NL8103801A - Verscheurinrichting. - Google Patents

Description

» β -* - --. . 81.3188/M/Rdn/sme

Korte aanduiding: Verscheurinriehting.

De uitvinding heeft betrekking op een verscheurinrich-ting voor af val, in het bijzonder papier, omvattende een schacht die met zijn ingangszijde achter een grof-verkleininrichting is geschakeld en met zijn uitgangszijde naar een verzamelinrichting, 5 . transporteur of soortgelijke inrichting voert, welke schacht een fijn-verkleininrichting op een afstand van de schachtingang bevat, welke afstand een stuwruimte bij de schachtingang vrijlaat*

Een dergelijke verscheurinriehting is beschreven in de niet-voorgepubliceerde Duitse octrooiaanvrage P 30 33629,9 en 10 gaat reeds op het probleem van het fijn-verkleinen in, in het bijzonder het verkleinen van akten met een groot vermogen, een goed rendement en behartigbare kosten was gericht. De hierin beschreven verscheurinriehting levert in het algemeen goede arbeidsprestaties, doch er bestaat nog de behoefte de verscheurinriehting 15 in versterkte mate meer ongevoelig te mdcen tegen hoge belastings-stoten en onoordeelkundige bediening. In het bijzonder blijkt de hieruit ontstane doelstelling dat ook plotselinge vermogensereen, zoals deze door het invoeren van grote en compacte hoeveelheden materiaal ontstaan, zonder opstuwing worden vermeden.

20 Volgens de uitvinding wordt deze doelstelling bij een verscheurinriehting van de aan het begin beschreven soort uitgaand daardoor bereikt, dat de schacht gedeeltelijk over een af staid vanaf de grof-verkleininrichting, die tenminste overeenkomt met de uitwerpafstand van de grof-verkleininrich ting, als transport-25 schacht is uitgevoerd.

Met de uitvoering volgens de uitvinding wordt eerst eenmaal het kritische gebied van de schacht in de uitwerpafstand van de grof-verkleininrichting onder alle omstandigheden door-stroombaar gehouden. Wanneer namelijk dit als stuwruimte bedoelde 30 en waardevolle gebied via een ruime marge van bedrijfsomstandig- 810 3 8 0 t i 1 t - 2 - heden de toegedachte voorwaarden meester wordt, omdat ongelijkmatige materiaaiafvoer vereffent en een gebufferde materiaaltoevoer naar de hieropvolgende verkleiningstrap mogelijk wordt, kannen extreme toevoerstoten maar ook de taai "vloeibare" toe-5 diening van de kleinste hoeveelheden daartoe leiden, dat zich materiaal in de stawroimte verzamelt en Gbrupt maar ook geleidelijk naar een materiaaltereghoping leidt· Deze situatie is ook dan ten gevolge van een aanmerkelijke verzorgingsmoeite niet acceptabel wanneer zij betrekkelijk zelden voorkomt· 10 Het is te begrijpen, dat niet de gehele schacht als transportschacht moet zijn uitgevoerd· Veelmeer is het voldoende regelmatig een effeetief transport in het kritische gebied van de hierboven besproken oitwerpafstand van de grof-verkleininrich-ting te verkrijgen. De transportwerking kan hierbij zowel onder 15 invloed van de zwaartekracht zijn met een schuine transportschacht maar ook met aangedreven transportmiddelen geschieden waarbij in het bijzonder een luchttransport met een ventilator even werkzaam als eenvoudig te installeren is.

Bijzonder doelmatig is de inrichting van een extra 20 tussen-verkleininrichting in het gebied van de transportschacht, die hierbij voor een verder transport van het materiaal kan zorgen in het bijzonder echter de fijn-verkleininrichting ontlast, die met betrekking tot de grof-verkleininrichting van huis uit zwak is wat betreft zijn doorstromingscapaciteit· 25 De uitvinding wordt aan de hand van de bijgaande tekening nader toegelicht, waarin: fig. 1 een zijaanzicht van een eerste uitvoeringsvorm sterk schematisch en gedeeltelijk in doorsnede; fig. 2 een zijaanzicht van een tweede uitvoeringsvorm 30 in sterk schematische uitvoering en gedeeltelijk in doorsnede; en fig. 3 en 4 een vergroot detail uit fig. 2 in twee verschillende werkstanden toont.

