NL8102521A

NL8102521A - Draagarminrichting voor magneetschijfgeheugeninrichting.

Info

Publication number: NL8102521A
Application number: NL8102521A
Authority: NL
Original assignee: Philips Nv
Priority date: 1981-05-22
Filing date: 1981-05-22
Publication date: 1982-12-16
Also published as: FR2506486A1; DE3218916A1; GB2100050A; JPS58101306U; US4430679A

Description

ί , I

t tt ΡΗΝ 10.026 N.V. Philips* Gloeilampenfabrieken te Eindhoven "Draagarminrichting voor magneetschijfgeheugeninrichting".

De uitvinding betreft een draagarminrichting voor het verplaatsen en positioneren van minstens één magneetkop over het oppervlak van een roterende magneet schijf van een magneet-sehijfgeheugeninrichting voor het opslaan en reproduceren van 5 gegevens in digitale vorm en omvattende minstens één draagarm en een aantal met tussenruimten stapelsgewijs boven elkaar aangebrachte magneetkoppen, ieder verbonden met een draagarm.

Magneetschij fgeheugeninrichtingen met één of meerdere starre magneetschijven, waarbij iedere magneetschijf aan minstens één 10 zijde en meestal aan beide zijden dient voor het opslaan en reproduceren van gegevens in digitale vorm, worden op grote schaal gebruikt als randapparatuur bij gegevensverwerkende inrichtingen zoals computers.

De magneetschijven draaien met grote snelheid, bijvoorbeeld 15 3Ö00 omwentelingen per minuut, en de magneetkoppen, welke aan de uiteinden van draagarminrichtingen zijn bevestigd, worden over de oppervlakten van de magneetschijven verplaatst naar van te voren door de gegevensverwerkende inrichting bepaalde plaatsen on aldus in een bepaald spoor op de magneetschijf gegevens op te slaan ofwel 20 gegevens daaruit te reproduceren. De draagarminrichtingen bezitten draagamen die ofwel in radiale richting lineair worden bewogen ofwel zwenkbaar zijn cm een zwenkas evenwijdig aan de rotatieas van de magneetschijven. Er wordt gestreefd naar een zo snel mogelijk bewegen van de magneetkoppen over de magneetschijven teneinde de 25 tijd benodigd voor het vinden van het juiste spoor en het opslaan of reproduceren van de gegevens zo veel mogelijk te verkleinen. De magneetschijven worden met een uitermate grote vlakheid vervaardigd, de magneetkoppen zweven op een zeer dunne luchtlaag vlak boven de magneetschijven.

In vele gevallen is iedere magneetkop bevestigd op een elastisch verende magneetkopdrager teneinde de magneetkop de voor het zweven op de luchtlaag vereiste beweeglijkheid te geven en 8105521 30 PHN 10.026 2 * ¾ , ‘ deze met een nauwkeurig bepaalde aandrukkracht verend te belasten. Uit een streven om magneetschijfgeheugeninrichtingen met zo klein mogelijke buitenafmetingen te kunnen leveren volgt, dat de verschillende fabrikanten trachten de magneetschijven zo dicht 5 mogelijk bij elkaar te plaatsen. De draagarminrichtingen, vooral wanneer deze zich tussen twee magneetschijven begeven, moeten dus zo plat mogelijk zijn en zich zo dicht als mogelijk is bij het oppervlak van de magneetschijf bevinden. Daarbij mag uiteraard de draagarm nimmer het magneetschijf oppervlak raken aangezien dit tot 10 een onbruikbaar worden van de magneetschijf aanleiding zou geven.

Draagarminrichtingen voor magneetschijfgeheugeninrichtingen dienen dus met de nodige precisie vervaardigd te zijn.

