NL8202413A - Oppervlakte-projectiel-speelinrichting. - Google Patents

Description

...................... ~ .....W i- < __ -1- YO 3381

Oppervlakte-proj ectiel-speelinrichting.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op voor amusements-doeleinden dienende speelmachine met een bad. en een speelveld, zoals bet geval is bij een bal-pennen-spel of ander spe met een oppervlakte-pro jectiel, en meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op 5 een verbeterde oppervlakte-projectiel-speelinrichting met een poort met een variabele opening, en een slagorgaan.

Een soort van poortinrichting die bij de onderhavige uitvinding kan worden gebruikt, is beschreven in een samenhangende Amerikaanse octrooiaanvrage Nr.262.227 betreffende een poortinrichting voor een 10 speelinrichting.

Een soort van slagorgaan, dat bij de onderhavige uitvinding .kan worden gebruikt,is beschreven in een samenhangende Amerikaanse octrooiaanvrage 26^.582 betreffende een aandrijfinrichting voor een speelbal.

15 Uitgaande van de principes van de onderhavige uitvinding wordt een oppervlakte-projectiel-speelinrichting beschikbaar gesteld, die een nieuwe klasse van amusementsspelen introduceert.

Bij voor de uitvinding illustratieve uitvoeringsvormen omvat een oppervlakte-projectiel-speelinrichting een speelveld, een oppervlakte-20 projectiel, eerste en tweede doelen, slagorgaan, een poort, waarvan de doorlaatstand variabel is en waarbij het projectiel in alle open s-tanden wordt doorgelaten, middelen voor het varieren van de opening van de poort en middelen voor het weergeven van het speelresultaat. Het speelveld heeft bij voorkeur een benedenwaarts gerichte helling, Wanneer het 25 slagorgaan op de juiste wijze is ingesteld, wordt het projectiel in de richting van de doelen voortbewogen. Bij voorkeur is de poort aange-bracht tussen het slagorgaan en het eerste doel.

De voor het varieren van de opening van de poort dienende middelen zijn wanneer gekozen doelen door het projectiel'worden aangestoten 30 aldus werkzaam. Doelen worden aangestoten wanneer het projectiel het des-betreffende doel treffc met een kracht, die voldoende groot is om een schakelaar om te leggen. Bij een voor de uitvinding illustatieve uitvoe-ringsvorm wordt de poort opening verkleind wanneer het ene doel wordt aangestoten en vergroot wanneer een ander doel wordt aangestoten. Door mid-35 del van een besturingshefboom kan een speler een zijdelingse beweging van het slagorgaan beinvloeden. De door de speler gemaakte zijdelingse 8202413 ϊ » -2- instelling van het slagorgaan is bepalend voor de richting waarlangs het project!el zal be-vegen wanneer het slagorgaan hiermee in aanraking konrt en dit aandrijft.

Bij een voor de uitvinding illustratieve uitvoeringsvorm vordt 5 het projectiel automatisch in de richting van de doelen voortbevogen zadra het slagorgaan in aanraking konrt met' het'projectiel. Aldus is de invloed, die de speler op het spel kan uitoefenen gegeven door het slagorgaan tijdig in stelling te hrengen. Bij een alternatieve uitvoerings— vorm kan de transversale (aandrijf) beweging van het slagorgaan afhahke-10 lijk van de speler worden gemaakt.

Van de doelen. maken middelen deel uit vaardoor het projectiel wanneer het desbetreffende doel daardoor vordt aangestoten, in de richting van het slagorgaan vordt voortbevogen.

De voor het voortbevegen van het projectiel dienende middelen 15 kunnen zulks automatisch en reproduceerbaar doen of deze middelen kunnen dit geconditioneerd doen in afhankelijkheid van het spelresultaat of de voortgang van het spel, vaarbij dergelijke middelen verkzaam kunnen vorden aamgedreven zoals door een bekrachtigingsspoel,of uitsluitend door elastische aandrij fwerking, zoals teweeg gebracht door een veer of 20 verende buffer. Tevens is het mogelijk, dat de voor het aandrijven van het projectiel dienende middelen zulks kunnen doen met een gelijkmatige kracht telkens wanneer zij worden bediend, of anderzijds kan een en ander zodanig worden ingericht, dat de aandrijvende kracht varieert als een funkti’e van het speelresultaat of het tijdstip in het spel, dat is 25 bereikt wanneer het doel wordt aangestoten.

