NL8105709A - Pijpbuiginrichting. - Google Patents

Pijpbuiginrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL8105709A
NL8105709A NL8105709A NL8105709A NL8105709A NL 8105709 A NL8105709 A NL 8105709A NL 8105709 A NL8105709 A NL 8105709A NL 8105709 A NL8105709 A NL 8105709A NL 8105709 A NL8105709 A NL 8105709A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
pipe
machine according
bending
roller
rollers
Prior art date
Application number
NL8105709A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Babcock Power Ltd
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Babcock Power Ltd filed Critical Babcock Power Ltd
Publication of NL8105709A publication Critical patent/NL8105709A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B21MECHANICAL METAL-WORKING WITHOUT ESSENTIALLY REMOVING MATERIAL; PUNCHING METAL
    • B21DWORKING OR PROCESSING OF SHEET METAL OR METAL TUBES, RODS OR PROFILES WITHOUT ESSENTIALLY REMOVING MATERIAL; PUNCHING METAL
    • B21D11/00Bending not restricted to forms of material mentioned in only one of groups B21D5/00, B21D7/00, B21D9/00; Bending not provided for in groups B21D5/00 - B21D9/00; Twisting
    • B21D11/06Bending into helical or spiral form; Forming a succession of return bends, e.g. serpentine form
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B21MECHANICAL METAL-WORKING WITHOUT ESSENTIALLY REMOVING MATERIAL; PUNCHING METAL
    • B21DWORKING OR PROCESSING OF SHEET METAL OR METAL TUBES, RODS OR PROFILES WITHOUT ESSENTIALLY REMOVING MATERIAL; PUNCHING METAL
    • B21D7/00Bending rods, profiles, or tubes
    • B21D7/04Bending rods, profiles, or tubes over a movably-arranged forming menber
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B21MECHANICAL METAL-WORKING WITHOUT ESSENTIALLY REMOVING MATERIAL; PUNCHING METAL
    • B21DWORKING OR PROCESSING OF SHEET METAL OR METAL TUBES, RODS OR PROFILES WITHOUT ESSENTIALLY REMOVING MATERIAL; PUNCHING METAL
    • B21D7/00Bending rods, profiles, or tubes
    • B21D7/08Bending rods, profiles, or tubes by passing between rollers or through a curved die

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Bending Of Plates, Rods, And Pipes (AREA)

