NL8104936A

NL8104936A - Inrichting voor het richten van langwerpige voorwerpen.

Info

Publication number: NL8104936A
Application number: NL8104936A
Authority: NL
Original assignee: Sig Schweiz Industrieges
Priority date: 1980-11-28
Filing date: 1981-10-30
Publication date: 1982-06-16
Also published as: GB2088312B; DE3138776A1; US4494643A; CH648799A5; GB2088312A

Description

» * *

VO 237T

i Titel ï. Inrichting voor het richten van langwerpige voorwerpen.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting als omschreven in de inleiding van conclusie 1. „

Inrichtingen van dit type zijn reeds bekend. Het .Amerikaanse octrooischrift 3.6^-0.373 beschrijft bijvoorbeeld een inrichting, waar-5 bij boven een draaitafel een aantal geleidingsrails aanwezig zijn, welke een continue kromming hebben, waarbij de leivlakken hellen ten op-.... zicht e van het vlak van de draaitafel.. ;

Uit het Zwitserse octrooischrift 568.908 is een inrichting be-. . kend, welke êén geleidingsrail heeft, welke uit rechte deelstukken sa-: 10 mengesteld is, waartussen knikpunten aanwezig zijn. Deze beide bekende . . inrichtingen zijn vooral geschikt voor de aanbouw aan produktiemachi— nes,, welke langwerpige voorwerpen niet gerangschikt naar de ingangsbaan van de inrichting toevoeren. Intussen, zijn produktiemachines ontwikkeld, welke bijvoorbeeld chocoladerepen in nagenoeg gerichte, dwars op de 15 transport richting liggende rijen aan de ingangsbaan van een.richtinrich— ting kunnen af geven. In de praktijk is gebleken, dat· in een dergelijk geval, de bekende inrichtingen van het hierboven genoemde type dikwijls niet in staat zijn, de van de ingangsbaan naar de draaitafel gevoerde, langwerpige, voorwerpen voldoende snel te richten en verder te leiden.

20 .· Aan de uitvinding ligt het probleem ten grondslag de gelei dingsrails van een inrichting van het hierboven bedoelde type zodanig uit te voeren, dat de inrichting langwerpige, voorwerpen, welke op de in-gangshaan in nagenoeg gerichte rijen tot meerdere stuks naast elkaar , toegevoerd worden, in hoofdzaak sneller en voorzichtiger kan richten.

25 Dit probleem wordt volgens de uitvinding opgelost door de in conclusie 1 caaschreven maatregel. Door de kerfvormige instulpingen worden schuin of dwars op de geleidingsrails op de draaitafel liggende voorwerpen gedraaid, terwijl door de tussen de instulpingen liggende delen van de geleidingsrails de reeds ongeveer gerichte voorwerpen nog nauv-30 keuriger in de beoogde stand komen te liggen. Gebleken is, dat door een verbeterde richtwerking van de volgens de uitvinding uitgevoerde geleidingsrails het verwerken van bepaalde voorwerpen met draaitafels van kleinere diameter verkregen kan worden dan tot nog toe het geval was.

ïh de onderconclusies zijn verdere uitvoeringsvormen van de 35 uitvinding ontschreven.

8 1 0 4 9 3 6 ..........

V V' ·* . . ., ' .-- - ·. ./ / r ^ : . - . ; 1 * ! * - \ - " ι 4 ! ' . ; ' . : - 2 - ‘ ; . ' j ·/ : · ' Aan de hand van een uitveeringsvoorbeeld wordt, de uitvinding toegelicht. In de tekening toont : „ ‘ ; fig. 1 een hovenaanzicht'van een inrichting voor het richten van· langwerpige voorwerpen, schematisch voorgesteld; en 5 ' fig. 2 een hovenaanzicht op een gedeelte van de eerste gelei dingsrails op grotere schaal..

' ' In DèHLnlfig. 1 weergegeven riehtinriehting heeft een draai- - schotel 1, welke door een niet weergegeven motor gelijkvormig in de -richting van de pijl 2 aangedreven wordt. Het midden van de draaitafel * ' · * ' - | - - * .10 i is door-1a aangeduid. Boven de draaitafel 1 zijn drie vaste geleidings- ; - > rails 3, 5 bevestigd, waarbij de afstand, van de onderste kanten van ... de geleidingsrails ten. opzichte van'de draaitafel ongeveer T-2 mm bedraagt.

. , . ' De leivlakken van alle geleidingsrails staan haaks op het oppervlak van- ! de· draaitafel· 1. De geleidingsrails 3, k9 5 zijn op niet weergegeven de-' , 15 ; len van het freem. bevestigd.· Een ingangsbaan in de vorm van een eindloze •. transportband 6 voert de langwerpige, voorwerpen 7, zoals bijvoorbeeld .repen chocolade naar de' draaitafel 1. Het einde 6a van de transportband ; . bevindt zich in de draairichting. 2, iets zijdelings verzet boven de ' draaitafel 1« De voorwerpen T worden in dwars op de transportrichting 20 ' aangebrachte,, nagenoeg gerichte rijen van. vier voorwerpen door een pro— . duktiemachine aangevoerd., Uiteraard kunnen ook meer of minder voorwerpen .per' rij toegevoerd worden.· De voorwerpen vallen of glijden aan het einde 6a van de transportband op de draaiende draaitafel 1, waarvan het toeren-. tal zodanig gekozen is, dat de op de voorwerpen werkende centrifugaal- 2.5 kracht geen. invloed op de beweging van de voorwerpen over de draaitafel 1· heeft. „

De eerste geleidingsrail 3 heeft.in het aanvangsbereik een plat • deelstuk 3a, dat tussen het midden van de draaitafel la en het einde 6a van de transportband 6 nagenoeg haaks op deze transportrichting verloopt..

