NL8102610A - Chrominantietranscodeerinrichting. - Google Patents

Description

“ " f \£ïP

VO 1907

Chrominantietranscodeerinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een transcodeerinrichting en meer in het bijzonder op een chrominantietranscodeerinrichting voor het verschaffen van frequentietranslatie, conjugatie en tijd-basiscorrectie van een chrominantiesignaalcomponent van een video-5 signaal met één norm teneinde te voorzien in een chrominantiesignaal component met een andere norm.

Bij de verwerking van videosignalen van het PAL-type voor het registreren op verschillende media Cb.v. magneetband, optische schijf, capaciteitsschijf, enz.) verdient het de voorkeur de chro-10 minantieonderdraaggolf voor doeleinden, zoals het maximaal maken van de signaal-ruisverhouding, het minimaal maken van het overspreken, enz. te ontschakelen en in frequentie te translateren. Bij het weergeven van op deze wijze geregistreerde signalen moeten door de media geïntroduceerde tijdbasisfouten worden gecompenseerd naast 15 de stappen van frequentiehertranslatie en conjugatie Cd.w.z. de in versie van de V-component van het chrominantiesignaal op een afwisselende regelbasis).

Een aspect van de uitvinding is gelegen in het onderkennen, dat wanneer een chrominantiesignaal een aantal malen in een trans-20 missiekanaal wordt verwerkt, de waarschijnlijkheid van degradatie van een of meer parameters van het signaal Cb.v. bandbreedte, fase, amplitude, enz.) toeneemt met het aantal stappen in de verwerkings-reeks. Dit probleem is bijzonder storend wanneer het signaal een chrominantiesignaal is omdat zelfs kleine verstoringen of vervormin-25 gen tijdens de weergave tot een zichtbaar verlies aan kwaliteit kun nen leiden.

Een tweede aspect van de uitvinding is gelegen in het onderkennen van de tekortkomingen bij het gebruik van afzonderlijke egali-satie-inrichtingen, filters, fasevergelijkingsinrichtingen en andere 30 inrichtingen voor het corrigeren van tekortkomingen van elke indivi- 8102610 % * - 2 - duele trap in een chrominantiesignaalverwerkingsreeks. Naast de daarbij natuurlijk optredende kosten kan een dergelijke benadering leiden tot problemen, die een gevolg zijn van tolerantiegrenzen en stabiliteitskriteria, die kenmerkend zijn voor de compensatie-elemen-5 ten.

De uitvinding beoogt te voorzien in een chrominantietransco-deerinriphting, waarin de drie stappen van freqüentietranslatie, conjugatie en tijdbasiscorrectie gelijktijdig in plaats van op een sequentiële basis plaats vinden. Het principe van de uitvinding is 10 van toepassing op verschillende signaaltransmissiestelsels, waarbij gebruik wordt gemaakt van kwadratuuramplitudemodulatie met dubbele zijband en onderdrukte draaggolf CQAM). QAM wordt gebruikt voor de overdracht van de kleurverschilsignalen R-Y en B-Y bij de NTSC- en PAL-televisiestelsels en is voorgesteld voor de overdracht van de 15 positieverschilsignalen L-R en F-B bij kwadrafonische stereostelsels.

(zie in het algemeen IEEE Transactions on Broadcast and Television Receivers, Vol. BTR-19, No.4, november 1973).

Volgens de uitvinding omvat een transcodeerinrichting voor het omzetten van een eerste signaal van een eerste type, dat aan 20 storende tijdbasisfouten onderhevig is, in een uitgangssignaal van het tweede type vermenigvuldigorganen, die in responsie op het ingangssignaal en op eerste en tweede conversiesignalen het uitgangssignaal opwekken. Er zijn ketenorganen aanwezig om de conversiesignalen tijdens afwisselende intervallen op te wekken en aan de vermenig-25 vuldigorganen toe te voeren. De conversiesignalen bezitten verschil lende frequentiecomponenten, die elk een tijdbasisfoutcorrectiecompo-nent omvatten en één frequentiecomponent omvat een component voor het tot stand brengen van een faseomkering van een bepaalde component van het uitgangssignaal.

30 Volgens een ander aspect van de uitvinding bestaat het in gangssignaal uit een chrominantiesignaal met U- en V-onderdraaggolf-componenten en een salvocomponent en zijn de ketenorganen voorzien van oscillatororganen voor het opwekken van een uitgangsonderdraag-golfreferentiesignaal. Signaalgeneratororganen, die op de salvocompo-35 nent en het referentiesignaal reageren, wekken het eerste conversis- 8102610 * ί - 3 - signaal op, dat een faseomkering van een gekozen component van de onderdraaggolfcomponenten d.w.z. een conjugatie van het chrominan-tiesignaal veroorzaakt. Convertororganen wekken in responsie op het referentie- en het eerste conversiesignaal een tweede conversie-5 signaal op, dat de faseomkering van de gekozen onderdraaggolfcompo-nenten niet beïnvloedt, waarbij schakelorganen aanwezig zijn om de twee conversiesignalen afzonderlijk tijdens de afwisselende intervallen aan de vérmenigvuldigorganen toe te voeren.

Volgens een verder aspect van de uitvinding omvatten de con-1Q vertororganen organen cm het referentiesignaal met het eerste con- versiesignaal te vermenigvuldigen teneinde een praduktsignaal te leveren. Er zijn organen aanwezig om de frequentie van het praduktsignaal te verdubbelen en het in frequentie verdubbelde produktsignaal met het eerste conversiesignaal te vermenigvuldigen teneinde het 15 tweede conversiesignaal te verschaffen.