Description

4ê 1 τ ft -- " ... .- - — — -- \ . : -1- * VO 26k0 ·' : . Pijpbxn.ginrich.ting. j
De uitvinding beeft betrekking op een pijpbuiginrichting.
Bij een bekend type pijpbuiginrichting wordt een pijp tot een boog gebogen door rotatie om een gemeenschappelijke as van twee armen, die respectieve gegroefde, op de pijp aangrijpende rollen dragen, waar-5 ‘'ran de ene rol dient voor het uitoefenen van een bxiigmoment op de pijp om de andere rol, die als buigdraaipunt voor de pijp funktioneert.
In de toepassing van dergelijke tot dusverre ontworpen inrich- 1 tingen wordt een dergelijk apparaat op de daartoe gekozen plaats gepositioneerd ten opzichte van twee rechte pijpstukken, waartxxssen de 10 bocht zich moet uitstrekken en het apparaat wordt in werking gesteld voor het buigen van de pijp tot een vlakke boogvorm txissen de twee rechte stukken.
Indien de twee rechte pijpstukken, waartussen de pijpbocht zich moet uitstrekken elkaar niet snijden, is het onmogelijk de pijpbocht 15 zodanig te ontwerpen, dat deze een eenvoudige platte boogvorm heeft. In het algemeen zal het gunstig zijn met een. enkele plaatsing van een \ pijpburginrichting in staat te zijn een pijp te buigen tot een tevoren bepaalde boog, die zich op andere wijze uitstrekt dan volgens een volledige platte boog, in een vlak haaks op de rotatieas van de armen.
20 Bij een pijpbuiginrichting voor het buigen van een pijp tot een boog door rotatie om een gemeenschappelijke as van twee armen, die respectieve, op de pijp aangrijpende rolelementen dragen, waarvan een rolelement dient voor het uitoefenen van een buigmoment op de pijp om het andere rolelement, dat als buigdraaipunt voor de pijp funktioneert, 25 " volgens de onderhavige uitvinding, bevestigingen van assen, die de re'sp. armen in het machinehuis dragen, zijn axiale bewegingen van genoemde assen mogelijk en zijn middelen aangebracht voor het na rotatie van de armen, bewerkstelligen van resp. axiale bewegingen van genoemde assen, welke zijn ingericht voor het buigen van een pijp tot een tevoren 30 bepaalde boog, die zich op andere wijze uitstrekt dan volledig als een vlakke boog, en wel in een vlak haaks op de rotatieas van de armen.
Bij voorkeur wordt elk rolelement door zijn arm op zodanige wijze vastgehouden, dat het rolelement zijn werktraject kan bijstellen gedurende de buigprocedure, teneinde in overeenstemming te blijven met 35 de axiale richting van het deel van de pijp waar het op aangrijpu. Al- 8105709 * * ! ί : ................. * " ~ ~
I I
i : -a- . - { ί * * i - · · · dus kan elk rolelement roteerbaar zijn gemonteerd in een zwenkf rame, dat zwenkbaar is ten opzichte van de arm'op een' as, die de as van het door de rolelementen aangegrepen deel van de pijp haaks kruist.
Het kan::soms aanbeveling verdienen de rolelementen of elk rol- . 5 ‘ element in plaats van als een enkele gegroefde rol. uit te voeren als een groep of stel rollen, welke zijn ingericht voor het uitoefenen van % 1 de noodzakelijke krachten op de pijp zonder dat krachten worden ontwikkeld, gericht op verplaatsing van de pijp uit een gewenstè positie ten :· - opzichte van de arm of waarbij een’ dergelijke verplaatsing wordt verhin- 10 derd.
Ter verduidelijking van de uitvinding zullen, onder verwijzing naar de tekening, enige uitvoeringsvoorbeelden van de pijpbuiginrichting worden beschreven.
Figuur T en 2 illustreren schematisch de werking· van een bekend 15 type pijpbuiginrichting? figuur 3 is een diagram, waaraan in de beschrijving van genoemde bewerking: wordt gerefereerd; figuur 1? is een diagram in perspectief van een einde van een cylindrische pijpmantel, die deel uitmaakt' van een schroefLijnvormig ge-20 . wikkelde pijpenbundel voor een warmtewisselaar; figuur 5 toont een van de pijpuitloopeinden met de uitloophocht als afgebeeld in figuur k, echter in een aanzicht evenwijdig aan de. pijpmantelas vanaf de linkerzijde van figuur‘k; figuur 6 is een aanzicht van een pijpbuiginrichting voor het' 25 vormen van pijpuitloopbochten van de soort, waaraan met betrekking tot de figuren h en 5 wordt gerefereerd; figuur T is een doorsnedeaanzicht van de inrichting volgens de lijn VII-VTI in figuur 6; figuur 8 is een aanzicht van de inrichting volgens de lijn VIII-30 VIII in figuur 6; figuur 9 toont de montage in een zwenkframe van een gegroefde rol van de inrichting; figuur 10 is een zijaanzicht en figuur 11 is een bovenaanzicht van een pijpbuiginrichting, opgesteld nabij een pijpmantel voor het daar-35 in vormen van pijpuitloopbochten en figuren 12^-15 tonen schematisch enige uitvoeringen met rollen-stellen op armen van de pijpbuiginrichting in plaats van enkele gegroefde 8105709 \ ' -3- £ * * roliën.
Volgens figuren 1 en 2 van de tekening is een "bekend type pijp-buiginrichting uitgerust met een (niet af geheeld) huis, dat steunlege-ringen verschaft voor (niet afgeheelde) assen van twee armen 1 en 2 5 die respectieve gegroefde rollen 3 en k dragen en roteerbaar zijn om een gemeenschappelijke as 5» waarbij een van de rollen, in de tekening de rol 3, dient voor het op een te behandelen pijp 6 uitoefenen van een buigmoment om de andere rol 4, die dan funktioneert als buigdraaipunt voor de pijp, voor welk doel de arm 1, die de rol 3 draagt,langer is 10 flan de arm 2 en de rol 3 aangrijpt op de van de as 5 afgekeerde zijde van de pijp 6, terwijl de rol. h op de arm 2 aangrijpt op de naar de as 5 toegekeerde zijde van de pijp- De reakties op het huis van de buig-~ inrichting, wanneer de armen 1 en 2 ten opzichte daarvan om de as 5 worden geroteerd en de reakties op het buis deel, dat geen deelneemt aan 15 de buiging, vereisen, dat geen relatieve beweging optreedt tussen het huis van de buiginrichting en klemmiddelen 7 voor de pijp- Hiertoe kunnen de klemmiddelen 7 zijn aangebracht bij of star zijn bevestigd aan het huis van de buiginrichting, waarbij het huis van de buiginrichting bij voorkeur is bevestigd aan een stijve ondersteuning.
