NL8102778A - Schuifafsluiter met sluitplaat. - Google Patents
Schuifafsluiter met sluitplaat. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8102778A NL8102778A NL8102778A NL8102778A NL8102778A NL 8102778 A NL8102778 A NL 8102778A NL 8102778 A NL8102778 A NL 8102778A NL 8102778 A NL8102778 A NL 8102778A NL 8102778 A NL8102778 A NL 8102778A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- sealing
- outflow
- valve according
- axis
- line
- Prior art date
Links
- 238000007789 sealing Methods 0.000 claims description 118
- 244000089409 Erythrina poeppigiana Species 0.000 claims description 9
- 235000009776 Rathbunia alamosensis Nutrition 0.000 claims description 9
- 230000007704 transition Effects 0.000 claims description 9
- 229920001971 elastomer Polymers 0.000 claims description 6
- 230000000750 progressive effect Effects 0.000 claims description 4
- 239000000806 elastomer Substances 0.000 claims description 3
- 238000005304 joining Methods 0.000 claims description 2
- 230000001419 dependent effect Effects 0.000 claims 1
- 230000003014 reinforcing effect Effects 0.000 claims 1
- 230000006835 compression Effects 0.000 description 8
- 238000007906 compression Methods 0.000 description 8
- 230000008901 benefit Effects 0.000 description 4
- 239000012530 fluid Substances 0.000 description 4
- 238000007373 indentation Methods 0.000 description 4
- 238000004519 manufacturing process Methods 0.000 description 4
- 230000009467 reduction Effects 0.000 description 4
- 210000005069 ears Anatomy 0.000 description 3
- 230000000694 effects Effects 0.000 description 3
- 239000000463 material Substances 0.000 description 3
- 238000005266 casting Methods 0.000 description 2
- 238000005520 cutting process Methods 0.000 description 2
- 230000002950 deficient Effects 0.000 description 2
- 230000002349 favourable effect Effects 0.000 description 2
- 239000004033 plastic Substances 0.000 description 2
- 229910001018 Cast iron Inorganic materials 0.000 description 1
- 229910000881 Cu alloy Inorganic materials 0.000 description 1
- PEDCQBHIVMGVHV-UHFFFAOYSA-N Glycerine Chemical compound OCC(O)CO PEDCQBHIVMGVHV-UHFFFAOYSA-N 0.000 description 1
- 229910001060 Gray iron Inorganic materials 0.000 description 1
- 229910000831 Steel Inorganic materials 0.000 description 1
- 239000000853 adhesive Substances 0.000 description 1
- 230000001070 adhesive effect Effects 0.000 description 1
- 229910052799 carbon Inorganic materials 0.000 description 1
- 230000008859 change Effects 0.000 description 1
- 239000011248 coating agent Substances 0.000 description 1
- 238000000576 coating method Methods 0.000 description 1
- 230000000295 complement effect Effects 0.000 description 1
- 150000001875 compounds Chemical class 0.000 description 1
- 238000010276 construction Methods 0.000 description 1
- 230000006378 damage Effects 0.000 description 1
- 238000006073 displacement reaction Methods 0.000 description 1
- 229910002804 graphite Inorganic materials 0.000 description 1
- 239000010439 graphite Substances 0.000 description 1
- 238000009499 grossing Methods 0.000 description 1
- 238000003754 machining Methods 0.000 description 1
- 229910001092 metal group alloy Inorganic materials 0.000 description 1
- 238000000034 method Methods 0.000 description 1
- 238000000465 moulding Methods 0.000 description 1
- 230000035515 penetration Effects 0.000 description 1
- 230000005855 radiation Effects 0.000 description 1
- 239000000565 sealant Substances 0.000 description 1
- 238000000926 separation method Methods 0.000 description 1
- 238000010008 shearing Methods 0.000 description 1
- 239000002689 soil Substances 0.000 description 1
- 239000010959 steel Substances 0.000 description 1
- 238000003860 storage Methods 0.000 description 1
- 230000008719 thickening Effects 0.000 description 1
- 238000011144 upstream manufacturing Methods 0.000 description 1
Classifications
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F16—ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16K—VALVES; TAPS; COCKS; ACTUATING-FLOATS; DEVICES FOR VENTING OR AERATING
- F16K3/00—Gate valves or sliding valves, i.e. cut-off apparatus with closing members having a sliding movement along the seat for opening and closing
- F16K3/28—Gate valves or sliding valves, i.e. cut-off apparatus with closing members having a sliding movement along the seat for opening and closing with resilient valve members
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F16—ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16K—VALVES; TAPS; COCKS; ACTUATING-FLOATS; DEVICES FOR VENTING OR AERATING
- F16K3/00—Gate valves or sliding valves, i.e. cut-off apparatus with closing members having a sliding movement along the seat for opening and closing
- F16K3/02—Gate valves or sliding valves, i.e. cut-off apparatus with closing members having a sliding movement along the seat for opening and closing with flat sealing faces; Packings therefor
- F16K3/12—Gate valves or sliding valves, i.e. cut-off apparatus with closing members having a sliding movement along the seat for opening and closing with flat sealing faces; Packings therefor with wedge-shaped arrangements of sealing faces
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- General Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Sliding Valves (AREA)
Description
-1- ; VO 2013
Schuifafsluiter met sluitplaat
De uitvinding betreft een schuif af sluiter van het type met een lichaam, dat is voorzien van horizontaal veronderstelde, cilin-, drische uitstrocmleiding, die een zittingoppervlak bepaalt en een sluit middel, voorzien van een afdichtsnoer uit een elastomeer en geleid 5 voor een vertikale translatiebeweging, welke afdichtsnoer komt aan te liggen tegen het zittingoppervlak van het lichaam en, dezelfde algemene vorm heeft als. dat oppervlak..
De gebruikelijke schuifafsluiters van dit type hebben een af-dichtlijn van algemeen wigvormige gedaante. Zij moeten enerzijds een 10 axiale afmeting hebben, welke verenigbaar is en de afwijkingen tussen flenzen, zoals die zich voordoen in leidingnetten, terwijl zij anderzijds een beperkte slijtage moeten verzekeren van van de elastamere voorziening bij de herhaalde openings- en sluitingshandelingen.
Nu zijn deze voorwaarden echter tegengesteld: om de slijtage 15 van de afdichtvoorziening te verminderen, is het noodzakelijk de wrijving van die voorziening op haar zitting, die nodig is, cm de gewenste samendrukking van het elastomeer te verkrijgen te verminderen en wel te verminderen op elk punt van de bewegingsweg van de sluitplaat tussen het ogenblik, waarop de afdichtvoorziening de zitting raakt en het ogen-20 blik, waarop de beoogde samendrukking is verkregen. Hiertoe is het nodig, de hoek te vergroten welke het zittingoppervlak insluit met de verplaatsingsrichting van de afsluitplaat, doch ongelukkigerwijs doet deze vergroten de axiaal ingenomen plaatsruimte van de schuifafsluiter toenemen.
25 Aanvraagster heeft een oplossing voor dit probleem voorgesteld in het Franse octrooischrift Nr. 71*16.057 en het certeficat. d'addition Nr. 72.11 .61+1, gepubliceerd onder de nummers 2.139*616 en 2.178Λ57*
In feite hebben, volgens deze publicaties, de zitting en het sluitmiddel aan weerszijden van een symmetrievlak d66r de hartlijn 30 van de bedieningsstang en loodrecht op de hartlijn van de uitstroom-leiding twee met elkaar verbonden, gesloten, continue oppervlakken, welke progressief, gebogen veranderen.
Bij de verschillende varianten van deze geoctrooieerde afsluiter, 81 02 778 -2- heeft elk.afgewerkt oppervlak, dat de zitting vormt aan weerszijden van het genoemde symmetrievlak, een bovenste gebogen gedeelte, dat vrijwel dwars verloopt op de uitstroomhartlijn, een gebogen onderste gedeelte, dat uitloopt in het cilindrische binnenoppervlak van uit-5 stroming, en, tussen die twee, boven en onder een diametrale zone, die in projectie wordt bepaald door de uitstrocmas, een tussengelegen overgangsgedeelte dat ten naaste bij schroeflijnvormig loopt in de vorm van een draaiend oploopvlak, en daarbij de genoemde bovenste en onderste gedeelten verbindt, en het cilindrische uitstrocmvlak cmgeeft, vlak 10 bij dit uitstroomoppervlak.
Dit afgewerkte oppervlak, d.w.z. gevoimd door rechte beschrijvende lijnen, bevat een middelste af lichtlijn, welke een gesloten kromme vormt. Op elk punt van deze aflichtlijn, maakt het vlak, dat raakt aan het de zitting vormende oppervlak (het vlak dat wordt bepaald door de 15 rechte beschrijvende lijn en door de raaklijn aan de afdichtlijn in dat punt) een hoek welke ten minste gelijk is aan een vooraf vastgestelde hoek, welke bijvoorbeeld 20° bedraagt, met de verplaatsings-richting van het sluitmiddel of met de hartlijn van de bedieningsstang.
Langs een aflichtzone, welke zich uitstrekt over meer.dan de 20 helft van de afdichtlijn, is de hoek tussen het raakvlak in elk punt van die afdichtlijn en de hartlijn van de bedieningsstang ongeveer constant.
De onderste beschrijvende lijnen van de uitstrocmbuis kunnen rechte lijnen zijn of ook een afwijking vertonen waardoor een holte 25 of een uitsteeksel wordt gevormd, waar het ondergedeelte van het sluitmiddel op komt aan te sluiten.
Dankzij deze inrichting is het afdichtcontact tussen de zitting en het sluitmiddel door tussenkomst van de afdichtvoorziening uit rubber volledig continu over de volle, gesloten amtrek van de zitting, 30 zodat deze afsluiter zeer goed afdicht in de sluitstand, vooral en met name in het genosnde tussengelegen overgangsgedeelte van het afdicht-oppervlak.
