NL8105757A - Rechtop te gebruiken indrijfgereedschap voor lange bevestigingsorganen. - Google Patents

Description

- » »

Sr. 2666

Becatop te gebruiken indrijfgereedschap voor lange bevestigingsorganen.

Be uitvinding betreft een rechtop te gebruiken indrijf gereeds chap voor langwerpige bevestigingsorganen. Meer in het bijzonder is de onderhavige uitvinding gericht op een rechtop te gebruiken indrijfgereedschap, waarmee bevestigingsorganen, welke langer zijn dan 5 ca. 15 cm kunnen worden ingedreven.

Eet probleem, dat zich voordoet bij het indrijven van dergelijke lange bevestigingsorganen bestaat in het op een hanteerbare lengte houden van de totale gereedschaps-lengteafmeting. Hen oplossing voor dit probleem en een bespreking van de parameters, welke daarbij 10 aan de orde zijn, is geopenbaard in het Amerikaanse octrcoisthrift i.-3c.555, waarvan de terzake relevante gedeelten als hier ingelast dienen te worden beschouwd. Be in de bedoelde publicatie geopenbaarde oplossing bestaat in het van weerseinden ineenschuiftaar uitgeveerd zijn van het gereedschap veer het toevoeren ven. de bevestigingsorganen; d.w.z. 15 ineenschuiving van het neusstuk tegelijk met het bevestigingsorgaan in achterwaartse richting naar de indrijfkop, en ineenschuiving van het de indrijfkop bevattende einde in voorwaartse richting tijdens het toevoeren en indrijven van het bevestigingsorgaan.

Deze oplossing is in zoverre een succes geweest, dat 20 hiermee een redelijke totale lengte van het gereedschap kon worden gehandhaafd voor bevestigingsorganen tot ongeveer 20 cm lengte. In de bcuv-industrie in het algemeen en meer in het bijzonder bij industriële bouwZoepassing van dakbedekkingssegaenten is er vraag naar 25 en 30 cm lange bevestigingsorganen en hiervoor geschikte indrijfgereedschappen, 25 cm de dikkere isolatieplaten aan de dakafdekkingen te bevestigen. Be dubbele ineenschuifbaarheid is daardoor op zichzelf onvoldoende, om voor deze bevestigingsorgaanlengtes tot een redelijke gereedschapslengte ze kunnen komen.

Boor toepassing van de onderhavige uitvinding is het mo-so gelijk een redelijke gereedschapslengte te bereiken voor de toevoer van ca. 32 cm lange bevestigingsorganen. Teneinde dit te volbrengen was het nootzakelijk, een gedeelte van het gereedschap aan te «-ijzen, dat verkort kan worden en de constructieve maatregelen aan te geven, waardoor dit mogelijk wordt gemaakt. Eet korter te maken gedeelte is het gebied, 8105757 ·- t i -2- waar het bevestigingsorgaan vanuit de toevoerbuis wordt overgebracht tot in de geleidingsbuis. Door de hoek tussen deze beide buizen geringer te . maken wordt de lengte van het ontmoetingsvlak tussen die buizen ver groot. Twee hoekvormige plaatelementen strekken zich met een zijde in 5 hoofdzaak volgens het binnenoppervlak van elke buis uit, terwijl een derde zijde daarvan een nokoppervlak vormt, voor het naar opzij van richting doen veranderen van de kop vanuit de toevoerbuis tot in de geleidingsbuis. Door deze constructie is het mogelijk, het vooreinde geleidelijken over te brengen, terwijl de kop zeer snel naar opzij verplaatst 10 wordt, zodat de lengte van dit gebied tot slechts enkele duimbreedtes wordt verminderd.

