NL8103013A - Thermisch regelelement. - Google Patents

Description

£ ♦ 4 Ψ

Thermisch regelelement j

De uitvinding heeft betrekking op een thermisch regelelement met een schotelvormig wanddeel en een langs de omtrek daarmede verbonden membraan, dat op zijn ene zijde een afsluitdeel en op zijn andere, naar het wanddeel toegekeerde zijde een tegenschotel draagt, 5 waarbij het afsluitdeel, het membraan en de tegenschotel in hun centrale gebied vast met elkaar zijn verbonden, het wanddeel een potvormige welving met een steunvlak voor de buitenrandzone van 'de tegenschotel bevat aide tussen het wanddeel en het membraan gevormde opneem-ruimte een uitzetmedium bevat.

10 Dergelijke thermische regelelementen (zie de Duitse octrooi- schriften 2.038.344 en 2.630.038) worden toegepast in thermisch geregelde kleppen en vooral ook in condensaatafschelders. De slag bij het sluiten van het afsluitdeel wordt, zoals bekend, door zijn ligging op de bijbehorende klepzitting in een instrumentenhuiέ begrensd, 15 terwijl de slag bij het openen beëindigd wordt indien de tegenschotel met zijn buitenrandzone, bijv. met daar aangebrachte omgebogen delen in de vorm van een opstaande ringkraag of een aantal omhoog stekende steunbenen tegen een steunylak van het wanddeel komt aan te liggen.

Bij bekende uitvoeringen van deze regelelementen is gebleken 20 dat onder de werking van waterslag op het thermische regelelement een naar binnenknikken van de omgebogen delen en bovendien een vervorming van de gehele tegenschotel kan plaats hebben. Daardoor ontstaat een zodanige vervorming van het membraan dat het afsluitdeel bij het sluiten de klepzitting niet meer bereikt. Dit leidt tot een lekkage op 25 de afsluitplaats en daarmede bij een condensaatafscheider tot ongewenste dampverliezen.

De uitvinding beoogt een thermisch regelelement van de hierboven beschreven soort te verschaffen, dat in voldoende mate bestand is tegen waterslag.

30 Dit wordt volgens de uitvinding bereikt doordat het afsluit deel en het wanddeel centrale, in de open- eindstand van het afsluitdeel met elkaar overeenkomende aanslagvlafcken voor de slag bevatten en dat in de afsluitdeel-sluitstand de axiale afstand tussen de aanslag- 8103013 i, .- 2 - ί 1 ! ' ' ...... 1.

.

vlakken voor de slag van het afsluitdeel en het wanddeel kleiner is

f I

! dan de axiale afstand tussen het steunvlak en de buitenrandzone van de j | tegenschotel.

| Volgens de uitvinding komt bij een grote uitwendige druk,.

! 5 die door waterslag kan“ ontstaan, een rechtstreekse onderlinge onder- f | steuning tussen het massieve, vormvaste afsluitdeel en het wanddeel ! tot stand. Daar deze ondersteuning enerzijds in het centrum tot stand i 1 : komt en anderzijds het wanddeel in het gebied van de welving een grote : vormvastheid heeft, ontstaat een verstijving van de voor het uitzet- i ! 10 medium van het regelelement noodzakelijke en door de genoemde delen |

gevormde opneemruimte gezamelijk. Bovendien kan de afstand tussen de I

buitenrand resp. het /de daar aanwezig omgebogen deel (en) van de | tegenschotel en de bijbehorende steunvlakken in de welving van het wanddeel, alsmede de afstand tussen de naar het afsluitdeel toegekeerde1 : 15 zijde van de tegenschotel en het afsluitdeel zelf zodanige afmetingen' | hebben dat deze afstanden bij een vervorming in het centrum van het ( wanddeel worden overbrugd en het daarmede in het randgebied van de welving eveneens tot een door vormgeving en krachtuitoefening ver- i kregen sluiting komt. Hierbij blijven echter de vervormingen van het 20 wanddeel en de tegenschotel binnen de elasticiteitsgrenzen van het j hiervoor toegepaste materiaal. Proefnemingen met dergelijk uitgevoerde j regelelementen hebben getoond dat de uitwendige druk met het twee tot viervoudige kan worden vergroot, voordat soortgelijke uitwerkingen, als bij de bekende regelelementen, optreden. j ! 25 De maatregelen volgens de volgconclusies verschaffen voordelige I uitvoeringsvormen van de uitvinding. j ί. !

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand ; i ; | van de tekening. j ! Fig. 1 toont een thermisch regelelement bij een klepzitting | i i 30 in de openstand.

Fig. 2 toont een doorsnede van het regelelement van fig. 1.

Fig. 3 toont een doorsnede van een andere uitvoeringsvorm van het regelelement.

In een de voor- en lage drukzijde scheidende wand 1 van een 35 niet nader aangegeven instrumentenhuis is een klepzittingbus 2 ingezet, 8103013 -3- . ·* ' ' ' "" ' “ “ “ ? : ί ' m τ

Deze draagt een thermisch regelelement 3.