Bovendien is, dank zij de in het voorgaande genoemde, minimale hoek van 20°, de glijding van de afdichtvoorziening op de zitting bij 35 het sluiten van de sluitplaat sterk verminderd ten opzichte van, die welke optreedt bij de tot dusverre bekende afsluiters. Het gunstige resultaat hiervan is veiminderde slijtage van de afdichtvoorziening van 81 02 7 7 8 -3- het sluitmiddel.
Doel van de uitvinding is nu, een andere oplossing te verschaffen, welke verenigbaar is met de in het voorgaande genoemde oplossing en, uit oogpunt van voor het openen van het sluitmiddel benodigde 5 kracht, gunstiger is.
Daartoe wordt, volgens de uitvinding, een afsluiter van de in het voorgaande genoemde soort voorgesteld, welke wordt gekenmerkt doordat de afdichtlijn van de zitting, gezien loodrecht op de hartlijn van de uit stroamleiding, een algemeen X-vormige gedaante heeft en is ver-10 kregen, overal thans nagenoeg zijn volle lengte, door een translatie-beweging van de êên naar de andere volgens die hartlijn, van twee halve aflichtlijnen, welke gezamenlijk een algemeen wigvonnige gedaante hebben.
Overeenkomstig een voordelig nadere uitvoeringsvorm volgens 15 de uitvinding, welke een minimum aan axiaal benodigde plaatsruimte verzekert, is elk half afdichtoppervlak uitgevoerd zoals gedefinieerd in hetgenosnde Franse octrooischrift 71.16.057 of in het bijbehorende Certeficat d’ addition 72.11.6^1, êên en ander zoals hierboven samengevat.
20 In dat geval kan, ter vereenvoudiging van de vervaardiging, het gedeelte van elk half afdichtoppervlak, dat gelegen is boven het gebied van de hartlijn van uitstrcming zijn vervangen door twee vlak-gedeelten, die convergeren naar die hartlijn en die zijn verlengd door gebogen verbindingsvlakken met de oppervlakken, welke gelegen zijn 25 onder die zone.
Wanneer in het onderste zittinggedeelte de hoek, die wordt ingesloten door het vlak dat raakt aan het afdichtoppervlak met de hartlijn van de bedieningsstang varieert, wordt, op voordeel biedende wijze, de kruinlijn van het afdichtsnoer zodanig bepaald dat deze tegelijker-30 tijd grenst aan het zittingoppervlak in alle punten daarvan, behalve in het onderste gedeelte van dat oppervlak, waarbij dit eerste contact, een radiale speling heerst, die progressief toeneemt aan elke zijde tot aan het laagste punt van de uitstrocmholte.
Op deze wijze zullen, gedurende de sluitfase van het afsluit-35 middel, wanneer het afdichtcontact tussen sluitmiddel en zitting eenmaal tot stand gebracht is over het grooste gedeelte van het afdicht-koord, behalve over het genoemde onderste gedeelte, de tussenruimten 8102778 -4-...................
tussen het afdichtsnoer en de zitting, die toenemen over de gebogen onderste gedeelten van elke afdichtlijn onder verwijdering van het diametrale vlak van de uitstroombuis, progressief afnemen en kcmt het afdichtcontact op toenemende wijze tot stand, gevolgd door een 5 eveneens progressieve samendrukking van de afdichtvoorziening. Deze on-gelijktijdigheid. van de afdichtcontacten over.de volle cmtrek van de afdichtlijn en deze progressiviteit van het in aanraking komen inet de zitting en. van de radiaal ten opzichte van, of loodrecht op het afdichtkoord gerichte samendrukking compenseren althans gedeeltelijk, 10 in de zin van gelijkvormigheid van indrukking van het afdichtkoord. aan het einde van de sluitbeweging van het sluitmiddel, de variatie in de hoek α die het raakvlak aan het afdichtoppervlak.langs zijn middellijn in. het. onderste gedeelte van het. zitting oppervlak, met de. hartlijn van de bedieningsstang maakt.
15 Men kan een volledige gelijkmatigheid of althans volledige ge lijkmatigheid van indrukking van.het afdichtkoord verkrijgen wanneer de genoemde speling verloopt volgens een betrekking van het type j = a sina - b, waarin a en b constanten zijn.
Dit kan op eenvoudige wijze worden verkregen in het geval, 20 dat het gaat om een uitstromleiding van cirkelvoimige dwarsdoorsnede, door aan het onderste gedeelte van het afdichtkoord, gezien volgens de hartlijn van uitstraming, een cirkelvoimige gedaante te geven met een straal, welke groter is, dan die van de uitstroomholte.
Om rekening te houden met fabrikage-elementen, kan het wense-25 lijk zijn dat de kruispunten van de X zijn vervangen door platte gedeelten op het zittingoppervlak en, op de afdichtlijn, door, van opzij gezien, ten naaste bij vertikale rechte lijnstukken.
Voor het geval, dat de uitstroombuis ter plaatse van het afsluitmiddel een inwendig of uitwendig uitstekend gedeelte bevat, 30 is het onderste gedeelte van het zittingoppervlak op corresponderende wijze aangepast, met progressieve verbindingsoppervlakken.met de rest van dat oppervlak.
De uitvinding zal thans nader in detail, onder verwijzing naar de tekening, waarin uitsluitend bij wijze van voorbeeld voor de 35 uitvinding enkele uitvoeringsvoorbeelden overeenkomstig de uitvinding zijn weergegeven, nog nader worden toegelicht.
Fig. 1 is een langsdoorsnede-met-aanzicht van een afsluiter 81 02 7 7 8 ’..... -5-..............
volgens de uitvinding met zijn sluitmiddel in de sluit stand, van buiten gezien, met weglating van het bovenste gedeelte van de afsluiter; fig. 2 is een dwarsdoorsnede-met-aanzicht volgens de lijn II-II in fig. 1, d.w.z. volgens het transversale symmetrievlak van de af-5 sluiter; fig. 3 is een langsdoorsnede-met-aanzicht analoog aan fig. 1 van de afsluiter, zonder afsluitmiddel, en toont de zitting; fig. b is een dwarsdoorsnede-met-aanzicht volgens de lijn IV-IV in fig. 3; 10 de fig. 5-8 zijn aan fig. 1-¼ analoge aanzichten van een tweede uitvoeringsvorm van een afsluiter'volgens de uitvinding; fig. 9 is een doorsnede-met-aanzicht volgens de lijn IX-IX in fig. 5 met weggelaten gedeelte; fig. 10 is een doorsnede-met-aanzicht van het afsluitmiddel 15 volgens de lijn X-X in fig. 6; fig. 11 is een schanatisch, perspectivisch aanzicht van het afsluitmiddel van. de uitvoeringsvoim volgens de fig. Λ-10; fig. 12 is een perspectivisch aanzicht van de afdichtlijn volgens deze tweede uitvoeringsvorm;.
20 de fig. 13 en 1¼ énerzijds en de fig. 15 en 16 anderzijds zijn gedeeltelijke doorsneden-met-aanzichten volgens een diametraal vlak door de hartlijn van uitstrcming, waarbij twee assemblage-mogelijkheden volgens de uitvinding van twee halve afsluitplaten zijn weergegeven voor het vomen van. éên enkel af sluitmiddel, welke figuren in doorsnede 25 de assemblagemiddelen en de afdichtvoorziening in zijn onderste gedeelte laten zien; fig. 17 is een gedeeltelijke doorsnede-met-aanzicht in een horizontaal vlak even onder de uitstroomhartlijn en_laat de configuratie van het bovenste gedeelte van de halve sluitplaten zien; 30 fig. 18 is een dwarsdoorsnede-werktekening, die de hoek toont van de raakvlakken aan het afdichtvlak met de richting van.de bedienings-stang, in het onderste verbindingsgedeelte met het cilindrisch uitstroom-oppervlak, weergegeven door een cirkel; fig. 19 is een zijaanzicht-en bovenaanzichtwerktekening die 35 de afdichtlijn toont van de afsluiter volgens het in het voorgaande genoemde Franse octrooischrift 71.lé.067 van'aanvraagster; de fig. 20 en 21 zijn soortgelijke werktekeningen als fig. 19 en laten bij wijze van vergelijking de afdichtlijnen zien van twee 81 02 7 7 8 -6- uitvoering svormen volgens de onderhavige uitvinding; fig. 22 is een langsdoorsnede-met-aanzicht van een variant-uitvoeringsvorm van het lichaam van een afsluiter volgens de uitvinding, in het geval, dat de uitstroanbuis een holle ligplaats vormt, met 5 vertikale wanden, in het ondergedeelte van de bewegingsbaan van het sluitmiddel; de fig. 23 en 2k zijn halve aanzichten in doorsnedevlakken resp. volgens de lijnen XXIII-XXIII in fig. 22 en XXIV-XXIV in fig. 23; fig. 25 is een langsdoorsnede-met-aanzicht van een andere variant-10 uitvoeringsvorm, analoog aan fig. 2h, waarin de holte, in plaats van te zijn verbonden met de uitstroombuis door vertikale wanden, met die buis •is verbonden door hellende wanden; de fig. 26 en 27 zijn halve-aanzichten in doorsneden resp. volgens de lijnen XXVI-XXVI in fig. 25 en XXVII-XXVII in fig. 26; 15 fig. 28 is een langsdoorsnede-met-aanzicht van een andere variantuitvoeringsvorm, analoog aan fig. 22, doch waarbij de onderste beschrijvende lijnen van de uitstroombuis een wijkende gedaante hebben, naar door een uitsteeksel in het inwendige van die buis gevormd wordt; de fig. 29 en 30 zijn halve-aanzichten in doorsneden resp.