Uit het Amerikaanse octrooischrift-4,150,407 is een draag-arminrichting in de vorm van een zwenkarminrichting van de in de 15 aanhef vermelde soort bekend. De bekende zwenkarminrichting bezit één of meer aluminium zwenkarmen in de vorm van tweearmige hefbomen die zwenkbaar zijn om een zwenkas gelegen tussen de beide uiteinden. Nabij het ene uiteinde van iedere zwenkarm bevindt zich een magneetkopeenheid met de magneetkop en een verende magneetkopdra-20 ger, welke laatste vast met de zwenkarm is verbonden. Aan het andere uiteinde van de zwenkarm is een stuurspoel bevestigd. Deze behoort tot electromagnetische en electrische bestuurbare aan-drijftniddelen waarmee de zwenkarm een zwenkbeweging om diens zwenkas kan worden meegedeeld teneinde de magneetkop in min of meer 25 radiale richting over de magneetschijf te kunnen verplaatsen.

Bij een uitvoeringsvorm met meerdere zwenkarmen zijn deze met onderlinge tussenruimten boven elkaar geplaatst en onderling verenigd tot een als één geheel om de zwenkas zwenkbare stapel van zwenkarmen. Elke zwenkarm draagt zijn eigen platte stuurspoel, 30 zodat ook deze met onderlinge tussenruimten zijn verenigd tot een stapel van stuurspoelen. De stapel van zwenkarmen is op een gestel gelagerd met behulp van een lageringsinrichting welke een tweetal kogellagers omvat alsmede een lagerpen waarop de binnenringen van de kogellagers met behulp van daartoe strekkende middelen, op 35 axiale afstand van elkaar, zijn vastgezet. De buitenringen van de kogellagers passen in een tegen het dek van de magneetschijf-geheugeninrichting geschroefd lagerhuis, waarbij een drukveer 8102521 é Λ PHN 10.026 3 tussen de buitenringen axiale speling in de lagers elimineert. De stuurspoelen bewegen zich in een permanente magnetische stator. Deze omvat een statorgestel en een aantal met het statorgestel verbonden vlakke en axiaal gemagnetiseer-5 de permanente statormagenten waartussen luchtspleten aanwezig zijn voor iedere platte stuurspoel, zodat iedere stuurspoel beweegbaar is in een axiaal permanent magnetisch veld in een luchtspleet tussen permanente statormagneten. Aan iedere zijde van de stator zijn ijzeren statorsluitplaten aanwezig die zich 10 over de tussenliggende stuurspoelen en statormagneten uit strekken en waarop de meest naar buiten gelegen statormagneten zijn bevestigd, zodat de axiale permanent magnetische velden van de stator via de ijzeren statorsluitplaten gesloten zijn.

Iedere stuurspoel bestaat uit windingen van elektrisch gelei-15 dend materiaal die zijn gewikkeld op een kunststof spoeldra- ger die met de stuurspoel door middel van een kunsthars tot een enkele structurele eenheid is verbonden. De stuurspoelen zijn met de zwenkarmen door middel van klemmen en lijmen verbonden, aan de tegenover de magneetkoppen gelegen uiteinden van de zwenk-20 armen.

Een zwenkarminrichting van de in de aanhef vermelde soort is ook bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 4,196,456. Deze bekende zwenkarminrichting vertoont grote overeenkomst met de eerder genoemde bekende zwenkarminrichting, evenwel zijn de 25 stuurspoelen niet rechtstreeks op de zwenkarmen aangebracht maar als aparte eenheden op een lagerbus gestapeld. De lagerpen staat vast.

De uitvinding heeft tot doel een draagarminrichting van de in de aanhef vermelde soort te verschaffen die een verhoogde 30 betrouwbaarheid bezit bij aanwezigheid van dichtbij geplaatste electromagnetische storingsbronnen, zodat de draagarminrichting bijvoorbeeld geschikt is voor kleine compact gebouwde magneetschij fgeheugens voorzien van magneetschijven van kleinere diameter, bijvoorbeeld in de orde van grootte van 13 cm. en 35 kleiner, teneinde dergelijke magneetschijfgeheugens voor toepassing op ruimere schaal geschikt te maken.

81 0 2 5 2 1 PHN 10.026 4 .

«ΐ 3 \ ' De uitvinding heeft tot kenmerk, dat althans één aan de buitenzijde van de stapel van magneetkoppen gelegen magneet-koppen tegen magnetische stoorvelden wordt afgeschermd door een, met een draagarm verbonden en zich aan de buitenzijde tot over de 5 magneetkop uitstrekkende, schermplaat uit mu-metaal.