Het regelelement 3 bevat twee schotelvormige wanddelen 4, 5, waartussen zich een membraan 6 bevindt, dat aan zijn buitenrand vast en dicht met de wanddelen 4, 5 is gelast. Het bovengeplaatste wand-5 deel 4 vormt daarbij samen met het membraan 6 een opneemruimte 7 voor een uitzetmedium, terwijl het benedengeplaatste wanddeel van rust-klauwen 8 ter bevestiging van het regelelement 3 aan de klepbus 2 is voorzien.

Het membraan 6 draagt op de ene zijde een met de klepzitting-10 bus 2 samenwerkend afsluitdeel 9 en op de andere zijde, in de opneemruimte 7 een tegenschotel 10. Deze en het membraan 6 bevatten telkens een centrale boring, waardoor een centrale axiale tap 11 van het afsluitdeel 9 steekt. Aan het vrije einde van de axiale tap 11 zijn het afsluitdeel, het membraan 6 en de tegenschotel 10 aan elkaar vast-15 gelast. Daarbij is het membraan 6 in het voetgebied van de axiale tap 11 vast tussen de tegenschotel 10 en het afsluitdeel 9 ingeklemd. Vanuit het voetgebied naar buiten lopen de naar het membraan 6 toegekeerde kopvlakken van het afsluitdeel 9 en de tegenschotel 10 divergerend en zij dienen als steunvlak voor het membraan 6 in de beide 20 eindstanden van de slag. Dit laatste geldt ook voor de beide wanddelen 4, 5. !

Het bovengeplaatste wanddeel 4 is voorzien van een potvormige welving 12, die in de buitenrandzone een trap 13 heeft (fig. 2).

De centrale bodem 14 van de welving 12 en de voorzijde 15 van 25 de axiale tap 11 met de lasnaad zijn als aanslagvlakken voor de slag uitgevoerd. Hierbij zijn het afsluitdeel 9, de tegenschotel 10 en het wanddeel 4 zodanig uitgevoerd dat in de sluitstand van het afsluitdeel 9 de axiale afstand tussen de buitenrandzone van de tegenschotel 10 en de trap 13 in het wanddeel 4 in geringe mate groter is dan de 30 axiale afstand tussen de voorzijde 15 van de axiale tap 11 en de centrale bodem 14 aan het wanddeel 4. Op grond hiervan slaat aan het einde van de slag voor het open het afsluitdeel 9 met zijn axiale tap 11 tegen het wanddeel 4 aan.

Het afsluitdeel 9 met zijn axiale tap 11 kan zodanig vormvast 35 worden uitgevoerd dat dit ook onder invloed van waterslag niet vervormd.

8103013 - 4 -

Is de invloed van de waterslag 20 groot dat het tot een vervorming van | I het wanddeel 4 in het centrum komt dan wordt de afstand tussen de trap i I 13 en de tegenschotel 10 en daarop volgend de afstand tussen het af- j j sluitdeel 9 en de tegenschotel 10 overbrugd en er komt daar onder deze j '5 uiterste belastingen bovendien nog een ondersteuning tot stand. De ver-; I ) ; vorming van de delen blijft hierbij echter binnen hun elasticiteits- j grenzen· * I In de constructieve gewijzigde uitvoeringsvorm volgens fig. 3 } is de tegenschotel op een aantal plaatsen van zijn omtrek tot steun- ! {10 benen 16 in de welving 12 van het wanddeel 4 naar binnen omgebogen. De j steunbenen 16 steken daarbij over de voorzijde 15 van de axiale tap 11 aan het afsluitdeel 9 naar buiten. De bodem 14 van de welving 12 is f voorzien van een centrale uitdieping 17. Hierbij komt bij het bereiken van zijn daarin voorziene open- eindstand het afsluitdeel 9 met de 15 centrale voorzijde 15 bij de uitdieping 17 tot aanslag. Onder de invloed ' * 1 I van sterkere waterslag kunnen daarna als aanvulling ook de steunbenen 16 tegen de bodem 14 tot aanslag komen, zoals toepasselijk reeds met betrekking tot fig. 2 is uiteengezet .

j j · .

j * - - i 1 - 1 ... - 1 - I - - - i f i ! j i * ! j ! - - ; t 8103013

Claims (4)

1. 2. Regelelement volgens conclusie 1 met het kenmerk dat het afsluitdeel (9) een centrale axiale tap (11) bevat, waarvan de voorzijde (15) het aanslagvlak voor de slag vormt.
2. 3. Regelelement volgens één of meer der voorgaande conclusies 20 met het kenmerk dat de potvormige welving (12) van het wanddeel (4) in zijn randgebied van een trap (13) is voorzien, welke het steunvlak voor de tegenschotel (10) vormt, terwijl de centrale bodem (14) van de welving (12) voor het afsluitdeel (9) als aanslagvlak voor de slag dient.
3. 4. Regelelement volgens een of meer der conclusies 1 en 2, waarbij de tegenschotel aan zijn buitenrand langs de binnenzijde van de welving van het wanddeel is omgebogen met het kenmerk dat de bodem (14) van de welving (12) centraal een uitdieping (17) bevat, die het aanslagvlak voor het centrale aanslagvlak (15) voorde slag 30 van het afsluitdeel (9) vormt.
4. 5. Regelelement in hoofdzaak zoals aangegeven in de beschrijving en/of afgeheeld in de tekening. 81 03 0 1 3