20 Tijdens gebruik van een dergelijke inrichting, zoals tot dus verre ontworpen, wordt de inrichting gepositioneerd ten opzichte van twee elkaar snijdende rechte pijpstukken, waartussen de te vormen bocht zich moet uitstrekken, bijv. de richtingen 8 en 9, af geheeld in figuur 3, .zodanig, dat de rollen 3 en k te beginnen in een positie, zoals die 25 in figuur 1, in het vlak van de elkaar snijdende richtingen bewegen, wanneer de armen 1 en 2 worden geroteerd, via een positie, zoals die volgens figuur 2, om tenslotte de vorming van een platte boogbocht tussen de twee rechte pijpstukken te voltooien.
Het belang van een pijpbuiginrichting, waarmee een pijp kan 30 worden gebogen in een bepaalde niet vlakke boog, is de laatste tijd duidelijker geworden voor uitvinders, die bezig zijn met het vervaardigen van een schroeflijnvormig gewikkelde pijpbundel voor een vloeibaar na-trium/water en/of stoomwarmtewisselaar.
De schroeflijnvormig gewikkelde pijpbundel moet passen in een 35 ringvormige doorgang voor vloeibaar natrium en bestaat uit een veelvoud van parallel gekoppelde pijpen, die elk schroeflijnvormig volgens de - ringvormige doorgang zijn gewikkeld. De schroeflijnwindingen van elke 8105709 * » i i ‘ ; ..... ' ! ; ! ! ‘ pijp hebben een constante schroeflijnstraal en een constante schroeflijn-spoed over de lengte van de pijpenbundel. Er zijn een aantal schroef— : lijnstralen en bij elke schroeflijnstraal behoort een aantal pijpen, die met cylindrische pijpenmantel zullen worden aangeduid. Aldus omvat 5 de schroeflijnpijpbundel 'een aantal coaxiale cylindrische pi jpmantels.
• De pijpen worden in een relatieve positie gefixeerd door spatieermidde-len.
Bij een einde van de pi jpenbundel zijn de gewikkelde delen van ! ! de pijpen bij voorkeur aangesloten op respectieve zich axiaal uitstrek- 10; kende pijpdelen of pijpuitlopen voor het voedèn- van de pijpen met water en/of stoom en aan het andere einde van de pi jpenbundel zijn de schroeflijndelen van de pijpen bij voorkeur verbonden met respectieve zich axiaal uitstrekkende pijplengten of pijpuitlopen voor het onttrekt ken van water en/of stoom aan de pijpen. Bij onderzoekingen is gebleken, dat elk einde van de pi jpenbundel, tenzij de verbindingsbocht met uit— loopbocht zou worden aangeduid, tussen het gewikkelde deel van elke pijp van een cylindrische pijpmantel en de bijbehorende axiaal uitstrekkende pijpuitloop,. op of redelijk dichtbij het veilengde van het cylindrische oppervlak van de cylindrische pijpmantel kan worden geplaatst, éen of 20' meer van diverse verschillende nadelen kunnen worden ondervonden. Tevens kan het aantal pijpen zo groot zijn, dat het zeer gewenst is elke uit-loopbocht in slechts een enkele bewerking te kunnen vervaardigen.
Uit figuur ^ blijkt op welke wijze bij een einde van een cylindrische pijpenmantel 11,. af gezien van alle andere, cylindrische, daarmee 25 coaxiale pijpenmantels van een schroeflijnvormig gewikkelde pi jpenbundel, de schroef lijnvormig gewikkelde pijpen 12 de cylindrische pijpenmantel 11 vormen, bij het einde van de pijpenmantel aansluiten op respectievé zich axiaal uitstrekkende pijplengten of pijpuitlopen.13 via respectieve verbindings- of uitloopbochten 1¼.
30 Uit het voorgaande blijkt, dat het gewenst is, dat elke uit- loopbocht tussen het schroeflijnvormige deel van een pijp 12. en het bijbehorende pijpuitloopdeel 13 ligt op of redelijk dichtbij het verlengde van het cylindrische oppervlak, waarin de pijpwindingen liggen.
Uit figuur 5 blijkt, dat-bij een einde van elke bocht 1¼ de pijprich-35 ting 18 raakt aan de cylinder en bij het andere eind van de bocht 1U. is de pijpuitloop 19, loodrecht op het papier, evenwijdig aan de cylin-- deras en bevindt zich op of dichtbij het verlengde van het cylindrische 8105709 A * l 1--- - ' * ” ' ' * ! ! i · . -5- oppervlak, waarbij de twee richtingen 18 ' en 19 elkaar niet snijden en de vorm van de bocht ih moet om aan deze eisen te voldoen, niet vlak zijn.
Volgens de figuren 6-9 is een pijpbuiginrichting, ontworpen 5 voor het vormen van niet vlakke pijpuitloopbochten, voorzien van een huis 20, waardoorheen zich respectieve werkassen 28 en 29 uitstrekken van armen 21 en 22, die gegroefde buigmoment- en buigdraaipuntrollen 23 en 2k dragen en verder nog te beschrijven middelen dragen voor het - roteren van de genoemde assen en om de assen axiaal te bewegen tijdens 10 rotatie daarvan.
De buigdraaipunt arm 22, die de gegroefde buigdraaipunt rol 2k draagt, is bevestigd aan een einde van een daarvoor bestemde bedienings-as 29, welke as van het buiginrichtinghuis 20 uitsteekt en axiaal in het huis verschuifbaar is. De bedieningsas 29 is uitgevoerd met een door- 15 gang 30,. die zich van het ene einde naar het andere van de'as coaxiaal daarmee uitstrekt. De buigmoment arm 21, die de gegroefde buigmomentrol 23 draagt, is bevestigd aan een van de genoemde doorgang 30 uitstekend einde van de bedieningsas 28, die zich langs de doorgang 30 uitstrekt, coaxiaal met de bedieningsas 29 en axiaal verschuifbaar is in de door-. 20 gang 30.
Roteerbaar gemonteerd op een vaste positie op het huis 20 van de buiginrichting, bij het einde daarvan op afstand van de armen 21 en 22, bevindt zich een aandrij fronds el 31, vast gespied op een einde van een aandrijfbus 32, die zich in het huis 20 van de buiginrichting uit- 25 strekt en daarin de buitenste bedieningsas 29 omgeeft. De aandrij fbus 32 is roteerbaar ten opzichte van het huis 20 van de. buiginrichting door middel van draailegers 33 bij de twee einden van het Huis, welke legers ook de bus 32 in het huis positioneren. Het binnenoppervlak van de aan-dr ij fbus 32 en het buitenoppervlak van de as 29 zijn in onderlinge aan- 30 grijping door middel van spieën 3^·, met behulp waarvan rotatie van het rondsel 31 mogelijk is,voor het bewerkstelligen van gezamenlijke rotatie van de bus 32 en de as 29, terwijl axial'e beweging van de as ten opzichte van het tandwiel en ten opzichte van het huis van de buiginrichting mogelijk is.