30 Het deelstuk 3a sluit' het in hoofdzaak spiraalvormig gevormde deelstuk 3b aan, dat zodanig is geplaatst, dat het buitenste leivlak van het begin tot het einde 3b de buitenrand van de draaitafel langzamerhand nadert.

De eerste geleidingsrail 3 heeft aan zijn geleidingsvlak voor de voorwerpen een aantal kerfvormige, V-^vormige instulpingen 3c, waar-35 tussen rechte of licht gebogen gedeelten 3d zijn aangebracht. Fig. 2 toont op vergrote schaal een deelstuk van de eerste geleidingsrail 3 — met de wezenlijke afmetingen van de instulpingen 3c en de delen 3d. De ...........Tiirni ; ^ - ' Jt * . ·

α I

• - 3 - - . · ·: afstand a tussen .twee instulpingen 3c, de treedte b en de diepte e richt zich naar de grootte -van de te richten voorwerpen 7. Voor chocoladerepen met een lengte van ongeveer 6 - 9 cm en een dikte van 1 - 2 cm zijn de navolgende waarden doelmatig : a = 75 mm, b = 17mmenc = 8 mm.

5 De instulpingen 3c gaan met afrondingen r in de delen 3d over.

. Door het draaien van de draaitafel 1 worden de tegen het gelei- , dingsraildeel 3a gestuwde voorwerpen 7 daarlangs verschoven en gedraaid.

Langs het. geleidingsvlak van het geleidxngsgedeelte 3h worden de voor-.werpen dan gedraaid tot zij met hun langszijde tegen het leivlak komen ... . . .10 1 aante liggen. Voorwerpen waarvan de stand nog sterk van de beoogde ;· .waarde'afwijkt, grijpen.met een einde in een van de uitsparingen 3c en · ; worden daardoor snel'in de gewenste tangentiale stand ten opzichte van het.leivlak gedraaid. -

De voorwerpen verlaten het einde. 3b van de eerste geleidings-15 - rail reeds voorgesorteerd en komen. dan, op de tweede geleidingsrail h, .waarvan het werkzame leivlak aan' de binnenzijde van de kromming ligt. Vervolgens worden de voorwerpen 7 door een derde geleidingsrail 5 over-. . genomen, waarvan het buitenste leivlak de voorwerpen doelmatig gericht over de rand van de draaitafel 1 op een. uitgangshand 8, in de vorm van 20 een transportband geschoven worden, welke de voorwerpen naarceen verder : yerwerkingsstation leidt. De plaatsing en vorm van de tweede geleidingsrail h en de derde geleidingsrail 5 zijn als zodanig bekend en maken geen deel uit van de uitvinding.

De vorm van de instulpingen 3c in het leivlak van de eerste 25 geleidingsrail 3 is ’ eeniuiterst werkzaam middel gebleken voor het snel draaien van voorwerpen, waarvan de stand nog sterk van de beoogde tangentiale rieht stand'ten opzichte van het leivlak afwijkt.

8 1 0 4 9 3 6 "

Claims

* ‘ ' .--- • ' * I . : C O H C L π S I E S :. T. Inrichting voor liet richten ran langwerpige voorwerpen in het hijzonder chocoladerepen, met een ingangshaan, waarop de voorwerpen in . de dwars op de transportrichting gelegen, nagenoeg gerichte rijen naar een draaitafel worden gevoerd, waarboven tenminste een vaste, in langs-5 richting zich uitstrekkende, in hoofdzaak spiraalvormige eerste gelei-dingsrail is aangebraeht, welke de voorwerpen hij het draaien van de - draaitafel tegen de rand schnift en in een rij achter elkaar liggend ’ ; -richt, en voorts met een nitgangshaan, waarop de tenslotte over de rand | ’ • van de draaitafel geschoven, gerichte voorwerpen komen.met het kenmerk, TO. . dat. de eerste geleidingsrail (3) een aantal op afstand aangebrachte, ' , kerfvormigeainstulpingen C3c} heeft, waartussen rechte of licht gebogen • geleidingsraildelen (3d‘) aangebraeht zijn, dat voorts de eerste gelei- -dingsrail (3) in het aamrangsbereik een deelstnk (3a) heeft, dat voor . het einde van de. ingangshaan nagenoeg haaks op de toevoerrichting van 15 de voorwerpen verloopt , en dat tussen het midden (ia) van de draaitafel en het einde van: de ingangshaan (6) is aangebracht. __ j.
. -2. '· ·- ; Inrichting volgens conclusie· 1-met het kenmerk, dat tussen de , .kerfyormige uitstulpingen (3c) en het rechte of licht gebogen geleidings-’ .railgedeelte (3d) afrondingen (r) zijn aangebracht. ' 20 .
3.· - ' Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk,, dat op de draaitafel (l) geleidingsrails (U, 5) zonder- kerfvormige uitstulpingen zijn. aangebracht. U. . Inrichting volgens conclusie 2 met het kenmerk, dat de gelei- dingsvlakken van. alle geleidingsrails (3, 5) haaks op het oppervlak 25. van de draaitafel, (l.) staan. ~8t öt-9-3 6---------------1