NL8200518A - Vaartuig met meerdere bodemkleppen. - Google Patents

Description

r‘ ** - ί N.0. 30.713 . 1

Vaartuig met meerdere bodemkleppen.

De uitvinding heeft betrekking op een vaartuig met meerdere naar beneden toe openende bodemkleppen van het ruim, welke kleppen een horizontale scharnieras hebben nabij êén langsrand van elke klep en evenwijdig aan de langsas van het schip, waarbij de assen van meerdere kleppen 5· in lijn met elkaar liggen, welke kleppen zijn gekoppeld met bedienings^· organen.

Een dergelijk vaartuig is bekend, bijvoorbeeld uit de ter visie gelegde Nederlandse octrooiaanvrage 66 05959. Deze publicatie heeft betrekking op een betrekkelijk klein vaartuig met in de langsrichting een * 10 serie bodemkleppen, die als torsiestijve doosconstructies zijn uitge·* voerd en waarbij elke klep is voorzien van zijn eigen bedieningsorgaan, zoals een hydraulische cilinder. Bij het vaartuig bekend uit deze publicatie heeft men reeds onderkend dat de bodemkleppen een grote stijfheid moeten hebben en dat men de kleppen betrekkelijk korte lengten moet 15 geven, dat wil zeggen korter dan de lengte van het ruim, teneinde een goede afsluiting, ook bij verwringingen van het schip, mogelijk te maken waartoe men in plaats van een klep, die zich over de gehele lengte van het ruim uitstrekt, deze klep heeft verdeeld in delen, die men elk heeft voorzien van een eigen bedieningsorgaan.

20 Dit verandert niets aan het probleem, dat men bij toename van de afmetingen van het vaartuig geconfronteerd zal worden met grote problemen door de verwringingen van het schip en de torsiebelastingen van de kleppen terwijl men bij een groot ruim met veel kleppen dan ook veel be-dieningsorganen zal moeten aanbrengen, hetgeen tot complicaties leidt, 25 wanneer men deze buiten bereik van de lading wil houden.

Doel van de uitvinding is nu bij een dergelijk vaartuig een constructie te verschaffen voor de bodemkleppen waarbij zich de problemen als gevolg van de torsiebelasting en buigbelasting van de kleppen, naarmate deze groter worden, niet voordoen. Tevens beoogt de uitvinding een 30 vaartuig te verschaffen dat een grotere sterkte heeft, zodat in combinatie een vaartuig ontstaat dat minder aan verwringing bloot staat met - bodemkleppen waarvoor dit eveneens geldt, zodat een betere afdichting en dus minder risico voor verlies aan lading ontstaat.

Dit doel wordt volgens de uitvinding in de eerste plaats bereikt 35 doordat elke klep is onderverdeeld in een aantal af dichtend op elkaar aansluitende deelstukken, elk deelstuk zijn eigen scharnieras met lagers heeft en de deelstukken, voor het gezamenlijk openen en sluiten van een klep, nabij de van de scharnierassen afgekeerde randen zijdelings met 8200518 « * 2 elkaar zijn gekoppeld door in wezen alleen op afschuiving en buiging belastbare koppelorganen die de torsie— en buigbelasting op een met een bedieningsorgaan verbonden deelstuk, tot dit stuk beperken. Volgens de uitvinding wordt dus elke bodemklep opgedeeld in deelstukken die zodanig 5 met elkaar zijn gekoppeld dat het openen en sluiten, bij bediening van êên deelstuk, door de andere deelstukken wordt gevolgd doordat die ten - opzichte van elkaar met betrekking tot de optredende belastingen zijn ontkoppeld. De koppeling, die ervoor zorgt, dat het ene deelstuk door het andere wordt meegenomen, kan volgens de uitvinding bij voorkeur zo-10 danig zijn uitgevoerd, dat de koppelorganen bestaan uit een pen aan êên deelstuk en een gat in het naast gelegen stuk, welke pen in het gat kan schuiven in de richting van de hartlijn van de pen. *

Het bedieningsorgaan kan op êên deelstuk aangrijpen waarbij het er in principe niet toe doet welk deelstuk dit is. Het bedieningsorgaan kan 15 elke bekende vorm hebben doch bestaat bij voorkeur op bekende wijze uit een buiten bereik van de lading geplaatste hydraulische cilinder voor elke klep op de wijze, zoals o.a. bekend uit de genoemde Nederlandse aanvrage 66 05959.