35 Het aandrijf rondsel 31 is in aangrijping met een heugel 41, die beweegbaar is gemonteerd langs een baan in een vaste verhouding tot het huis van de buiginrichting en kan worden bediend met behulp van een 8105709 + * . 41 “ · . --- — l l ... . . . ·. ‘ · I . ... .·· dubbelwerkend hydraulisch zuiger- en cylindersamenstel 1*2·.. De cylinders. -j :. van het samenstel bZ zijn gemonteerd op het buitenoppervlak van eeii : . plaat. ^3 en het vrije einde van een uitkragende arm Wv, die zich zijde- ; ' lings van het huis 20' uitstrekt, terwijl de zuigerstang van het samen— 5 ' stel b2 zich door genoemde plaat ^3 uitstrekt tot een vork. die door , - een hout is. verbonden met een nok op een’ stootplaat b6, waaraan het' vork- : f i : ' einde van de heugel hl is bevestigd.
"Het binnenoppervlak van de- doorgang 30 in de buitenas 29 en ! · ' ! . ; . het-buitenoppervlak van de bihnenas 28, zijn in onderlinge aangrijping 10 ; door middel van spieën bl3 die rotatie van de buitenas 29 mogelijk maken met. gelijktijdige rotatie van de bihnenas 28’, terwijl axiale hewe— . ging* van de binnenas- 28. ten opzichte van de buitenas: 29 en' ten opzichte . van het huis 20 van de· buiginrichting mogelijk is.
Teneinde de buitenas 29, terwijl deze wordt geroteerd door de 1? werking van de heugel lj-Τ en het rondsel 31, axiaal te kunnen bewegen ; ten opzichte van het· huis 20 van de. buiginrichting,. is' op de as- een' axiale aandrijfkraag 1+8 aangebracht' en zijn een paar rolpennen ^-9 op .de kraag ' en' nokmiddelen 50 aangebracht, beweegbaar met de heugel' M door het. genoemde· hydraulische. samenstel' k2 en wel'volgens een haan, evenwijdig 20- aan de-heugel., Het einde 51 van de as 29, op afstand van de buigdraai— - punt arm. 22, steekt uit van bet buis van de buiginrichting en'hij zijn uiteinde, is de axiale aandrijfkraag b8. daaromheen aangetracht én grijpt aan op de as 22 via een draaileger 52, dat in staat is axiale krachten over te dragen. Aan. weerszijden van de kraag b8 reiken de rolpimen. b9t 25 die diametraal tegenover elkaar ten opzichte van de as 29 zijn aange— bracht, in respectieve nokgleuven 53 in respectieve, vervangbare evenwijdige nokplaten 5b van de. nokmiddelen 50.. De kraag b8 is rechthoekig-en de tégenover elkaar liggendé platte'zijden daarvan, van waaraf de rolpennen ^-9 uitstéken, dienen voor het handhaven van de oriëntatie van 30 de kraag ten opzichte van de nokplaten, wanneer deze platen door het hydraulische samenstel samen met de heugel worden bewogen, zodat de rol-pinnen altijd in de nokgleuven reiken. __
Het van; de buigmomentarm 21 verwijderde einde 61 van de binnen— as-28," steekf uit voorbij het· korresponderende einde 51 vair de buitenas 35 29 ,. teneinde de binnenas 28 axiaal te bewegen ten opzichte van het huis van de buiginrichting, tijdens rotatie daarvan met behulp van de — - buitenas 29 bij bediening van beugel en rondsel, een axiale aandrijfkraag 8l Ö 5 7 0 9 *> * • . ' V . · to - I— ; ' * : ' : : : ' ~ * ï ·· . . * m - * : · -Τ Ι : 62, gemonteerd op de binnenas 28 en bij zijn uiteinde op dezelfde wijze als de eerstgenoemde axiale aandrijfkraag It8 is gemonteerd op de buitenas 29 , een paar rolpennen 63 aangebracbt op de kraag 62, waarbij een rol-pen diametraal tegenover de andere is gepositioneerd ten opzichte van 5 de as 28, welke pennen reiken in respectieve nokgleuven 6b, die afwij-. ken van de eerstgenoemde nokgleuven 53 in de nokplaten 5^ van de nok-middelen 50- De axiale aandrijfkraag 62 is rechthoekig om dezelfde reden als aangegeven bij de axiale aandrijfkracht U8.
; Elke nokplaat 5¾ is met een einde bevestigd aan de stootplaat 10 U6, beweegbaar door het hydraulische samenstel en met het andere einde bevestigd aan een gemeenschappelijke plaat 55» die eveneens is bevestigd aan het van de stootplaat b6 af gekeerde einde van de heugel Ui .Op:'het huis van de inrichting is een frame 65 gemonteerd, voor het geleiden van de nokplaten 5^· nabij de aseinden 51 en 56 en voor het opvaagen van 15 daarop uitgeoefende stoten evenwijdig aan de hartlijnen van de assen ais gevolg van reakties· door de rolpennen &9 en_63- ______
Het huis van de buiginrichting is, opdat het- tijdens het buigen ten opzichte van de niet bij het buigen betrokken pijpdelen stationair kan worden gehouden» voorzien van een arm 66 met een klem 67» welke 20 kan worden aangehaald door een hydraulisch zuiger— en cylindersamenstel 63 voor bevestiging aan de buis op een plaats, die buiten de buigzone valt en nabij -het punt is gelegen, waar de bocht moet beginnen.
Bij de inrichting, zoals beschreven onder verwijzing naar figuren 6-8 worden bij bediening van het hydraulische zuiger- en cylinder— 25- samenstel b2 voor het bewegen van de stootplaat k6, de heugel hl, de .
twee nokplaten 5^»-die alle aan de stootplaat zijn bevestigd, tegelijkertijd bewogen, het rondsel 31» dat met de heugel hl in aangrijping is, wordt geroteerd en daardoor worden de aandrijfbus 32 en de buiten- en binnenassen 29 en 28 ".rijn tegelijkertijd geroteerd. Bij rotatie van 30 . de assen beweegt de buitenas 29 axiaal in overeenstemming met de besturing door de nokgleuven 53 in de nokplaten 5b en de binnenas 28 beweegt axiaal in overeenstemming met de besturing door de nokgleuven 5b in de nokplaten. Met de buitenas 29 beweegt tevens de draaipuntarm 22 en de buigdraaipuntrol 2b, die daardoor wordt vastgehouden en met de binnenas 35 28 beweegt, de buigmomentarm 21 en de daardoor vastgehouden buigmoment- rol 23*De beweging van de twee gegroefde rollen 23 en 2b bepaalt de vorm — van de boog, waarin de behandelde buis zal worden gebogen. Voor het be- ------------8 1 0 5 7 09 * —ι------———— — “ . ' ! t . i I :3-- -8- .
i ... . ...
ι palen van de nokgleufprofielen, die het mo gelijk' maken, een pijp in. een j- gewenste niet vlakke toog te buigen, zullen berekeningen, moeten worden ί ! aangevuld met proefnemingen,. aangezien bet niet’ vlakke karakter van. bet | · buigen tijdens bedrijf gecompliceerde spanningspatronen in de pijp gene- ! 5 ! reert.