Verder omvatten volgens de uitvinding de convertororganen organen om het referentiesignaal met het eerste conversiesignaal te vermenigvuldigen teneinde een produktsignaal op te wekken en organen om het praduktsignaal met het referentiesignaal te vermenigvul-20 digen teneinde het tweede conversiesignaal te verschaffen.

De uitvinding zal onderstaand nader worden toegelicht onder verwijzing naar de tekening. Daarbij toont: fig.1 een blokschema van een videoschijfweergeefinrichting volgens de uitvinding: 25 fig.2 een blokschema ter toelichting van een modificatie van de videoschijfweergeefinrichting volgens fig.1; en fig.3 een blokschema ter toelichting van een modificatie van de videoschijfweergeefinrichtingen volgens de fig.1 en 2.

De videoschijfweergeefinrichting volgens fig.1 toont het ge-30 bruik van de uitvinding voor het verschaffen van uitgangsvideosigna- len met de PAL-norm uit een videoschijfregistratie, welke in het algemeen voldoet aan de norm, voorgesteld in het Amerikaanse octrooi-schrift 4.200.881.

Er zijn drie belangrijke kenmerken van de PAL-registratienorm 35 volgens het Amerikaanse octrooischrift, die voor de videoschijfweer- 8102610 -4 - < * { * geefinrichting volgens fig.1 relevant zijn. Het eerste is, dat de PAL-onderdraaggolf wordt "ontschakeld" d.w.z. dat de normale fase-wisseling van de V-onderdraaggolfcomponent bij afwisselende regels van het chrominantiesignaal voor registratiedoeleinden wordt be-5 let. In de tweede plaats wordt de chrominantieonderdraaggolf in frequentie van nominaal 4,43 MHz naar een lagere waarde verschoven en ih wezen in de luminantieband "begraven". In het Amerikaanse octrooischrift wordt het gebruik van een chrominantiefrequentie van ongeveer 1,52 MHz gesuggereerd, welke waarde een oneven veel-IQ voud van de helft van de regelfrequentie is. Bij de hierna volgen de toelichting wordt aangenomen, dat de onderdraaggolffrequentie 2,29 MHz bedraagt. Deze waarde is eveneens een oneven veelvoud van de helft van de regelfrequentie (verminderd met 25 Hz teneinde puntpatrooneffecten tot een minimum terug te brengen) en binnen 15 de luminantieband' gelegen doch omdat deze frequentie iets hoger ligt is een grotere verticale detailbandbreedte van het samengestelde uitgangssignaal mogelijk, zoals later zal worden toegelicht. In de derde plaats wordt het chrominantiesalvosignaal met een constante fasehoek van 45° ten opzichte van de U- en V-vectoren gere-20 gistreerd, zodat het salvosignaal in hoofdzaak gelijke U- en V- componenten omvat. Een voorkeurssalvosignaalfase is 135° ten opzichte van de positieve U-as.

Aangezien het salvosignaal bij de norm volgens het Amerikaanse octrooischrift gelijke U- en V-componenten omvat, wordt het 25 "oscillerende" salvosignaal van het PAL^type automatisch gevormd door de transcodeerinrichting volgens fig.1, die de V-component-fase van regel tot regel omkeert. Indien het salvosignaal geen V- . component omvatte, zoals bij de NTSC-norm, zou de omkering van de V-componentfase geen invloed hebben op de salvosignaalfase. Oerhal-30 ve zou het indien men wenst de uitvinding toe te passen op de om zetting van een chrominantiesignaal met een NTSC-salvosignaalfase in een chrominantiesignaal met de PAL-salvosignaalfase, nodig zijn de bedrijfsmodus van de transcodeerinrichting tijdens het salvosignaalinterval op een geschikte wijze te veranderen. Dit kan 35 b.v. geschieden door gebruik te maken van. een orgaan om de fase 81 0 2 6 1 0 - 5 - I » van het chrominantiesignaal tijdens het salvosignaalinterval over 45° te verschuiven, waardoor men de salvosignaalfase volgens het Amerikaanse octrooischrift verkrijgt, die, zoals reeds is toegelicht, automatisch wordt omgezet in de oscillerende PAL-salvosig-5 naalvorm bij afwisseling van de fase van de V-component.

De videoschijfweergeefinrichting volgens fig.1 omvat een draaitafel 10 voor het doen roteren van de videoschijf 12 en een opneemtransducent 14 voor het terugwinnen van video-informatie uit de schijf. Bij wijze van voorbeeld wordt aangenomen, dat de weer-10 geefinrichting bestemd is om te worden toegepast bij een registra- tiedrager waarin video-informatie is opgeslagen in de vorm van topologische variaties en wordt teruggewonnen door het aftasten van capaciteitsvariaties tussen de transducent 14 en de registra-tiedrager of schijf 12. Het is evenwel duidelijk, dat de transco-15 deerinrichting volgens de uitvinding ook kan worden toegepast bij andere typen schijfweergeefinrichtingen, bandweergeefinrichtingen, camerauitrustingen, rasteropslageenheden, transmissiestelsels, enz. Aangenomen wordt, dat de schijf 12 wordt geregistreerd met het type volgens het genoemde Amerikaanse octrooischrift doch met 20 een chrominantieonderdraaggolffrequentie van 2,29 MHz.