Dit bedieningsorgaan bestaat dan bij voorkeur uit een arm, die 20 scharnierend is gelegerd in de romp, om een as die in lijn ligt met de as van de klep op welke arm dan een aandrijfinrichting, bijvoorbeeld in de vorm van de hydraulische cilinder, aangrijpt, welke arm dan op het eerste nabij gelegen deelstuk van de klep aangrijpt via een koppelor* gaan, zoals een pen. Bij deze uitvoering is ook het eerste deelstuk wat 25 de langsbuiging betreft vrij gemaakt en alleen wat betreft de rotatie-kracht gekoppeld met het bedieningsorgaan.

Verder kan elk deelstuk aan zijn zijranden scharnierpennen hebben die concentrisch zijn met de scharnieras, van welke pennen, althans de pennen ter plaatse van een naad tussen opeenvolgende deelstukken, steken 30 in losneembaar bevestigde lagerblokken. Dit houdt dus in dat alle deelstukken identiek kunnen worden uitgevoerd en kunnen bestaan uit doosconstructies met ter plaatse van de scharnieras zijdelings uitstekende pennen en, voor het meenemen, elk met aan de van de scharnieras af gekeerde * rand een pen aan éên zijrand en een gat aan de tegenover gelegen zij-35 rand. Het nabij het bedieningsorgaan gelegen deelstuk kan dan met zijn scharnierpen steken in de bedieningsarm, de as daarvan of in een lager-blok wanneer een ander bedieningsmechanisme wordt toegepast, terwijl het andere einde van dit deelstuk met zijn scharnierpen in een lagerblok steekt. Alle opvolgende deelstukken steken met hun scharnierpennen in 40 lagerblokken en de het verst van het bedieningsorgaan afgekeerde deel- 8200518 r ·ν 3 stuk of laatste deelstuk steekt dan met zijn scharnierpen bij voorkeur in een lagerblok die in een ruimte van de romp naast een dwarsschot zodanig is geplaatst, dat in de axiale richting van deze pen voldoende verplaatsingsruimte is om bij demontage of montage axiale verplaatsingen 5 van de deelstukken in de richting van de scharnieras te kunnen uitvoe* ren. De lagerblokken kunnen zelf-instellende lagers hebben.

Bij een schip met een in langsrichting verlopende kippekooi met bo-demkleppen ter weerszijden daarvan, verdient het volgens de uitvinding de voorkeur wanneer het vaartuig tevens is voorzien van één of meer in 10 dwarsrichting verlopende kippekooien met, gezien in de langsrichting van het vaartuig bodemkleppen ter weerszijden daarvan en/of tussen de kippekooien. Deze in dwarsrichting verlopende kippekooien functioneren, net als de in langsrichting verlopende kippekooi, als een doosligger, die de romp van het vaartuig stevigheid geeft en in het bijzonder verwringingen 15 tegengaat, zodat de zittingen waarop de kleppen moeten afsluiten niet, respectievelijk minder vervormen. Dit is van bijzondere betekenis bij toepassing van bodemkleppen uit deelstukken, zoals voorgesteld volgens de uitvinding.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de 20 tekeningen.

Pig. 1 geeft schemtisch in bovenaanicht weer de romp van een groot vaartuig met bodemkleppen.

Fig. 2 geeft schematisch een doorsnede van fig. 1 volgens de lijn II-II.