?! ' . ' ... ;___ _____' ... . _______ .. - ! · De .nokgleu.ven 53' en~64~ zijn in figuur 6~ afgebeeld met profielen van_ - gelijke geaardheid, hetgeen naar wordt aangenomen,; geschikt is voor vor- : ! ming van pijpbochten zoals de pij'pbochten 14, die onder' verwijzing naar .· r ι : - ’ · · 1 I - f de figuren.4 en 5 zijn beschreven, waarbij de inrichting in een'opstel- ! 1 - ;10 'r ling,, zoals deze onder verwijzing naar figuur· 10' en.' 11 'zal worden be-f schreven,, wordt gebruikt, voor het buigen van elke pijp 12' uit· de rich- ting. 18 via. de bocht 14, in de richting 19. Aanvankelijk, bevinden beide rollen 23 en 24 zich langs de richting of richtlijn 18. Bij- het begin van de. buiging zal, aangeziea.de rol 23 zich verder'van het beginpunt -15 - van'de beoogde bocht 14 bevindt dan de rol 24, de as 28 van de rol 23 zich sneller· langs zijn as bewegen dan de as 29 van de rol 24 en. derhal- i ; ve hebben de nqkgleuven 64· een sterkere helling bij· 64a-ten ’ opzichte van ; de bewegingsrichting van· de nokplaten 50 dan de hokgleuven 53« Opdat ., ι bij: het einde van de vorming van de bocht de assen 28 en 29 dezelfde i ί - - · .
20 axiale positie hebben,, hetgeen past bij de eindrichting. 19'· van de pijp, ï ’ moet tegen het einde van de vorming van· de bocht' de as 28 zijn bewegings— ! richting langs zijn as omkeren en derhalve hebben de hokgleuven 64 bij ‘ 64b een helling ten opzichte van de bewegingsrichting' van de nokplaten 50, die tegengesteld is aan een aanvankelijke helling bij 64a·.
25 De arm 21 draagt de gegroefde buigmomentrol 23 en de arm 22 .
draagt de gegroefde buigdraaipuntrol 24 via respectieve zwenkframes, ; waarin- de- rollen roteerbaar zijn gemonteerd en die zodanig ten opzichte : van de -armen kunnen zwenken, dat elke rol tijdens de buigbewerking zijn vlak. kan aanpassen en in overeenstemming kan brengen met' de axiale rich— 30 ting van het deel van de- pijp waar de rol op aangrijpt. Aldus is volgens figuur· 9 bij het einde van de arm 21 de gegroefde buigmomentrol 23 roteerbaar gemonteerd in een zwenkframe 71, dat door de arm wordt gedragen en - dat binnen bepaalde grenzen kan zwenken om de rolgro-ef zichzelf in lijn te kunnen laten brengen met de plaatselijke richting van de pijp. Het 35 zwenkframe wordt zodanig gedragen, dat zijn zwebkas zich haaks op de plaatselijke pijprichting uitstrekt en de hartlijn van de pijp snijdt.
----- Zoals blijkt uit figuren 10 en 11 wordt voor het vormen van uit- -----------------8-115570 9 ί-: * \ , - ί - ~ -9~ * , ‘ * ι ; looptochten, aan. het einde van een cylindrische pijpenmantel 81 voor een schroeflijnvormig gewikkelde pijpenbundel de pijpenmantel van schroeflijnvormig gewikkelde pijpen gemonteerd op een (niet afgeheelde) ondersteuning met zijn as horizontaal én een pijphuiginrichting 82 van de 5 - onder verwijzing naar figuren 6-9 beschreven soort wordt gemonteerd op een afzonderlijke ondersteuning 83 met de gemeenschappelijke hartlijn 8U van de, de armen besturende assen horizontaal georienteerd. De nok— gleuven van de pijphuiginrichting zijn zodanig, dat de buigmomentrol 23- en de buigdraaipuntrol 2k in hun uitgangsposities in een gemeenschap-10 pelijk vlak liggen haaks op de hartlijn 8k, welk vlak derhalve vertikaal is en de inrichting wordt zodanig op de ondersteuning 83 geplaatst, dat het genoemde vlak evenwijdig is aan de hartlijn van de pijpenmantel en derhalve zodanig, dat de tweerrollen in hun uitgangspositie kunnen aangrijpen op de rechte uitloop 12a, die zich tangentiaal ten opzichte van 15 de pijpenmantelcylinder uitstrekt vanaf een pijp 12, die uit het overige deel van de pijpenmantel in voldoende mate naar buiten is gedrukt, om het mogelijk te maken, dat de uit looptocht wordt gemaakt zonder hinder te hebben van de pijpuitlopen, al dan niet gebogen, van het overige deel van de- pijpenmantel.
20 Terwijl de buiginrichtingklem 6j de pijp aangrijpt bij de aan sluiting tussen het schroeflijnvormig gewikkelde deel en het rechte uit-loopdeel 12a daarvan, wordt de machine in bedrijf gesteld voor het roteren van de twee armen 21 en 22, waarbij tijdens de rotatie daarvan de nokgleuven van de inrichting bewegen met betrekking tot de rolpennen 25 daarvan en de assen, die de armen bedienen, worden axiaal geplaatst terwijl zij roteren. De nokgleuven hebben een zodanig profiel, dat de rollen 23 en 2k bij rotatie van de armen 21 en 22, een bocht maken in de pijpuitloop 12a, die zich vanuit de aanvankelijke richting, uitstrekt in een richting evenwijdig aan de pijpenmantelas, zodanig, dat wanneer de 30 pijp vervolgens wordt gelost, niet alleen de genoemde richting in het verlengde van het cylindrische oppervlak van de pijpenmantel ligt of dicht daarbij, maar hetzelfde is het geval met alle tussenpunten van de boog van de bocht, of althans dit is nagenoeg het geval.
Nadat de bocht is gemaakt, wordt de pijp uit de klem 67 en 35 van de buiginrichting gelost, de armen 21 en 22 worden naar hun uitgangsposities teruggebracht, de pijpenmantel wordt voldoende om zijn hartlijn — geroteerd en een volgende pijp van de pijpenmantel wordt op dezelfde wij- 8105709 4 *· . ’ ' I . ’ r' - .. '1 . . -10-:. -! „ J · · . * . . * ; ze behandeld. j - “ .
J ‘ .. Indien met dezelfde buiginrichting uitlaopbochten moeten wor- I ; den gemaakt in de pijpen van een andere pijpenmantel met een afwijkende | ; diameter, kunnen de· nokplaten van. de inrichting worden vervangen door !. J' nokplaten met nokgleuven met een afwijkend, profiel, zodat de gemaakte I * j * uitloopbochten. de geschikte vorm hebben. Indien echter een aantal pijp— • ; mantels diameters hebben, die niet veel. verschillen, zouden alle uit— ; loopbochten door de inrichting kunnen worden vervaardigd zonder vervam-~ . ! ging.:van. de-nokplaten daarvan.