Het uitgangssignaal van de transducent 14 wordt toegevoerd aan de ingang van een opneemconvertorketen 16, welke is voorzien van een capaciteit-spanningsconvertor, die reageert op capaciteitsvariaties tussen een naald in de transducent 14 en de registratie-25 drager, welke wordt weergegeven, teneinde een FM-uitgangssignaal- spanning op te wekken, die representatief is voor de geregistreerde informatie. Geschikte ketens voor het realiseren van de capaci-teit-spanningsomzetfunctie van de opneemketen 16 zijn op zichzelf bekend. Gewezen wordt b.v. op de Amerikaanse octrooischriften 30 3.783.196, 3.972.064 en 3.711.641.

De FM-videodemodulatorketen 18 zet het door de opneemconvertorketen 16 opgewekte FM-signaal om in een video-uitgangssignaal.

De videosignalen, die op de schijf zijn geregistreerd, zijn, zoals reeds is vermeld, van het "begraven onderdraaggclf” CBSC] -type.

35 Zoals in het Amerikaanse octrooischrift 4.200.881 is uiteengezet 81 0 2 6 1 0 * * - 6 - (zie ook het Amerikaanse octrooischrift 3.872.498) wordt bij het BSC-type chrominantie-informatie voorgesteld door een kleuronder-draaggolf van de algemene vorm, die bij het NTSC-type wordt gebruikt. De ohrominantieoomponént biji het BSC-type bevindt zich 5 evenwel- niet bij het hoge eind van de luminantieband doch is in plaats daarvan, in een onderste gedeelte van de band begraven. Bij het voorbeeld volgens fig.1 wordt aangenomen, dat de onderdraag-golffrequentie ligt in de buurt van 2,29 MHz, waarbij de kleuron-derdraaggolfzijbanden zich op deze waarde over _+ 500 kHz uitstrek-10; ken, en waarbij de luminantiesignaalband zich ver boven de hoogste kleuronderdraaggolffrequentie (tot b.v. 3 MHz) uitstrekt.

De FM-demodulator 18 kan b.v. van het pulsteltype of van het fasevergrendellus (PLL) -type zijn. Een geschikte FM-demodula-tor van het pulsteltype is beschreven in het Amerikaanse octrooi-15 schrift 4.038.686. Een FM-demodulator van het PLL-type is beschre ven in het Amerikaanse octrooischrift 4.203.134.

Het door de FM-demodulator 18 opgewekte samengestelde videosignaal wórdt door middel van een kamfliter 20 met variabele cen-terfrequentie gesplitst in een luminantiecomponent met PAL-norm 20 (PAL LUMA) en een chrominantiecomponent met begraven onderdraag- golf (BSC CHROMA). Voorbeelden van filters van dit type vindt men in de Amerikaanse octrooischriften3.966.610 en 4.195.309.

De reden tot het gebruik van een variabel kamfilter (in plaats van een filter met constante frequentie) is gelegen in het 25 feit, dat het filterrendement maximaal wordt gemaakt door de filtercenterfrequentie overeenkomstig tijdbasisfouten, die in het videosignaal aanwezig kunnen zijn, te wijzigen. Hiertoe is het nodig, dat een stuursignaal met relatief hoge frequentie aan het filter 20 wordt toegevoerd voor het beïnvloeden van klokaandrijf-30 inrichtingen, die de ladingsoverdrachtssnelheid in een CCD-vertra- gingslijn in het filter besturen. Zoals later zal worden toegelicht, wordt dit stuursignaal voor de centerfrequentie van het kamfilter bij voorkeur opgewekt als een "nevenprodukt” van een chroma conver-siesignaal, dat door de transcodeerinrichting volgens de uitvinding 35 wordt opgewekt.

8102610 « β - 7 -

Het chrominantie-uitgangssignaal van het filter 20 omvat zowel laagfrequente luminantie-informatie als BSC-chrominantie-infor-matie. De laagfrequentinformatie wordt via een laagdoorlaatfilter 22 toegevoerd aan een sommeerketen 23, waarin de informatie wordt 5 opgeteld bij het luminantie-uitgangssignaal van het kamfilter; dit signaal is het verticale detail van het luminantiesignaal van het PAL-type. Het laagdoorlaatfilter 22 kan bij wijze van voorbeeld een afsnijfrequentie bij of onder 1,79 MHz hebben teneinde een sommatie van het BSC-chrominantiesignaal met het PAL-luminantiesignaaiL 10 te beletten. Zoals reeds is vermeld is door een BSC-frequentie (2,29 ffriz] te kiezen, welke hoger ligt dan die, voargesteld in het Amerikaanse octrooischrift 4.200.601 (1,52 MHz} een grotere verticale detailbandbreedte van het luminantiesignaal te verkrijgen aangezien het filter 22 een hogere afsnijfrequentie kan hebben.

15 Het uitgangssignaal van de sommeerketen 23 wordt toegevoerd aan een terugduwketen 24 voor het elimineren van het opduwen, dat het signaal tijdens "mastering" heeft ondergaan. Na het terugduwen wordt het luminantiesignaal van het PAL-type door middel van een sommeerketen 26 toegevoegd aan het chrominantiesignaal van het PAL-20 type, dat door de transcodeerinrichting volgens de uitvinding wordt opgewekt, teneinde te voorzien in een samengesteld video-uitgangssignaal van het PAL-type op de uitgangsklem 28.