8103801 * k - 3 -

De in fig. 1 getoonde in het totaal met 1 aangeduide verscheurinrichting omvat een- in het totaal als scheurinrichting aangeduide schachtvormige gedeelte 2, een voor deze verscheurinrichting 2 opgestelde grof-verkleininrichting 3 en een bandtrans-5 porteur 4 (vanaf de kopzijde getoond) die in een kanaal 5 onder de vloer (dwars op het vlak van de tekening) horizontaal onder een bodemvldc 6 verloopt. De grof-verkleininrichting 3 omvat een vulschacht 7 (doorgaans ook nog met bijzondere toevoerinrichtingen hierbij) en een snel roterende scheurwals 8 waarvan de op de 10 ontrek aangebrachte temden met vaststaande getemde contrastreken 9 van het huis 10 van de grof-verkleininrichting sanenwerken. Grof-verkleininrichtingen van deze soort zijn in de praktijk voor het oplossen van compacte resp. samenhangende materialen voor het vervaardigen van persbalen bekend. Het materiaal dat de grof-15 verkleininrichting verlaat, komt in de verscheurinrichting 2 waarvan de de vorm door een in hoofdzaak kastvormig zich van de schachtingang 11 bij de grof-verkleininrichting naar een schacht-uitgang 12 boven de band 2 schuin naar beneden uitstrekkend huis is omgrensd· Dit huis vormt een vertakte schuine transportschacht 20 met een onderste schachttak 13 en een bovenste sehachttck 14·

Een verdere vertakking geschiedt voor een fijn-verkleinruimte 15 nabij de onderaanliggende schachtuitgang 12.

Ten gevolge van de vertakkingen ontstaan verschillende wegen voor het materiaal door de verscheurinrichting, die door 25 de pijlen 16, 17 en 18 zijn aangeduid· Volgens de pijl 16 neemt het grof-verkleinde materiaal een directe weg naar de schachtuitgang 12 omdat het op een schuiner schachtbodem 19 wegglijdt. Afwijkend van het getoonde voorbeeld moet deze weg echter eerst door een als leidorgaan werkende zwenkklep 20 worden geopend, 30 waartoe deze in de met een streep-puntlijn getekende staid 21 moet staan· De zwenkklep 20 is aan zijn in de transportrichting 8103801 . * * - 4 - achterliggende eindkant met een as 22 scharnierbaar bevestigd, zodat deze bij het omzwenken niet alleen de weg langs de pijl 16 vrijgeeft, maar ook de weg langs de beide andere pijlen blokkeert, De klep legt zich hierbij tegen een evenwijdig aan de schachtbo-5 dear 19 verlopend schachtdek 23 aan en verschaft dan een traploos doorgaand begrenzingsvlak voor de dan vrijgegeven schachtvertak-king langs de pijl 1ó met een tussenbodem 24. In de getekende en neergeklapte stand dekt de zwenkkleip 20 de onderste schacht-tdk af en vormt een schuine transportboden™ in verlengde aanslui-10 ting met de tussenbodem 24, die naar een tussen-verkleininrichting 25 leidt, De tussen-verkleininrichting 25 is weer een snel roterende scheurwals, die echter ten opzichte van de grof-verkleinin-richting 8 een geringere diameter, echter een groter aantal tanden langs de omtrek bezit en die bij voorkeur ook weer met {niet ge-15 toonde) vaststaande contratanden sanenwerkt,

De uitvoering van de schacht als schuine transporteur heeft zich bovenal als doelmatig bewezen om opstuwingen in het uitwerpgebied van de grof-verkleininrichting 3 te vermijden.

Wanneer namelijk de grof-verkleininrichting het uitgeworpen ma-20 teriaal in ieder geval over een zekere (in het getoonde uitvoe-ringsvoorbeeld ook met een horizontaal bodemvlak voorzien) uitwerpgebied wegvoert, is de hierop volgende afstand bijzonder kritisch, Het is echter wel als bijzonder belangrijk voor hetfunctioneren van een meertrapsverkleining gebleken tussen de eerste 25 grof-verkleiningstrap en de daaropvolgende trap een stuwruimte te verschaffen en deze stuwruimte kan ook bij het normale gebruik door de slingerwerking van de grof-verkleininrichting zodanig overbrugd warden, dat een voortdurende materiaalverschuiving bij gelijktijdig oplossen van stootvormige materiaaltoevoerhoeveelhe-30 den mogelijk is, doch zijn bijzonder kritische omstandigheden voldoende een stuwing in dit gebied teweeg te brengen en daardoor zeer grote moeilijkheden en uitvaltijden bij het opheffen van 8103801 r

* V

- 5 - storingen teweeg te brengen.