20 volgens de lijnen XXIX-XXIX in fig. 28 en XXX-XXX in fig. 29; en de fig. 3T—3^+ zijn soortgelijke aanzichten, als resp. de fig. 5-8 en hebben betrekking op een variant van de tweede uitvoeringsvorm volgens de uitvinding; fig. 35 is een gedeeltelijk langsdoorsnede-met-aanzicht van 25 een andere uitvoeringsvorm van een afsluiter volgens de uitvinding; fig. 36 is een aanzicht van die afsluiter in dwarsdoorsnede volgens de lijn XXXYI-XXXVI in fig. 35; fig. 37 laat, in langsdoorsnede van het afdichtsnoer, het eerste contact van dit snoer met de zitting zien; 30 fig. 38 is een doorsnede-met-aanzicht volgens de lijn XXXVIII-XXXVIII in fig. 37; fig. 39 is een soortgelijk aanzicht als fig. 38, doch waarbij het sluitmiddel volledig gesloten is; fig. bO laat, in dwarsdoorsnede van het afdichtkoord, de aan-35 raking hiervan met de zitting op het laagste punt van de uitstroom-leiding zien; en fig. Ui is een soortgelijk aanzicht als fig. ^0, doch bij 81 02 7 7 8 > ' C' ^ · ’ \ " _ -7- ‘ - volledig gesloten afsluiter.
De afsluiter weergegeven in de fig. 1-1+ bevat een lichaam 1 in de vorm van een T, gevormd uit gietijzer of een andere metaal-legering of ook uit plastic materiaal. Het lichaam 1 bevat een intree-5 en uittreebuis 2, met hartlijn X-X, voor het getransporteerde fluïdum, welke buis 2 bestemd is om te worden verbonden, bij voorbeeld door middel van flenzen, met een in de tekening niet-weergegeven leidings-stelsel, alsmede een. buisvormige schacht met hartlijn Y-Y, loodrecht pp de hartlijn X-X, welke de ''stijl” van. de T vormt. Met het oog op 10 de beschrijving wordt verondersteld, dat de hartlijn X-X horizontaal en de hartlijn Y-Y vertikaal verloopt, zodat zich de schacht 3 cmhoog· uitstrekt, uitgaande van de buis 2. Slechts het onderste gedeelte van de buisvormige schacht 3 is in de tekening weergegeven; het bovenste schachtgedeelte is op een op zichzelf bekende wijze voorzien van een 15 kap, welke het lichaam afsluit en dienst doet als af dichtende geleiding voor de bedieningsstang van het sluitmiddel.
De buis 2 bevat een inwendige holte 1+ van cilindrische dwars-doorsnedegedaante, terwijl de buisvormige schacht 3 een inwendige holte 5 met hartlijn Y-Y bevat, welke eveneens cilindrisch is maar 20 van in dwarsdoorsnede nagenoeg elliptische gedaante. De holte b wordt onderbroken in het verlengde van de schacht 3 door een zittingopper-vlak 6, waarvan de bijzondere vom verderop zal worden beschreven.
De zitting. 6 is bestemd om daarop te doen aansluiten door een translatiebeweging tussen een bovenste, open stand en een onderste, 25 gesloten stand, van een sluitmiddel of sluitplaat 7, welke wordt bediend door een bedieningsstang, welke van schroefdraad 8 is voorzien, met hartlijn Y-Y, Het boveneinde van die,, van schroefdraad voorziene, bedieningsstang is rotatief beweegbaar doch tegen translatiebewegingen vast gsnonteerd in de bovenkap van het lichaam 1, en het ondereinde 30 werkt samen met een in de tekening niet-weergegeven bedieningssnoer, welke gevangen wordt, gehouden in een bovenste holte 9 van het sluitmiddel. Evenals het lichaam 1 heeft het sluitmiddel 7 als symmetrie-vlakken het vertikale vlak Q, dat de hartlijnen X-X en Y-Y bevat en het vertikale vlak P, dat de hartlijn Y-Y bevat en loodrecht staat 35 op hartlijn X-X.
Het, verderop beschreven, sluitmiddel 7 kan bestaan uit elk willekeurig daarvoor geschikt materiaal, zoals grijs-gietijzer, gietmassa 81 02 7 7 8 "........... .......-8- uit bolletjes-grafiet, staal, een koperlegering, plastic materiaal en kan zijn vervaardigd volgens elke -willekeurige daatvoor geschikte techniek (precisie-vorming, vorming in een matrijs, "bewerking, enz.)·
Bij dit weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is het sluitmiddel hol en 5 bestaat uit twee halve-sluitplaten Ja. en 7"b, welke op de hieronder nader te beschrijven wijze samengevoegd en geheel met rubber bekleed zijn.
Het sluitmiddel 7 heeft algemeen de vorm van een plaat loodrecht op de hartlijn X-X en aangepast, aan de afmetingen van de cilin-10 drische holte van de uistroonbuis 2 en aan de.vormen van de .zitting 6, om te worden opgenomen tussen de beide helften van de buis 2, teneinde afdichtend aan te sluiten op de zitting 6. Het sluitmiddel, bevat in zijn bovengedeelte, voorbij de holte 9, waarin de moer van de bedienings-stang 8 is opgenomen, een tweetal paren zijgeleidingsribben of -oren 10 15 evenwijdig aan de hartlijn Y-Y en gelegen aan. weerszijden van het vertikale vlak Q.
De geleidingsribben 10 werken samen met een tweetal vertikale leiribben 11, welke zijn gelegen in het symmetrievlak P van de afsluiter, in het inwendige van de schacht 3 en uitstekend ten opzichte 20 van de holte 5 daarvan.
Thans zal een tweetal uitvoeringsvormen van het zittingoppér-vlak 6 en van het sluitmiddel 7 worden beschreven.
- Eerste uitvoeringsvorm van zitting en sluitmiddel.(fig. 1-U en 20).
De vorm van de zitting 6 kcmt rechtstreeks voort uit die, 25 welke beschreven staat in aanvraagsters bovengenoemde Franse octrooi-schrift 71·16.057 zoals men kan zien door de werktekeningfiguren 19 en 20 te vergelijken.
Volgens dit Franse octrooischrift 71.16.057, zoals geometrisch weergegeven in fig. 19, wordt het dwarsprofiel van de zitting, of 30 meer nauwkeurig de projectie van de gebogen en continue afdichtlijn . . 11 op het symmetrievlak Q weergegeven met de lijnen A, B, D, C en A , B , 1 1 .
D , C . Dit profiel wordt gevormd door een tweetal bochten die symmetrisch liggen ten opzichte van het vlak B, en heeft de algemene vorm van een scheepsromp. Men ziet in de tekening de bovenste gebogen 11 .
35 gedeelten A, E en A en E welke dwars verlopen ten. opzichte van de uitstroomhartlijn X-X, d.w.z. praktisch vertikaal, de onderste gebogen 11
gedeelten D, C en D , C , welke uitlopen m het verloop van het vlak P
81 02 7 7 8 -9- en geheel gelegen zijn op de cilindrische uitstroomholte A, alsmede 111 door tussengëlegen oveigangsgedeelten E, B, D en E , B , D , welke schroefvormig zijn en de hartlijn X-X snijden in B en B1 en de dwarse bovengedeelten met de onderste gedeelten van elke halve .... . . 1111..
5 afdichtlijn verbinden. De lijnen A, B, D, C en A , B , D , C zijn de projecties van de middellijn van de zitting 6 welke gevormd, wordt door twee bewerkte oppervlakken, waarvan de beschrijvende lijnen loodrecht staan op de hartlijn X-X over de bovengedeelten A, E en A1, E^, evenwijdig verlopen aan de hartlijn X-X over de onderste 1 1 10 uitlopende gedeelten D, C en D , C , en van evolutieve oriëntatie zijn tussen loodrecht..en evenwijdig verloop, zoals de treden van een 111 wenteltrap, over de tussengelegen gedeelten E, B, D en R , B , D .
Men zal zich nog herinneren, dat de afdiehtlijnen A, E, B, D 1111 en A , E , B , D in elk punt een raakvlak aan het zittingoppervlak 6 15 mogelijk maken dat met de hartlijn Y-Y een hoek α insluit., welke, ten naaste bij gelijk is aan een bepaalde waarde, bij voorbeeld van 20° 1 2 (raakvlakken van de lijnen K , T en K , T in fig. 18). Vervolgens, 11 . van D naar C en van D tot C evolueert hoek a progressief van de minimale waarde 20° naar 90°.
20 Het bovengedeelte van de werktekeningfiguur 20 is de projectie op hetzelfde vlak Q van de afdichtlijn van een afsluiter volgens de 2 2 onderhavige uitvinding. De gebogen gedeelten A, E, B, D, C en A , E , 22....
B , C zijn identiek aan resp. de. gebogen gedeelten A, E, B, D, C en 11111..
A , E , B , D , C m fig. 19 en hebben dezelfde bovengedeelten A, 2 2 2 2 25 E, A , E , ondergedeelten D, C en D , C , alsmede tussengelegen over- gangs- en verbindingsgedeelten tussen de genoemde boven- en onder- 2 2 2 gedeelten E, B, D en E B , D en beantwoorden aan dezelfde geometrische voorwaarden, en dit geldt ook voor de voorwaarden voor de raakvlakken aan het zittingoppervlak langs deze beide gebogen lijnen.
30 Met het oog op het verminderen van de maximale in langsrichting 1 2 ingenomen plaatsruimte door de zitting (afstand A, A en A, A ), zijn echter, door een translatiebeweging evenwijdig aan de hartlijn X-X, de beide symmetrische gebogen gedeelten bij elkaar gebracht op zodanige wijze, dat deze elkaar in B of B (fig. 20) kruisen op de hartlijn X-X.
. . ... . 2
35 Hierdoor is de maximale m langsrichting ïngenanen plaatsruimte A, A
ten opzichte van de hartlijn X-X geringer, dan de in het voorgaande genoemde afmeting A, A** , waarbij de vermindering in benodigde ruimte 81 02 7 7 8 7 ' -10- gelijk is aan de amplitude van de genoande translatiebeweging.