Een verdere bijzonderheid overeenkomstig de onderhavige uitvinding bestaat in het verschaffen van middelen, welke voorkomen, dat een bevestigingsorgaan achterste voren in de geleidingsbuis ge-15 plaatst wordt. Bij toepassing op het werk grijpt de werkman gewoonlijk in een zak, vat daarbij een van deze lange bëvesïfigihgsorganen ergens tussen de uiteinden daarvan aan, neemt dat "bevestigingsorgaan uit die zak en plaatst het in de toevoerbuis. Wanneer de werkman daarbij niet nauwkeurig oplet, kan hét voorkomen dat hij onwillekeurig het van de kop 20 voorziene einde het eerst inzet. Het ineenschuiven van de indrijfkop in de richting naar het van een punt voorziene bevestigingsorgaan kan resulteren in een vastgeklemde of gebroken kop en eventueel andere schade aan het gereedschap veroorzaken.

De bijzonderheid van het voorkomen van verkeerde toe-25 voer volgens de uitvinding, is derhalve van belang met het oog op de levensduur en goede werking van het gereedschap. Deze bijzonderheid bestaat in eerste en tweede, ten opzichte van elkaar versprongen toevoerbuizen met een hellend, de buizen verbindend overgangsgedeelte. De hoogte van de eerste buis en de mate van helling van het overgangsgedeelte 30 zijn zodanig - voor een bevestigingsorgaan met een bepaalde minimumlengte en kopdiameter - dat het binnentreden in de tweede toevoerbuis door een niet juist georiënteerd bevestigingsorgaan voorkomen wordt. De bijzonderheid van het voorkomen van verkeerde toevoer kan zijn gerealiseerd door het nokvlak of door een trechtervormig gedeelte van speciale 35 configuratie.

Andere bijzonderheden, kenmerken en voordelen overeenkomstig de uitvinding zullen thans nader blijken uit de hieronder volgende beschrijving, waarin wordt verwezen naar de tekening.

8105757 IT * -3-

Fig. 1 is een zijaanzicht ran een uitvoeringsvoorbeeld van esn bevestigingsgereedschap volgens de uitvinding; fig. 2 is een zijaanzicht-met-doorsnede van een gedeelte van het in fig. 1. weergegeven gereedschap; 5 fig. 3 is een zij-dwarsdoorsnede, volgens de lijn III- III in fig. 2 op vergrote schaal; fig. h is een doorsnede-met-aanzicht van een gedeelte van het in fig. 2 weergegeven gereedschap en verduidelijkt het gevolg van het verkeerd georiënteerd in de toevoerbuis inzetten van een bevesti-10 gingsorgaan; fig. 5 is een doorsnede-met-aanzicht van een gewijzigde uitvoeringsvorm voor de constructie, ter voorkoming van het verkeerd ge- ’oriënteerd inzetten van een bevestigingsorgaan; fig. o is een doorsnede-met-aanzicht soortgelijk aan ^ fig. 5 en verduidelijkt de werking van de toevoerbuis bij een verkeerd georiënteerd bevestigingsorgaan; fig. T is een bovenaanzicht van de toevoerbuis, zoal3 weergegeven in de figuren 5 en 6.

Het rechtop te gebruiken indrijfgereedschap volgens de~ 20 uitvinding, zoals weergegeven, is algemeen aangeduid met het verwijzi cijfer 10. Hen geleidingsbuis 12 van dat gereedschap is voorzien van 5«^ bevestigingsring 11 aan het ene einde, ter bevestiging aan het aardrijk gereedschap 13. Fen toevoerbuis 1¼ convergeert naar en snijdt de galei-dingsbuis 12. De hoek tussen geleidingsbuis 12 en toevoerbuis ih is 25 betrekkelijk gering, zodat er tussen die buizen een lang cntnoe tings vi^ is. De geleidingsbuis 12 is voorzien van een azciaal uitzetbaar en intrekbaar neusstuk 16 dat aan die buis bevestigd is en in de uitgezette stand gedrukt wordt door een veer 15. Door middel van een stelschrcef wordt het neusstuk op de geleidingsbuis 12 gehouden, waarbij die stel-, 30 schroef 20 door een sleuf 22 reikt, zodat hierdoor de intrekbeweging ^ gelijk is. De stelschrcef 20 kan naar een gewijzigde stand worden verplaatst om het neusstuk in te schuiven en op zijn plaats te houdent tegen ie werking van de veer 13 in, teneinde aldus voor kortere beveg-^ gingscrganer. ie slag lengte te reduceren.