Indien de verscheurinrichting ven een transportschacht is voorzien, zijn deze moeilijkheden op te heffen· Het schuine vide is geschikt een stuwruimte te verschaffen en dan nog een 5 gelijkmatige toevoer zonder gevaarlijke massavorming naar de hieropvolgende tussen-verkleininrichting 25 te verschaffen bij een reeds op grond van de volumevergroting van het gescheurde materiaal ten opzichte van die van de grof-verkleininrichting 3 verminderde prestatie kan worden uitgegaan· 10 Het in de tussen-verkleininrichting verwerkte materiaal kan in veel gevallen reeds als voldoende "vernietigd* worden beschouwd wanneer het om minder kritische documenten, akten en andere papieren handelt. Wanneer bijvoorbeeld de grof-verkleininrichting 3 materiaalsnippers van bijvoorbeeld tot 10 cm zij-15 lengte levert, kan de tussen-verkleininrichtingen deze op afmetingen van maximaal 4 cm in stukken brengen. Voor zover dit tevredenstellend is, wordt een weg naar de schachtuitgang 12 langs de pijl 17 vrijgegeven, waarbij een zwenkklep 26 als tweede leid-orgaan - ongeveer gelijk aan de zwenkklep 20 - omhoog geklapt 20 wordt. Ook de zwenkklep 26 is aan zijn in de transportrichting achterliggende kant met een horizontale as 27 schamierbaar bevestigd en met zijn voorkant tussen de bodem en het dak ven de hiervoorgaande schachttak zwenkbaar. Wanneer de kiep tegen het dak naar boven gezwenkt is, komt de weg naar de uitgang langs de 25 pijl 17 vrij.

In de getekende naar onderen geklapte stand volgt het materiaal de pijl 18 over dezrenkklep 26 glijdend naar een fijn-verkleininrichting 28, die ook weer als scheurwals met nog fijnere en dichtere vertanding is uitgevoerd· De draaiingsas hiervan 30 ligt ongeveer in het vlak van de naar beneden geklapte klep 26, zodat het materiaal hierover weggetrokken wordt wanneer deze in de richting draait die met de getekende pijl de draairichting vol- 8103801 • i i' . 4··_.

- 6 - gens het uurwerk geeft· Het extra fijngescheurde materiaal dat dan afmetingen van duidelijk minder dan 3 cm zijlengte heeft, glijdt dan via een dwarsgerichte maar eveneens schuinstaand eind-vlak 29 van de schacht naar de schachtuitgang 12 naar beneden· 5 Het materiaal is dan zodanig verkleind, en in het bijzonder ook gemend en verdeeld, dat ook een reconstructie van nauwkeurig te vernietigen aktendelen onmogelijk schijnt* Anderzijds is het duidelijk dat de fijn-verkleininrichting overbrugt (pijl 17) en ook ter besparing van vermogen stilgezet kan worden zolang de 10 werking van de tussen-verkleininrichting voldoende is. Op eenzelfde manier wordt de tussen-verkleininrichting doelmatig stilgezet wanneer slechts een grove verkleining plaatsvindt.

De in fig. 2 getoonde uitvoeringsvorm bestaat uit een grof-verkleininrichting 3, een verscheurinrichting 30 en een 15 transportventilator 31. De transportventilator 31 aan de uitgang van de verscheurinrichting 30 drukt ook de bouwvorm, en in het bijzonder de door het luchttransport mogelijk gemaakte horizontale opstelling van de schachtvormige verscheurinrichting 30 uit.

Overigens zijn bij deze uitvoeringsvorm in hoofdzaak geheel over-20 eenkomstige uitvoeringen en functies van de verscheurinrichting 30 terug te vinden zoals bij de verscheurinrichting 2 volgens fig. 1.

Tussen een schaehtingang 32 en een schachtuitgang 33 bestaan verscheidene schachtvertakkingen,. namelijk een onderste 25 schachttak 34 met een materiaalbaan langs een pijl 35, een tweede schachttak 36 waarvan de materiaalbaan een pijl 37 volgt, en een verdere schachttak 38 langs een pijl 39. Een onderste op de grond liggende schachtbodem 40 en een schachtdak 41 omsluiten (naast aan elkaar evenwijdige verlopende zijvlakken) de verscheurinrich-30 ting 30 en een tussenbodem 42 verdeelt de schachttakken.

Twee klepvormige leidinrichtingen 20 en 26 alsmede een tussen-verkleininrichting 25 en een fijn-verkleininrichting 29 8103801 ' .* - 7 - waorvcsn de verwijzingscijfers bij in principe dezelfde uitvoering uit fig. 1 overgenomen zijn, zijn in de verscheurinrichting 30 aangebracht. De op de schachtuitgang 33 met zuigwerking inverkende ventilator 31 zorgt voor de transportverking in de verscheur-5 inrichting 30, in het bijzonder ook in het gebied van de tussen-verkleininrichting 25. Afwijkend van de eerst eenmaal met het gewicht van de door te voeren massa toenemende glijwerking in de uitvoeringsvorm volgens fig. 1, is bij het ventilatorvermogen in rekening te brengen dat deze grote massa's en dienovereenkom-jq stig grote wrijvingen met het opeenhopen van materiaal voor de tussen- verkleininrichting 25 moeilijker te transporteren is en dat ook propvormig aangezogen opeenhopingen de tussen-verklein-inrichting zouden kunnen verstoppen.