Als gevolg van één en ander maakt het af dicht oppervlak 6 een gemiddelde afdichtlijn 61 mogelijk, welke, in projectie op het vlak Q, als geheel is samengesteld uit de gebogen gedeelten A, E, B, D, C en 5 A , E , B , D , C . De afdichtlijn 61 is weergegeven in de fig. 3 en met een streeppuntlijn, afgeheeld op het zittingoppervlak 6, en wordt geconcretiseerd door de kruin. 71 van een elastisch afdichtsnoer 12, dat wordt gedragen door het sluitmiddel, welke kruin precies dezelfde vorm heeft. Lijn 61 wordt gevormd door het samenstel van 10 twee lijnen, die elkaar kruisen aan de uiteinden van de horizontale diameter van de buis 2 op de hartlijn X-X. De gedeelten van elke helft van het afdichtoppervlak 6 worden, op corresponderende wijze, gevormd door: twee bovenste gedeelten 62, die ongeveer zijn gelegen in een 15 transversaal vlak ten opzichte van de uitstrocmhartlijn X-X, 2 2 corresponderend voor de afdichtlijn met A, E en A , E ; twee bovenste tussengelegen overgangsgedeelten. 63 van schroefvormige gedaante, gelegen boven de diametrale zone van de 2 2 uitstrocmhartlijn, corresponderend met E, B en E , B ; 20 - twee onderste tussengelegen overgangsgedeelten 6U, die horizon taal verlopen en gelegen zijn onder de diametrale zone van de uitstroomhartlijn X-X en aan de andere zijde van. het vertikale
vlak P ten opzichte van de voorgaande, corresponderend met B, D
2 2 en B , D ; en V ·. 25 - twee onderste cilindrische gedeelten 65, welke zich oonf ormeren aan de uitstrocmholte U en evenwijdig verlopen aan de uitstroom- 2 2 hartlijn X-X corresponderend met D, C en D , C .
Al deze oppervlakgedeelten zijn continu met elkaar verbonden, terwijl met die oppervlakgedeelten op de zitting van de afdichtlijn 30 resp. 72-75 op het afdichtsnoer 12 voor de. sluitplaat 7 corresponderen.
De af lichtlijnen 61 van de zitting 6 en 71 van de sluitplaat 7 hebben aldus, van opzij gezien, een algemeen X-vormige gedaante. Elke halve lijn, welke aan êên zijde van het vlak P ligt heeft een keerpunt B aan elk uiteinde van de horizontale diameter van de uit-35 stroombuis 2. Zo worden eveneens kruisende afdichtvlakken verkregen op de diametrale zone van de uitstroomhartlijn X-X; boven die diametrale zone zijn de oppervlakken, welke aan het bovengedeelte 81 02 7 7 8 ........."........................ ....... ' .......-11- verwijd zijn, convergerend naar de diametrale zone van de hartlijn X-X. Onder die diametrale zone zijn de afdichtvlakken -convergerend van het ondergedeelte naar de diametrale zone van de hartlijn X-X.
5 Eén en ander wil zeggen, dat de oppervlakgedeelten, die zijn gelegen hoven de diametrale zone van de hartlijn X-X en aan één zijde van het symmetrievlak P zich onder·die diametrale zone en aan de andere zijde van het symmetrievlak. P voortzetten. Het is door deze verlenging, dat de continuïteit wordt verzekerd ondanks de geometrische 10: discontinuïteit, die gemarkeerd wordt door het keerpunt B voor de afdichtoppervlakgedeelten, die zijn gelegen aan. dezelfde zijde van het symmetrievlak P..
Zoals in perspectief in fig. 12 voor een variant-uitvoerings-vorm,. die hieronder nader zal., worden, beschreven, is weergegeven, is de 15 afdichtlijn 61, 71 in feite een gesloten kromme, welke de. gehele omtrek van de afdichtvlakken doorléépt, en dus de cilindrische uit-stroomholte 1* omgeeft, met twee keerpunten B, B symmetrisch ten opzichte van. het symmetrievlak Q, dat de hartlijnen X-X en Y-Y bevat (vlak van de fig. 1, 3, 20). De lijnen 61 en 71 gaan in de sluitstand 20 van de afsluiter in elkaar over.
Op de sluitplaat 7 (fig. 11) evolueert het afdichtsnoer 12 van nagenoeg cirkelvormige dwarsdoorsnede rond een sluitplaat j6, waarvan het middenvlak het vlak Q.is, en welke een ondergedeelte 77 bevat met een dikte (d.w.z. een dikte-afmeting volgens de hartlijn X-X), 25 die constant is en halfcilindrisch waarvan de horizontale diameter zich bevindt onder de uitstroomhartlijn X-X, vervolgens een parallelepipe-dumvormig middengedeelte 78 van dezelfde dikte, daarop volgend een bovengedeelte 79 in de vorm van een.wig, waarvan de ribbe de hartlijn X-X volgens een rechte hoek kruist en welke divergeert naar 30 boven totaan de bovenste bochten, van de afdichtleiding 71. De wit heeft in zijn bovengedeelte een afmeting volgens de hartlijn X-X, welke groter is, dan het tussengelegen gedeelte en kleiner is, dan van de plaat 72. De zij-geleidingsoren 10 steken uit van de wit 79 aan weers- . zijden van het vlak P.
35 Het afdichtsnoer 12 volgt de gehele rand van de wig 79> alsmede het ondergedeelte van het halfcilindrische gebied 77 aan elk axiaal uiteinde daarvan. Van daaruit verenigen zich de beide gebogen onderste 81 02 7 7 8 .................... -12- gedeelten ran het afdichtoppervlak aan de toppen van.de wig 79 door te convergeren naar de diametrale zone van. de hartlijn X-X.
Overeenkomstig de fig. 2 en k van het sluitmiddel en van de zitting, in het transversale symmetrievlak P, strekken zich de ver-5 schillende gedeelten van de afdichtoppervlakken symmetrisch uit ten opzichte van het vlak Q, in het vlak P volgens hogen, welke ongeveer de volgende waarden hebben aan elke zijde van het symmetrievlak P, d.w.z. tweemaal te- rekenen: a) 62-72 : ongeveer 6θ°; 10 b) 63-73 : ongeveer 30°; c) 6^-7^+ : ongeveer 30°; d) 65-75 : ongeveer 60°.
Hieruit valt uiteindelijk de wijze van uitvoering van het sluitmiddel 7 te zien, welke de eerste en tweede uitvoeringsvorm 15 gemeen hebben.
Tweede uitvoeringsvorm (fig. 5-12 en 19):
Voor beter begrip van de uitvoering van het tweede uitvoerings-voorbeeld ten opzichte van de, in het voorgaande beschreven, eerste uitvoeringsvorm wordt verwezen naar de fig. 20 én 21.
20 Met behoud van het beginsel van de afdichtlijnen en -opper vlakken welke elkaar kruisen zijn, ter vereenvoudiging, de gedeelten 2 2 62-72 en 63-73 (of A, E, B en A , E , B2) gelegen boven de diametrale zone van de hartlijn X-X, d.w.z. de bovengedeelten en tussengelegen bovengedeelte met continue kromming, van schroeflijnvomige 25 evolutie, vervangen door twee convergerende vlakken met rechtlijnig verloop A , F, B, en A , F , B (fig. 21), waarbij de halve tophoek α groter is dan, of gelijk is aan 20° ten opzichte van dé hartlijn Y-Y.
Onder de diametrale zone van.de hartlijn X-X zijn afdichtoppervlakken en -lijnen van de eerste uitvoeringsvorm gehandhaafd.
30 Het zal duidelijk zijn, dat deze vereenvoudiging in het boven gebied van de afdichtoppervlakken en -lijnen is verkregen ten koste van een lichte vergroting van de in langsrichting benodigde maximale plaatsruimte bij eenzelfde hoek a, omdat de afstand A^, A^ in fig. 21 2 . .
groter is, dan de afstand A, A m fig. 20. Deze maximale m langs-35 richting gemeten, benodigde plaatsruimte blijft echter niettemin steeds voor éénzelfde hoek a, toch nog onder die van de tot dusverre bekende afsluiter (afstand A, A , in fig. 19)· 81 02 7 7 8 -13-
Nader gepreciseerd is bij deze uitvoeringsvorm het bovengedeelte. 62 van de zitting samengesteld uit:
Wee platte oppervlakken van halfelliptische vorm 62a, die de snijlijnen zijn van Wee convergerende, ten opzichte van 5 het vlak ,P symmetrische vlakken met de wand van de buis 2.
Deze half-elliptische oppervlakken strekken zich uit vanaf de verbinding tussen de buisvormige schacht 3 en de buis 2 totaan een gebied, dat ongeveer op halve hoogte ligt. tussen.het diametrale horizontale vlak dat d66r.de hartlijn X-X gaat en 10 de verbinding tussen de buisvormige schacht 3 en de buis 2 3 1+ 1 (segmenten A , F en A , F volgens fig. 21); twee tussengelegen schroefvormige bewerkte oppervlakken 62a, welke zich uitstrekken totaan het genoemde, diametrale vlak,.
12.
corresponderend met de gedeelten F, B en F , B van fig. 21.
15 Deze oppervlakken 63 verzekeren de progressieve overgang met de twee. onderste overgangsvlakken. 6b.
De beide onderste overgangsvlakken 6b zijn, evenals bij de eerste uitvoeringsvorm,, linker vlakken, welke zich uitstrekken van een gebied, dat zich bevindt ter hoogte van de hartlijn X-X tot ongeveer 20 de halve hoogte tussen die hartlijn X-X en de onderste beschrijvende lijn van de holte b. Het zijn linker vlakken in de vorm van draaiende oploopvlakken, d.w.z. bewerkte schroefvormige vlakken, die worden beschreven door beschrijvende lijnen, welke uitgaan van een snijkrcrame , van het oppervlak 6 met de cilindrisch uitstroomholte U. De:oppervlak-25 ken 6b vormen een rotatie-ontwikkeling cm een vertikale as,, wanneer men de snijkromme met de cilindrische holte volgt. De oppervlakken 63 en 6b maken in alle punten van de middellijn of afdichtlijn 61 een raakvlak mogelijk, dat met de hartlijn Y-Y een minimale hoek van.