De speelinrichting omvat verder een derde doel, middelen, die zijn ingericht om in responsie op het aanstoten van het derde doel door het projectiel punten bij elkaar op te tellen tot een sommeertotaal, en middelen die zijn ingericht om in responsie om het aanstoten van het 30 eerste doel door het projectiel het gesommeerde totaal toe te voegen aan het speelresultaat. Bij een verdere voor de uitvinding illustratieve uitvoeringsvorm kan een vierde doel zijn aangehracht met middelen, die zijn ingericht om in responsie aan. het aanstoten van dit vierde doel' punten van het gesommeerde totaal af te trekken. Tevens zijn middelen 35 aangebracht, die in- staat zijn om afzonderlijk van het speelresultaat het geldende gesommeerde totaal weer te geven. De weergeefmiddelen kunnen be— staan uit een zeven-delige LED, een vloeibaar kristal, vacuumfluorescente 8202413 « $ -3- middelen, gasontladingsmiddelen, met gloeilicht werkende middelen of andere soorten. De weergare ran het geldende gesommeerde totaal kan in responsie op het aanstoten ran het eerste doel ti jdens de voortgang ran het spel worden uitgewist.

5 In een verdere roor de uitrinding illust rati ere uitroeringsrorm ran de uitrinding onrvat de speelinrichting een uitgangspoort die: naar keuze een nit gangs opening rrijgeeft, via welke in afhankelijkheid ran het speelresultaat het projectiel uit het speelrlak kan wegrollen.

Verdere doelen knnnen worden toegeroegd in rerhand met de midde·^ 10 len, die zijn ingericht om in responsie op het aanstoten ran het' deshe-· treffende doel door het projectiel, hetzij een rast puntenaantal, hetzij een door het spel bepaald puntenaantal te tellen bij het speelresul-taat«

In een roor de uitrinding illustratiere uitroeringsrorm maken 15 al de middelen, die kunnen reageren op het aanstoten ran desbetreifende exemplaren ran de doelen, deel uit ran een besturingsstelsel, waarbij een en ander al-naargelang de gewenste kosten, prestatie en andere ge-wenste kriteria, kan worden uitgeroerd, hetzij rechtstreeks in een wille-keurige logica, hetzij als een uitroering met een centraal werkende 20 eenheid.

De roor de onderharige uitrinding karakteristieke kenmerken zijn nader omschreren in de bijgaande caiclusies.

De uitrinding zal in het onderstaande nader worden toegelicht met rerwijzing naar de tekening, waarin: 25 figuur 1 een uitroeringsrorm weergeeft ran een roor amusements— doeleinden dienende speelmachine ter illustratie ran de onderharige uit— rinding; figuur 2 een rooraanzicht weergeeft ran de machine rolgens fi— guur 1, ter illustratie ran de standen ran een besturingshefhocm; 30 figuur 3 een borenaanzicht weergeeft ran de machine rolgens de figuren 1 en 2; figuur b een in perspectief en op rergrote schaal getekend ge— deelte weergeeft ran het speelreld ter nadere illustratie ran een rerende rail en een uitgangspoort; 35 figuur 5 een doorsnede-aanzichi weergeeft ran de uitgangspoort en rerende rail rolgens figuur b, welke doorsnijding is genomen rolgens de lijn V-V zoals weergegeren in figuur U; en 8202413 -4 * ' -w figuur 6 een blokschema weergeeft; ter illustratie van de koppe-ling t us sen de besturingsmiddelen, doelen, lichthronnen, poorten en uit— gangspoorten.

Blijkens. figuur 1, waarin een voor de uitvinding illustratieve 5 voor amusements do eleinden dienende speelmachine is weergegeven, omvat een dergelijke machine een huis 10 met een’ zich. daarin hevindend opper-vlakteprojectiel (zoals een kogel) IT, een. speelveld 1k, een hesturings.-hefboommechanisme 16, een muntgoot 18, een slagorgaan 30', een poort ^0,. uitgangspoorten 50, verende rails 60 en doelen. Een verlicht heeld 225 10 verschijnt aan de hovenzijde van het speelveld en dit heeld vormt een zichtbare aanduiding omtrent het potentiele resultaat, dat tij dens een spel wordt gehoekt. Op het speelveld kunnen naar keuze andere afbeeldingen 230 worden toegevoegd, die al dan niet zijn verlicht. Bij de weergegeven uitvoeringsvorm is/bavm het speelveld een onder een hoek daarmee verlopende 15 weergeefinrichting 12 aangehracht, zodat de speler deze weergeefinrich— ting gemakkelijk kan vaamemen.