3t Opgemerkt wordt, dat het indrijfgereedschap 10 in het bijzonder is ontwerpen met het oog op dakbedekkingsdoeleinden voor het ’"drijven van bevestigingsorganen zonder de noodzaak van cukuen en bui,, 8105757 *

« V

-k- gen. Het gereedschap 10 is derhalve bestemd voor toepassing in een rechtop staande stand en de toevoerbuis 1U zal effectief functioneren door de zwaartekracht, waardoor de toepassing van aparte, zelfwerkzame voe-dingsmechanismen overbodig is.

^ Een eerste telescopisch gedeelte 26 is ineenschuifbaar over de geleidingsbuis 12 en wordt naar zijn uitgezette stand gedwongen door veer 2S. Een tweede telescopische element 30 is inschuifbaar over element 26 en wordt naar zijn uitgezette stand gedwongen door veer 32.

Deze meervoudige ineenschuifbaarheid kan een besparing van 5 tot 7 1/2 jq cm aan gereedschapslengte opleveren. De ineenschuifbaarheid van het neusstuk 16 kan resulteren in een lengtebesparing van verdere 5 tot 7 1/2 cm. Wanneer het gaat om het ontwerpen van een gereedschap voor het opnemen van tot 30 cm lange bevestigingsorganen, kunnen enkele duimbreedtes winst aan lengte reeds van betekenis zijn.

15 Ofschoon bij het ontwerpen van het onderhavige gereed schap elke voorzorg is getroffen om vastkleaming te vermijden, zal vast-klemming soms toch onvermijdelijk zijn, hetzij als gevolg van pogingen van de werkman om meer dan êén bevestigingsorgaan in de toevoerbuis te plaatsen of een gebogen bevestigingsorgaan of dergelijke toe te voeren.

20 Hoe dit ook zij, in anticipatie van het mogelijke, zich daardoor voordoende probleem, is de toevoerbuis 1^ op de geleidingsbuis 12 gemonteerd door middel van een zvenkscharnier 3^·. Een klem 36 beveiligt de buizen tegen ongewenste scharnierende verplaatsing. Door de klem 36 evenwel los te nemen, kan de buis 1¼ ten opzichte van de buis 12 zwenken, waardoor 25 toegang naar het inwendige van elke buis over de volle lengte van hun ontmoetingsvlak wordt verschaft, ten einde elke mogelijke verstoppingsoor-zaak te verwijderen.

Afhankelijk van waar zich het vastgeklemde bevestigingsorgaan bevindt, kan die zwenkbeweging ongewenst zijn. Zo zou b.v., 30 wanneer een tweede bevestigingsorgaan in de toevoerbuis 1^ ingezet is voordat het eerste bevestigingsorgaan uit de geleidingsbuis 12 is.uitge-treden, het laatstgenoemde bevestigingsorgaan gedeeltelijk beide buizen 12 en 1U bestrijken. Zwenkbeweging kan dan niet plaats vinden, zonder het tweede bevestigingsorgaan te vernielen, hetgeen, als gevolg van de 35 lengte daarvan, ongewenste kosten veroorzaakt. Om die reden kan de scharnierpen 36 gemakkelijk uit het scharnier 3^ worden verwijderd, zodat de buis lU in axiale en in zijwaartse richting verplaatst kan worden ten opzichte van de buis 12, ter vergemakkelijking van het vrijmaken van 8105757 -5- «if * eeix dergelijke soort verstopping. In het algemeen -wordt echter aangeno-aen, dat vastkiemmingen het meeste voorkomen, -wanneer men poogt, een reeds gebogen bevestigingsorgaan in te zetten. Bij deze soort verstopping verschaft de zvenkbeveging van de toevoerbuis 1U ten opzichte van 5 de geleidingsbuis '2 snelle toegang tct het ontmoetingsgebied, om de verstopping op te heffen. De scharnierden kan aan een einde verwijd zijn sn worden vastgehouden door c-clip of splitpen (niet weergegeven) aan het andere einde, ten einde gemakkelijk te kunnen worden verwijderd.