20° insluit, welke hoek progressief toeneemt tot 90° in het onderste 30 gedeelte, waar de oppervlakken 6b in verbinding staan met de oppervlakken 65 die overgaan in, de holte b,
De middel-afdichtlijn 6i van het zittingoppervlak 6 wordt, evenals bij het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld, gevormd door Wee lijnen, welke symmetrisch zijn ten opzichte van het symmetrievlak P van de 35. afsluiter. Deze beide lijnen zijn te zien in de bovenaanzichtfiguur 9 en in het onderste gedeelte van fig. 21; zij zijn gesloten en lopen continu d66r, doch hebben belangrijke veranderingen in hun verloop 81 02 7 78 -1U- of richting (keerpunten) op het verloop van het vlak P. De lijn 61 is ook in perspectief weergegeven en wel in fig. 12. Evenals hij het voorgaande v-orheeld is het volgens deze afdichtlijn 61, welke de zitting. 6 en het sluitmiddel 7 -gemeen hehhen (de lijn 71 is identiek), 5 dat de afdichtvoorzienihg van. het sluitmiddel 7 aansluit .op de zitting 6.
In projectie op het vlak Q (fig. 5 en.7) vormt de lijn 61 een X, welke bestaat uit een V met een omlaaggerichte punt- en een onderste, omgekeerde U, terwijl, bij de eerste uitvoeringsvorm de bovenste V is vervangen door een bovenste U.
10 In:.het projectievlak P, dat het vlak is van fig. 6, verschijnen het afdichtsnoer 12,en.de afdichtlijn 71 slechts in het bovenste afdichtgedeelte 62, 72 in de vorm van een halve ellips,, over een gedeelte van het tussengebied 63, 73 en over het onderste, gedeelte 65, 75, terwijl zij worden bedekt over het gedeelte 6b, Jb.
15 Thans zal de uitvoering bij de bovengenoemde beide.uitvoerings-
Si b voorbeelden van de gedeelten 7 , 7 van het sluitmiddel. 7 worden beschreven.
s* b
Deze beide gedeelten 7 , 7 worden gevormd, door dunne:, versterkte schalen (fig. 13), d.w.z. extra verdiktcbij 13 aan weerszijden van 20 het sluitmiddel, ter hoogte van de hartlijn X-X, om op die plaatsen te zijn voorzien van assemblagemiddelen, welke worden gevormd door een tweetal conische knoppen 1^, die uitsteken van de ene halve-sluit-plaat (bijvoorbeeld 7&) en die zijn ingestoken in corresponderende conische verdiepingen 15 van de andere halve sluitplaat (7U).
25 Er zijn voorts ook binnenuitsteeksels 16 voor wederzijdse £L b aansluiting (fig. 17), die elk op de sluitplaten 7 , 7 aangebracht zijn en die de verbindingsorganen vormen, waardoor vernieling van de dunne wanden van. de sluitplaat 7 wordt voorkomen bij het door gieten aanbrengen van een bekleding of voorziening uit rubber 7, dat 30 onder druk wordt geïnjecteerd in een vorm, welke het sluitmiddel bevat.
• S·
Voorts zijn, zoals te zien in fig. 10,. de beide gedeelten 7 , 7° inwendig voorzien van twee binnenstiften 18, welke uitgaan van een sluitplaat 7 en aanliggen op de bovenste, horizontale binnenwand b 35 van de andere sluitplaat 7 , en omgekeerd, even onder de opneemholte voor de moer 9, onder het dwars passeren van het verbindingsvlak P.
Deze stiften doen dienst ter voorkoming van elke scheiding van de 81 02 7 7 8 -15- • d» *b sluitplaten J , 7 door afsehuiving bij de sluitbediening, wanneer een vreemd voorwerp aan êên zijde van het symmetrievlak P een obstakel vormt.
De uit een elastomeer bestaande afdichtvoorziening 7 van variabele 5 dikte is verdikt voor het vormen van een afdichtsnoer of kruin 12, welke de afdichtlijn 61 materialiseert en verdund is in een symmetrie- SI "fo vlak P-P of het assemblagevlak van de sluitplaten 7 , J . Oe beide o» *b sluitplaten 7,7 zijn onafhankelijk van elkaar bekleed, over hun gehele oppervlak, inwendig en uitwendig, met inbegrip van de aansluit-10 uitsteeksels 1.6 en de knoppen 1U, door middel van de afdichtvoorziening 17· De bevestiging is tot stand gebracht met kleefstof, d.w.z. zonder-bouten of dergelijke. Slechts de top van de knoppen 1k en de bodem van de verdiepingen 15 is niet voorzien van een bekleding.
s* b
Door hun vorm vormt elk der sluitplaten 7 , 7 een voorwerp 15 zonder ondersnijding d.w.z. vormbaar zonder toepassing van een kern.
Bij vergelijking van de fig. 13—1 en 15-16,. blijkt, dat de kruin 12 van de afdichtvoorziening 17 kan zijn onderverdeeld in twee symmetrische gedeelten op elke sluitplaat. 7a, 7^ (fig. 13-1¾) of ook slechts, kan voorkomen op één enkele sluitplaat, bij voorbeeld "b 3* 20 7 , waarbij dan de andere sluitplaat 7 op complementaire wijze is afgeknot (fig. 15-16) opdat de verbindingsvoeg in dit gebied een chicane met rechte hoek vormt,. welke het eventueel binnentreden van fluïdum tussen de beide sluitplaten tegengaat.
Voorts wordt nog opgemerkt en is te zien bij vergelijking 25 vm de doorsnedefiguur 17 met de fig. 13-16, dat. in het bovenste
afdichtgedeelte en onder de diametrale zone van de hartlijn X-X
het afdichtsnoer 12 verschillend georiënteerd is ten opzichte van het snoer 12 gelegen in het onderste gedeelte; in dit laatste sluit het snoer 12 aan op een oppervlak nabij de cilindrische holte -¾ of 30 hierin overgaand, terwijl op de bovenste niveau, het afdichtsnoer
aansluit tegen een .oppervlak, dat vrijwel dwars op de hartlijn X-X
verloopt, zoals hierboven beschreven. Aldus is het snoer 12 overal gericht naar het oppervlak 6.
Het sluitmiddel 7, dat is gevormd door het, door aaneenkitten, • 3j b 35 assembleren van de sluitplaten 7,7 bevat aan zijn omtrek convexe oppervlakken, welke corresponderen met de concave oppervlakken, welke de zitting 6 vormen.
81 02 7 7 8 -16-' '
Als vari antuit voering svorm kan het sluitmiddel 7 ook als zogenaamd "monobloc" uitgevoerd zijn, maar het vormen in een vorm is dan aanzienlijk moeilijker, dan wanneer het sluitmiddel uit twee delen bestaat.
5 Thans zullen de horizontale projecties van de afdichtlijnen van de afsluiter volgens de uitvinding worden bezien (fig. 20 en 21) en worden vergeleken met die van de afsluiter volgens het Franse oc-trooischrift 71.16.057.
Als gevolg van de druk stroomopwaarts of stroomafwaarts 10.van het getransporteerde fluïdum wordt het sluitmiddel 7 iu de sluit-stand aangedrukt tegen het gedeelte van de zitting 6 dat gericht is . naar de zijde, vanwaaruit die druk werkzaam is en de afdichtlijn 61 wordt daarbij gevormd door A, B, C (fig. 20 en 21), in projectie op het vlak Q van de doorsnede volgens.fig. 5· 15 Wanneer deze afdichtlijn wordt geprojecteerd op het diametrale vlak dat do6r de hartlijn X-X gaat en loodrecht staat op de hartlijn X-X, verkrijgt men voor de tweede uitvoeringsvorm volgens de uitvinding het geharceerde oppervlak, in maansikkelvorm, van het onderste gedeelte van fig. 21. Dit oppervlak vormt het opper-20 vlak, volgens hetwelk,een kracht moet worden uitgeoefend om het sluitmiddel te openen en de fluïdumdruk die op het sluitmiddel wordt uit- ‘ geoefend te overwinnen. De weerstand, welke moet worden overwonnen voor het openen van het sluitmiddel 7 noemt men het "bodemeffekt".
Deze weerstand is het produkt van de.te overwinnen drukspanning en 25 het geprojecteerde oppervlak, dat in fig. 21 geharceerd is. Het blijkt dus, datdeze te overwinnen weerstand des te groter is bij éénzelfde te overwinnen drukspanning, naarmate het geprojecteerde oppervlak, groter is.
Bij vergelijking blijkt.nu, dat het geprojecteerde oppervlak 30 volgens fig. 20 voor het sluitmiddel 7 van de tweede uitvoeringsvorm volgens de uitvind-ng aanzienlijk kleiner is, dan dat van de afsluiter volgens Aanvraagsters oudere octrooi 71.16.057 (afdichtlijn en geprojecteerd, geharceerd oppervlak volgens fig. 19), uiteraard bij eenzelfde diameter voor de uitstroomleiding 1+.
35 Thans zal een rekenvoorbeeld worden gegeven:
Voor een binnendiameter van de uitstroomholte b van 150 mm en voor een drukspanning van 16 bar, welke moet worden overwonnen 81 02 7 7 8 -17- bij het openen van het sluitmiddel, is het geprojecteerde oppervlak (fig. 19) van een sluitmiddel volgens het genoemde oudere Franse oc- 2 trooischrift van aanvraagster 250 cm groot, terwijl de openings- kracht of het bodemeffekt UOOO kg bedraagt.
5 Voor een sluitmiddel volgens een tweede uitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvinding is het geprojecteerde oppervlak ver-2 minderd tot 50 cm (fig. 20) en is daardoor de bij ...het openen te overwinnen kracht teruggebracht.tot 800 kg.
