NL8105328A

NL8105328A - Transporteur voor narijskast.

Info

Publication number: NL8105328A
Application number: NL8105328A
Authority: NL
Original assignee: Gefra Bv Machine
Priority date: 1981-11-25
Filing date: 1981-11-25
Publication date: 1983-06-16
Also published as: FR2516750B1; DE3243327A1; BE895115A; GB2109765B; GB2109765A; JPS5895011A; FR2516750A1

Description

- 1 - * £:

Transporteur voor narijskast.

De uitvinding heeft betrekking op een transporteur voor het in een narijskast verplaatsen van deegstukken bevattende bakvormen, welke transporteur bestaat uit twee concentrisehe trajecten, nl. een stijgend en een 5 dalend traject, omvattende een aantal rechte, in onderling evenwijdige vertikale vlakken aangebrachte, trajectdelen en een aantal gebogen trajectdelen die de rechte delen met elkaar verbinden, waarbij van ten minste een stelsel van rechte, in twee naast elkaar liggende vertikale vlakken 10 aangebrachte, trajectdelen een stijgend en een dalend trajectdeel steeds naast elkaar liggend in een nagenoeg horizontaal vlak zijn aangebracht.

Een dergelijke transporteur is bekend uit de ter inzage gelegde Nederlandse octrooiaanvrage 78 00640.

15 Bij deze bekende transporteur liggen alle rechte trajectdelen van het stijgende en dalende traject in horizontale vlakken en zijn de gebogen trajectdelen hellend uitgevoerd, waarbij uiteraard de gebogen delen van het stijgende en die van het dalende traject steeds in tegengestelde richtingen 20 hellen.

Weliswaar wordt hierbij bereikt dat de onder-steuningsconstructie van de rechte trajectdelen eenvoudig kan worden gehouden, maar een bezwaar is, dat dit niet geldt voor de ondersteuningsconstructie van de gebogen 25 delen, terwijl juist door het gebogen verloop van de transporteur daar ter plaatse grote krachten worden uitge-oefend.

De transporteur wordt nl. in het algemeen gevormd door een of een aantal kettingen, waarvan de 30 aandrijving in het bijzonder plaats zal vinden in de rechte trajectdelen, zodat de kettingen in de bochten grote, naar binnen toe gerichte, belastingen op de ondersteuningsconstructie uit zullen oefenen.

Volgens de uitvinding is nu een transporteur 35 van het boven aangegeven type, daardoor gekenmerkt dat de gebogen trajectdelen in dezelfde horizontale vlakken liggen als de rechte trajectdelen van het bovengenoemde stelsel waarop zij met i§n einde aansluiten en dat van het 8105328 ν' - 2 - andere stelsel van rechte trajectdelen de trajectdelen van het Stijgende en van het dalende traject ten minste over een deel van hun lengte in tegengestelde richting hellen voor het overbruggen van de vertikale afstand tussen 5 de boven elkaar in horizontale vlakken liggende trajectdelen.

VoXgens de uitvinding liggen dus van het stijgende en van het daiende traject een van de rechte trajectdeien en beide daarop aansiuitende bochtdeien naast 10 elkaar in een enkel horizontaal vlak en kan eventueel ook nog een deel van de rechte trajectdelen van het andere stelsel in dit horizontale vlak liggen, waardoor in het bijzonder wordt bereikt, dat de ondersteuningsconstructie van de bochtdeien, welke ondersteuningsconstructie aan de 15 grootste belastingen blootstaat, eenvoudig van opbouw kan zijn.

In de meeste gevallen zal er de voorkeur aan worden gegeven, dat de hellende rechte trajectdelen met hun eindendirekt aansluiten op de gebogen trajectdelen. 20 Wanneer de rechte trajectdelen echter voldoende lang zijn kunnen de direkt op de gebogen trajectdelen aansiuitende stukken van de rechte trajectdelen nog in hetzelfde horizontale vlak liggen als de bochtdeien, zodat de rechte trajectdelen, gezien in het -vertikale. vlak geknikt 25 zijn uitgevoerd.

Een en ander zal afhankelijk zijn van de totale lengte van de rechte trajectdelen en van de vertikale afstand die moet worden overbrugd.

Om niettemin de in de bochtdeien door de 30 transporteur op de ondersteuningsconstructie uitgeoefende belastingen zo gering mogelijk te houden, kan er in worden voorzien, dat de aandrijving van de transporteur ten minste plaatsvindt in die punten direkt liggend bij het begin van de bochtdeien, als gezien in de bewegings-35 richting van de transporteur, zodanig dat op het deel van de transporteur dat de bocht inloopt, een zo klein mogelijke trekbelasting wordt uitgeoefend.