Hen plaatsbepalende pen 35 (dig· 3) is aangebracht aan de toevoerbuis Ik, 10 'terwijl de geleidingsbuis 12 een uitsparing bevat ter vergemakkelijking van het op de juiste plaats aanbrenger, bij het weer samenvoegen.

Thans verwijzende naar de figuren 2 en 3, blijkt dat zich langs het ontmeetingsvlak tussen de geleidingsbuis 12 en de toevoerbuis 1½ twee driehoekige plaatvcrmige elementen 33 uitstrekken. Hik 15 driehoekig plaatelement heeft een eerste zijde do, welke in hoofdzaak ligt op het binnenste ciiinderopperviak van buis 12 en een tweede zijde do welke in hoofdzaak ligt op het cilindrische birtnenoppervlak van buis 11. De derde zijde dd van elk driehoek plaatelement 38 strekt zich onder een heek tussen toevoerbuis, ld en geleidingsbuis 12 uit en bepaalt een 20 hellend nokoppervlak.

Het gereedschap is zodanig ontworpen, dat het een afmeting tussen de driehoekvormige plaatadementen 38 heeft, welke groter is dan de grootste diameter van schacht dó, doch geringer dan de diameter van de kleinste kop d3 voor met het gereedschap in te drijven be-25 vestigingsorganen d5. Dienovereenkomstig is het door de vergrote lengte van het ontmoetingsvlak mogeiijk, dat het vóóreinde van het bevestigingsorgaan geleidelijk vanuit de toevoerbuis ld tot in de geleidingsbuis 12 wordt overgebracht zonder dat dit tot een langer gereedschap leidt. De kop wordt over geringe afstand zijwaarts verplaatst, als gevolg van aan-2o grijping op het door de zijden dd van de driehoekige plaatelementen gevormds nokoppervlak. 3ij de onderhavige uitvoering volgens de uitvinding is niet langer, zoals het geval was bij de tct dusverre voor dit doel bekende gereedschappen, de volle lengte van het ontmoetingsvlak een "dode ruinze". Teeleer is de kot d3, zodra deze een stand grenzend aan.

25 de zijden -0 bereikt, gereed om door de indrijfkep 50 te worden aangegrepen. De kop “-C van het bevestigingsorgaan wordt aangsgrepen en geleid deer de randen -0 van de driehoekige olaatelementen, naarmate het te— vestigingsorgaan het gebied van het cnzncezingsvlak passeert.

8105757 «9* <* -6-

Zoals 'weergegeven in fig. k hebben de zijden kk van de driehoekige plaatelementen nog een tweede functie: zij voorkomen dat een achterstevoren, d.w.z. met zijn kop naar voren, in de toevoerbuis 1k ingezet bevestigingsorgaan k5 de geleidingsbuis 12 kan binnentreden.

5 Hierdoor wordt dus verhinderd, dat de indrijfkop 50 op de punt van het bevestigingsorgaan tot aangrijping komt, hetgeen vastklemming zou veroorzaken en mogelijkerwijs tot breuk van de indrijfkop 50, de indrijf-stang 52 of tot vorming van indeukingen of tot andere schade aan de geleidingsbuis 12 zou leiden.

IQ Het zou uiteraard-aantrekkelijk zijn voor degeen, die met het uitgevonden gereedschap werkt, zeker te weten of het bevestigingsorgaan niet op de juiste wijze georiënteerd is, alvorens dit orgaan de zijde kk heeft bereikt, waar dat orgaan volledig door de buis 1k wordt omgeven. Hiertoe is voorzien in een alternatieve constructieve uitvoe-15 ringsvorm, waarmee dit doel wordt bereikt en welke bij wijze van voorbeeld is weergegeven in de figuren 5 -7· 2e bijzonderheid ter voorkoming van verkeerde toevoer is daarbij belichaamd in een speciaal ontworpen trechter, welke algemeen is aangegeven bij het verwijzingscijfer 5k.