25 Fig. 3 is een langsdoorsnede volgens de lijn IÏI-III van fig.1.

Fig. 4 toont schematisch in perspectief de koppeling en legering en bediening van een bodemklep.

Fig. 5 toont in doorsnede de ondersteuning van het van het bedie-ningsorgaan afgekeerde uiteinde van een bodemklep.

30 Fig. 6 toont in langssdoorsnede de afdichtingen bij de bodemklep pen, in de gesloten stand.

Fig. 7 t/m 9 tonen doorsneden volgens respektievelijk de lijnen VII-VII, VIII-VIII en IX-IX in fig. 6.

Het in de figuren 1 en 2 getoonde vaartuig bestaat uit een romp 1 35 met een ruim 2, een in langsrichting verlopende kippekooi 3 en een in dwarsrichting verlopende kippekooi 4.

Het vaartuig heeft bodemkleppen 5 t/m 20 waarvan in fig. 2 de kleppen 9 en 10 zijn getoond in de open stand en de kleppen 11 en 12 in de sluitstand.

40 Het ruim heeft eindschotten 21 en 21’ en tussengelegen dwarsschot- 8200518 4 t i ten 22 en 22'.

De bediening van de bodemkleppen vindt plaats met behulp van hy*· draulische cilinders 23, 24, 25 en 26 voor* de in lijn liggende kleppen 5,9,13 en 17, zoals getoond in fig. 3, en dit is hetzelfde voor alle 5 andere in lijn liggende kleppen elk met hun eigen bedieningscilinder. Van deze bedieningscilinders zijn de cilinders 23 en 26 achter de eind-• schotten 21 respectievelijk 21' geplaatst en de cilinders 24 en 25 binA nen de in dwarsrichting verlopende kippekooi 4.

Zoals blijkt uit fig. 1 is elke bodemklep verdeeld in twee deel·5· 10 stukken, die in fig. 3 zijn aangeduid met 5a en 5b, 9a en 9b, 13a en 13b en 17a en 17b.

Fig. 4 toont in perspectief de constructie van de bodemklep 5 uit de deelstukken 5a en 5b met het bijbehorende bedieningsorgaan met de cilinder 23.

15 In het eindschot 21 is een as 27 gelegerd waarvan het andere einde 28 steunt in een lagerblok 29. Op deze as is een arm 30 bevestigd die is verbonden met de zuigerstang 31 van de cilinder 23. Deze as 27 steekt door het eindschot 21 heen en draagt aldaar de vast daaraan bevestigde arm 32 met in de as een cilindrische boring 33 terwijl het uiteinde van 20 de arm 32 een cilindrische pen 34 heeft.

Het eerste bodemklepdeelstuk 5a bestaat uit een buisstuk 35 waarvan de uiteinden zijn gesloten. In deze uiteinden zijn scharaierpennen 36 en 37 bevestigd. Op deze buis sluit een doosconstructie 38 aan waarvan één in dwarsrichting verlopende zijwand een cilindrische bus 39 bevat en het 25 tegenover gelegen zijvlak een cilindrische pen 40. De scharnierpen 37 steekt in een lagerblok 41, dat, zoals getoond in fig. 5, met bouten losneembaar is bevestigd op een balk 42.

De pen 36 past in de cilindrische boring 33 en wel schuivend en dit zelfde geldt voor de pen 34 in de bus 39. Is de pen 36 in de cilindri-30 sche boring 33 geplaatst en de pen 34 in de bus 39 dan kan de arm 32 dit deelstuk 5a meenemen mits het lagerblok 41 ook op zijn plaats is bevesA tigd.

Het zal duidelijk zijn dat bij demontage van het lagerblok 41 het klepdeel 5a in de langsrichting van het vaartuig kan worden verwijderd. 35 Het klepdeel 5b is op dezelfde wijze geconstrueerd en voorzien van scharnierpennen 43 respectievelijk 44, die steken in de lagerblokken 45 en 46.

Zoals aangegeven bij 47 (fig. 5) kan elk lagerblok zelfinstellend zijn.

40 Rechts van het lagerblok 46 is voldoende ruimte in de draagconstructie, 8200518 1 / -v 5 die deel uitmaakt van het dwarsschot 22, dat na demontage van het lager-hlok 46 het deel 5b in de langsrichting van het vaartuig kan worden weg·*· geschoven en na demontage van de lagerblokken 45 en 41 kan dit zelfde worden gedaan met het deelstuk 5a.

5 De bovenvlakken van de doosvormige deelstukken 5a en 5b zijn op elkaar afgedicht met behulp van de afdichting 48. Bij 49 bevindt zich een aanslagstrip en bij 50 en 50* bevinden zich strippen, voor het opsluiten van het afdichtingsmateriaal 51.

Alle deelstukken van de bodemkleppen 5 t/m 20 zijn op identieke 10 wijze uitgevoerd zodat eventuele reparaties probleemloos kunnen verlopen.

In de figuren 3 en 4 is ook een alternatieve constructie aangeduid voor de bediening van elke bodemklep en deze bestaat dan in plaats van de cilinders 23 t/m 26 enz. uit cilinders van het type 52, die bij 53 op 15 niet nader getoonde wijze boven in het ruim of zelfs daarboven scharnierend zijn bevestigd en waarvan het ondereinde 54 van de zuigerstang 55 scharnierend is gekoppeld met een oog 56 van het deelstuk 5a.

Wordt een dergelijke constructie toegepast dan is het bedieningsme-chanisme met de cilinder 23 tot en met de arm 32 overbodig en dient al-20 leen in het eindschot 21 te zijn voorzien in een lagerboring voor de pen 36. Alle deelstukken 5 t/m 20 kunnen dan zijn voorzien van een oog 56 zodat zij allen Inclusief de reservedeelstukken geschikt zijn voor koppeling met een bedieningsorgaan.

In plaats van de getoonde bedieningsorganen zijn ook andere denk-25 baar, zoals de buiten gebruik geraakte kettingen, die in plaats van de cilinders 52 te stellen zijn of in plaats van de cilinder 23 tandwielkasten met motoren.

De uitvinding verschaft een bodemklepconstructie die ook voor grote schepen een stevige en goed afdichtende constructie waarborgt met gere-30 duceerde belastingen van de kleppen.

Het vaartuig heeft, zoals getoond in de figuren 1 en 3, een in dwarsrichting verlopende kippekooi 4. Deze samen met de op kippekooien gelijkende in doorsnede driehoekige doosliggers 57 en 58 van de tussen·1· schotten 22 en 22' en de doosliggers 59 en 60 ter plaatse van de schot-35 ten 21 en 21' vergroten de stijfheid van het schip tegen verwringing.

Zoals getoond in de fig. 6 t/m 9 is langs de vrije langsrand van een bodemklep, bijvoorbeeld de bodemklep 9, een afdichtstrook 61 van een veerkrachtig materiaal aangebracht, die op zijn plaats wordt gehouden door de strip 62 en het uitstekende deel 63, terwijl langs de vrije 40 langsrand van de daarmee samenwerkende bodemklep 10 een aanslagplaat 64 8200518 -βίε bevestigd die onder de afdichtstrook 61 ligt, zodat door de druk van de lading» deze strook 61 tegen het aanslagorgaan 64 wordt aangedrukt en een goede afdichting wordt verkregen, terwijl bovendien tijdens het lossen de strook 61 buiten de speciestroom ligt* Daar waar de langsrand sa-5 menkomt met het afdichtingsmateriaal 51 (zie ook fig. 5) voor de afdichting langs de dwarsranden, is het uitstekende deel 63 af gesneden (fig. 9) zodat de afdichtstrook 61 direkt tegen het afdichtmateriaal 51 kan aanliggen, waardoor een goede afdichting bij de hoek wordt verkregen. Aangezien door het afsnijden van het deel 63 ook de strip 62 niet meer 10 aanwezig kan zijn bij de hoek, is, voor een goede afdichtingssamenwer-king» een schuin lopende aanslagplaat 65 aangebracht bij de hoek.