.|10' -*>.· Wanneer een pijp'wordt. gebogen volgens een niet vlakke boog ! _ zijn· het; niet alleen de bodems van de groeven van de rollen, die buig- spanningen op de pijp uitoefenen,, maar tevens in het algemeen een of .' beide flenzen van. een of beide rollen. De krachten, die op een pijp worden uit geoefend door de rolflenzen tijdens de buigbewerking, kunnen '13 - niet voldoende zijn om de pijp uit de rolgroefbodems te verplaatsen, echter indien de mogelijkheid bestaat, dat onder bepaalde omstandigheden j - .. -de- pijp toegeeft aan. de neiging langs het binnenoppervlak van een rol- · flens van. de- rolgroefbodem af te bewegen,, wordt er' de. voorkeur aangege-‘ ven op de betreffende arm in plaats van een ehkeleogegroefde rol, een 20 groep of een. stel rollen aan te brengen voor het uitoefenen van de nood-. zakelijke krachten op de pijp zonder krachten te ontwikkelen, die gericht zijn op het verplaatsen van de pijp uit de gewenste positie in relatie tot de arm of om een dergelijke verplaatsing te verhinderen.
De groep of het stel rollen kan. een veelvoud van rollen, bijv..
25 vijf. omvatten, die zodanig zijn opgesteld, dat hun vlakken' elkaar in een gemeenschappelijke lijn snijden en die pijpdraagoppervlakken verschaffen, ' die gezamenlijk de. pijp in grote trekken aan drie zijden omvatten. Om praktische redenen, bijv. omdat een dergelijke inrichting omvangrijk wordt, kan het gebruik van zoveel rollen op een machinearm echter onge-30 wenst zijn.
In de in figuur 12 afgeheelde situatie is een paar rollen voor het uitoefenen van buigmomenten op een pijp 96 voor het daarin buigen van een niet vlakke boog, voorzien van een hoofdrol 93, waarvan de positie is gericht voor het op de pijp uitoefenen van het noodzakelijke buig-35· moment, in hoofdzaak naar de draai as 95 van de arm van de machine gericht, samen met een hulprol 93, die met zijn vlak haaks op het vlak van de hoofdrol 93 is georiënteerd en welke dient voor het op de pijp uit- .......-- 8 1 0 5 7 0 9 f i~ “ ' “ ' ! · ' :i : · . -1,- i t ^ i oefenen van de noodzakelijke buigmomentkracht, in hoofdzaak evenwijdig i ' * ...
aan de rotatieas van de arm. gericht.' De koofdrol 93 is uitgevoerd met een flens 89, welke kan verhinderen» dat de pijp ziek vak de hulprol 93a afbeweegt en een dergelijke flens maakt deel uit van een gekromd : 5 oppervlak, dat aan de straal van de pijp is aangepast. Aldus heeft de hoofdrol 93 de vorm van een helft van een gegroefde rol,diehak hét me-diaanvlak is gedeeld haaks op de rolas. De hulprol 93a is uitgevoerd met een vlak cylindrisch oppervlak, echter kan ook zijn uitgevoerd met , een ondiep gegroefd oppervlak. De twee rollen van het paar zijn roteer-10 baar gemonteerd in een gemeenschappelijk zwenkframe 88, dat kan zwenken ten opzichte van de’buigmomentarm 91 op zodanige wijze, dat de hoofdrol 93 tijdens de buigbewerking zijn vlak kan bijstellen voor aanpassing aan de plaatselijke axiale richting van het deel van de pijp, dat door het paar rollen wordt aangegrepen. De zwenk as moet haaks zijn gericht 15 op de plaatselijke axiale richting van de pijp, maar snijdt de pijp-hartlijn niet.
In de uitvoering volgens figuur 13 omvat een paar rollen voor het vormen van een buigdraaipunt voor de buis, een hoofdrol 9^- en een hulprol 9^a, soortgelijk aan de respectieve rollen 93 en 93a volgens 20 figuur 12 en werkend op de onder verwijzing naar figuur 12 beschreven wijze, met dit verschil, dat duidelijk zal zijn,, dat; de hoofdrol 9^ zo— danig moet zijn gepositioneerd, dat daardoor op de pijp een draaipunt-reaktiekracht wordt uitgeoefend» die in hoofdzaak van de rotatieas 95 van de arm van de machine af is gericht en de hulprol 9^a moet zodanig 25 zijn geplaatst, dat op de pijp een draaipuntreaktiekracht wordt uitgeoefend, die in hoofdzaak evenwijdig aan de rotatieas van de arm is gericht, tegengesteld aan de werking van de buigmomenthulprol.
Volgens figuur ih is een paar rollen voor het uitoefenen -van buigmomenten op een pijp 98 voor het vormen van een niet vlakke pijp-30 bocht,voorzien van een paar soortgelijke rollen 193, waarvan de vlakken een hoek met elkaar insluiten en die tegelijkertijd op de pijp '96 aangrijpen voor het daarop uitoefenen van de noodzakelijke buigmomentkracht die in hoofdzaak naar de rotatieas 95 van de arm van de inrichting is gericht en elk van de rollen kan de noodzakelijke buigmomentkracht ver-35 schaffen in een richting, die in hoofdzaak evenwijdig is aan de genoemde rotatieas van de arm, welke rollen flenzen 189 hebben, die tijdens bet — buigen verplaatsing van de pijp uit zijn gewenste positie in relatie tot 8105709 • Ί 1-. ; ~ : ι ' : ' ' ί · : ' .. : : -1& .. ' < ’. !' de buigmomentarm 101. verhinderen. Indien zoals af geheeld de vlakken van # ί .. " ί de rollen 193 de rotatieas 95 van de arm snijden onder tegengestelde .....
: ί hoeken van dezelfde grootte, kan het rollenpaar even effectief een buig- 1 momentkracht verschaffen,., die in hoofdzaak evenwijdig aan de rotatieas - ( I ···. ' »· · «· ; 5 van de arm is gericht, ongeacht of der gelijke krachten m de ene richting f .* : of in de ‘tegengestelde richting moeten worden, uit geoefend. De flenzen 1 vormen delen van·: gekromde roloppervlakken, aangepast aan de straal van j ' de pijp. De twee rollen zijn gemonteerd in een gemeenschappelijk zwenk-! ί frame 88, dat kan zwenken in relatie tot de arm 101 en wel op zodanige 10 ! wijze,, dat de snijlijn van de vlakken van de rollen tijdens het huigen zelf kan instellen voor. aanpassing aan de plaat selijles axiale richting van het deel van de pijp, waar de rollen op aangrijpen. De zwenkas moet • haaks op de pijpen staan en de pijpas snijden.
Figuur- 15 toont een paar rollen 19k, die in een pijphuiginrich-15 ting funktioneren als huigdraaipunt voor de pijp ingeval'van pijphui-; ging volgens, een niet vlakke hoog, waarbij de rollen zijn uitgevoerd i ; en ook werken zoals beschreven, onder verwijzing naar de rollen 193 van ; figuur 1k,. met dit verschil, dat duidelijk zal zijn,, dat hun positie i- zodanig moet zijn, dat zij tegelijkertijd op de pijp 96 kunnen aangrij-20 . pen. om. op de pijp een draaipuntreaktiekracht uit te oefenen, die in het algemeemvan de rotatieas 95 van de arm van de machine af is gericht.
< —..... 810 5 7 0 9