De trechter 5^ heeft een eerste, cilindrisch toevoergedeelte 5°, een pq tweede cilindrisch toevoergedeelte 58, dat versprongen is, en een hellend overgangsgedeelte 60. De lengte van het toevoergedeelte 56 en de mate van helling van het overgangsgedeelte βθ zijn twee essentiële parameters om te verhinderen, dat een niet op de juiste wijze georiënteerd bevestigingsorgaan het tweede toevoergedeelte 58 bereikt. Deze parame-25 ters worden gekozen voor een bijzondere minimum-lengte van het bevestigingsorgaan k5 en voor een minimum-kopafmeting.

Het is gebleken, dat een middel om te verzekeren, dat verkeerd georiënteerde bevestigingsorganen niet in het toevoergedeelte 58 kunnen binnentreden hierin kan bestaan, dat het overgangsgedeelte 60 3q zodanig wordt verlengd, dat de eindwand 62 daarvan zich in hoofdzaak uitstrekt volgens de hartlijn van het eerste toevoergedeelte 56. Ten einde op de juiste wijze georiënteerde bevestigingsorganen te kunnen toevoeren, moet dit hellende overgangsgedeelte 60 van een sleuf zijn voorzien, zoals aangegeven bij het verwijzingscijfer 6b, welke sleuf een afmeting 25 heeft, die groter is dan de schachtdiameter van de bevestigingsorganen, waarvoor het gereedschap bestemd is, doch kleiner dan de minimale kcp-diameter.

8105757 -τ-

Diverse varianten, alternatieven en gewijzigde uitvoeringsvormen ten opzichte van hetgeen in het voorgaande, bij wijze van voorbeeld, is beschreven, zijn voor een normale vakman mogelijk, zonder daardoor buiten het kader van de uitvinding te treden. Dienovereenkomstig 5 wordt uitdrukkelijk gestipuleerd, dat al dergelijke varianten, alternatieven en gewijzigde uitvoeringsvormen, voorzover vallend binnen de omschrijving van de thans volgende conclusies, zijn te beschouwen als deel uitmakend van de onderhavige uitvinding.

10 8105757

Claims (7)

1. Hulpgereedschap ter verbinding met een aandrijftoestei, bestemd voor het vanuit een rechtop staande stand indrijven van bevesti-gingsorganen met een lengte groter dan ca. 15 cm en een schacht met een eerste, bepaalde maximale afmeting-en een kop met een tweede, gro-5 tere, bepaalde maximale afmeting, met het kenmerk, dat dat hulpgereedschap een eerste cilindrische buis omvat met een inwendig oppervlak voor het opnemen en geleiden van het bevestigingsorgaan, welk inwendig oppervlak een buitendiameter heeft, die groter is dan de genoemde tweede, bepaalde bevestigingsorgaan-afmeting, van welke eerste buis een einde is voor-10 zien van middelen ter bevestiging aan genoemd aandrijftoestei, een drijfstang die tot ingrijping is te brengen op het aandrijftoestei aan zijn éne einde en aan zijn andere einde is voorzien van een indrijfkop, welke drijfstang axiaal verplaatsbaar is in de genoemde, eerste buis voor aangrijping op en het indrijven van bevestigingscrganen, een twee-15 de cilindrische buis, welke onder een bepaalde hoek convergeert naar de eerst genoemde buis en een door zwaartekracht werkzame toevoerbuis vormt, welke tweede buis eveneens voorzien is van een inwendig oppervlak met een binnendiameter, welke groter is dan de genoemde, tweede bepaalde bevestigingsorgaanafmeting, welke genoemde, bepaalde hoek een zodanig 20 geringe hoekwaarde heeft, dat een langwerpig ontmoetingsvlak tussen de genoemde eerste en tweede huis wordt gevormd, eerste en tweede in hoofdzaak driehoekige plaatelementen, welke zich uitstrekken langs het ontmoetingsvlak, waarbij een eerste zijde van elk driehoekig plaatelement in hoofdzaak ligt op het binnenoppervlak van de genoemde eerste cilin-25 drische buis, een tweede zijde van elk driehoekig plaatelement in hoofdzaak ligt op het binnenoppervlak van de genoemde, tweede cilindrische buis, en een derde zijde van elk driehoekig plaatelement zich volgens een hoek uitstrekt tussen de genoemde eerste en tweede cilindrische buis, onder het vormen van een hellend nokoppervlak, welke genoemde eer-30 ste en tweede in hoofdzaak driehoekige plaatelementen op een afstand uit-eengeplaatst zijn, welke groter is, dan de genoemde eerste bepaalde mini-mumdwarsafmeting van de bevestigingsorgaanschacht, doch geringer dan de genoemde tweede bepaalde maximumdwarsafmeting van de bevestigingsor-gaankop, een en ander zodanig, dat een bevestigingsorgaan dat in de 8105757 -9- *P toevoerbuis net zijn kop naar achteren ingezet is, met zijn schacht tussen de in hoofdzaak driehcekvormige plaatelementen door passeert en de geleidingsbuis binnentreedt, terwijl de kop tot aangrijping komt op de. hellende nokoppervlakken van de plaatelementen en naar opzij vari 5 richting wordt veranderd tot in de geleidingsbuis, uitgelijnd met de genoemde aandrijfstang.