Bij een draagarminrichting volgens de uitvinding is een verkleinde kans op fouten bij het opslaan en reproduceren van de gegevens mogelijk door de afscherming tegen electromagnetische stoorvelden. Deze kunnen bijvoorbeeld afkomstig zijn van een 10 dichtbij geplaatste motor voor het aandrijven van de magneet- schijven.

Volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding is op de schermplaat een halfgeleidercircuit aangebracht voor het bewerken van signalen van de magneetkoppen, zodat de schermplaat nog een nuttige 15 extra functie heeft en de afstand van de magneetkop tot het circuit minimaal is. In dit verband is nog een uitvoeringsvorm van de uitvinding van interesse die tot kenmerk heeft, dat het geïntegreerde halfgeleidercircuit is gemonteerd op een, van electrisch geleidende sporen voorziene, flexibele kunststofstrook die aan een 20 eerste uiteinde op de schermplaat is bevestigd en nabij een tweede uiteinde verbindbaar is met stationaire delen van een magneet-schijfgeheugeninrichting waarbij de kunststofstrook tussen de genoemde uiteinden een vrij beweegbaar gedeelte bezit.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van 25 een uitvoeringsvorm welke wordt getoond in de tekening en waarin:

Figuur 1 een bovenaanzicht is van een magneetschijfgeheu-geninrichting ,

Figuur 2 een zijaanzicht is van de magneetschijfgeheugen-inrichting van figuur 1, 30 Figuur 3 een explosieaanzicht is van een draagarminrichting zoals toegepast in de magneetschijfgeheugeninrichting volgens de figuren 1 en 2 en

Figuren 4-6 verschillende standen weergeven van de draagarm van de draagarminrichting.

35 De magneetschijfgeheugeninrichting omvat een gestel 1, waarop een draagarminrichting in de vorm van een zwenkarminrichting 2 vast is aangebracht. Twee 81 0 2 5 2 1 PHN 10.026 ~5~ starre magneetschijven 3 en 4 zijn coaxiaal aangebracht op afstand van elkaar op een gemeenschappelijke spil 5 en roteren cm een rotatieas 6. De zwenkarminrichting 2 en de magneetschijven 3 en 4 worden afgedekt door een kunststof kap 7- Deze kap dient voor het 5 tegen stof en omgevingsvervuiling beschermen van de magneetplaten 3 en 4. Voor de uitvinding niet van belang zijnde delen van de magneetschijfinrichting worden kortheidshalve niet besproken en worden in de tekening ook niet getoond, afgezien van een doosvormige eenheid 8 waarin zich electronische circuits bevinden 10 ten behoeve van het functioneren van de magneetschijf-geheugeninrichting.

Met verwijzing naar figuur 3 zal nu de zwenkarminrichting volgens de uitvinding nader worden besproken. De zwenkarminrichting dient voor het verplaatsen en positioneren van een viertal 15 magneetkoppen 9 tot en met 12 over de twee roterende starre magneetschijven 3 en 4. Deze magneetkoppen zijn op afstand van elkaar, overeenkomend met de onderlinge afstand tussen de magneetschijven 3 en 4, geplaatst en zijn gezamenlijk aangebracht cm de, om een zwenkas 13 zwenkbare, enkele zwenkarm 14. De 20 magneetkoppen zijn gezamenlijk bevestigd op een enkele bevestingsinrichting V5 welke is voorzien van de pasvlakken, uitsparingen en schroefgaten nodig voor het op de zwenkarm positioneren en bevestigen van de magneetkoppen. De bevestigingsinrichting _15 is door lijmen star met de zwenk-25 arm 14 verbonden met gebruikmaking van een werkwijze zoals door Aanvraagster eerder aangevraagd in haar aanvrage no. 81 01 824 (PHN 10.007) (herewith incorporated by reference).