Doordat bij het ingaan van de bocht de transporteur slechts onder een geringe trekbelasting staat, 4Q namelijk slechts een zodanige belasting dat de transporteur 8105328 - 3 - juist gespannen blijft, zal ook de wrijvingsweerstand, die de transporteur daar ter plaatse ondervindt, nog gering zijn. Hierdoor kan de totale wrijvingsweerstand, die de transporteur over het bochtdeel ondervindt, laag 5 worden gehouden hoewel deze wrijvingsweerstand veel sterker dan lineair toeneemt, nl. volgens een e-funktie. Over een recht trajectdeel neemt de wrijvingsweerstand daarentegen slechts lineair toe.

In de meeste gevallen kan daarom worden 10 volstaan met het aanbrengen van een aandrijving op slechts twee plaatsen, nl. in de boven aangegeven punten, direkt liggend bij het begin van de bochtdelen.

De uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld, weergegeven in de 15 tekening, waarin: fig. 1 schematisch een bovenaanzicht toont van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding; fig. 2 een schematische doorsnede toont volgens de lijn II-II van fig. 1; 20 fig. 3 schematisch een z'ijaanzicht toont van de transporteur van fig. 2; fig. 4 een schematische doorsnede toont volgens de lijn IV-IV van fig. 2, en fig. 5 een schema toont van de wijze van aan-25 drijving van de ketting als gezien volgens de pijl V in fig. 4.

De in de tekening weergegeven transporteur T omvat een stijgend traject 1 en een daarbinnen liggend dalend traject 2. Het stijgende traject 1 is opgebouwd 3Q uit rechte delen 3, die in horizontale vlakken liggen, uit daarop aansluitende gebogen delen 4, die steeds in hetzelfde horizontale vlak liggen als het rechte deel 3 waarop zij aansluiten, terwijl op het andere einde van de gebogen delen 4 rechte maar naar boven toe lopende delen 5 35 aansluiten. Deze delen 5 zorgen voor de verbinding tussen twee in opeenvolgende horizontale vlakken gelegen trajecten.

Het dalende traject 2 van de transporteur T is samengesteld uit de rechte delen 6, die naast de delen 3 van de stijgende transporteur liggen en in dezelfde 4Q horizontale vlakken. Hetzelfde geldt voor de gebogen delen 8103328 1' ^ - 4 - 7, terwijl de andere uiteinden van de gebogen delen 7 aansluiten op dalende rechte delen 8.

Zoals in het bijzonder-blijkt uit fig. 2 liggen slechts de rechte trajectdelen 5 en 8 in verschillende 5 hellende vlakken, terwijl alle verdere delen van het stijgende en dalende traject in dezelfde horizontale vlakken liggen.

In fig. 4 is nog de mogelijkheid aangegeven om in twee naast elkaar liggende rechte trajectdelen, bijv.

10 ongeveer halverwege de totale lengte van de stijgende en de dalende trajectdelen een wissel 9 aan te brengen. Deze wissel 9 zorgt er voor, dat de zich op het stijgende traject bevindende bakvormen worden verschoven tot op het dalende traject, zodat de bakvormen slechts ongeveer 15 de helft van de normals tijd in de narijskast verblijven.

De bakvormen volgen dan dus ongeveer de baan zoals deze door middel van de pijl P is aangeduid, Het is duidelijk, dat de wissel vanuit de weergegeven stand in de richting van de pijl R verzwenkbaar is naar de niet werkzame stand. 20· Zoals reeds boven gezegd is het niet beslist noodzakelijk dat de stijgende en dalende trajectdelen 5 resp. 8 direkt aansluiten op de einden van de bochtdelen 4 resp. 7. Het is ook mogelijk de trajectdelen 5 en 8 een geknikte vorm te geven, zodat op een bochtdeel *eerst 25 nog een recht horizontaal lopend deel aansluit, dat daarna overgaat in het hellende deel.

In fig. 4 is eveneens aangegeven dat een enkele motor 10 via overbrengingen 11 kan zorgen voor aandrijving van de transporteur op verschillende niveau1s direkt 30 voor het begin van een gebogen trajectdeel. In het algemeen zal de transporteur worden gevormd door een enkele ketting, waarvan de schalmen zijn voorzien van brede vlakke horizontale delen, waarop de bakvormen kunnen worden geplaatst.