Om dit tegen te gaan is voor de tussen-verfcleininrich-ting 25 in een bij neergeklapte klep 20 vrijgegeven bovenste schachtgebied 43 een schommelklep 44 aangebracht, die aan zijn in de transportrichting vooraanliggende kant bij 45 aan het dek 41 van de schacht scharnierbaar is bevestigd en zich aan zijn achterste kant in de transportrichting opent. Op deze kiep 44 20 werken - als tegengesteld gerichte krachten - enerzijds het gewicht van de klep en anderzijds de stuvdruk van de lucht en de druk van het met de doorgezogen lucht aan_gezogen materiaal. Deze krachten moeten telkens een vrij evenwicht vinden, zodat de klep tussen zijn eindzwenkstanden vrij beweegbaar is. Om wrijving aan 25 de zijden te vermijden, is de klep aan de zijkanten vrij en heeft de grondvorm van een trapezium waarvan de lange evenwijdige zijden vooraan de bovenkant liggen.

In de fig. 3 en 4 is de werking van de schommelklep 43 nader getoond. Bij geringe in de richting van de pijl 46 ge-30 transporteerde materiaaltoevoer neigt de sdommelklep 43 ertoe zich in de richting van de wijzers van de klok overeenkomstig de pijl 47 te sluiten en dan slechts nog een geringe spleet open 8103801

J

1 * - 8 - te laten· Met de vernauwing van de dwarsdoorsnede van de door» stromingsopening verhoogt zich echter de iuchtsnelheid ter plaatse van de vernauwing, zodat de geringe hoeveelheid materiaal niet blijft liggen maar geforceerd aan de biernakomende tussen-verklein-5 inrichting 25 wordt toegevoerd· Bij het opdringen van grotere hoeveelheden materiaal komt daarentegen anders volgens fig. 4 een verwijding van de doorstroomdwarsdoorsnede door het meegeven van de schommelklep 44 naar boven· Het materiaal wordt door de druk van de klep en door de met het verwijden van de doortocht 10 dalende luchtstroom geremd en daardoor gedoseerd toegevoerd·

Op deze wijze is een overeenkomstig/ behoefte variërende trans-portwerking te bereiken· 8103801

Claims (10)

1. Verscheurinrichting voor afval, in bet bijzonder pa pier, omvattende een schacht die met zijn ingangszijde achter een grof-verkleininrichting is geschakeld en met zijn uitgangszijde naar een verzanelinricfrting, transporteur of soortgelijke inricb-5 ting voert, welke schacht een fijn-verkleininrichting op een afstand ven de schachtingang bevat, welke afstand een stuwruimte bij de schachtingang vrijlaat, met het kenmerk, dat de schacht (2) gedeeltelijk over een afstand vanaf de grof-verkleininrichting (3), die tenminste overeenkomt met de aitwerpaf-10 stand van de grof-verkleininrichting (3), als transportschacht (2, 30) is uitgevoerd.

2. Verscheurinrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de transportschacht een schuinverlopende transportschacht (2) is. f «

3. Verscheurinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de transportschacht (30) met luchttransport werkt.

4. Verscheurinrichting volgens conclusie 3, m e t het kenmerk, dat de transportschacht (30) een zich in de trans-20 portrichting openende schommelklep (44) bevat.

5· Verscheurinrichting volgens een van de conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de transportschacht (2, 30) een tussen-verkleininrichting (25) bevat.

6. Verscheurinrichting volgens conclusies 4 en 5, ra e t 25 het kenmerk, dat de tussen-verkleininrichting (25) in 8103801 -10- ί ,ϋ de transportrichting direct achter de schotnmelklep (44) is aangebracht·

7. Verscheurinrichting volgens conclusie 5 of 6r m e t het kenmerk, dat de schacht (2, 30) tenminste een de 5 fijn- en/of tussen-verkleininrichting (25, 29) overbruggende schachtvertckking (13, 14, 15, 34, 36, 33) met een lexbrgaan (20, 26) aan de ingangszijde hiervan bezit·

8· Verscheurinrichting volgens conclusie 7, m e t het kenmerk, dat het leidorgaan (20, 26) als zwenkklep met een 10 in de transportrichting achteraanliggende zwenkas (22, 27) is uitgevoerd·

9. Verscheurinrichting volgens conclusie 7 of 8, m e t het kenmerk, dat de fijn- en/of tussen-verkleininrichting (25, 29) in een bovenliggende schachtvertakking (14, 15, 15 36, 38) is aangebracht·

10. Verscheurinrichting volgens conclusies 1-9, m e t h et kenmerk, dat de verkleininrichtingen (8, 25, 29) tenminste gedeeltelijk als roterende scheurwalsen zijn uitgevoerd. 8 1 0 3 8 0 1