De transoodeerinrichting volgens fig.1 omvat een vermenigvul-digketen 30 om het aan de uitgang van het kamfilter 20 opgewekte 25 BSC-chrominantiesignaal afwisselend te vermenigvuldigen met eerste en tweede conversiesignalen, S1 en S2, welke resp. worden opgewekt door een signaalgenerator 40 en een convertor 60. Een schakelaar 80, die door een signaal met de helft van de regelfrequentie, f^/2, wordt bestuurd, welk signaal door de signaalgenerator wordt gele-30 verd, voorziet in een afwisselende keuze van de aan de vermenigvul diger 30 toegevoerde conversiesignalen. Zowel de signaalgenerator 40 als de convertor 60 ontvangen een referentiefrequentie met de PAL-onderdraaggolffrequentie (4,43 MHz), opgewekt door een PAL-oscillator 90. Het signaal S2 voorziet, zoals later zal worden 35 toegelicht, in een frequentietranslatie en tijdbasiscorrectie van 8102610 ί - 8 - 4 hat BSC-chrominantiesignaal doch verandert de U- en V-vectorfase-relatie niet. Het signaal S1 voorziet eveneens in een tijdbasis-correctie en frequentietranslatie en Keert bovendien de fase van de V-component van het uitgangssignaal van de vermenigvuldigerke-5 ten 30 om. De generator 40 voorziet naast de bovengenoemde functi® in een snelheidsfoutcorrectiesignaal voor een tangentiele positie-besturingsopneemtransducent 100 teneinde grove tijdbasisfouten van zowel de luminantie- als chrominantiecomponenten van het teruggewonnen videosignaal te corrigeren# die b.v. een gevolg zijn van 10 een excentriciteit of Kromtrekken van de schijf. De convertor 60 voorziet ook in de eerder genoemde extra functie van het maximaal maken van het filterrendement van het kamfilter 20 door de frequentie van het besturingssignaal voor de centerfrequentie van het kamfilter op te wekken en te variëren. Deze functie kan ook 15 worden vervuld door uit de VC0 57 in de signaalgenerator 40 direct een uitgangssignaal af te nemen.

Meer gedetailleerd omvat de vermenigvuldigketen 30 een eerste ingangsklem 31# die met de chrominantie-uitgang van het filter 20 is gekoppeld, een tweede ingangsklem 32# die met de uitgang 20 van de schakelaar 80 is gekoppeld# en een uitgangsklem 33, die met de chrominantiesommeeringang van de sommeerketen 26 is gekoppeld. De klem 31 is via een banddoorlaatfilter 34 verbonden met één ingang van de vermenigvuldiger (b.v. een enkelvoudige of dubbel gebalanceerde menginrichting) 35 in de keten 30, die met de andere 25 ingang daarvan is verbonden met de klem 32 voor het ontvangen van de conversiesignalen S1 en S2 uit de schakelaar 80 en aan de uitgang via een uitgangsbanddoorlaatfilter 36 met de klem 33 is verbonden. Het filter 34 heeft een centerfrequentie# welke gelijk is aan de frequentie van het BSC-chrominantie-ingangssignaal (b.v.

30 2,29 MHz) en het filter 36 heeft een centerfrequentie, welke ge lijk is aan de gewenste PAL-chrominantieonderdraaggolfuitgangs-frequentie (b.v. 4,43 MHz). Aangezien de bandbreedte van het chro-minantiesignaal bij de translatie, conjugatie en tijdbasisstabili-satie niet op een significante wijze wordt veranderd, kunnen de 35 filters 34 en 36 gelijke bandbreedten (b.v. 1 MHz) hebben. Het fil- 81 0 2 6 1 0 - 9 - * # ter 34 Kan evenwel zodanig worden gekozen, dat dit een iets grotere bandbreedte dan het filter 36 heeft om rekening te houden met de chrominantiefrequentieverschuiving tengevolge van tijdbasis-fouten, die door de media (videoschijf 12) worden geïntroduceerd.

5 Chigekeerd behoeft het filter 36 geen bandbreedte te hebben, welke groter is dan het chrominantie-uitgangssignaal omdat de in de beide conversiesignalen S1 en S2 aanwezige tijdbasisfoutcomponen-ten de tijdbasisfouten in het BSC-chrominantiesignaal bij het in de vermenigvuldiger 35 optredende vermenigvuldigproces opheffen.

10 De signaalgenerator 40 omvat een eerste ingangsklem 41 voor het ontvangen van het luminantiesignaal van het PAL-type uit de terugduwketen 24, een tweede ingangsklem 42 voor het ontvangen van het PAL-chrominantie-uitgangssignaal uit de vermenigvuldigerketen 30, een derde ingangsklem 43 voor het ontvangen van het PAL-onder-15 draaggolfreferentiesignaal uit de PAL-oscillator 90, een eerste uitgangsklem 44 voor het leveren van het signaal met de helft van de regelfrequentie f^/2 aan een besturingsingang van de schakelaar 80, een tweede uitgangsklem 45 voor het leveren van het eerste con-versiesignaal S1 aan één ingang van de schakelaar 80 en een derde 20 uitgangsklem 46 voor het leveren van het snelheidsfoutbesturings- signaal aan de transducent 100.

In de generator 40 wordt de horizontale synchronisatiepuls-component van het aan de klem 41 toegevaerde PAL-luminantiesignaal gedetecteerd door middel van een synchronisatiepulsdetector 51, 25 die pulsen via de geleider 52 levert voor het omleggen van een flip flop 53 en het trekken van een salvosignaalsleutelgenerator 54.