In figuur 2 is weergegeven een vooraanzicht van de in figuur 1 . weergegeven machines, ter illustratie van de uiterste linker stand 20, de middenstand 21 en de uiterste rechter stand 22, waarin de hesturings-20 hefboom 16 kan worden geplaatst. De beweging van de besturingshefboom 16 veroorzaakt een gelijktijdige beweging van het slagorgaan 30, zodat de gebruiker in staat is om het slagorgaan 30 in een stand te brengen, waarbij dit in aanraking kan komen met de kogel 11 en deze in bovenwaartse richting over het speelveld naar de doelen (zoals weergegeven in figuur 25 3) kan doen bewegen. Het spel wordt aan de gang gehracht doordat een spe— ler een munt, zoals een kwartje, in de muntgleuf 17’ plaatst van de mrunt-goot 18, waama de speler de druktoets 19, die zich. op de-muntgoot hevindt, bedient. Ha dergelijke voorbereidingen zijn de van de' speelinrichting deel uitmakende besturingsmiddelen werkzaam om de weergeefmiddelen 12'.

30 in de begintoestand te brengen, de speelresultaatboeking'op nul te zetten en de speelinrichting verder in een voor spelen gerede toestand te brengen.

In figuur 3 is een bovenaanzicht weergegeven van de speelmachine volgens de figuren 1 en 2. De besturingshefboom 16 hevindt zich. de voor— zijde van het huis 10. Een draaibeweging van de besturingshefhocim 16 35 veroorzaakt gelijktijdig daarmee zijdelingse beweging van bet slagorgaan 30 en wel in een richting, die overeenkomt met de horizontale sektor, die indicatief is voor de beweging van de besturingshefboom. Het slagorgaan 30 8202413 ώ > -5- is voorzien van een geleidend convex gevbrmd orgaan 32, vaardoor het oppervlakt e-pro jectiel 11 bij een juiste plaatsing, in beveging kan wor-den gebracht. Het geleidende convex gevormde orgaan 32' is aangebracbt'op een orgaan, dat is gemonteerd op een plaat 36 en velke plaat gelijktijdig.

5 met een draaibeveging van de besturingshefboom zijdelings vordt bevogen. Voor bet geleidende convex gevormde orgaan 32 is op bet'speelveld een geleidende plaat 3^ aangebracbt. Fanneer een uit geleidend materiaal gevormde kogel 11 in aanraking is zovel met de plaat 3¾ alsvel met bet orgaan 32, vordt het orgaan 32 in voorvaartse ricbting aangedreven, ten! 10 einde de kogel 11 in bovenvaartse ricbting langs bet speelveld naar de doelen te doen voortbevegen. Ter veerszijden in de nabijbeid van de geleidende plaat 3^ zijn dempende als buffer verkzame rails 60 aangebracbt teneinde de kogel in bet spel te bouden. In de nabijbeid van de rails- 6Q . en tussen de zijde van bet huis 10 en' deze rails 60 zijn uitgangspoorten 15 50 aangebracbt. Deze rails 60 en uitgangspoorten 50 vormen barrieres, vaardoor bet buitenspel-gebied van bet speelveld, dat zich Duiten bet zijgebied van de geleidende plaat 3¼ en het slagorgaan 30 bevindt, vordt afgesloten. Door de als demper verkzame bufferrails 60 ondervindt een oppervlakteprojectiel (kogel) 11, dat daartegen aanstoot een'elastiscbe 20 botsing, vaardoor de kogel 11 binnen bet actieve speelgebied (bovenge- deelte) van het speelveld vordt gebouden. De uitgangspoorten 50 zijn inge-richt om de doorgang van de kogel 11 door een naar keuze bediende poort niet dan vel te belemmeren, zodat de kogel 11 vanneer de desbetreffende poort is geopend, uit bet spel rolt (vanuit bet actieve speelgebied).