Ieder der magneetkoppen 9 tot en met 12 is aangebracht op een verende magneetkopdrager, respectievelijk 9a tot en met 12a,

3D

die aan zijn uiteinde is voorzien van een bevestigingsdeel, respectievelijk 9b tot en met 12b, dat is voorzien van een felsbus, respectievelijk 9c tot en met 12c. De bevestigingsinrichting 15 is voorzien van een doorgaande opening 16 waarin de felsbussen met enige ruimte passen. Ten behoeve van de bevestiging van een 35 magneetkopeenheid (bestaande uit een magneetkop, de elastische kop-drager en het bevestigingsdeel) op de bevestigingsinrichtig _15 wordt een kogel met een geringe overmaat door de betreffende 8102521 ( PHN 10.026 6 felsbus gedrukt waardoor de speling tussen de felsbus en de doorgaande opening wordt opgeheven. Dergelijke magneetkopeenheden zijn in de handel verkrijgbaar.

Het zwaartepunt van het geheel bestaande uit de beves-5 tigingsinrichting 15_en de daarop bevestigde magneetkoppen 9 tot en met 12 is in hoofdzaak gelegen in het denkbeeldige vlak van zwenking van de zwenkarm 14. Hetzelfde geldt overigens voor de overige delen van de magneetkopeenheden. Deze hebben evenwel een aanmerkelijk geringere massa dan de magneetkoppen en de 10 bevestigingsinrichting.

De bevestigingsinrichting J5 bezit een aantal uitsteeksels 17, 18 en 19 voor het bevestigen van de magneetkoppen 9 tot en met 12 op regelmatige afstanden van elkaar zodat de uitsteeksels een kam vormen. De bevestigingsinrichting bestaat uit meerdere, 15 losneembaar op elkaar bevestigde delen 20, 21 en 22 die ieder een uitsteeksel van de kam bevatten. De delen 20 en 22 zijn met behulp van boutjes 23 en 24 op het middelste deel 21 vastgeschroefd. Het deel 21 wordt met behulp van de eerder genoemde werkwijze op de zwenkarm 14 gelijmd alvorens de magneetkoppen 10 en 11 met behulp 2o van de felsbussen 10c en 11c met het uitsteeksel 18 worden verbonden. De magneetkoppen 9 en 12 worden met de uitsteeksels 17 en 19 van de delen 20 en 22 verbonden alvorens deze delen met behulp van de boutjes 23 en 24 met het middelste deel 21 worden verbonden. Aldus is een gemakkelijke montage van de tere magneetkopeenheden op 25 de bevestigingsinrichting J5 mogelijk.

De zwenkarm bezit een eerste uiteinde 25 en een tweede uiteinde 26. De magneetkoppen 9 tot en met 12 zijn met de zwenkarm verbonden nabij het eerste uiteinde 25. De zwenkanninrichting omvat een permanent magnetische stator 27 met op afstand van elkaar 30 gelegen vlakke permanente statormagneten 28 en 29 waartussen zich een luchtspleet 30 bevindt, men zie hiervoor figuur 2. In de genoemde luchtspleet bevindt zich een met de zwenkarm 14 verbonden vlakke stuurspoel 31 van electrisch geleidend materiaal. De zwenkarm 14 is zwenkbaar gelagerd met behulp van een lageringsin-35 richting 32. De vlakke stuurspoel 31 is aangebracht in een uitsparing 33 van de'zwenkarm 14. De zwenkarm is uit aluminium plaat gestanst, de uitsparing 33 is bij de stansbewerking gevormd.

81 0 2 5 2 1 PHN 10.026 7

De lageringsinriohting 32 is gelegen nabij het tweede uiteinde 26 van de zwenkam en de stuurspoel 31 bevindt zich tussen het eerste uiteinde 25 en het tweede uiteinde 26 van de zwenkam.

De zwenkam is vervaardigd uit een enkel vlak stuk plaat-5 materiaal en de vlakke stuurspoel 31 heeft een dikteaftaeting welke in hoofdzaak gelijk is aan de dikteaftaeting van het plaatmateriaal waaruit de zwenkarm is vervaardigd. De uitsparing 33 in de zwenkam heeft een vom die overeenstemt met de vorm van de buitenomtrek van de stuurspoel 31, zodat deze met speling in de uitsparing past.