Het zal duidelijk zijn dat bij de op deze wijze uitgevoerde afdichtingen, de samenwerkende bodemkleppen in een bepaalde volgorde moeten worden gesloten, bij het getoonde voorbeeld eerst de klep 9 en 15 dan de klep 10. In het hydraulische systeem voor de bedieningscilinders zijn dan de daarvoor noodzakelijke voorzieningen getroffen.

Met de constructie volgens de uitvinding is het mogelijk elke klep te verdelen in meer dan de twee getoonde deelstukken. Deze opdeling in deelstukken geeft aan de kleppen een grote mate van flexibiliteit.

20 Enerzijds wordt derhalve met de in dwarsrichting verlopende kippekooien en dwarsliggers het schip stijver gemaakt en anderzijds de bodemkleppen meer flexibel en dus beter aanpasbaar aan vervormingen van het schip.

8200518

Claims (7)

1* Vaartuig met meerdere naar beneden toe openende bodemkleppen van het ruim, welke kleppen een horizontale scharnieras hebben nabij één langsrand van elke klep en evenwijdig aan de langsas van het schip, 5 waarbij de assen van meerdere kleppen in lijn met elkaar liggen, welke kleppen zijn gekoppeld met bedieningsorganen, met het kenmerk, dat elke -klep is onderverdeeld in een aantal afdichtend op elkaar aansluitende deelstukken, elk deelstuk zijn eigen scharnieras met lagers heeft en de deelstukken voor het gezamenlijk openen en sluiten van een klep nabij de 10 van de scharnierassen afgekeerde randen zijdelings met elkaar zijn gekoppeld door in wezen alleen op afschuivlng en buiging belastbare kop-pelorganen die de torsie- en buigbelasting op een met een bedieningsor-gaan verbonden deelstuk tot dit stuk beperken.

2. Vaartuig volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de koppelor-15 ganen bestaan uit een pen aan êên deelstuk en een gat in het naast gelegen stuk, welke pen in het gat kan schuiven in de richting van de hartlijn van de pen.

3. Vaartuig volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het be-dieningsorgaan op êên deelstuk van een klep aangrijpt.

4. Vaartuig volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het bedie- ningsorgaan bestaat uit een arm, die scharnierend in de romp is gelegerd om een as die in lijn ligt met de as van de klep, op welke arm een aandrijf inrichting, zoals een hydraulische cilinder, aangrijpt, en deze arm op het eerste nabijgelegen deelstuk van de klep aangrijpt via een kop-25 pelorgaan, zoals een pen.

5. Vaartuig volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het nabij de arm gelegen deelstuk van de klep ter plaatse van zijn scharnieras een pen heeft die schuivend past in een gat van de arm respectievelijk de as van de arm.

6. Vaartuig volgens een of meer der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat elk deelstuk van een klep aan zijn zijranden pennen heeft die concentrisch zijn met de scharnieras van welke pennen, althans de pennen ter plaatse van een naad tussen opeenvolgende deelstukken steken * in losneembaar bevestigde lagerbokken.

7. Vaartuig volgens een of meer der voorgaande conclusies, welk vaartuig een in langsrichting verlopende kippekooi heeft met bodemkleppen ter weerszijden daarvan, met het kenmerk, dat het vaartuig is voorzien van een of meer in dwarsrichting verlopende kippekooien met bodemr-kleppen, gezien in langsrichting, ter weerszijden van en/of tussen deze 40 in dwarsrichting verlopende kippekooien. ***** 8200518