeel 12 geplaatst met de wegklapbare 5 organen 82 en 84 in de gewenste stand. Naar beneden gerichte druk op het lijf 86 van het opvuldeel 13, met bijvoorbeeld het wegklapbare orgaan 82 of 84 zich bewegend binnen de vasthoudmiddelen 112, doet de doorvoer 10 met het snappen van de kop 102 van de bevestigingsmiddelen over het parende oppervlak 110 daarmee samenvoegen.

10 Indien twee van dergelijke kabeldoorvoeren 10, zoals in figuur 11, rug tegen rug gebruikt worden kunnen het wegklapbare orgaan 82 of 84 van elk daarvan zich in de open stand bevinden, met een in één lijn liggende doorgang door de doorvoer 10. Het wegklapbare orgaan 82 van een doorvoer 10 en het wegklapbare orgaan 84 van de andere kunnen bij-15 voorbeeld beiden open zijn om een in lijn liggende doorgang te verkrijgen. In elk geval kan indien de doorvoeren voldoende dicht bij elkaar liggen bij voorkeur het vasthoudmiddel 112 van een van de doorvoeren de open wegklapbare organen 82 en 84 van de andere doorvoer 10 opnemen en vasthouden. Dit vereist bijvoorbeeld dat de vasthoudmiddelen voldoende 20 lang zijn om daarin de bijbehorende wegklapbare organen 82 of 84 samen met die van de andere doorvoer op te nemen.

Bijgevolg kan makkelijk begrepen worden dat de wanden 14, 16, 18 en 20 van de doorvoer 10 de kabel beschermen tegen snijdende en schurende werking van de rand van een gat in de bovenkant 45 van een bureau 25 of scheidingsorgaan 46. Bovendien vult het opvuldeel 13 in aanzienlijke mate de ruimte tussen de kabel en de doorvoer 10 op hetgeen de stroom stof door dat grondvlak belet, en een stevig, plat oppervlak verschaft dat overeenkomt met het oppervlak van de bovenkant 45 van het bureau of het scheidingsorgaan 46.

30 Begrepen moet worden dat de onderhavige uitvinding op generlei wijze beperkt is tot de bijzondere hier beschreven en/of in de tekening afgebeelde konstruktie, maar tevens alle wijzigingen of overeenkomstige konstrukties die binnen het bereik van de uitvinding ligt omvatten, het opvuldeel 13 kan bijvoorbeeld van andere materialen zijn en/of andere 35 vormen hebben teneinde de gewenste doeleinden mogelijk te maken en kan draaiend of door zijrails en geleidingen aan het frame bevestigd worden. Bovendien kan gemakkelijk begrepen worden dat het opvuldeel 13 een ronde vorm kan hebben, en dat bijvoorbeeld de wegklapbare organen 82 en 84 een halve maanvormige of half cirkelvormige gedaante kunnen hebben.

40 Dienovereenkomstig kan elk aantal wegklapbare organen langs de omtrek 8300519 d «r 9 van het opvuldeel 13 of in het midden van het opvuldeel 13 geplaatst, onder deze uitvinding vallen.

8300519

Claims (17)

1. Kabeldoorgang, met het kenmerk, dat deze omvat een framedeel, en een opvuldeel, welk opvuldeel in het framedeel aan te brengen is en een lijfdeel omvat, en tenminste één wegklapbaar orgaan dat scharnie- 5 rend verbonden is met het lijfdeel, welk wegklapbaar orgaan beweegbaar is naar een eerste stand waar in deze in hetzelfde vlak ligt als het lijfdeel en een tweede stand waarin het wegklapbare orgaan binnen het framedeel aangebracht is waardoor een opening daardoor verschaft wordt, waarbij het framedeel geschikt is om een opening in een konstruktie in 10 te nemen en verder geschikt is om een kabel daardoor te ontvangen.

2. Kabeldoorvoer volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het opvuldeel losneembaar van het framedeel is.

3. Kabeldoorvoer volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het wegklapbare orgaan door een uit het materiaal zelf bestaande scharnier 15 verbonden is met het lijf van het opvuldeel.

4. Kabeldoorvoer volgens conclusie 1 of 3, met het kenmerk, dat het framedeel vier wanden omvat en dat het opvuldeel in staat is om de vier wanden langs een rand daarvan onderling te verbinden.

5. Kabeldoorvoer volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het 20 framedeel verder een pal omvat voor het aangrijpen van de konstruktie en om de kabeldoorvoer binnen de opening daarin vast te houden.

6. Kabeldoorvoer volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het opvuldeel verder middelen omvat om deze vast in het framedeel te bevestigen·

7. Kabeldoorvoer volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat een deel van de wanden voorzien is van middelen om de wanden in de opening van de afscheidingskonstruktie te bevestigen

8. Kabeldoorvoer volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de bevestigingsmiddelen als één geheel gevormde uitsteeksels omvatten, die 30 zich vanaf die wanden naar buiten uitstrekken.

9. Kabeldoorvoer volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat deze bovendien middelen omvat om het wegklapbare orgaan in de open stand te houden.

10. Kabeldoorvoer volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het 35 framedeel een doosachtige konstruktie is die bij twee tegenover elkaar liggende einden open is, en dat het opvuldeel in hoofdzaak vierkant is en in staat is om het framedeel aan beide einden daarvan af te sluiten.

11. Kabeldoorvoer volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 40 opening begrensd wordt tussen het opvuldeel en het framedeel. 8300519 Τ' «- ...

12. Kabeldoorvoer volgens conclusie 1, gecombineerd met de bovenkant van een bureau met een boring daardoor, met het kenmerk, dat de kabeldoorvoer binnen die boring aangebracht wordt en dat het opvuldeel in staat is om in hoofdzaak die boring af te sluiten indien deze zich 5 in zijn eerste stand bevindt.

13. Kabeldoorvoer volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het opvuldeel op een lijst gebracht is, die begrensd wordt door de wanden, en dat de uit het materiaal zelf bestaande scharnier een stootvoeg omvat gevormd door de aangrenzende randen van het lijfdeel en het weg- 10 klapbare orgaan.

14. Kabeldoorvoer volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat tenminste twee wegklapbare organen naast elkaar langs een van de wanden aangebracht zijn, en dat elk wegklapbaar orgaan tot een draaiende beweging ten opzichte van het lijfdeel en onafhankelijk van de beweging van 15 het andere wegklapbare orgaan, in staat is.

15. Samenstel bevattende een scheidingsorgaan omvattende op afstand van elkaar aangebrachte evenwijdige wanden met een boring daardoor, met het kenmerk, dat een kabeldoorgang in een eerste van de wanden binnen de boring aangebracht wordt en een kabeldoorgang in een 20 tweede van de wanden en binnen de boring daarvan aangebracht wordt, waarbij de kabeldoorgangen daarbij in één lijn liggende openingen hebben. x

16. Samenstel volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat elk van de kabeldoorgangen verder tenminste één wegklapbaar orgaan omvat dat 25 draaiend verbonden is met de kabeldoorgang en in staat is om de opening te sluiten.

17. Samenstel volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat elk van de kabeldoorgangen een framedeel en een opvuldeel omvat, waarbij het opvuldeel in staat is om de opening die begrensd wordt door het frame- 30 deel in hoofdzaak af te sluiten, welk opvuldeel een lijf en tenminste één wegklapbaar orgaan omvat, dat in één vlak ligt met en scharnierend bevestigd is aan het lijfdeel en tot een draaiende beweging ten opzichte daarvan in staat is, waarbij het lijfdeel in hoofdzaak in één vlak ligt met de bijbehorende afscheidingswand. 8300519