De uitgang van de flip-flop 53 is verbonden met de klem 44, welke veroorzaakt, dat de schakelaar 00 de conversiesignalen S1 en S2 tijdens afwisselende horizontale regelperiaden aan de vermenigvul-30 digketen 30 toevoert. De salvosignaalsleutelgenerator 54 wordt door elke puls op de geleider 52 getrokken voor het toevoeren van een inschakelsignaal aan een fasedetector 55 met fasevergelijkings-ingangen, die met de ingangsklemmen 42 en 43 zijn verbonden. De salvosignaalsleutelpulsen worden zodanig getempeerd, dat deze op-35 treden tijdens het "achterstoep"-interval van de horizontale syn- 81 0 2 6 1 0

« V

: : - 10 - ohronisatieperiode tijdens het kleursalvo-interval, waarop fase-detectör 55 een foutsignaal opwekt, dat representatief is voor de fasefout tussen de door de oscillator 90 opgewekte PAL-referen-tiefrequentie en de kleursalvocomponent van het PAL-chrominantie-5 uitgangssignaal. Een tijdbasisfout, die in het PAL-chrominantie- uitgangssignaal aanwezig is, wordt derhalve bij de uitgang van de fasedetector 55 getranslateerd in een proportioneel foutsignaal.

Het door de fasedetector 55 opgewekte foutsignaal wordt tussen salvosignaalsleutelintervallen in een foutspanningsvasthoud-1Q condensator (niet afgebeeld) opgeslagen en toegevoerd aan een laagdoo'rlaatfilter 56, dat het foutsignaal splitst in een component welke aan de klem 46 wordt .toegevoerd voor het besturen van de transducent 100 teneinde te voorzien in een snelheidsfoutcorrectie. De foutspanning wordt ook toegevoerd aan een spanningsbestuurde 15 oscillator 57, welke het eerste conversiesignaal S1 opwekt en aan de klem 45 toevoert om frequentie- en fasefouten van het PAL-chrominantie-uitgangssignaal tot een minimum terug te brengen en te voorzien in een faseomkering van de V-chrominantiecomponent.

Het filter 56 kan van het type zijn, als beschreven in het 20 Amerikaanse octrooischrift 3.965.4Θ2. Een voorkeurstype van het filter, waarin maatregelen worden getroffen voor overgangsver-schijnseldetectie en -onderdrukking, is beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 4.247.866.

De transducent 100 is mechanisch gekoppeld met de opneem-25 transducent 14 van de weergeefinrichting teneinde de tangentiale positie van de opneeminrichting ten opzichte van het op de schijf 12 geregistreerde video-informatiespoor te regelen. Indien de schijf b.v. niet rond is, verandert de transducent 100 de effectieve lengte van de opneemarm in overeenstemming met de rotatie van 30 de schijf teneinde de excentriciteit te compenseren. Zogenaamde "arm uitstrek”-transducenten, die voor dit doel geschikt zijn, zijn b.v. beschreven in de Amerikaanse - octrooischriften 3.882.267 en 3.983.318.

De VC0 57, die het eerste conversiesignaal S1 opwekt, wordt 35 zodanig gekozen, dat deze een centerfrequentie van 6,72 MHz heeft, 81 0 2 6 1 0 - 11 - welke waarde gslijk is aan de som van de referentiefrequentie van de PAL-oscillator 90 C4,43 MHz] en de nominale onderdraaggolffrequentie C2,29 MHz] van het BSC-chrominantiesignaal. Wanneer bij de klem 43 in het PAL-chrominantie-uitgangssignaal een tijdbasis-5 fout optreedt wanneer het signaal S1 aan de vermenigvuldiger 30 wordt toegevoerd, zal de frequentie van de VCO 57 in responsie op de detectie van de fout door de fasedetector 55 in een zodanige zin veranderen, dat de tijdbasisfout tot een minimum wordt teruggebracht. Dezelfde werking treedt op wanneer het signaal S2 aan 10 de vermenigvuldiger 30 wordt toegevoerd aangezien het signaal S2 uit S1 wordt afgenomen en derhalve een soortgelijke tijdbasisfout-correctiecomponent als S1 omvat.

Het verdient de voorkeur e r op dit punt op te wijzen, dat het signaal S1 een hogere frequentie heeft dan het BSC-chrominantie-15 signaal en dat het filter 36 het laagste produkt van de twee signa len d.w.z. het versohilpradukt doorlaat. Dientengevolge worden de bovenste en onderste zijbanden van het BSC-chrominantiesignaal in het door het filter 36 doorgelaten PAL-chrominantiesignaal verwisseld wanneer S1 aan de vermenigvuldiger 35 wordt toegevoerd. Deze 20 verwisseling van de zijbanden of conjugatie van het chrominantie- signaal treedt niet op wanneer het signaal S2 aan de vermenigvuldiger 35 wordt toegevoerd d.w.z., dat geen wijziging van de relatieve fasen van de U- en V-chrominantiecomponenten optreedt. Wanneer de schakelaar 80 het "nominale"signaal S2 van 2,14 ΡΉζ aan de ver-25 menigvuldiger 35 toevoert, worden som- en verschilonderdraaggolf- frequenties van "nominaal” 4,43 en 0,15 MHz opgewekt. In dit geval wordt het somsignaal in plaats van het verschilsignaal via het filter 36 naar de uitgangsklem 33 doorgelaten. De vermenigvuldiging van het BSC-chrominantiesignaal met S2 levert een sommeersig-30 naai C2,14 + 2,29] van het PAL-type C4,43] zonder verwisseling van de bovenste en onderste chrominantiezijbanden en derhalve treedt geen conjugatie of zijbandverwisseling op.

De convertor 60 dient voor het opwekken van het signaal S2, zodat wanneer de schakelaar 80 het signaal S2 aan de vermenigvuldi-35 ger 30 toevoert, het BSC-chrominantiesignaal tegelijkertijd een fre- 81 02 6 1 0 -12- * quentietranslatie en tijdbasiscorrectie zal ondergaan. De convertor 60 omvat een ingangsklem 61, die met de uitgang van de PAL-oscillator 90 is verbonden, een ingangsklem 62, die met de uitgang van de VCO 57 is verbonden, een uitgangsklem 63, die met een in-5 gang van de schakelaar 80 is verbonden, en een uitgangsklem 64, die met de centerfrequentiebesturingsingang van het filter 20 is verbonden.

De convertor 60 bevat inwendig een vermenigvuldiger 65 met ingangen, die met de klemmen 61 en 62 zijn verbonden om de PAL-10 referentiefrequentie (4,43 MHz) met het eerste conversiesignaal (6,72 MHz) te vermenigvuldigen teneinde een produktsignaal te verschaffen, waarvan de frequentie gelijk is aan het verschil van de bovenstaande' frequenties (2,29 MHz), welk signaal over een band-doorlaatfilter 66 aan de uitgangsklem 64 wordt toegevoerd teneinde 15 de centerfrequentie van het kamfilter 20 overeenkomstig de in het signaal S1 aanwezige tijdbasisföut te regelen teneinde het filter-rendement maximaal te maken, zoals boven reeds is besproken. Indian een tijdbasisföut zou optreden, welke zou leiden tot een toename van de BSC-chrominantiefrequentie, zal de frequentie van de 20 VCO 57 eveneens toenemen, waardoor het verschil tussen S1 en de PAL-referentiefrequentie ook zal toenemen. Deze verandering in frequentie op de klem 64 veroorzaakt op zijn beurt een toename van de klokaandrijffrequentie van het kamfilter 20, waardoor de vertragingslijnlengte van het kamfilter op een doeltreffende wijze 25 wordt gereduceerd, zodat de "tanden” van het kamfilter dichter bij , elkaar komen te liggen en derhalve opnieuw worden gecentreerd ten ...

aanzien van het BSC-chrominantiesignaal waarvan is aangenomen, dat de frequentie is toegenomen.

Terugkerende tot de hoofdfuncties van de convertor 60, wordt 30 het aan de uitgang· van het filter 66 opgewekte produktsignaal (nominaal 2,29 MHz) toegevoerd aan een fase-instelinrichting 67, een frequentieverdubbelaar 68 en een banddoorlaatfilter 69 van 4,58 MHz. Het in fase ingestelde produktsignaal met dubbele frequentie aan de uitgang van het filter 69 wordt dan met het signaal 35 S1 (op de klem 62) vermenigvuldigd door middel van een vermenig- 8102610 - 13 - i r vuldiger 70, die het signaal S2 opweKt en aan de uitgangsKlem 63 en van daaruit aan de schakelaar 30 toevoert. De vermenigvuldiger 70 levert een somsignaal van 11.30 PMz en een verschilsignaal van 2,14 MHz. Het produkt van het verschilsignaal van 2,14 MHz (dat 5 door het banddoorlaatfilter 71 wordt doorgelaten) en het BSC-chro- minantiesignaal translateert het chrominantiesignaal naar de PAL-standaardfrequentie van 4,43 MHz aan de uitgang van de vermenig-vuldigketen 30 zonder dat de V-componentfase wordt omgekeerd. Het is niet volstrekt noodzakelijk het signaal van 11,30 MHz uit het IQ uitgangssignaal van de vermenigvuldiger 70 voordat S2 aan de ver menigvuldiger 30 wordt toegevoerd, te verwijderen aangezien de resulterende som- en verschilfrequenties niet in de doorlaatband-van het filter 36 liggen en derhalve kan het filter 71, indien gewenst, worden weggelaten. De fase-instelinrichting 67 dient voor 15 het compenseren van kleine fasefouten, die b.v. kunnen worden ge- introduceerd door de vertragingskarakteristieken van de filters 66, 69 en 71. Door een dergelijke fasefout zou de faserelatie van 90° tussen de afwisselende PAL-salvosignalen worden gewijzigd. De fase- instelinrichting 67 kan worden weggelaten indien de faseverschui- / 20 ving in de convertor 60 zo gering is, dat deze kan worden verwaar loosd.

In fig.2 is een tweede vermenigvuldigketen 200 aan de weergeef inrichting volgens fig.1 toegevoegd voor het leveren van een salvosignaal met constante fase (d.w.z. een signaal met een niet-25 wisselende V-component) aan de fasedetector 55 van de signaalgene- rator 40. Men zal zich herinneren, dat in fig.1 de fasedetector de salvocomponent aan de uitgang van de vermenigvuldigketen 30 vergelijkt met het door de oscillator 90 opgewekte PAL-referentiesig-naal. Aangezien de salvocomponent van het PAL-type bij afwisselen-30 de regels met +_ 45° zwaait ten opzichte van de U-as, is een grote mate van filtering aan de uitgang van de fasedetector 55 nodig om het uitgangssignaal van de fasedetector af te vlakken (d.w.z. de resulterende foutcomponent met de helft van de regelfrequentie te verwijderen). De filtereisen worden in fig.2 gereduceerd door 35 de vermenigvuldiger 200, welke vóórziet in een naar tijdbasis ge- 8102610 ' i ♦ *« - 14 ^ * oorrig8erd en in frequentie getranslateerd uitgangschrominantie-signaal met de PAL-onderdraaggolffrequentie (.4,43 MHz) doch met een salvocomponent met constante fase (45° ten opzichte, van de Lien V-as).