2. Gereedschap volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de driehoekige plaatelementen eendelig gevormde gedeelten zijn van eer. segment, dat de onderlinge verbinding vormt tussen de genoemde eerste 10 en tweede cilindrische buizen.

3· Gereedschap volgens conclusie 2, met het kenmerk, dan hen segment scharnierbaar zodanig met de genoemde, eerste cilindrische buis verbonden is, dat de beide buiselementen langs hun ontmcetingsvlak van elkaar kunnen worden gescheiden. 1? k. ’ Gereedschap volgens conclusie 3, met hen kenmerk, dat het scharnier een losneembare scharnierpen bevat, 2cdanig dat de tweede buis in axiale en zijwaartse richting ten opzichte van de eerste kan worden verplaatst, aanvullend ct ie erdoor uit te voeren scharnierbe-weging.

5. Gereedschap volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het einde, dat tegengesteld is aan het einde waarmee de verbinding met het aandrijftoesnel tot stand wordt gebracht, is voorzien van een uitzet-baar en intrekbaar neusstuk, dat door een veer wordt belast in de richting naar zijn uitgezette stand. 25 o. Gereedschap volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het neusstuk is voorzien van middelen ter vergrendeling van dat neusstuk in zijn teruggetrokken stand tegen de veeroelasting in.

7- Toevoerbuismiddelen voor het opeenvolgend toevoeren van bevestigingsorganen van een bepaalde lengte en met een bepaalde minimum 30 kopciamster tot in een indrijfstand brengen, en middelen omvattend ter voorkoming van het door verkeerd georiënteerde bevestigingsorganen bereiken van die indrijfstand, gekenmerkt door een eerste cilindrisch zce-voergedeelte, een tweede cilindrisch toevoergedeelte, versprongen zen opzichte van het eersze, een hellend overgangsgedeelze, dat de genoemde 35 eersze en tweede tcevcergeöeelten onderling verbindt, welk eerste toe-vcergedeelte een zodanige lengte heeft en welk hellend cvergangsgedeelte 8105757 -10- J een zodanige hoek daarmee insluit, dat een hevestigingsorgaan ran de genoemde minimale lengte met minimale kopdiameter niet achterstevoren, d.w.z. met zijn kop naar voren, ingezet kan worden en de genoemde indrijf stand niet bereiken kan.

8. Toevoerbuismiddelen volgens conclusie J, met het ken merk, dat het hellende overgangsgedeelte een zodanige lengte heeft, dat het een wandgedeelte van het genoemde tweede toevoergedeelte in in hoofdzaak uitgelijnde toestand brengr ten opzichte van de hartlijn van het eerstgenoemde toevoergedeelte. 10 9· Toevoerbuismiddelen volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het middengedeelte van het hellende overgangsgedeelte een sleuf bevat, welke een schacht kan opnemen van het grootste, met het gereedschap in te drijven hevestigingsorgaan.

10. Toevoerbuismiddelen volgens conclusie J, met het ken- 15 merk, dat het tweede toevoergedeelte deel uitmaakt van een langere buis voor het opnemen en geleiden van het hevestigingsorgaan tijdens het indrijven. 8105757