Claims (6)

  1. 2. Pijpbuiginrichting volgens conclusie 1, met bet kenmerk, 15 dat de axiale beweging van de genoemde assen, worden bewerkstelligd.door.__________ ; nokmiddelen, die in dwarsrichting over de assen beweegbaar zijn. tege-• lijkertijd met de rotatie van de assen om de gemeenschappelijke hartlijn daarvan..
  2. 3- Pijphuigmaehine volgens conclusie 2, met bet kenmerk, dat 20 de nokmiddelen zijn voorzien van een paar gegleufde hokplaten,. een. aan elke zijde van de assen, waarbij óp de assen gemonteerde pennen in de gleuven aangrijpen. k. Pijphuigmaehine volgens conclusie 3, gekenmerkt door niet roteerbare kragen op de assen, die zich uitstrekken tussen· de. nokplaten 25 en 'die de pennen dragen. , 5. Pijphuigmaehine volgens conclusies 2, 3 of l·, waarbij de· nokmiddelen en een beugel voor een rondsel, bestemd voor.bet roteren van de assen, elk v©orhij de assen worden aangedreven door gemeenschappelijke hedieningsmiddelen.
  3. 6. Pijphuigmaehine volgens conclusie 5, met bet kenmerk, dat bet rondsel is aangebracbt op een buisvormige aandrijfbus, die aan de binnenzijde is uitgevoerd met spieën, ingericht voor aangrijping op uitwendige spieën, gevormd op de as van de arm, die de rolmiadelen draagt, welke funktioneren als buigdraaipunt voor de buis, welke as buisvormig is en 35 aan de binnenzijde is uitgevoerd met spieën, welke kunnen aangrijpen op spieën, die zijn gevormd op de as van de arm, die de. rolmiddelen draagt — voor bet uitoefenen van een buigmoment op de pijp. 8105709 ', 4· . · _ 1· ; · ; " -1W ' I .' . I- Τ. Pijpbuigmachine volgens een van de conclusies 1 -6,. waarbij ' elk rolelement door· de respectieve arm wordt vast gehouden op een zoda-j ' nxge wijze,, dat· tijdens een buigbewerking bijstelling mogelijk is van • ·- de werkingslijn van het. rolelement voor aanpassing aan de genoemde te- : 5 ' voren bepaalde boog. 8‘. Pijpbuigmachine volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat . ; elk rolelement roteerbaar is gemonteerd, in een zwenkframe» dat zwenkbaar ; , is ten opzichte van de respectieve arm,, zodanig, dat de werklijn van. | ; de rolelement en. zich tijdens het buigen bijstelt voor aanpassing aan ; 10 1 de plaatselijke axiale richting van het deel. van de pijp waar de rol- • elementen op· aangrijpen. ‘ ; 9- Pijpbuigmachine volgens conclusie 8, met het kenmerk,, dat _ het zwenkframe zwenkbaar is om een as» die zich haaks hellend uit strekt ten opzichte van de plaatselijke axiale richting van het deel van. de .15 pijp waar de rolelement en op aangrijpen.
  4. 10. Pijpbuigmachine volgens conclusie 9, met het kenmerk» dat • de as; van het zwenkframe de langshartlijn van de pijp snijdt. TT. Pijpbuigmachine volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk» dat elk rolelement is voorzien van. een groep of een 20; stel rollen, ingericht voor het uitoefenen van krachten, op de pijp voor het maken van. de vereiste bocht » hetzij zonder daarbij krachten op te wekken,, gericht op het verplaatsen van de pijp uit een ‘gewenste positie ten opzichte van de bijbehorende arm of daarbij een dergelijke verplaatsing verhinderen. 25 12*. Pijpbuigmachine volgens conclusie 11,. met het kenmerk, dat elke groep of elk stel rollen is voorzien van een veelvoud van rollen, die met de respectieve middenvlakken daarvan elkaar snijden volgens de langshartli jn van het buis deel.
  5. 13. Pijpbuigmachine volgens conclusie 11,. met het kenmerk, dat. 30 elke groep of elk stel rollen is voorzien van een' paar met flenzen uitgeruste rollen, welke zijn opgesteld met de respectieve centrale vlakken daarvan, elkaar snijdend volgens de langshartlijn van het pijpdeel en gelijke en tegengestelde hoeken maken met de rotatieas van de bijbehorende arm. 35 1^. Pijpbuigmachine volgens conclusie 1-1.,. met het kenmerk, dat elke groep of elk stel rollen is voorzien van een hoofdrol, die aan een ------- zijvlak is voorzien van een flens en een hulprol, die haaks op de hoofd- 8105709 % r-: ;- - . ’ “ ~ —— r* i . * - Γ ; - \ -T5- rol is gepositioneerd aan de zijde van de hoofdrol, afgekeerd van de flenszijde daarvan.
  6. 15. Pijphuigmaehine, uitgevoerd en ingericht voor werking in hoofdzaak. als in het voorgaande beschreven onder verwijzing naar de 5 figuren k -1T of onder verwijzing naar de figuren 3-11 met de variaties volgens figuur 12, 13, 14 of 15 van de bijgaande tekening. V* ?.·_ % 8105709
NL8105709A 1980-12-17 1981-12-17 Pijpbuiginrichting. NL8105709A (nl)