In fig. 20 (waarin het geprojecteerde oppervlak voor. de eerste 10 uitvoeringsvorm is afgebeeld) is een nog kleiner geprojecteerd oppervlak te zien, dan volgens fig. 21 en dus nog aanzienlijk geringer, dan volgen^fig. 19 van de oudere afsluiteruitvoering.
Dank zij deze aanmerkelijke vermindering van het zogenaamde "bodemef f ekt" kan voor. de afsluiter volgens de uitvinding met een aan-15 drijfinrichting van aanmerkelijk geringer vermogen en met aanzienlijk minder benodigde plaatsruimte worden volstaan.
De schematische fig. 19-21 laten trouwens ook.de vermindering van de in langsrichting benodigde plaatsruimte zien, d.w.z. de vermindering van de afstand tussen de flenzen van de buis 2 evenwijdig 20 aan de hartlijn X-X gemeten bij gelijke diameter van de leiding k ten opzichte van een afsluiter volgens Aanvraagsters ouedere Franse oc-trooischrift 71*16.057» alles bij éénzelfde minimale hoek tussen de hartlijn X-X en het raakvlak aan het afdichtoppervlak langs de.af-dichtlijnen.
25 Tenslotte biedt het sluitmiddel volgens de uitvinding, dank zij de vorm van de zitting 6 en de corresponderende vorm van de halve s* "b sluitplaten 7 en 7 » het voordeel, met minimale wrijving de zitting 6 te naderen of zich daarvan te verwijderen, aangezien de oppervlakken die tegen elkaar moeten aansluiten, om de afdichting tot stand 30 te brengen, zich ten opzichte van elkaar praktisch zonder glijding verplaatsen. Het voordelige gevolg hiervan is, dat de elastamere afdichtvoorziening 17, en met name het afdichtsnoer 12, slechts aan minimale slijtage onderhevig is.
'In hetgeen thans.volgt worden varianten van de beide in het 35 voorgaande genoande uitvoeringsvormen beschreven. Deze varianten betreffen slechts het onderste gedeelte van het afdichtoppervlak 6 en hebben betrekking op het geval dat de uitstrocmbuis een uit- 8102778 ........-18- s wendig of inwendig uitsteeksel "bevat:
Variant volgens dë fig. 22-2*1: Het "buislichaam 1 "bevat hier een dwarse verdieping 20, aan weerszijden van het transversale.vlak P, d.w.z. rondom de hartlijn Y-Y, welke verdieping een uitstulping of 5 uitwendig uitsteeksel vormt in het laagste, punt ten opzichte van de onderste "beschrijvende lijnen van de "buis 2. Een dergelijke verdieping 20 heeft tot taak, dienst te doen als opneemruimte voor het onderste gedeelte van het sluitmiddel aan het einde van.de sluit-beweging daarvan.
10 Deze verdieping heeft de vorm van een vlakgemaakt, cilindrisch oppervlak, waarvan de beschrijvende lijnen evenwijdig verlopen aan die van de cilindrische holte k en verbonden zijn door wanden evenwijdig aan het vlak P, met die holte. Dientengevolge is het af-dichtoppervlak, van de zitting voor het sluitmiddel eenvoudigweg ge-15 wijzigd door vervanging van het onderste, cilindrische gedeelte 65 door een onderste gedeelte 66, dat zowel in een gedeelte van de cilindrische holte k als de verdieping 20 uitloopt. Als gevolg hiervan is het onderste gedeelte 66 een vlak gemaakt, gedeeltelijk cilindrisch oppervlak en gedeeltelijk van langwerpige vorm in neerwaartse richting, 20 voorbij de cilindrische vorm, en waarvan de rechte beschrijvende ^ lijnen evolueren tussen die van de holte b en die van de verdieping 20, waarmee zij eindigen, om er in over te gaan.
Variant volgens de fig. 25-27: Het buisvormige lichaam bevat hierbij, evenals tevoren, een dwarse verdieping 21, welke buiten-25 waarts uitsteekt ten opzichte van de buis 2, doch deze verdieping is door afschuiningen 22 verbonden met de holte b. Het ondergedeelte 65 van het afdichtoppervlak is hier vervangen door een onderste gedeelte 67, dat vlak gemaakt is en waarvan de rechte beschrijvende lijnen progressief evolueren tussen die van de cilindrische holte b 30 en die van de afschuiningen 22.
Variant volgens de fig. 28-30: Het buisvormige lichaam 1 bevat hier een inwendige uitsteeksel 23 aan weerszijden van het transversale vlak P. Dit uitsteeksel 23 is een vlak gemaakte oppervlak met een cilindrische extra verdikking met hartlijn, welke evenwijdig verloopt 35 aan de hartlijn X-X en met een grotere straal, dan van de holte b en door middel van cirkelvormige afschuiningen 2b verbonden met cilindrische holte U.
8102778 -19-
Het ondergedeelte van het sluitmiddel 7 moet afdichtend komen aan te liggen tegen het inwendige uitsteeksel 23 en in het bijzonder tegen de èirkelvormige afschuiningen 2k. Dientengevolge is het afdichtoppervlak van de zitting van het sluitmiddel gewijzigd, 5 doordat het onderste.cilindrische gedeelte 65 vervangen is door een vlak gemaakt onderste gedeelte 68, waarvan de beschrijvende lijnen progressief'ecoluëren'van. de beschrijvende lijnen, van de holte U evenwijdig.aan de hartlijn X-X, naar.die van de afschuiningen 2k.
Bij alle drie, in het voorgaande beschreven, variantuitvoerings-10 vormen is het onderste gedeelte van het sluitmiddel 7 en met name de afdichtlijn 71'» uiteraard, op dezelfde wijze als het zitting-oppervlak gewijzigd uitgevoerd. Voorts zal het duidelijk zijn, dat dezelfde varianten ook kunnen worden toegepast bij de eerste uitvoeringsvorm volgens de uitvinding..
15 Bij de varianten volgens de fig. 25-27 en 28-30 is het van belang, vast te. houden, dat de hoek, welke wordt ingesloten tussen het raakvlak aan het draag oppervlak 22 of 2k langs de afdichtlijn met de hartlijn Y-Y ten minste gelijk, is aan.de minimale hoek a van 20°. Over de. volle lengte van de afdichtlijn is aldus een . 20 constante hoek van. ten minste gelijk aan 20° bereikt. Dit levert als voordeel op dat over de volle omtrek van de zitting de elastische aflichtvoorziening 17 onder dezelfde omstandigheden werkzaam is.
Zo is dus de samendrukking van die af lichtvoorziening,. loodrecht op het draagvlak, constant over de volle omtrek van de zitting, 25 voor een bepaalde gegeven mate van indringing van het sluitmiddel. Wanneer die indringing wordt gewijzigd, verandert, wel de mate van samendrukking, doch blijft die nieuwe waarde gelijk over de volle zittingomtrek.
Deze beide varianten bieden als verder voordeel, dat het 30 sluitmiddel bij zijn ondergedeelte aan het einde van de sluitbeweging geleid en gesteund wordt. Het gaat hierbij cm een voordeel dat des te interessanter is, omdat het opslag- en geleidingsoppervlak van de oren 10 van het sluitmiddel op de geleidingen 11 van het afsluiterlichaam een beperkte hoogte heeft.
35 - Variant volgens de fig. 31-3^: Hierover wordt opgemerkt, dat bij de beide uitvoeringsvormen volgens de fig. 1-^ en volgens de 2 fig.- 5-8, er in de afdichtlijn een kritisch kruispunt B, B is, 8102778 -20- welke kruispunten op de zitting enerzijds en op de afdichtvoorziening 17 van het sluitmiddel 7 anderzijds moeten samenvallen.
Wanneer de fabricagetoleranties van de zitting ênerzijds en van het sluitmiddel anderzijds te groot zijn, is er een zeker risico 5 voor enige verspringing in dit kruispunt ênerzijds op de zitting en anderzijds op het sluitmiddel, en daardoor ook riciso voor een. gebrekkige afdichting.
Het is cm die reden, dat het, vanneer met ruime fabricagetoleranties rekening moet worden gehouden, verstandig is dit kritieke 10 kruispunt te vervangen door korte aflichtlijn 80, welke een verbindings-gedeelte vormt met verticale zijwaartse projectie- op het vlak. Q.
Deze lijn 80 krijgt gestalte in een kruinlijn 81 óp het sluitmiddel aan weerszijden van.het diametrale vlak volgens de hartlijn X-X en nabij.dit. vlak, welke kruinlijn zich bevindt over een klein recht 15 segment 82 van het afdichtsnoer van het sluitmiddel (fig. 1), en in een verbindingsafplatting. 83 tussen de oppervlakken 63 en 6k op de zitting (fig. 33).
Op deze wijze is een lichte verspringing naar weerszijden ten opzichte van het symmetrievlak P-P mogelijk tussen zitting en 20 sluitmiddel, omdat er steeds afdichtend contact is tussen de afdicht-kruin 81 van het rechte segment 82 en de corresponderende afplatting 83 van de zitting·.
De afsluiter volgens de fig. 35 en 36 heeft een afsluiter-lichaam 1, dat identiek is aan dat volgens, de fig. 31—3U. Het sluit-25 middel of de sluitplaat is als geheel analoog aan het sluitmiddel 7 volgens de fig. 31 en 32, met als enige verschil een iets.gewijzigde vorm van de kruinlijn 171 van het bijbehorende afdichtsnoer 112.
In feite heeft, over de bovenste en tussengelegen gedeelten van het snoer 112, d.w.z. opvolgend aan weerszijden,van het symmetrie-30 vlak P het trahect ABCDEFG, de kruinlijn 171 dezelfde vorm als de afdichtlijn 61 van de zitting, doch iets uitgezet, d.w.z. op elk punt over een constante afstand i_ loodrecht op het oppervlak van de zitting 6 versprongen.