25 Bij een uitvoeringsvorm vordt de uitgangspoort 50 in responsie op speel-issultaat selectief geopend. De uitgangspoort 50 en de verende rail 60 zijn nader gedetailleerd bescbreven in verband met. de figuren U en 5*

Een bovenste weergever 225 met aanwijslichten 220-223 is in staat om de weergave te geven om het totale puntenaantal, dat zal worden 30 opgeteld bij het resultaat van een speler wanneer het oppervlakteprojectiel tegen het doel 140 aanstoot. In afhankelijkheid van het aanstoten tegen de doelen 102 en 110 worden afzonderlijke exemplaren van de lichten 220-223 geactiveerd (oplichten) of gede-activeerd (doven). Bij de weer-gegeven uitvoeringsvorm zijn niet weergegeven besturingsmiddelen werkzaam 35 om bij het gesommeerde totaal punten op te tellen en gekozen exemplaren van de lichten 220-223 te activeren ter aanduiding van het gesommeerde totaal, dat is ontstaan als gevolg van het aanstoten van het doel 102 8202413 % » - -6- door de kogel 11. Bij de weergegeven uitvoerinsvonn staan de volgende re-laties tussen de lichten en de behaalde puntenaantallen: licht 220-2000 punten? licht 221 - 5000 punten; licht 222 - 10.000 punten; en licht 223 - 20.000 punten. Bij de behandelde uitvoeringsvorm is van aan-5 stoten sprake wanneer de kogel 11 een doel zoals 102 aanstoot met een kracht, die voldoende groot is om schakelorgaan tot sluiten te Brengen.

De besturingsmiddelen zijn verder werkzaam om van een gesommeerd totaal punten af te trekken en gekozen exemplaren van de lichten 220-223 te de-activeren, teneinde het gesommeerde totaal weer te geven wanneer het' 10 doel 110 door de kogel 11 is aangestoten. Bij de behandelde uitvoerings— vorm wordt het gesommeerde totaal tot 2000 punten verminderd wanneer het doel 110 wordt aangestoten. Zoals in het voorafgaande reeds werd opge-merkt, heeft aanstoten van het doel 140 door de kogel 11 tot gevolg, dat de besturingsmiddelen het door het lichtbeeld aangegeven gesommeerde 15 totaal tellen bij het speelresultaat van de gebruiker.

De doorlaatopening van de poort 40 is variabel en deze poort is op het speelveld aangebracht tussen het doel 140 en het slagorgaan 30, waarbij deze poort bij al zijn instellingen een zodanige opening heeft, dat de kogel 11 daardoorheen kan. De doelen 100 en 108 vormen middelen, 20 waardoor wanneer deze door de kogel 11 worden aangestoten de doorlaatopening van de poort 40 wordt veranderd. Bij de behandelde uitvoerings— vorm wordt de opening van de poort 40 verkleind, wanneer het doel 100 wordt aangestoten en de opening van de poort 4Q wordt vergroot wanneer het doel 108 wordt aangestoten door de kogel 11. Aldus is de grootte van 25 de door de poort 40 gevormde opening via welke de kogel 11 tegen het doel 140 kan aanstoten, teneinde dit zodanig te beinvloeden, dat het gesommeerde totaal wordt opgeteld bij het speelresultaat, afhankelijk van heb spel en de positie waarin de kogel 11 door de speler is gebracht. Elk van de doelen 100, 102, 104, 106, 108 en 110 wordt door de kogel 11 be-30 invloed wanneer deze tegen het desbetreffende doel aanstoot. Wanneer een van de doelen 104 of 106 wordt geactiveerd heeft zulks tot gevolg, dat punten worden verdiend (punten worden toegevoegd aan het speelresultaat) en dit aantal kan zijn ofwel een vast aantal, ofwel een variabel aantal waarvan de grootte wordt ingesteld tijdens het spel en tot aan het moment 35 waarop het doel wordt aangestoten. De wijze waarop het projectiel tegen willekeurige of al de te activeren doelen aanbotst kan ofwel' zijn passief (elastische botsing) of actief (met elektromagnetische aandrijving), of— 8202413 ψ 9 -7- wel zulk een botsing kan naar keuze hetzij passief hetzij actief zijn in afhankelijkheid van het spel. De lichten 200-214 geven hun zichtbare weergave van speelresultaatopties, bijzondere kenmerken en gebeurtenissen en deze lichten kunnen zijn aangebracht ofwel bij het boveneinde van het 5 speelveld (zoals is weergegeven) ofwel als een altematief. op het speel-veld in de nabijheid van het ondereinde (dichterbij de speler), teneinde waameming te vergemakkelijken. Bij de weergegeven uitvoeringsvorm zullen de lichten 200-290 gaan branden wanneer een desbetreffende botsing met een doel actief is (elektromechanische werking} of om een goed speelreshl— 10 taat aan te geven.