10 De stuurspoel is in de zwenkarm 14 gelijmd en is dus, door een in figuur 3 niet zichtbare, lijmlaag verbonden met de wand van de uitsparing 33· De stuurspoel is in het vlak van de zwenkarm gelegen, zodat de zwenkam met de daarin gelijmde stuurspoel een vlakke eenheid van bij benadering constante dikte vormt. De 15. windingen 34 van de stuurspoel zijn vervaardigd van een electrisch geleidend materiaal en zijn gewikkeld op een centrale vlakke kunststof spoelkern 35. Het electrisch geleidende materiaal bestaat niet, zoals gewoonlijk bij stuurspoelen, uit een langgerekte koperen draad maar uit een langgerekte aluminium band 36 met een 20 breedteaftaeting gelijk aan de dikte ndM van de spoel en met een dikteaftaeting die aanmerkelijk geringer is. De lijm voor het verbinden van de stuurspoel 31 met de wand van de genoemde uitsparing 33 is vermengd met aluminiumpoeder teneinde een goede warmteoverdracht mogelijk te maken tussen de spoel en het plaat-25 materiaal van de zwenkam.

De beide aan de buitenzijde van de stapel magneetkoppen 9 tot en met 12 gelegen magneetkoppen 9 en 12 worden tegen magnetische stoorvelden afgeschermd door, via de bevestigingsin- richting 15 met de zwenkarm 14 verbonden en zich aan de buiten- 30 zijde tot over de respectievelijke magneetkoppen uitstrekkende, schermplaten 37 en 38 welke zijn vervaardigd uit mu-metaal. De schermplaten zijn voorzien van openingen 39 respectievelijk 40 en worden met behulp van de boutjes 23 respectievelijk 24 tezamen met de delen 20 en 22 van de bevestigingsinrichting λ5 met het 35 middelste deel 21 van de bevestigingsinrichting verbonden. Op de onderste schemplaat 38 is een geïntegreerd halfgeleidercircuit 41 aangebracht voor het bewerken van signalen afkomstig van de _i 81 025 2 1

·* V

PHN 10.026 8 magneetkoppen 9 tot en met 12. Hierdoor is een versterking van de genoemde signalen mogelijk alvorens deze aan signaalverwerkende delen van de magneetschijfgeheugeninrichting worden toegevoerd. Het halfgeleiderscircuit 41 is gemonteerd op een van electrisch 5 geleidende sporen 42 voorziene flexibele kunststof strook 43 die aan een eerste uiteinde 44 op de schermplaat 38 bevestigd. Nabij een tweede uiteinde 45 is de kunststof strook door middel van een meerpolige steker 46 met een stationaire oontra-steker op het gestel 1 van de magneetschijfgeheugeninrichting verbonden. Tussen 10 de genoemde eerste en tweede uiteinden 44 en 45 bezit de kunststof strook 43 een vrij beweegbaar gedeelte 47 dat geen behindering vormt voor de bewegingen van de zwenkarm 14.