35 In de praktijk kan de ketting niet continu de aangegeven baan volgen, daar dit tot ongewenste belastingen op de ketting en op de aandrijfinrichtingen zal leiden. Zoals reeds boven gezegd is het gewenst dat bij het begin van een bochtdeel de trekbelasting op 40. de ketting zo klein mogelijk is en dit wordt bereikt op 8105328 - 5 - de wijze als aangegeven in fig. 5 van de tekening.

Zoals uit fig. 5 blijkt wordt de ketting 12, die deel uitmaakt van de transporteur T in bewegings-richting gevoerd over een, door middel van de motor 10 5 en de overbrenging 11 aangedreven kettingwiel 13, dat er dus voor zorgt dat de ketting getrokken wordt over het rechte deel 3 of 6 en over het daaraan voorafgaande bochtdeel 4 resp. 7. De ketting 12 loopt dan over een wiel 14, dat door middel van de verende ondersteuning 15 10 de ketting 12 onder spanning houdt. Vanaf het wiel 14 loopt de ketting 12 langs de vast opgestelde gebogen geleidingsplaat 16 en daarna over het los draaiende geleidingswiel 17.

De bewegingsrichting van de ketting 12 is 15 aangeduid met de pijlen S, terwijl op het wiel 14 een veerkracht wordt uitgeoefend in de richting van de pijl V. De door de verende ondersteuning 15 uitgeoefende trekkracht behoeft slechts zo groot te zijn, dat de ketting 12 gespannen blijft, zodat ook de door het 20 aangedreven wiel 13 op de ketting 12 uitgeoefende belasting zo laag mogelijk is en het door de aandrijfmotor 10 afgegeven vermogen laag kan worden gehouden.

Door een opstelling van het aangedreven wiel 13 en de geleidingswielen 14 en 17 met de geleidingsplaat 25 16 als is aangegeven in fig. 5, kan de bouwhoogte van de transporteur zo gering mogelijk worden gehouden, daar het laagste punt van de ketting zich niet veel onder het laagste punt van het wiel 13 zal bevinden.

- conclusies - 8 1 0 " ’ ?: 3

Claims

1. Transporteur voor het in een narijskast verplaatsen van deegstukken bevattende bakvormen, welke transporteur bestaat uit twee concentrische trajecten, nl. een stijgend en een dalend traject, omvattende een aantal rechte, 5 in onderling evenwijdige vertikale vlakken aangebrachte, trajectdelen en een aantal gebogen trajectdelen die de ' rechte delen met elkaar verbinden, waarbij van ten minste een stelsel van rechte, in twee naast elkaar liggende vertikale vlakken aangebrachte, trajectdelen een stijgend 10 en een dalend trajectdeel steeds naast elkaar liggend in een nagenoeg horizontaal vlak zijn aangebracht, met het kenmerk, dat de gebogen trajectdelen in dezelfde horizontale vlakken liggen als de rechte trajectdelen van het bovengenoemde stelsel waarop zij 15 met een einde aansluiten en dat van het andere stelsel van rechte trajectdelen de trajectdelen van het stijgende en van het dalende traject ten minste over een deel van hun lengte in tegengestelde richting hellen voor het overbruggen van de vertikale afstand tussen de boven elkaar 20 in horizontale vlakken liggende trajectdelen.

2. Transporteur volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de hellende rechte trajectdelen met hun einden direkt aansluiten op de gebogen trajectdelen.

3. Transporteur volgens conclusie 1 of 2, m e t 25 het kenmerk, dat de aandrijving van de transporteur ten minste plaatsvindt in die punten direkt liggend bij het begin van de bochtdelen, als gezien in de bewegings-r richting van de transporteur, zodanig dat op het deel van de transporteur dat de bocht inloopt een zo klein 30 mogelijke trekbelasting'wordt uitgeoefend.

4. Transporteur volgens conclusie 3, m e t het kenmerk, dat de transporteur voor het ingaan van de bocht loopt over een aangedreven wiel over een hoek van ten minste 180°, daarna over een los meedraaiend 35 geleidingswiel over een hoek van ten minste 180°, op de 8103320 ψ - 7 - ondersteuning van welk wiel een zodanige veerkracht wordt uitgeoefend, dat de transporteur gespannen wordt gehouden, terwijl de transporteur vanaf het laatst-genoemde wiel over een opvolgend los meedraaiend gelei-5 dingswiel loopt, zodanig dat de transporteur weer in zijn oorspronkelijke bewegingsbaan terecht komt.

5. Transporteur volgens conclusie 4, m e t het k e n m e r k# dat de transporteur tussen de beide los meedraaiende geleidingswielen in wordt geleid door 10 middel van een vast opgestelde gebogen geleidingsplaat.

6. Transporteur als beschreven en/of weergegeven in de tekening. 8105323