In figuur 4 is een weggesneden gedeelte van het speelveld 14 op vergrote schaal weergegeven ter illustratie van de demprail 60 en bijbehorende structuur, en de uitgangspoort 50 en bijbehorende structunr.

De uitgangspoort omvat een onder een hoek verlopend kleporgaan 52, dat 15 kantelbaar is gemonteerd op een met uiteinden omgezette kantelstaaf 54 waardoor de kantelbeweging van het kleporgaan 52 wordt bestuurd. Door kanteling van het onder een hoek verlopende kleporgaan 52 wordt de door-gang van de kogel 11 door de door de uitgangspoort 50 gevormde opening geblokkeerd (wanneer de uitgangspoort is gekanteld), terwijl de kogel 11 20 deze poort 50 kan passeren, wanneer het onder een hoek verlopende kleporgaan in zijn ruststand (niet-gekanteld) vindt. Met het omgezette uit-einde van de staaf 54 is een besturingsarm 56 gekoppeld, waarbij een door deze besturingsarm 56 veroorzaakte verdraaiing van deze' staaf 54 gelijktijdig daarmee plaatsvindende kanteling van het kleporgaan 52 tot 25 gevolg heeft. Het onder een hoek verlopend kleporgaan 52 is gemonteerd naast een zijsteun 58, die is gemonteerd op en wordt gedragen door een draagas 57. De van een omgezet uiteinde voorziene staaf 54 „=reikt door een zich in de zijsteun 58 bevindende opening 59 en is gekoppeld met het kleporgaan 52. Wanneer de lichten 213 en 214 branden, wordt daardoor 30 een zichtbare aanduiding gegeven omtrent de gekantelde (blokkerendel stand van de desbetreffende uitgangspoort 50 en wanneer deze lichten zijn gedoofd, wordt daarmee aangeduid, dat de desbetreffende uitgangspoort 50 in zijn ruststand (doorlatend) staat. De betekenis van het door de lichten 213 en 214 gegeven lichtbeeld kan naar wens worden omgekeerd, 35 deze lichten kunnen ook achterwege worden gelaten.

De als demper fungerende rail 60 cravat een rail 62, die zijde-lings verloopt over het speelveld, alsook is gemonteerd op een verend, 8202413 -8- L-vormig draagorgaan 64, dat van een verend metaal of soortgelijk mate— riaal is vervaardigd. De staven 66 en 68 vormen kantelbare stoporganen, zodat de botsing, die het projectiel ondervindt, verschillend kan zijn en afhankelijk is van de plaats waar de kogel 11 tegen de rail 62 aan-· 5 stoot.

Figuur 5 geeft een doorsnede-aanzicht volgens de lijnen V-V in figuur 4, van de uitgangspoort 50 als demper fungerende rail 60 van fi— guur 4. De besturingsarm 56 verloopt vanaf de plaats waar deze is gekop— peld met de aan zijn uiteinde omgezette staaf 54 benedenwaarts en in de 10 richting van het speelveld 14, waarbij deze arm door een' zich in dit speelveld 14 bevindende opening heen reikt en is gekoppeld met een zich. onder dit speelveld 14 bevindende spoel 74. De spoel 74 is gemonteerd op een steun 72, die aan de onderzijde van het speelveld 14 door beves-tigingsmiddelen 76 en 77, zoals klinknagels, schroeven en dergelijke,.

15 is bevestigd. De besturingsmiddelen bekraciitigen de spoel 74 naar keuze in responsie op de ontwikkeling van het spel en het speelresultaat, waarbij de besturingsarm 56 in bovenwaartse richting wordt bewogen, doordat de stang 54 orahoog wordt geplaatst, waardoor het kleporgaan wordt ge— kanteld in een stand, waarin een projectiel wordt geblokkeerd, en zoals 20 is aangegeven in figuur 5 door de onderbroken lijnen. Wanneer de bekrach— tiging van de spel 74 wordt opgeheven, beweegt de besturingsarm 56 in benedenwaartse richting naar een ruststand, waardoor de staaf 54 omlaag wordt bewogen, als gevolg waarvan het kleporgaan 52 naar zijn ruststand terugkeert, zodat de kogel 11 daar onderlangs kan passeren.

25 De rail 62 die an een stevig, echter in sterke mate rekbaar ma- teriaal, zoals nylon, metaal, of soortgelijk materiaal, is vervaardigd, is door middel van bevestigingsmiddelen 63 bevestigd aan het L-vormige draagorgaan 64. Het L-vormige draagorgaan 64 is bovenwaarts gericht en staat loodrecht op het speelveld en verloopt in benedenwaartse richting 30 door een zich in dit speelveld 14 bevindende opening en is onder dit speelveld 14 onder een hoek omgezet. Door bevestigingsmiddelen 70, zoals klink-· nagel, schroef, bout, en dergelijke, is het L-vormige orgaan 64 aan het speelveld 14 bevestigd. Het verende L-vormige draagorgaan 64 is van een verend materiaal, zoals klokveermetaal, dat in responsie op een stoot een ge-35 dempte trilling tot gevolg heeft, zodat de botsing, waarmee de kogel 11 tegen de rail 64 aanstoot, door de rail 64 samen met het L-vormige draag— orgaan 64 wordt gedempt. De staven 66 en 68 vormen kantelstoporganen waar- 8202413 SF-"--- £ > -9- tegen de rail 62 wordt aangedreven wanneer deze door het projectiel 11 wordt aangestoten.

In figuur 6 is in blokschemavorm aangegeven de wijze waarop de . besturingsmiddelen 300 zijn gekoppeld met de doelen 301, de lichten 302, 5 de poort 303 en de zijpoorten 304. De lichten 302 omvatten bij de weer-gegeven uitvoeringsvorm de lichten 200-214 en 220-223 en vanzelfsprekend kunnen meer of minder lichten worden toegepast. De doelen 301 omvatten bij de weergegeven uitvoeringsvorm de doelen 100, 102, 104, 106, 108 en 110 en desgewenst kunnen meerdere of mindere doelen worden toegepast.

10 De poort 303 omvat bij de weergegeven uitvoeringsvorm de poort 40 en bijbehorende sturings- en aandrijfmiddelen. De zijpoorten 304 omvatten de uitgangspoorten 50, bijbehorende apparatuur 52, 54, 56, 57, 58,. en 59, de spoel 74 en bijbehorende apparatuur. De besturingsmiddelen 300 verzorgen de bewaking en logische besturing van de spelwerking in zijn 15 totaliteit beschouwd envanfee middden kunnen deel uitmaken centrale pro-cessoreenheid (microcomputereenheid) voor het verzorgen van de bestu-ringsfunktie, of afzonderlijke elektronische ketenvoorzieningen voor de totaal benodigde logische-, besturings- en aandrijffuhkties. Voor-beelden van geschikte besturingsstelsels, die voor de onderwerpelijke 20 speelinrichting kunnen worden gebruikt, zijn bekend uit de ftmerikaanse octrooischriften 4.093.232 en 4.198.051.

Zoals uit de in het voorafgaande gegeven beschrijving blijkt, betekenen de eigenschappen van uitvoeringsvorm van de onderhavige uit-vinding dat een speler, die deelneemt aan het oppervlakte-projectiel-25 spel, strijd moet leveren tegen de machine zelf. De automatische reaktie van het slagmechanische op de kogel, alsook de automatische reaktie van de doelen en stoters bij toename van de aandrijfkracht als funktie van het speelresultaat, vergroten de uitdaging voor de speler en begaan tot in zekere mate de vertragende aktie van de speler op het'spelen van het 30 spel tegen.

Als gevolg van de automatische werking van het slagorgaan en de doelmechanismen wordt de snelheid van het spel onafhankelijk van de traag-heid of vertragingsfaktor, die anders door de speler zou worden geintro-duceerd, doordat de speler hierdoor gedwongen wordt am ter verkrijging van 35 een hoger speelresultaat een bedrevenheid en beheersing van de machine te verkrijgen.

Alhoewel de uitvinding is beschreven met verwijzing naar een 8202413 -10- specifieke uitvoeringsvorm dient. deze beschrijving niet in een beperkende zin te worden beschouwd. De gemiddelde. vakman of dit gebied zal na lezing van deze beschrijving diverse wijzigingen van de behandelde uitvoerings-vonn alsook andere uitvoeringsvormen van de uitvinding willen realiseren 5 onder het kader van de uitvinding te verlaten. Aldus wordt opgemerkt, dat elk van zulke wijzigingen of uitvoeringsvormen valt onder de be-schermingsomvang van de bijgaande conclusies.

8202413

Claims (23)

1. Oppervlakte-projectiel-speelinrichting, omvattende: een speelveld; een oppervlakte-projectiel; en eerste en tweede doelen, ge-kenmerkt door een slagorgaan voor het doen voortbewegen van het projec-tiel in de richting van een willekeurige van de doelen; een tussen het 5 eerste doel en het' slagorgaan aangebrachte poort, waarvan de opening een variabele grootte heeft, waarbij deze grootte steeds zodanig- is, dat het projectiel wordt doorgelaten; middelen voor het varieren van de opening van de poort als gevolg van activering van het tweede doel door het projectiel; en middelen voor het weergeven van het speelresultaat.

2. Speelinrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door bestu- ringsmiddelen die door een speler kunnen worden bediend, waarbij het slagorgaan wanneer de speler deze besturingsmiddelen bedient, in zijdelingse richting wordt bewogen.

3. Speelinrichting volgens de conclusies 1 of 2, met het kenmerk, 15 dat het slagorgaan is ingericht om wanneer het projectiel in aanraking komt met dit slagorgaan, dit projectiel in de richting van de doelen voort te bewegen.

4. Speelinrichting volgens een van de voorafgaande conclusies, ist het kenmerk,dat van het eerste doel middelen deel uitmaken, dienende 20 om het projectiel in de richting van het slagorgaan te doen voortbewegen.

5. Speelinrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat genoemde van het eerste doel deel uitmakende voortbewegingsmiddelen auto-matisch in werking komen wanneer het eerste doel door het projectiel wordt geactiveerd.

6. Speelinrichting volgens de conclusies 4 of 5, met het kenmerk, dat genoemde van het eerste doel deel uitmakende voortbewegingsmiddelen een verende band omvatten.

7. Speelinrichting volgens een van de voorafgaande cmclusies 4-5, met het kenmerk, dat genoemde van het eerste doel deel uitmakende 30 middelen verder omvatten: door een mechanisme ondersteunde middelen voor het actief doen voortbewegen van het genoemde projectiel.

8. Speelinrichting volgens een van de voorafgaande conclusies 4-7, met het kenmerk, dat genoemde van het eerste doel deel uitmakende voortbewegingsmiddelen zijn ingericht om het projectiel te doen voort- 35 bewegen met een kracht, die varieert als een funktie van het speelresul-taat.

9. Speelinrichting volgens een van de voorafgaande conclusies 8202413 * >*· -12- 1-8, gekenmerkt door een derde doel; middelen voor het toevoegen van punten aan het gesommeerde totaal, wanneer het derde doel door het pro-jectiel wordt geactiveerd; en middelen voor het opstellen van het gesommeerde totaal van punten bij het speelresultaat.

10. Speelinrichting volgens een van de voorafgaande conclusies 1-9, gekenmerkt door een vierde doel; en middelen voor het aftrekken van punten van het gesommeerde totaal wanneer het vierde doel door het projectiel wordt geactiveerd.

11. Speelinrichting volgens de conclusies 9 of 10, gekenmerkt 10 door middelen, die zijn ingericht om het geldende gesommeerde totaal van punten naast het speelresultaat weer te geven.

12. Speelinrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat genoemde aftrekmiddelen zijn ingericht om het gesommeerde totaal terug te brengen tot een basiswaarde, wanneer het vierde doel wordt geactiveerd. 15 .

13. Speelinrichting volgens de conclusies 9 of 10, gekenmerkt door tenminste een vijfde doel; en middelen voor het toevoegen van punten aan het speelresultaat wanneer het vijfde doel door het projectiel wordt geactiveerd.

14. Speelinrichting volgens conclusie 13, gekenmerkt door een 20 zesde doel; waarbij als genoemde middelen voor het varieren van de poortopening deel uitmaken middelen voor het vernauwen van de poortope-ning, wanneer het tweede doel door het projectiel wordt geactiveerd, alsook middelen voor het verbreden van de poortopening wanneer het zesde doel door het projectiel wordt geactiveerd.

15. Speelinrichting volgens een van de voorafgaande conclusies 1-14, gekenmerkt door een zijpoort voor het naar keuze beschikbaar stel-len van een doorlaatopening via welke het projectiel uit het spel kan wegrollen in responsie op het speelresultaat.

16. Oppervlakte-projectiel-speelinrichting omvattende: een 30 speelveld; een oppervlakte-projectiel; en een aantal afzonderlijke doelen, gekenmerkt door besturingsmiddelen, die zijn ingericht om elk doel een onafhankelijke funktie te doen vervullen, van welke besturingsmiddelen deel uitmaken, middelen voor het doen vervullen van een .desbetreffende funktie wanneer het desbetreffende doel door het projectiel is geacti-35 veerd; poortmiddelen met een variabele opening, teneinde de breedte van de opening naar keuze te veranderen in responsie op de werking van de besturingsmiddelen, een slagorgaan voor het doen voortbewegen van het 8202413 -13- pro jectiel in de richting van de doelen; en.weergeefmiddelen, die in responsie op de werking van de besturingsmiddelen hetdoor de speler behaalde speelresultaat zichtbaar weergeven.

17. Speelinrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat 5 het slagorgaan verder omvat : projectiel-slagmiddelen, die in responsie op een door de speler uitgevoerde afctie zijdelings instelbaar zijn en' dienende om het oppervlakte-projectiel in de richting van de doelen an— tomatisch te doen voortbewegen wanneer het oppervlakte-projectiel' in aanraking komt met de slagmiddelen.

18. Speelinrichting volgens conclusies 16 of 17, met het'kenmerk, dat het genoemde aantal doelen.eerste, tweede en'derde doelen'omvat , welke speelinrichting verder daardoor is gekenmerkt, dat genoemde bestu— ringsmiddelen verder omvatten: middelen voor het vemauwen van de poort-opening wanneer het eerste doel door het pro jectiel wordt geactiveerd ; 15 middelen voor het verbreden van de poortopening wanneer het tweede doel' door het projectiel wordt geactiveerd; derde middelen voor het toevoegen' van punten aan het speelresultaat wanneer het derde doel door het projec— tiel wordt geactiveerd.

19. Speelinrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat 20 het genoemde derde doel bij het boveneinde van het speeiveld voorbij en tussen genoemde poortopening is opgesteld.

20. Speelinrichting volgens conclusie 18, gekenmerkt door midde— len voor het naar keuze beschikbaar stellen van eeh opening via welke het projectiel uit het spel zal wegrollen in responsie op de werking van 25 de besturingsmiddelen.

21. Speelinrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat gdozen exemplaren van genoemde doelen het oppervlakteprojectiel kunneh aandrijven met een kracht groter dan de normale kracht wanneer' het door de speler behaalde speelresultaat een vooraf vastgestelde waarde over- 30 schrijdt.

22.Speelinrichting volgens conclusie 18, gekenmerkt door vierde en vijfde doelen; en genoemde besturingsmiddelen verder omvatten: vierde middelen voor het toevoegen van punten aan een gescanmeerd totaal, welke vierde middelen deel uitmaken middelen voor het verlichten van het speel— 35 veld ter aanduiding van het gesommeerde totaal wanneer het vierde doel door het projectiel is geactiveerd, vijfde middelen voor het aftrekken van punten van het gesommeerde totaal wanneer het vijfde doel door het 8202413 -14- pro jectiel is geactiveerd? en middelen voor het toevoegen van het ge-sommeerde totaal aan het door de speler behaalde resnltaat wanneer het derde doel door het projectiel is geactiveerd.

23. Speelinrichting volgens conclusie 18, gekenmerkt door een 5 zesde doel? welke bestnringsmiddelen verder omvatten zesde middelen voor het toevoegen van een vooraf vastgesteld aantal punten aan het door de gebruiker behaalde resnltaat, wanneer het zesde doel door het projectiel is geactiveerd. 8202413