In het onderste gedeelte van het snoer 112, tussen de twee 35 punten G, welke de bovenste begrenzingen vormen van het gedeelte van het oppervlak 6, dat uitloopt in de holte k van de uitstroom-leiding 2, is de vorm van de kruinlijn 171 daarentegen achterwaarts 81 02 7 78 -21- . versprongen ten opzichte van. die van de afdichtlijn 61. Nader in.detail, gezien volgens de. uitstroomhartlijn X-X (fig. 2), heeft het ondergedeelte van de lijn 171 de vorm van een .cirkelboog met een straal, •welke, iets groter is,dan de straal van de holte k van de uitstrocm-5 leiding.
Wanneer de sluitplaat 107 daalt voor, het afsluiten, van de leiding k komt er een ogenblik t^, waarop alle punten van.de lijn 17,1, welke zich bevinden.hoven de twee. punten G, d.w.z. alle punten zoals A, B, C, D, E, F en G tegelijkertijd in aanraking komen met de lijn 61 10 van de zitting (fig. 7 en 8). Op hetzelfde ogenblik t^ is er een radiale speling j_ onder de twee punten G, en deze speling neemt progressief toe van een waarde 0 ter plaatse van de punten G tot een maximale waarde j^ op het laagste punt H, gelegen in het. symmetrie-vlak P, op de hartlijn. Y-Y..
15 Wanneer de sluitplaat 107 nog verder daalt van een.vertikale bewegingsbaan s_ tot in. de volledige sluitstand, wordt· het snoer progressief op het oppervlak 6 ineengedrukt,. praktisch zonder over dat oppervlak te glijden tot op een indruk- of ,,interferentie,,-waarde i_ (fig. 9)· Aangezien over al die gebieden A, B, C, D, E, F,; G het raak-20 vlak aan het oppervlak 6.langs de lijn 61 een vrijwel constante hoek insluit met de verplaatsingsrichting Y-Y, welke, hoek bij voorbeeld 20° of 30° bedraagt, geldt voor alle punten i = s . sina = constant = iQ.
Onder de twee punten G kcrnt, bij de in het voorgaande besproken uitvoeringsvormen het contact 71-81 tegelijkertijd tot stand 25 op het tijdstip t^, evenals boven de punten G. Aangezien in dit gebied de hoek α varieert van αtot 90° varieert de "interferentie"-waarde· i = s . sina van het éne punt naar het volgende van s ., sin α ter plaatse van de punt G tot s :·... sin 90° = s ter plaatse van het punt H.
30 Daarentegen geldt, volgens de fig. 35 en 36, onder de punten G : i = s . sina - j zodat het voldoende is in elk punt j = s . sina -i = s (sina - sinaQ) (i) te kiezen, opdat de "interferentie·"-waarde i_ in dit onderste gebied nog gelijk zijlaan i . De formule I is dus van het type j = a sin - b met a = s en b =. s sin α , o 35 Bij wijze van voorbeeld kunnen, voor aQ = 30 ,.de interferentie- waarden i_ ter plaatse van de punten A en H, op het tijdstip t2 van volledig afdichtende sluiting, na een bewegingsweg s_van 2 mm, gerekend 81 02 7 78 -22- vanaf het tijdstip t1_ en een speling in het punt H van 1 mm op het tijdstip tl9 als volgt volgens de formule I worden berekend: vanaf het punt A totaan het punt G: i = 2 x sin 30° - 1 mm 0 5 - in het punt H (j = 1 mm): ƒ 1 = 2 x sin 90° -1=1 mm in een tussengelegen punt K onder het punt G en op een hoek-afstand van 30° ten opzichte van H is α = 6θ° en is er een radiale speling j - 0,732 mm nodig om dezelfde interferentiewaarde te verkrijgen: 10 i = 2 x sin 6o° - 0,732 = 2 x 0,866 - 0,732 = 1 mm
Men verkrijgt aldus een interferentie of indrukwaarde i_, welke constant is en gelijk is aan iQ over de volle cmtrek.van. het afdichtsnoer^ Deze eigenschap is van belang en voordelig, omdat.onvoldoende indrukwaarde in bepaalde punten risico voor gebrekkige afdichting 15 zou meebrengen, terwijl een excessieve interferentie-, of indrukwaarde sterke slijtage, aan het afdichtsnoer veroorzaakt.
De bovenvermelde formule (i), nl. j = s.sina - i = s o (sina - sina^), geeft de contour van de kruinlijn 171· en leidt, tot een uniforme waarde iQ voor i_ over de volle cmtrek. In de praktijk 20 kan men onder de twee punten G een boogvorm van de lijn 171 aannemen, met een straal R1, welke iets groter is, dan de straal R van de holte b, met de betrekking: R1 = R + i o
Het zal duidelijk zijn, dat in de volledige sluitstand de 25 middellijn 171 a van het ingedrukte oppervlak 171 b van het snoer 171 samenvalt met. de afdichtlijn 61 van de zitting 6, terwijl bij de in het voorgaande genoemde uitvoeringsvorm het de kruinlijn 71 is, welke, op het tijdstip t^, samenvalt met die lijn 61.
De inrichting, zoals beschreven in verband met de fig. 35 en 36 30 kan worden toegepast voor alle in het voorgaande beschreven uitvoeringsvormen, waarbij de hoek van het raakvlak - hartlijn Y-Y varieert in het onderste gedeelte van de zitting, d.w.z. bij alle in het voorgaand beschreven uitvoeringsvormen, behalve die volgens de fig. 25-27 en 28-30. Wanneer de kruising van de halve aflichtlijnen puntsgewijs 35 plaats vindt (fig. 1-30), vervangt het snijpunt het vertikale stuk C, D, E van de fig. 1 en 2, doch de rest van het snoer is zoals hierboven uiteengezet.
81 02 7 78 -23-
Duidelijkheidshalve wordt nog opgemerkt dat het begrip, "kruin-lijn" dat in het voorgaande gehanteerd is, ruim moet worden opgevat, omdat deze lijn ..in bepaalde gevallen ook een oppervlak kan zijn van geringe breedte, voor het geval, dat een afdichtsnoer van rechthoekige, 5 trapeziumvormige of halve-maanvormige dwarsdoorsnedegedaante wordt, toegepast.
In de gehele voorafgaande beschrijving is gemakshalve verondersteld, dat de hartlijn. X-X horizontaal verloopt en de hartlijn Y-Y vertikaal. Niettemin.zal het duidelijk zijn, dat de. afsluiter 10 volgens de uitvinding ook in elke andere willekeurige gewenste oriëntatie .toegepast.kan.worden, bij voorbeeld met de uitstroomhart-lijn X-X vertikaal of hellend gericht.
81 02 7 78
Claims (11)
1. Afsluiter van·de soort voorzien van een afsluiterlichaam met een cilindrische, horizontale uitstroomleidihg,, welke een zitting-oppervlak "bepaalt, en een sluitmiddel, dat is voorzien van een afdicht-snoer uit een elastomeer en met een geleiding voor vertikale translatie- 5 beweging, welke afdichtsnoer kont aan te liggen tegen het zitting-oppervlak van het afsluiterlichaam en dezelfde algemene vorm heeft, als dat oppervlak, met. het kenmerk, dat de afdichtlijn (6l) van de zitting,, in.aanzicht loodrecht op de hartlijn (X-X) van.de uitstroom-leiding {b), een algemeen X-vormige gedaante, heeft en over praktisch 10 de volle lengte daarvan.wordt verkregen,, door een translatiebeweging naar elkaar toe volgens de genoemde hartlijn (X-X) van twee. halve afdichtlijnen welke, tezamen een algemene wigvoimige gedaante hebben,
2. Afsluiter volgens .conclusie 1, met het kenmerk, dat de twee " halve afdichtlijnen elkaar ten naaste bij. .kruisen in het diametrale, 15 horizontale vlak van de uitstroomlèiding (H).
3. Afsluiter volgens êên der conclusies 1 en 2, met het kenmerk, dat elke halve afdichtoppervlak een vlak gemaakt oppervlak is. met een bovenste gebogen gedeelte (62), dat ten naaste bij dwars, op de uitstroomhartlijn (X-X) gericht is, een onderste gebogen gedeelte 20 (65), dat uitloopt in het inwendige cilindrische uitstroamvlak (ί*), en, tussen deze beide, boven en onder een diametraal gebied, dat in projectie wordt bepaald door de uitstroomhartlijn, een tussen-gelegen overgangsgedeelte (63-6^-), dat ten naaste bij schroefvormig is in de gedaante van een draaiend oploopvlak, dat de genoemde bovenste 25 en onderste gedeelten verbindt en het cilindrische uitstroomopper-vlak {b) zo dicht mogelijk nabij omgeeft. b. ‘ Variantuitvoeringsvom van een afsluiter volgens conclusie 3, met. .het kenmerk, dat het gedeelte van elk half afdichtoppervlak, dat zich’bevindt boven de uitstroomhartlijn (X-X),’is vervangen door een 30 tweetal vlak gedeelten (62a) convergerend naar die hartlijn en verlengd door gebogen verbindingsoppervlakken (63 ) met de oppervlakken (6U) welke gelegen zijn onder het genoemde gebied.
5. Afsluiter volgens ten minste een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de kruispunten van de X zijn.vervangen door 35 afplattingen (83) op het zittingoppervlak (6) en, op het afdicht- 81 02 7 78 Λ -25- % snoer (12), door rechte segmenten (8θ), -welke in zijaanzicht althans nagenoeg vertikaal verlopen.
6. Afsluiter volgens ten minste êén. der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het afdichtsnoer (12) de omtrek van een plaat (76) 5 volgt,, die wordt gevormd door een onderste cilindrische gedeelte (77) met een hartlijn, die evenwijdig verloopt aan.de uitstroomhart-lijn (X-X), een. tussengelegen, parallelepipedumvormig gedeelte (78), en een bovenste gedeelte (79) in de vorm van een wig, met een top die horizontaal is en. loodrecht, op de uitstroomhartlijn. 10 7· '' Afsluiter volgens ten minste êén der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het afsluitmiddel (7) wordt gevormd door twee halve sluitplaten (7 ,7 ), welke zijn samengevoegd volgens, een vertikaal verbindingsvlak (P) loodrecht op de uitstroomhartlijn (X-X), waarbij elke halve sluitplaat een dunne schaal vormt, voorzien van 15 versterkingsmiddelen (16) en plaatsbepalingsmiddelen (lU-15) ten opzichte van de andere halve sluitplaat..
8. Afsluiter volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat elke halve afsluiterplaat (7 , 7 ) is voorzien van een binnenuitsteeksel (18), dat aansluit tegen een horizontaal, uiteinde-oppervlak van de andere 20 halve, sluitplaat.
9. Afsluiter volgens ten minste êén der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het afdichtsnoer (1.2) wordt gevormd door een overdikte van een voorziening (17), welke het gehele sluitmiddel (7) bedekt.
10. Afsluiter volgens conclusie 9, voor zover afhankelijk van 25 één der conclusies 7 en 8, met het kenmerk, dat elke halve sluit- b plaat (7 ! T ) op zijn binnen- en buitenoppervlakken met de genoemde voorziening (17) bekleed is.
11. Afsluiter volgens ten minste één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de uitstroombuis (2) ter plaatse van het sluit- 30 middel (7) een inwendig (23) of uitwendig (20, 21) uitstekend gedeelte bevat en het onderste gedeelte van het zittingoppervlak (6) op corresponderende wijze is gewijzigd, met progressieve verbindings-oppervlakken met de rest van dat oppervlak.
12. Afsluiter volgens één der conclusies 3 en en waarbij in 35 het ondergedeelte de hoek, welke het raakvlak aan het afdichtopper- vlak insluit met de hartlijn (Υ-Υ) van de bedieningsstang varieert, met het kenmerk, dat de kruinlijn (171) van het afdichtsnoer (112) 81 02 7 7 8 : I -26- * zodanig is bepaald, dat het tegelijkertijd aan het zittingoppervlak (6) grenst in alle punten-, daarvan behalve in het ondergedeelte van dat oppervlak, waar, bij dat eerste contact, een radiale speling (j) aanwezig is, welke progressief toeneemt aan. elke zijde tot het hoogste 5 punt (H) van de uitstroomholte. (U).
13. Afsluiter volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de genoemde speling (j) is. verkregen, doordat .aan het ondergedeelte van. het af-dichtsnoer (1T1), gezien volgens de uitstroomhartlijn (X-X), een kromtestraal. (R^) is gegeven, welke groter is dan de kromtestraal. (Rg) 10 van de uitstroomholte. 1H. Afsluiter volgens.één der conclusies 12 en 13, met het kenmerk, dat wanneer met α de hoek wordt aangeduid, welke het raakvlak, aan het , afdichtvlak.over zijn middellijn (61) insluit met de hartlijn. (Y-Y) van de bedieningsstang, de genoemde speling (j) evolueert volgens 15 ... een betrekking van het type 'j = a sina - b, waarin a en b constanten - zijn. 81 02 778
Applications Claiming Priority (4)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
FR8012849 | 1980-06-10 | ||
FR8012849A FR2484044B1 (fr) | 1980-06-10 | 1980-06-10 | Robinet-vanne a opercule |
FR8109831A FR2505969B2 (fr) | 1981-05-18 | 1981-05-18 | Robinet-vanne a opercule |
FR8109831 | 1981-05-18 |
Publications (3)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8102778A true NL8102778A (nl) | 1982-01-04 |
NL187987B NL187987B (nl) | 1991-10-01 |
NL187987C NL187987C (nl) | 1992-03-02 |
Family
ID=26221833
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NLAANVRAGE8102778,A NL187987C (nl) | 1980-06-10 | 1981-06-09 | Schuifafsluiter. |
Country Status (15)
Country | Link |
---|---|
AT (1) | AT387629B (nl) |
AU (1) | AU541433B2 (nl) |
BR (1) | BR8103653A (nl) |
CA (1) | CA1146527A (nl) |
CH (1) | CH643927A5 (nl) |
DD (1) | DD159559A5 (nl) |
DE (1) | DE3121897C2 (nl) |
EG (1) | EG15234A (nl) |
ES (1) | ES8204110A1 (nl) |
GB (1) | GB2078346B (nl) |
IN (1) | IN154887B (nl) |
IT (1) | IT1144606B (nl) |
LU (1) | LU83418A1 (nl) |
MX (1) | MX153323A (nl) |
NL (1) | NL187987C (nl) |
Family Cites Families (6)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE1245664B (de) * | 1962-02-20 | 1967-07-27 | Ver Armaturen Ges M B H | Absperrschieber |
AT251991B (de) * | 1964-03-27 | 1967-01-25 | Huebner Vamag | Schieber |
DE1954714U (de) * | 1966-12-01 | 1967-02-02 | Waldenmaier J E H | Absperrschieber. |
DE1650289B2 (de) * | 1967-08-05 | 1973-08-16 | Bopp & Reuther Gmbh, 6800 Mannheim | Dichtung am plattexkeil eines absperrschiebers |
NL6916744A (nl) * | 1969-11-06 | 1971-05-10 | ||
BE782533A (fr) * | 1971-05-04 | 1972-08-16 | Pont A Mousson | Vanne perfectionnee |
-
1981
- 1981-05-29 GB GB8116526A patent/GB2078346B/en not_active Expired
- 1981-06-02 DE DE3121897A patent/DE3121897C2/de not_active Expired
- 1981-06-04 AU AU71347/81A patent/AU541433B2/en not_active Ceased
- 1981-06-05 AT AT0254581A patent/AT387629B/de not_active IP Right Cessation
- 1981-06-05 LU LU83418A patent/LU83418A1/fr unknown
- 1981-06-09 IT IT67790/81A patent/IT1144606B/it active
- 1981-06-09 MX MX187720A patent/MX153323A/es unknown
- 1981-06-09 CH CH375581A patent/CH643927A5/fr not_active IP Right Cessation
- 1981-06-09 BR BR8103653A patent/BR8103653A/pt not_active IP Right Cessation
- 1981-06-09 NL NLAANVRAGE8102778,A patent/NL187987C/nl not_active IP Right Cessation
- 1981-06-09 ES ES502860A patent/ES8204110A1/es not_active Expired
- 1981-06-09 CA CA000379351A patent/CA1146527A/en not_active Expired
- 1981-06-10 DD DD81230700A patent/DD159559A5/de not_active IP Right Cessation
- 1981-06-10 EG EG81323A patent/EG15234A/xx active
- 1981-06-10 IN IN628/CAL/81A patent/IN154887B/en unknown
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
AT387629B (de) | 1989-02-27 |
BR8103653A (pt) | 1982-03-02 |
DE3121897C2 (de) | 1985-06-20 |
DD159559A5 (de) | 1983-03-16 |
GB2078346B (en) | 1983-10-26 |
DE3121897A1 (de) | 1982-04-01 |
AU7134781A (en) | 1981-12-17 |
ES502860A0 (es) | 1982-04-01 |
IT1144606B (it) | 1986-10-29 |
NL187987B (nl) | 1991-10-01 |
NL187987C (nl) | 1992-03-02 |
ATA254581A (de) | 1988-07-15 |
CH643927A5 (fr) | 1984-06-29 |
EG15234A (en) | 1986-03-31 |
AU541433B2 (en) | 1985-01-10 |
IT8167790A0 (it) | 1981-06-09 |
GB2078346A (en) | 1982-01-06 |
ES8204110A1 (es) | 1982-04-01 |
MX153323A (es) | 1986-09-12 |
IN154887B (nl) | 1984-12-29 |
CA1146527A (en) | 1983-05-17 |
LU83418A1 (fr) | 1981-09-11 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US4541613A (en) | Gate valve | |
US20040168796A1 (en) | Compliant swage | |
US4890356A (en) | Hinge for the connection of the shaft of a temple with a hinge piece of spectacle frames as well as a process for the production of such a hinge | |
NL8703162A (nl) | Vlinderklep. | |
US20010029981A1 (en) | Profiled plate valve | |
NL8103408A (nl) | Vlinderklep. | |
JPS6021277B2 (ja) | 管継手組立体 | |
US5152785A (en) | Prosthetic heart valve | |
JPH06509483A (ja) | 改良に係る人工心臓弁 | |
EP0838587A1 (de) | Leichtbaukolben | |
US5293685A (en) | Method of making slide valves with tappets and the slide valves | |
NL8102778A (nl) | Schuifafsluiter met sluitplaat. | |
NL8304067A (nl) | Kunststofwiel voor rijwielen of dergelijke voertuigen. | |
CN110740848B (zh) | 注射成形模具、树脂构件以及树脂产品的制造方法 | |
KR100298499B1 (ko) | 공급실린더가달린점성물질펌프 | |
CZ50993A3 (en) | Articulated joint for seats fitted with a collapsible rest, intended particularly for motor vehicles | |
EA000718B1 (ru) | Двустворчатый обратный клапан | |
CA2170524C (en) | Elastic mounting for track pivot pins in caterpillar tracks | |
CA1187696A (en) | Valve plates for a sliding gate valve | |
US6612030B2 (en) | Multiple-ply resilient seal | |
US5246453A (en) | Prosthetic heart valve | |
JP5030362B2 (ja) | コンベアのための転向装置 | |
CN113165131A (zh) | 用于工具机的可伸缩覆盖装置 | |
US11215224B2 (en) | Rolling apparatus with profiled V-guide | |
US6101921A (en) | Fluid pressure cylinder |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
BA | A request for search or an international-type search has been filed | ||
BB | A search report has been drawn up | ||
A85 | Still pending on 85-01-01 | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
V4 | Discontinued because of reaching the maximum lifetime of a patent |
Free format text: 20010609 |