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
GB8040450 1980-12-17
GB8040450 1980-12-17
GB8110280 1981-04-01
GB8110280 1981-04-01

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8105709A true NL8105709A (nl) 1982-07-16

Family

ID=26277890

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8105709A NL8105709A (nl) 1980-12-17 1981-12-17 Pijpbuiginrichting.

Country Status (4)

Country Link
US (1) US4449387A (nl)
FR (1) FR2495972B1 (nl)
GB (1) GB2089256B (nl)
NL (1) NL8105709A (nl)

Families Citing this family (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3577818D1 (de) * 1984-01-30 1990-06-28 Hashimoto Forming Kogyo Co Schneidevorrichtung fuer mehrrichtungsbiegegeraet.
US20070039282A1 (en) * 2005-08-19 2007-02-22 Christian Holl Gooseneck beam
US20080190164A1 (en) * 2007-02-09 2008-08-14 Boon Christopher J Tube bending apparatus
CN110508651B (zh) * 2019-08-29 2020-07-14 燕山大学 一种多点成形自由弯管装置

Family Cites Families (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE77950C (de) * F- A. PlAT, Paris, 10 rue St. Martin Maschine zum Biegen von Metallstäben, Röhren, Profileisen und dergl
DE65455C (de) * H. LEfevre in Paris, 195 Faubourg St. Martin Maschine zum Biegen von Metallstäben, Rohren, Profileisen und dergl
US1880606A (en) * 1929-07-18 1932-10-04 Haggard & Marcusson Company Hook forming tool
US2413523A (en) * 1943-09-17 1946-12-31 Pedrick Tool & Machine Company Bending machine
US2413524A (en) * 1943-10-09 1946-12-31 Pedrick Tool & Machine Company Bending machine
US2747645A (en) * 1952-02-05 1956-05-29 Gen Motors Corp Apparatus for forming metal parts
US2809675A (en) * 1954-09-15 1957-10-15 Mcinerney Spring And Wire Comp Spring hook forming machine
FR1384660A (fr) * 1963-10-23 1965-01-08 Appareil à cintrer, à rayon variable
DE1910061A1 (de) * 1969-02-27 1970-09-10 Linde Ag Verfahren und Vorrichtung zum schraubenartigen Aufwickeln eines Rohres auf einen Wickelkern
US4153081A (en) * 1977-01-29 1979-05-08 E.C.H. Will (Gmbh & Co.) Apparatus for severing and deforming the ends of helical binders for pads or the like

Also Published As

Publication number Publication date
US4449387A (en) 1984-05-22
FR2495972A1 (fr) 1982-06-18
FR2495972B1 (fr) 1986-11-28
GB2089256B (en) 1984-04-26
GB2089256A (en) 1982-06-23

Similar Documents

Publication Publication Date Title
DE69206782T2 (de) Walzgerüst mit drei angetriebenen und einstellbaren Walzen
JP3495769B2 (ja) ログ軸線に直角な平面に沿ってログを切断中にウエブ材料のログまたはロールを保持する装置および支持台上で支持されたウエブ材料のログまたはロールを切断する切断機械
EP3821994B1 (en) Rolling mill area production equipment with push plate angle-adjustable side guide and hot rolling production line
US6935152B2 (en) Orbiting roller groover for pipe
EP0121077B2 (de) Maschine zum Biegen von Strangmaterial
EP3186020B1 (en) A bending machine
EP3177414A1 (en) Bending head, especially for an automatic bending machine
NL8105709A (nl) Pijpbuiginrichting.
US5450740A (en) Roll forming machine
JPH0394919A (ja) 缶胴用の金属板を湾曲させて更に搬送するための装置
US3348399A (en) Methods of and apparatus for forming tubular members
CN107116115B (zh) 一种s形曲线弯管加工设备
JP6424527B2 (ja) 傾斜圧延機
US3451242A (en) Apparatus for deforming tubing
AU748047B2 (en) Carousel winding reel
CN210059419U (zh) 一种立式三辊卷板机
DE3525462C2 (de) Vorrichtung zum walzenaxialen Verschieben von in Ständerfenstern von Walzenständern von Mehrwalzengerüsten geführten Lagereinbaustücken gelagerten Walzen
NL8620252A (nl) Inrichting voor het vlamboog-stomplassen van buizen.
CN206009665U (zh) 一种结构简单的弯箍机
US4435886A (en) Pipe-welding mill for production of coiled pipes
HU178179B (en) Method and apparatus for producing thin-walled seamless angle pipes of optional radius,arc angle and tube diameter by cold extrusion pressing from thick-walled starting tube namely with or without cylindrical part connecting with angle pipe
CN107257708A (zh) 用于操纵卷绕的线束的装置和方法
KR20100024013A (ko) 커팅 어셈블리 및 이를 이용한 직선교정 시스템
JPS63199013A (ja) 圧延製品の減速方法および装置
SU1703233A1 (ru) Лини поперечно-клиновой прокатки

Legal Events

Date Code Title Description
A1A A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed