NL8102524A

NL8102524A - Zwenkarminrichting voor magneetschijfgeheugeninrichting.

Info

Publication number: NL8102524A
Application number: NL8102524A
Authority: NL
Original assignee: Philips Nv
Priority date: 1981-05-22
Filing date: 1981-05-22
Publication date: 1982-12-16
Also published as: US4439792A; FR2506489A1; JPS57191979U; GB2100052A; GB2100052B; DE3217343A1

Description

*11·:/ * A

PHN 10.029 1 N.V. Philips’ Gloeilampenfabrieken te Eindhoven "Zwenkarminrichting voor magneetschij fgeheugeninrichting".

, De uitvinding betreft een zwenkarminrichting voor het verplaatsen en positioneren van minstens één magneetkop over minstens één oppervlak van minstens één roterende starre magneetsehijf van een magneetschijfgeheugeninrichting voor het 5 opslaan en reproduceren van gegevens in digitale vorm en omvattende: een stationair gestel; minstens één om een zwenkas tussen een eerste stand en een tweede stand zwenkbare zwenkarm, waarbij indien meerdere zwenkannen aanwezig zijn deze met onderlinge tussenruim--w ten zijn verenigd tot een als geheel om de genoemde zwenkas zwenk- 10 bare stapel van zwenkarmen; minstens één magneetkop aan een uit einde van iedere zwenkarm; en eerste en tweede met het gestel verbonden en met de zwenkarm, c.q. de stapel zwenkarmen, samenwerkende aanslagmiddelen voor het begrenzen van de zwenkingen van de zwenk-ara, c.q. de stapel zwenkarmen, tussen de genoemde eerste en 15 tweede standen.

Magneetschijfgeheugeninrichtingen met één of meerdere starre magneetschijven, waarbij iedere magneetsehijf aan minstens één zijde en meestal aan beide zijden dient voor het opslaan en reproduceren van gegevens in digitale vorm, worden op grote schaal gebruikt als 20 randapparatuur bij gegevensverwerkende inrichtingen zoals computers.

De magneetschijven draaien met grote snelheid, bijvoorbeeld 3600 omwentelingen per minuut, en de magneetkoppen, welke aan de uiteinden van draagarminrichtingen zijn bevestigd, worden over de oppervlakten van de magneetschijven verplaatst naar van te voren 25 door de gegevensverwerkende inrichting bepaalde plaatsen om aldus in een bepaald spoor op de magneetsehijf gegevens op te slaan ofwel gegevens daaruit te reproduceren. De draagarminrichting bezitten draagarmen die ofwel in radiale richting lineair worden bewogen: ofwel zwenkbaar zijn on een zwenkas evenwijdig aan de rotatieas van 30 de magneetschijven. De uitvinding heeft betrekking op een draagarminrichting van de laatste soort, die hierin zwenkarminrichting wordt genoemd. Er wordt gestreefd naar een zo snel mogelijk bewegen 81 02 5 2 4 ΡΗΝ 10.029 2 ι ί van de magneetkoppen over de magneetsehijven teneinde de tijd benodigd voor het vinden van het juiste spoor en het opslaan of reproduceren van de gegevens zo veel mogelijk te verkleinen. De magneetsehijven worden met een uitermate grote vlakheid ver-5 vaardigd, de magneetkoppen zweven op een zeer dunne luchtlaag vlak boven de magneetsehijven.

In vele gevallen is iedere magneetkop bevestigd op een elastisch verende magneetkopdrager teneinde de magneetkop de voor het zweven op de luchtlaag vereiste beweeglijkheid te geven en deze 10 met een nauwkeurig bepaalde aandrukkracht verend te belasten. Uit een streven om magneetschijfgeheugeninrichtingen met zo klein mogelijke buitenafinetingen te kunnen leveren volgt, dat de verschillende fabrikanten trachten de magneetsehijven zo dicht mogelijk bij elkaar te plaatsen. De draagarminrichtingen, vooral 15 wanneer deze zich tussen twee magneetsehijven begeven, moeten dus zo plat mogelijk zijn en zich zo dicht als mogelijk is bij het oppervlak van de magneetschijf bevinden. Daarbij mag uiteraard de draagarm nimmer het magneetschijfoppervlak raken aangezien dit tot een onbruikbaar worden van de magneetschijf aanleiding zou geven.

20

Draagarminrichtingen voor magneetschijfgeheugeninrichtingen dienen dus met de nodige precisie vervaardigd te zijn.

Uit het Amerikaanse octrooischrift 4,150,407 is een zwenkarminrichting van de in de aanhef vermelde soort bekend. De bekende zwenkarminrichting bezit één of meer aluminium zwenkarmen 25 in de vorm van tweearmige hefbomen die zwenkbaar zijn cm een zwenkas gelegen tussen de beide uiteinden. Nabij het ene uiteinde van iedere zwenkarm bevindt zich een magneetkopeenheid met de magneetkop en een verende magneetkopdrager, welke laatste vast met de draagarm is verbonden. Aan het andere uiteinde van de zwenkarm 30 is een stuurspoel bevestigd. Deze behoort tot electromagnetische en electrische bestuurbare aandrijflniddelen waarmee de draagarm een zwenkbeweging on diens zwenkas kan worden meegedeeld teneinde de magneetkop in min of meer radiale richting over de magneetschijf te kunnen verplaatsen.

Ou

Bij een uitvoeringsvorm met meerdere zwenkarmen zijn deze met onderlinge tussenruimten boven elkaar geplaatst en onderling verenigd tot een als één geheel om de zwenkas zwenkbare stapel van zwenkarmen. Elke zwenkarm draagt, zijn eigen platte stuurspoel, 81 0 2 5 2 4 f.

if i PHN 10.029 3 zodat ook deze met onderlinge tussenruimten zijn verenigd tot een stapel van stuurspoelen. De stapel van zwenkamen is op een gestel gelagerd met behulp van een lageringsinriohting welke een tweetal kogellagers omvat alsmede een lagerpen waarop de binnenringen 5 van de kogellagers met behulp van daartoe strekkende middelen, op axiale afstand van elkaar, zijn vastgezet. De buitenringen van de kogellagers passen in een tegen het dek van de magneetschijfgeheugeninrichting geschroefd lagerhuis, waarbij een drukveer tussen de buitenringen axiale speling in de lagers 10 elimineert. De stuurspoelen bewegen zich in een permanente magnetische stator. Deze omvat een statorgestel en een aantal met het statorgestel verbonden vlakke en axiaal gemagnetiseerde permanente statormagneten waartussen luchtspleten aanwezig zijn voor iedere platte stuurspoel, zodat iedere stuurspoel beweegbaar 15 is in een axiaal permanent magnetisch veld in een luchtspleet tussen permanente statormagneten. Aan iedere zijde van de stator zijn ijzeren statorsluitplaten aanwezig die zich over de tussenliggende stuurspoelen en statormagneten uitstrekken en waarop de meest naar buiten gelegen statormagneten zijn bevestigd, zodat 20 de axiale permanent magnetische velden van de stator via de ijzeren statorsluitplaten gesloten zijn. Iedere stuurspoel bestaat uit windingen van elektrisch geleidend materiaal die zijn gewikkeld op een kunststof spoeldrager die met de stuurspoel door middel van een kunsthars tot een enkele structurele eenheid is verbonden. De 25 stuurspoelen zijn met de zwenkamen door middel van klemmen en lijmen verbonden, aan de tegenover de magneetkoppen gelegen uiteinden van de zwenkamen.

Een zwenkarminrichting van de in de aanhef vemelde soort is ook bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 4,196,456. Deze 30 bekende zwenkarminrichting vertoont grote overeenkomst met de eerder genoemde bekende zwenkarminrichting, evenwel zijn de stuurspoelen niet rechtstreeks op de zwenkamen aangebracht maar als aparte eenheden op een lagerbus gestapeld. De lagerpen staat vast.

De uitvinding heeft tot doel een zwenkarminrichting van de in de aanhef vemelde soort te verschaffen welke minder onderdelen bezit en daardoor eenvoudiger van opbouw en ook goedkoper is, zodat de zwenkarminrichting in het bijzonder geschikt is voor 35 81 02 5 2 4 t <4 PHN 10.029 4 { magneetschijfgeheugens voorzien van magneet schijven van kleinere diameter, bijvoorbeeld in de orde van grootte van 13 om. en kleiner, teneinde dergelijke magneetschijfgeheugens voor toepassing op ruimere schaal geschikt te maken.

5 De uitvinding heeft ook tot doel een zwenkarminrich- ting te verschaffen die gemakkelijk in een magneetschijf-geheugeninrichting is te monteren en onderhoudswerkzaamheden vergemakkelijkt.

De uitvinding heeft tot kenmerk, dat de eerste en tweede .

10 aanslagmiddelen tegenover elkaar gelegen zijden van een enkele aanslag omvatten en dat minstens één zwenkarm is voorzien van een uitsparing waarvan de wand tegenover elkaar gelegen zijden bezit die ieder samenwerken met één der tegenover elkaar gelegen zijden van de enkele aanslag.

15 Bij een zwenkarminrichting volgens de uitvinding is dus slechts een enkele aanslag nodig. Een slaginstel-ling van de zwenkarm is overbodig, daar deze is bepaald door de aftnetingen van de aanslag en de genoemde uitsparing.

De magneetkoppen worden met grote snelheid door de zwenkarm-20 inrichting in ruwweg diametrale richting over de magneetschij-ven verplaatst. Dit betekent dat betrekkelijk grote traagheids-krachten optreden. In dit verband is een uitvoeringsvorm van de uitvinding van interesse die tot kenmerk heeft, dat de aanslag bestaat uit elastisch materiaal.

25 Bij voorkeur wordt een uitvoeringsvorm van de uitvin ding gebruikt, die tot kenmerk heeft, dat de aanslag verplaatsbaar is tussen een bedrijfsstand en een onderhoudsstand en dat de afstand tussen de tegenover elkaar gelegen zijden van de aanslag in de onderhoudsstand kleiner is dan in de bedrijfsstand, ten einde de 30 zwenkarm, c.q. de stapel zwenkarmen, ten behoeve van onderhoud-werkzaamheden te zwenken over een zodanig vergrootte slag dat iedere magneetkop zich naast het oppervlak van een magneetschijf bevindt. Hierdoor worden de montage van de zwenkarminrichting en onderhoudswerkzaamheden vergemakkelijkt. Voorkomen moet namelijk 35 worden dat de kwetsbare magneetkoppen onverwacht van het oppervlak van de magneetschijf, c.q. magneetschijven, worden verplaatst tot buiten de magneetschijf. Niettemin moet dit bij onderhouds-

81 0 2 5 2 A

%r k PHN 10.029 5 werkzaamheden snel en zonder dat ingewikkelde ingrepen noodzakelijk zijn kunnen gebeuren.

Heel gemakkelijk werkt een uitvoeringsvorm die het kenmerk heeft dat de aanslag excentrisch driaabaar is tussen de bedrijfs-5 stand en de onderhoudsstand. Hierbij kan met voordeel een uitvoeringsvorm worden gebruikt met het kenmerk, dat een met het gestel verbonden langwerpig deel aanwezig is, zoals een afstandsbus welke tussen twee gesteldelen is aangebracht en dat de aanslg bestaat uit een enigszins klemmend over het genoemde langwerpige 10 deel geschoven en in zijn geheel uit elastisch materiaal vervaardigde draaibare aanslagnok.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvorm welke wordt getoond in de tekenig en waarin:

Figuur 1 een bovenaanzicht is van een magneetschijf-15 geheugeninriehting,

Figuur 2 een zijaanzicht is van de magneetschijf-geheugeninrichting van figuur 1,

Figuur 3 een explosieaanzicht is van een zwenkarminrichting zoals toegepast in de magneetschijfgeheugeninrichting volgens de 20 figuren 1 en 2 en

Figuren 4-6 verschillende standen weergeven van de zwenkara van de zwenkarminrichting.

De magneetschijfgeheugeninrichting omvat een gestel 1, waarop een zwenkarminrichting 2 vast is aangebracht. Een tweetal 25 starre magneetschijven 3 en 4 zijn coaxiaal aangebracht op afstand van elkaar op een gemeenschappelijke spil 5 en roteren om een rotatieas 6. De zwenkarmnrichting 2 en de magneetschijven 3 en 4 worden afgedekt door een kunststof kap 7. Deze kap dient voor het tegen stof en omgevingsvervuiling beschermen van de magneetplaten 3 30 en 4. Voor de uitvinding niet van belang zijnde delen van de magneetschijf inrichting worden kortheidshalve niet besproken en worden in de tekening ook niet getoond, afgezien van een doorsvormige eenheid 8 waarin zich electronische circuits bevinden ten behoeve van het functioneren van de magneetschijfgeheugenin-35 richting.

Met verwijzing naar figuur 3 zal nu de zwenkarminrichting volgens de uitvinding nader worden besproken. De zwenkarminrich- 8102524 i PHN 10.029 6 ting dient voor het verplaatsen en positioneren van een viertal magneetkoppen 9 tot en met 12 over de twee roterende starre magneetschijven 3 en 4. Deze magneetkoppen zijn op afstand van elkaar, overeenkomend met de onderlinge afstand tussen de 5 magneetschijven 3 en 4, geplaatst en zijn gezamenlijk aangebracht om de, om een zwenkas 13 zwenkbare, enkele zwenkarm 14. De magneetkoppen zijn gezamenlijk bevestigd op een enkele bevestingsinrichting 15. welke is voorzien van de pasvlakken, uitsparingen en schroefgaten nodig voor het op de zwenkarm , 10 positioneren en bevestigen van de magneetkoppen. De bevestigingsinrichting _15 is door lijmen star met de zwenkarm 14 verbonden met gebruikmaking van een werkwijze zoals door .Aanvraagster eerder aangevraagd in haar aanvrage no. 81 01 824 (PHN 10.007) (herewith incorporated by reference).

15 Ieder der magneetkoppen 9 tot en met 12 is aangebracht op een verende magneetkopdrager, respectievelijk 9a tot én met 12a, die aan zijn uiteinde is voorzien van een bevestigingsdeel, respectievelijk 9b tot en met 12b, dat is voorzien van een felsbus, respectievelijk 9c tot en met 12c. De bevestigingsinrichting J5 is 20 voorzien van een doorgaande opening 16 waarin de felsbussen met enige ruimte passen. Ten behoeve van de bevestiging van een magneetkopeenheid (bestaande uit een magneetkop, de elastische kop-drager en’het bevestigingsdeel) op de bevestigingsinrichtig 15 wordt een kogel met een geringe overmaat door de betreffende 25 felsbus gedrukt waardoor de speling tussen de felsbus en de doorgaande opening wordt opgeheven. Dergelijke magneetköpeenheden zijn in de handel verkrijgbaar.

Het zwaartepunt van het geheel bestaande uit de bevestigingsinrichting 15 en de daarop bevestigde magneetkoppen 9 tot en 30 met 12 is in hoofdzaak gelegen in het denkbeeldige vlak van zwenking van de zwenkarm 14. Hetzelfde geldt overigens voor de overige delen van de magneetköpeenheden. Deze hebben evenwel een aanmerkelijk geringere massa dan de magneetkoppen en de bevestigingsinrichting.

De bevestigingsinrichting _1_5 bezit een aantal uitsteeksels 17, 18 en 19 voor het bevestigen van de magneetkoppen 9 tot en met 12 op regelmatige afstand van elkaar zodat de uitsteeksels een kam 35 81 0 2 5 2 4 PHN 10.029 7 vormen. De bevestigingsinrichting bestaat uit meerdere, losneembaar op elkaar bevestigde delen 20, 21 en 22 die ieder een uitsteeksel van de kam bevatten. De delen 20 en 22 zijn met behulp van boutjes 23 en 24 op het middelste deel 21 vastgeschroefd. Het deel 21 wordt 5 met behulp van de eerder genoemde werkwijze op de zwenkarai 14 gelijmd alvorens de magneetkoppen 10 en 11 met behulp van de felsbussen 10c en 11c met het uitsteeksel 18 worden verbonden. De magneetkoppen 9 en 12 worden met de uitsteeksels 17 en 19 van de delen 20 en 22 verbonden alvorens deze delen met behulp 10 van de boutjes 23 en 24 met het middelste deel 21 worden verbonden. Aldus is een gemakkelijke montage van de tere magneetkopeenheden op de bevestigingsinrichting 15 mogelijk.

De zwenkarm bezit een eerste uiteinde 25 en een tweede uiteinde 26. De magneetkoppen 9 tot en met 12 zijn met de zwenkarm 15 verbonden nabij het eerste uiteinde 25. De zwenkarminrichting omvat een permanent magnetische stator 27 met op afstand van elkaar gelegen vlakke permanente statormagneten 28 en 29 waartussen zich een luchtspleet 30 bevindt, men zie hiervoor figuur 2. In de genoemde luchtspleet bevindt zich een met de zwenkarm 14 verbonden 20 vlakke stuurspoel 31 van electrisch geleidend materiaal. De zwenkarm 14 is zwenkbaar gelagerd met behulp van een lageringsin-richting 32. De vlakke stuurspoel 31 is aangebracht in een uitsparing 33 van de zwenkarm 14. De zwenkarm is uit aluminium plaat gestanst, de uitsparing 33 is bij de stansbewerking gevormd.

25 De lageringsinrichting 32 is gelegen nabij het tweede uiteinde 26 van de zwenkarm en de stuurspoel 31 bevindt zich tussen het eerste uiteinde 25 en het tweede uiteinde 26 van de zwenkarm.

De zwenkarm is vervaardigd uit een enkel vlak stuk plaatmateriaal en de vlakke stuurspoel 31 heeft een dikteaftneting welke 30 in hoofdzaak gelijk is aan de dikteaftneting van het plaatmateriaal waaruit de zwenkarm is vervaardigd. De uitsparing 33 in de zwenkarm heeft een vorm die overeenstemt met de vorm van de buitenomtrek van de stuurspoel 31, zodat deze met speling in de uitsparing past.

De stuurspoel is in de zwenkarm 14 gelijmd en is dus, door 35 een in figuur 3 niet zichtbare, lijmlaag verbonden met de wand van de uitsparing 33· De stuurspoel is in het vlak van de zwenkarm gelegen, zodat de zwenkarm met de daarin gelijmde stuurspoel 81 025 24 PHN 10.029 8

V V

een vlakke eenheid van bij benadering constante dikte vormt. De .windingen 34 van de stuurspoel zijn vervaardigd van een electrisch geleidend materiaal en zijn gewikkeld op een centrale vlakke kunststof spoelkern 35. Het electrisch geleidende materiaal bestaat 5 niet, zoals gewoonlijk bij stuurspoelen, uit een langgerekte koperen draad maar uit een langgerekte aluminium band 36 met een breedteaftaeting gelijk aan de dikte "d" van de spoel en met een dikteaftaeting die aanmerkelijk geringer is. De lijm voor het verbinden van de stuurspoel 31 met de wand van de genoemde uit-10 sparing 33 is vermengd met aluminiumpoeder teneinde een goede warmteoverdracht mogelijk te maken tussen de spoel en het plaatmateriaal van de zwenkarra.

De beide aan de buitenzijde van de stapel magneetkoppen 9 tot en met 12 gelegen magneetkoppen 9 en 12 worden tegen 15 magnetische stoorvelden afgeschermd door, via de bevestigingsin-richting _15_ met de zwenkarm 14 verbonden en zich aan de buitenzijde tot over de respectievelijke magneetkoppen uitstrekkende, schermplaten 37 en 38 welke zijn vervaardigd uit mu-metaal. De scheraiplaten zijn voorzien van openingen 39 respectievelijk 40 en 20 worden met behulp van de boutjes 23 respectievelijk 24 tezamen met de delen 20 en 22 van de bevestigingsinrichting J5 met het middelste deel 21 van de bevestigingsinrichting verbonden. Op de onderste schermplaat 38 is een geïntegreerd halfgeleidercircuit 41 aangebracht voor het bewerken van signalen afkomstig van de 25 magneetkoppen 9 tot en met 12. Hierdoor is een versterking van de genoemde signalen mogelijk alvorens deze aan signaalverwerkende delen van de magneetschijfgeheugeninrlchting worden toegevoerd. Het halfgeleiderscircuit 41 is gemonteerd op een van electrisch geleidende sporen 42 voorziene flexibele kunststof strook 43 die 30 aan een eerste uiteinde 44 op de schermplaat 38 bevestigd. Nabij een tweede uiteinde 45 is de kunststof strook door middel van een meerpolige steker 46 met een stationaire contra-steker op het gestel 1 van de magneetschijfgeheugeninrichting verbonden. Tussen de genoemde eerste en tweede uiteinden 44 en 45 bezit de kunststof 35 strook 43 een vrij beweegbaar gedeelte 47 dat geen behindering vormt voor de bewegingen van de zwenkarm 14.

De lageringsinrichting 32 voor verzwenkbaar lageren van 81 0 2 5 2 4 PHN 10.029 9 de zwenkarm omvat een eerste kogellager 48 en een tweede kogellager •49, met binnenringen 50 respectievelijk 5.1 en buitenringen 52 respectievelijk 53- De beide binnenringen 50 en 51 zijn, op axiale afstand van elkaar, vastgezet op een lagerpen 54 met behulp van een 5 veerring 55 en een moer 56. De kogellagers 48 en 49 bevinden zich ter weerszijden van de zwenkarm 14. De zwenkarm is voorzien van een opening 57 voor de lagerpen 54. Aan weerszijden van de zwenk-arm bevinden zich schijven 58 respectievelijk 59 welke de zwenkarm opsluiten tussen de binnenringen 50 en 51 van de kogellagers 48 en 10 49. De buitenringen 52 respectievelijk 53 van de kogellagers passen in lagerhuismiddelen die een eerste en een tweede lagerhuis 60 respectievelijk 61 omvatten. Axiale speling tussen de buitenringen 52 en 53 van de kogellagers wordt geëlimineerd doordat deze axiaal belast worden door drukveermiddelen in de vorm van een schotelveer 15 62 die zich bevindt bij de buitenring 52 die zich aan de bovenzijde van het bovenste kogellager 48 bevindt. De kogellagers zijn glijdend in de lagerhuizen 60 en 61 aangebracht en door de schotelveer 62 worden de kogellagers axiaal in een richting naar elkaar toe belast. Elk lagerhuis bestaat uit een stuk van een geëx-20 trudeerde buis met een doorgaande centrale holte 63 voor de buitenringen 52 en 53 van de beide kogellagers 48 en 49 alsmede een drietal parallelle doorgaande holtes 64 van kleinere dwarsdoorsnede die ten opzichte van de wand van de centrale holte 63 meer naar buiten zijn gelegen. De lagerhuizen 60 en 61 worden bevestigd met 25 behulp van zelftappende schroeven 65 welke in de genoemde holtes 64 zijn geschroefd.

De permanent magnetische stator 26 omvat een statorgestel met een tweetal ijzeren statorsluitplaten 66 en 67, één aan iedere zijde van de stator, welke statorsluitplaten zich over de 30 tussenliggende stuurspoel 31 en de statormagneten 28 en 29 uitstrekt. Deze magneten zijn op de statorsluitplaten gelijmd. De statormagneten zijn in de richting van de zwenkas 13 van de zwenkarm 14 axiaal gemagnetiseerd. De statormagneet 28 omvat twee zones 28a respectievelijk 28b die tegengesteld zijn gepolariseerd.

De magneet 29 omvat op soortgelijke wijze twee tegengesteld gepolariseerde zones 29a en 29b. Aan de naar de stuurspoel 31 toegekeerde zijde is de zone 28a tegengesteld gepolariseerd ten opzichte van 81 025 24 35 PHN 10.029 10 de zone 29a en de zone 28b tegengesteld aan 29b, zodat de zich tussen de permanente statormagneten bevindende delen van de stuurspoel 31 zich bevinden in permanent magnetische velden van tegengestelde polariteit. De axiale permanent magnetische velden 5 worden via de beide ijzeren sluitplaten 66 en 67 gesloten. In plaats van uit één geheel bestaande statormagneten 28 en 29 kunnen uiteraard ook meerdere losse magneten worden gebruikt. Zo kan bijvoorbeeld de statormagneet 28 uit twee delen bestaan, waarbij de zone 28a behoort tot de ene statormagneet en de zone 28b uit de 10 andere statormagneet. De sluitplaten 66 en 67 van de permanent magnetische stator 27 strekken zich, dwars op de zwenkas 13 van de zwenkarm 14, tot voorbij de lagerpen 54 uit en de lagerhuizen 60 en 61 zijn met behulp van de zelftappers 65 op de statorsluitpla-ten 66 respectievelijk 67 bevestigd. De' statorsluitplaten 66 en 67 15 dienen aldus tevens als gestelplaten voor de lageringsinrichting 32. Behalve de beide statorsluitplaten 66 en 67 omvat de stator 27 een drietal afstandbussen 68, 69 en 70. Door middel van een drietal bouten 71? 72 en 73 en bijbehorende moeren 74 tot en met 76 wordt het geheel bestaande uit de statorsluitplaten 66 en 67 en de 20 drie afstandsbussen 68 tot en met 70 tot een stevig geheel verenigd en vormt aldus het statorgestel van de permanente magnetische stator. Aangezien de lagerhuizen 60 en 61 op dit statorgestel zijn bevestigd vormt het statorgestel tevens een gestel voor de zwenkarminrichting in zijn geheel, waarbij de 25 statorsluitplaat 67 tevens dient als basisplaat waarmee de zwenkarminrichting in zijn geheel bevestigbaar is op het dek 77 van de magneetschijfgeheugeninrichting. De middelen voor het verbinden van de zwenkarminrichting 2_ met het dek 77 zijn in de tekening niet getoond maar zullen over het algemeen bestaan uit schroeftaiddelen.

30 De in de tekening getoonde uitvoeringsvorm van de zwenkarm- * inrichtig is voorzien van een met de zwenkarm 14 verbonden tachospoel 78 die beweegbaar is in een permanent magnetisch veld teneinde een inductiespanning te genereren die een maat is voor de snelheid van zwenking van de zwenkarm 14. Op de naar buiten 35 gekeerde zijde van de statorsluitplaat 67 bevindt zich daartoe een tweetal vlakke, axiaal in de richting van de zwenkas 13 en tegengesteld gemagnetiseerde, permanente tachomagneten 79 en 80.

8102524 'ir PHN 10.029 11

Hier zou in plaats van een tweetal magneten een enkele vlakke magneet gebruikt kunnen worden, met zones van tegengestelde polarisatie. De statorsluitplaat 67 dient tevens voor het aan één zijde sluiten van het axiale magnetische veld afkomstig van de beide 5 tachomagneten 79 en 80. De lagerpen 54 bezit aan de zijde van de statorsluitplaat 67 een vrij uiteinde 81 dat zich door een opening 82 in deze statorsluitplaat uitstrekt tot voorbij de naar buiten gekeerde zijde ervan. De tachospoel 78, die net als de stuurspoel 31 plat is, is op het vrije uiteinde 81 van de lagerpen 54 bevestigd met 10 behulp van een moer 83 en is beweegbaar in het permanent magnetische veld van de tachomagneten 79 en 80. Op enige afstand van de statorsluitplaat 67 is, evenwijdig daaraan, een ijzeren tachosluit-plaat 84 aanwezig. De tachospoel 78 beweegt zich evenwijdig aan de vlakke tachomagneten 79 en 80 met vrijlating van een luchtspleet 15 tussen de statorsluitplaat 67 en de tachosluitplaat 84, zodat het axiale permanent magnetische veld van de tachomagneten door de statorsluitplaat enerzijds en de tachosluitplaat anderzijds gesloten is. De statorsluitplaat 84 is met behulp van een viertal zelftappende boutjes 85 tot en met 88 tegen de onderzijde van het 20 dek 77 aangebracht, maar zou ook met behulp van aparte afstandmiddelen op de statorsluitplaat 67 bevestigd kunnen worden.

De tachomagneten 79 en 80 alsmede de tachospoel 78 bevinden zich in een uitsparing 89 van het dek 77·

De beide statorsluitplaten 66 en 67 bestaan uit vlakke, uit 25 magnetiseerbaar plaatmateriaal gestanste, in hoofdzaak gelijke platen. Ze zijn zodoende met eenvoudige middelen goedkoop te produceren, waarbij van belang is dat slechts een enkel soort statorsluitplaten behoeft te worden vervaardigd. Hoge eisen met betrekking tot de nauwkeurigheid van vervaardiging hoeven niet te 30 worden gesteld, zodat na het stansen geen verspanende bewerkingen van de statorsluitplaten nodig zijn. De statormagneten 28 en 29 strekken zich, in een richting in hoofdzaak dwars op de zwenkrichting van de stuurspoel 31, tot even over de randen van de statorsluitplaten 66 respectievelijk 67 uit, men zie ook figuur 1.

35 Een aanslag 90 is aanwezig die met tegenover elkaar gelegen zijden 91 respectievelijk 92 samenwerkt met de zijden 93 respectievelijk 94 van de wand van een uitsparing 95 in de zwenkarm 14.

81 02 5 2 4

4 V

PHN 10.029 12

De zijden 91 en 92 van de aanslag 90 begrenzen de zwenkingen van de zwenkarm tussen een eerste en een tweede stand. Men zie de figuren 4 en 5 die de zwenkarm 14 in respectievelijk de eerste, of binnenste, stand en de tweede,.of buitenste, stand tonen. De aanslag 90 is 5 vervaardigd uit rubber en is verplaatsbaar tussen een bedrijfstand, zie de figuren 4 en 5, en een onderhoudsstand, zie figuur 6. De als één geheel uit elastisch rubber vervaardigde aanslag bestaat uit een enigszins klemmend over de afstandsbus 68 geschoven draaibare aanslagnok. Hiertoe bezit de aanslag een opening 96 met een diameter 10 welke enigszins kleiner is dan de buitendiameter van de afstandsbus 68. De opening is excentrisch zodat de aanslagnok excentrisch draaibaar is tussen de bedrijfstand en de onderhoudsstand. In de onderhoudsstand is de aanslagnok 90° verdraaid.

In deze stand werken de zijden 93 en 94 van de wand van de 15 uitsparing 95 samen met de tegenover elkaar gelegen zijden 97 en 98 van de aanslagnok. Deze liggen dichter bij elkaar dan de zijden 91 en 92 zodat de zwenkarm 14, ten behoeve van onderhoudswerkzaamheden, over een zodanig vergrootte slag'kan worden verzwenkt dat de magneetkoppen 9 tot en met 12 zich naast het oppervlak van de magneetschijven 3 en 4 bevinden. Deze stand wordt ook bij de montage van de magneetschijfinrichting gebruikt om de magneetkoppen op de magneetschijven te kunnen aanbrengen zonder deze te beschadigen.

Binnen het kader van de uitvinding zijn vele uitvoeringsvormen mogelijk. Zo kan een aanslagnok worden gebruikt die draai- or baar is on een in een andere richting georienteerde as of die verschuifbaar is in plaats van draaibaar. De uitsparing van de zwenkarm kan meer naar het midden zijn gelegen. De uitdrukking "uitsparing” dient overigens ruim te worden geïntrepeteerd, daar deze geacht wordt ook van toepassing te zijn op uitvoeringsvormen waarbij 30 een zwenkarm is voorzien van dwars op het vlak van zwenking geplaatste uitstekende delen, die met de tegenover elkaar gelegen * zijden van de enkele aanslag samenwerken. Deze uitstekende delen kunnen bestaan uit lippen, die uit het materiaal van de zwenkarm zijn gebogen.

8102524 35

Claims

1. Zwenkarminrichting (2) voor het verplaatsen en positio neren van minstens één magneetkop (9-12) over minstens één oppervlak van minstens één roterende starre magneetschijf (3,4) van een magneetschijfgeheugeninrichting voor het opslaan en reproduceren van 5 gegevens in digitale vorm en omvattende: - een stationair gestel (66-70) ; - minstens één on een zwenkas (13) tussen een eerste stand en een tweede stand zwenkbare zwenkarm (14), waarbij indien meerdere zwenkarmen aanwezig zijn deze met onderlinge tussenruimten zijn 10 verenigd tot een als geheel on de genoemde zwenkas zwenkbare stapel van zwenkarmen, - minstens één magneetkop (9-12) aan een uiteinde (25) van iedere zwenkarm (14) en - eerste en tweede met het gestel verbonden en met de zwenkarm, c.q. 15 de stapel zwenkarmen, samenwerkende aanslagmiddelen voor het begrenzen van de zwenkingen van de zwenkarm, c.q. de stapel zwenkarmen, tussen de genoemde eerste en tweede standen, met het kenmerk, - dat de eerste en tweede aanslagmiddelen tegenover elkaar gelegen 20 zijden (91,92) van een enkele aanslag (90) omvatten en - dat minstens één zwenkarm (14) is voorzien van een uitsparing (95) waarvan de wand tegenover elkaar gelegen zijden (93,94) bezit die ieder samenwerken met één der tegenover elkaar gelegen zijden van de enkele aanslag (91,92).

2. Zwenkarminrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de aanslag (90) bestaat uit elastisch materiaal.

3. Zwenkarminrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, - dat de aanslag (90) verplaatsbaar is tussen een bedrijfsstand 30 en een onderhoudsstand en - dat de afstand tussen de tegenover elkaar gelegen zijden (91,92) van de aanslag in de onderhoudsstand kleiner is dan in de bedrijfsstand, ten einde de zwenkarm, c.q. de stapel zwenkarmen, ten behoeve van onderhoudswerkzaamheden te zwenken over een zodanig QC vergrootte slag dat iedere magneetkop zich naast het oppervlak van een magneetschijf bevindt.

4. Electrisch bestuurbare zwenkarminrichting volgens con- 8102524 ¢- PHN 10.029 14 clusie 3, met het kenmerk, dat de aanslag (90) excentrisch draaibaar is tussen de bedrijfsstand en de onderhoudsstand.

5. Electrisch bestuurbare zwenkanninrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, 5. dat een met het gestel verbonden langwerpig deel aanwezig is, zoals een afstandsbus (68) welke tussen twee gesteldelen (66,67) is aangebracht en - dat de aanslag (90) bestaat uit een enigszins klemmend over het genoemde langwerpige deel geschoven en in zijn geheel uit 10 elastisch materiaal vervaardigde draaibare aanslagnok. 15 20 25 30 * 81 02 52 4 35