5 ' Bij· de variant is de uitgang van het filter 34 verbonden met één ingang van een verdere vermenigvuldiger 200, die het signaal S1 aan de andere ingang van de vermenigvuldiger 200 toevoert, het uitgangssignaal van de. vermenigvuldiger 200 aan een banddoorlaat-filtering onderwerpt met het filter 202 waarvan de centerfrequen-10 tie is gelegen bij de PAL-standaard frequentie van 4,43 MHz, en het uitgangssignaal van het filter 202 aan de klem 42 van de sig-naalgenerator 40 wordt toegevoerd. Afgezien van het feit, dat de fasedetector 55 een constant salvosignaal in plaats van een wisselend PAL-salvosignaal ontvangt, komt de werking van de uitvoerings-15 vorm volgens de uitvinding, weergegeven in fig.2, overeen met die van de uitvoeringsvorm volgens fig.1.

Fig,3 toont een andere realisatie van de convertor 60. De vermenigvuldiger 65 en het banddoorlaatfilter 66 zijn, zoals reeds is beschreven, verbonden met de klemmen 61, 62 en 64. In plaats 20 van het uitgangssignaal van het filter 66 te verdubbelen en het.

produkt met het signaal S1 te vermenigvuldigen, wordt het uitgangssignaal van het filter 66 (2,29 MHz) evenwel met het uitgangssignaal van de PAL-cscillator 90 vermenigvuldigd door middel van de vermenigvuldiger 70 en wordt het resulterende signaal aan een band-25 doorlaatfiltering onderworpen door het filter 71 (2,14 MHz) om aan de klem 63 te worden toegevoerd, De frequenties van het conver-siesignaal S2, dat op de klem 63 optreedt, en van het kamfilterbe-sturingssignaal, dat op de klem 64 optreedt, zijn dezelfde als bij de voorbeelden volgens fig.1 en 2. Bij de variant wordt de nood-30 zaak tot de aanwezigheid van de frequentieverdubbelaar 68 en het filter 69 geëlimineerd en derhalve verkrijgt men een gunstige vereenvoudiging van de schakeling van de convertor 60.

Uit de bespreking van de convertor volgens fig.1 en 2 zal men zich herinneren, dat het filter 71 kan worden weggelaten aan-35 gezien de frequentie van het somsignaal (11,30-MHz) dat door de 81 02 6 1 0 - 15 ' vermenigvuldiger 70 wordt opgewekt, aanmerkelijk hoger ligt dan die van het verschilsignaal C2,14 MHz] en ver verwijderd is van de doarlaatband van het filter 36 [4,43 MHz] in de vermenigvuldi-gerketen 30. Bij de uitvoeringsvorm volgens fig.3 evenwel, liggen 5 de frequenties van de som- en verschilsignalen C2,14 en 6,72 MHz] die door de vermenigvuldiger 70 worden opgewekt, dichter bij elkaar. Derhalve is het gewenst in de gemodifieerde convertor het banddoorlaatfilter 71 [2,14 MHz] op te nemen teneinde het opwekken van ongewenste produktsignalen door de vermenigvuldiger 35 10 in de vermenigvuldigketen 30 tot een minimum terug te brengen.

8102610

Claims (12)

1. Transcodeerinrichting voor het omzetten van een ingangssignaal van een eerste type in een uitgangssignaal van het tweede type, waarbij het ingangssignaal onderhevig is aan storende tijd-basisfouten, gekenmerkt door vermenigvuldigorganen C353, die in 5 responsie op het ingangssignaal en op eerste en tweede conversie- signalen het uitgangssignaal leveren, en ketenorganen (40, 60) voor het opwekken van de conversiesignalen [51, 52) en het toevoeren daarvan aan de vermenigvuldigorganen, waarbij de conversiesignalen tijdens afwisselende intervallen’ worden geleverd en ver-10 schillende frequentiecomponenten bezitten, waarbij elk van de con versiesignalen een tijdbasisfoutcorrectiecomponent omvat, en een van de conversiesignalen een component voor het tot stand brengen van een faseomkering van een gekozen component van het uitgangssignaal omvat.

2. Transcodeerinrichting volgens conclusie 1, waarbij het in gangssignaal een chromihantiesignaal met U- en V-onderdraaggolf-componenten en een salvocomponent omvat, met het kenmerk, dat de ketenorganen zijn voorzien van oscillatororganen C90) voor het opwekken van een' uitgangsonderdraaggolfreferentiesignaal, signaal-ZQ generatororganen C40), die in responsie op de salvocomponent en het referentiesignaal het eerste conversiesignaal leveren, welk eerste conversiesignaal de component voor het tot stand brengen van een faseomkering van de V-onderdraaggolfcomponent omvat, con-vertororganen [60), die in responsie op het referentiesignaal en Z5 het eerste conversiesignaal het tweede conversiesignaal leveren, en schakelarganen om de eerste en tweede conversiesignalen gescheiden tijdens de afwisselende intervallen aan de vermenigvuldigorganen toe te voeren.

3. Transcodeerinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, 30 dat de signaalgeneratororganen zijn voorzien van regelbare oscil latororganen voor het opwekken van het eerste conversiesignaal in responsie op een stuursignaal, fasedetectororganen, die in res- 81 Ö 2 6 1 0 - 17 - ΐ * ponsie op het onderdraaggolfreferentiesignaal en een tweede salvo-component het stuursignaal aan de regelbare oscillatororganenttoe-voeren en extra Ketenorganen om de tweede salvocomponent uit de salvocomponent van het ingangssignaal af te leiden.

4. Transcodeerinrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de extra ketenorganen extra vermenigvuldigorganen omvatten.

5. Transcodeerinrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de extra ketenorganen zijn voorzien van tweede vermenigvuldig-.organen net een eerste ingang voor het ontvangen van het ingangs- 1Q signaal, een tweede ingang voor het ontvangen van uitsluitend.· het eerste conversiesignaal en een uitgang voor het leveren van de tweede salvocomponent.

6. Transcodeerinrichting volgens conclusie 1, voor het omzetten van een chrominantie-ingangssignaal van een eerste type in een 15 chrominantie-uitgangssignaal van een tweede type, met het kenmerk, dat de ketenorganen zijn voorzien van oscillatororganen (903 voor het opwekken van een stabiel referentiesignaal met een frequentie die gelijk is aan een gewenste waarde van de onderdraaggolffrequentie van het chrominantie-uitgangssignaal, signaalgeneratororganen 20 C403 voor het opwekken van het eerste conversiesignaal, welk eerste conversiesignaal een tijdbasisfoutcorrectiecomponent bezit, welke kenmerkend is voor de storende tijdbasisfouten, en een frequentiecomponent omvat, welke gelijk is aan de som van de frequentie van het referentiesignaal en de frequentie van een kleursalvo-25 component van het ingangschrominantiesignaal, en convertororganen (60), die in responsie op het referentiesignaal en het eerste conversiesignaal het tweede conversiesignaal opwekken, welk tweede conversiesignaal een frequentie heeft, die gelijk is aan het verschil tussen de kleursalvocomponenten van de ingangs- en uitgangs-30 chrominantiesignalen.

7. Transcodeerinrichting volgens conclusie 2 of 6, met het kenmerk, dat de convertororganen zijn voorzien van eerste organen C65) om het referentiesignaal met het eerste conversiesignaal te vermenigvuldigen teneinde een produktsignaal te leveren, tweede 35 organen (633 om de frequentie van het produktsignaal te verdubbe- 8102610 ύ ^ I : - -ie-, ! len, en derde organen (70) om het in frequentie verdubbelde produktsignaal met' het eerste conversiesignaal te vermenigvuldigen teneinde het tweede conversiesignaal te verschaffen.

8. Transcodeerinrichting volgens conclusie 2 of 6, met het ken-. 5 merk, dat de convertororganen zijn voorzien van eerste organen om het referentiesignaal met het eerste conversiesignaal te vermenigvuldigen teneinde een produktsignaal te leveren, en tweede organen om het produktsignaal met het referentiesignaal te vermenigvuldigen voor het verschaffen van het tweede conversiesignaal.

9. Transcodeerinrichting volgens conclusie 8, waarbij het chro- minantiesignaal een component van een samengesteld videosignaal omvat, gekenmerkt door filterorganen met een eerste ingang voor het ontvangen van het samengestelde videosignaal, een tweede ingang voor het ontvangen van een stuursignaal om de doorlaatband-15 karakteristiek van de filterorganen te regelen, en een uitgang om het chrominantiesignaal aan de vermenigvuldigorganen toe te voeren, en organen om het door de eerste organen opgewekte produktsignaal aan de tweede ingang van de filterorganen toe te voeren teneinde de doorlaatbandkarakteristiek in een zodanige zin te rege- · 20 len, dat het chrominantiesignaal uit het samengestelde videosig naal op een maximale wijze wordt teruggewonnen.

10. Transcodeerinrichting volgens conclusie 6, waarbij het chro-minantie-ingangssignaal een component van een samengesteld videosignaal omvat, gekenmerkt door filterorganen met een eerste ingang 25 voor het ontvangen van het samengestelde videosignaal, een tweede ingang voor het ontvangen van een stuursignaal om de doorlaatbandkarakteristiek van de filterorganen te regelen, en een uitgang om het chrominantie-ingangssignaal aan de vermenigvuldigorganen toe te voeren, organen in de convertororganen om het referentie-30 signaal met het eerste conversiesignaal te vermenigvuldigen ten einde een produktsignaal te verschaffen, en organen om het produktsignaal aan de tweede ingang van de filterorganen toe te voeren teneinde de doorlaatbandkarakteristiek in een zodanige zin te regelen, dat het chrominantiesignaal op een maximale wijze uit het sa-35 mengestelde videosignaal wordt teruggewonnen. 81 0 2 6 1 0 - 19 -

11. V Transcodeerinrichting volgens conclusie 6, met het Kenmerk, dat de signaalgeneratororganen zijn voorzien van regelbare oscil-latororganen om het eerste conversiesignaal in responsie op een stuursignaal op te wekken en fasedetectororganen, die in responsie 5 op het referentiesignaal en een kleursalvocomponent van het chro- minantie-uitgangssignaal het stuursignaal aan de regelbare oscil-latororganen toevoeren.

12. Transcodeerinrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de signaalgeneratororganen zijn voorzien van regelbare oscil- 1Q latororganen voor het opwekken van het eerste conversiesignaaliin responsie op een stuursignaal, en fasedetectororganen, die in responsie op het referentiesignaal en een tweede kleursalvocomponent het stuursignaal aan de regelbare oscillatororganen toevoeren, en tweede vermenigvuldigorganen om het chrominantie-ingangssignaal 15 met het eerste conversiesignaal te vermenigvuldigen teneinde een uitgangssignaal op te wekken, dat de tweede kleursalvocomponent omvat, voor toevoer aan de fasedetectororganen. 8102610