De lageringsinrichting 32 voor het verzwenkbaar lageren van de zwenkarm omvat een eerste kogellager 48 en een tweede kogellager 15 49, met binnenringen 50 respectievelijk 51 en buitenringen 52 respectievelijk 53· De beide binnenringen 50 en 51 zijn, op axiale afstand van elkaar, vastgezet op een lagerpen 54 met behulp van een veerring 55 en een moer 56. De kogellagers 48 en 49 bevinden zich ter weerszijden van de zwenkarm 14. De zwenkarm is voorzien van 20 een opening 57 voor de lagerpen 54. Aan weerszijden van de zwenk arm bevinden zich schijven 58 respectievelijk 59 welke de zwenkarm opsluiten tussen de binnenringen 50 en 51 van de kogellagers 48 en 49. De buitenringen 52 respectievelijk 53 van de kogellagers passen in lagerhuismiddelen die een eerste en een tweede lagerhuis 60 25 respectievelijk 61 omvatten. Axiale speling tussen de buitenringen 52 en 53 van de kogellagers wordt geëlimineerd doordat deze axiaal belast worden door drukveermiddelen in de vorm van een schotelveer 62 die zich bevindt bij de buitenring 52 die zich aan de bovenzijde van het bovenste kogellager 48 bevindt. De kogellagers zijn 30 glijdend in de lagerhuizen 60 en 61 aangebracht en door de schotelveer 62 worden de kogellagers axiaal in een richting naar elkaar toe belast. Elk lagerhuis bestaat uit een stuk van een geëx-trudeerde buis met een doorgaande centrale holte 63 voor de buitenringen 52 en 53 van de beide kogellagers 48 en 49 alsmede een 35 drietal parallelle doorgaande holtes 64 van kleinere dwarsdoorsnede die ten opzichte van de wand van de centrale holte 63 meer naar buiten zijn gelegen. De lagerhuizen 60 en 61 worden bevestigd met 8102521 PHN 10.026 9 behulp van zelftappende schroeven 65 welke in de genoemde holtes 64 zijn geschroefd.

De permanent magnetische stator 26 omvat een statorgestel met een tweetal ijzeren statorsluitplaten 66 en 67, één aan iedere 5 zijde van de stator, welke statorsluitplaten zich over de tussenliggende stuurspoel 31 en de statormagneten 28 en 29 uitstrekt. Deze magneten zijn op de statorsluitplaten gelijmd. De statormagneten zijn in de richting van de zwenkas 13 van de zwenkarm 14 axiaal gemagnetiseerd. De statormagneet 28 omvat twee 10 zones 28a respectievelijk 28b die tegengesteld zijn gepolariseerd.

De magneet 29 omvat op soortgelijke wijze twee tegengesteld gepolariseerde zones 29a en 29b. Aan de naar de stuurspoel 31 toegekeerde zijden is de zone 28a tegengesteld gepolariseerd ten opzichte van de zone 29a en de zone 28b tegengesteld aan 29b, zodat de zich 15 tussen de permanente statormagneten bevindende delen van de stuurspoel 31 zich bevinden in permanent magnetische velden van tegengestelde polariteit. De'axiale permanent magnetische velden worden via de beide ijzeren sluitplaten 66 en 67 gesloten. In plaats van uit één geheel bestaande statormagneten 28 en 29 kunnen 20 uiteraard ook meerdere losse magneten worden gebruikt. Zo kan bijvoorbeeld de statormagneet 28 uit twee delen bestaan, waarbij de zone 28a behoort tot de ene statormagneet en de zone 28b uit de andere statormagneet. De sluitplaten 66 en 67 van de permanent magnetische stator 27 strekken zich, dwars op de zwenkas 13 van de 25 zwenkarm 14, tot voorbij de lagerpen 54 uit en de lagerhuizen 60 en 61 zijn met behulp van de zelftappers 65 op de statorsluitplaten 66 respectievelijk 67 bevestigd. De statorsluitplaten 66 en 67 dienen aldus tevens als gestelplaten voor de lageringsinrichting 32. Behalve de beide statorsluitplaten 66 en 67 omvat de stator 27 30 een drietal afstandbussen 68, 69 en 70. Door middel van een drie tal bouten 71, 72 en 73 en bijbehorende moeren 74 tot en met 76 wordt het geheel bestaande uit de statorsluitplaten 66 en 67 en de drie afstandsbussen 68 tot en met 70 tot een stevig geheel verenigd en vormt aldus het statorgestel van de permanente magne-35 tische stator. Aangezien de lagerhuizen 60 en 61 op dit statorgestel zijn bevestigd vormt het statorgestel tevens een gestel voor de zwenkarminrichting in zijn geheel, waarbij de 81 025 2 1

V V

PHN 10.026 10 statorsluitplaat 67 tevens dient als basisplaat waarmee de zwenkarminrichting in zijn geheel bevestigbaar is op het dek 77 van de magneetschijfgeheugeninrichting. De middelen voor het verbinden van de zwenkarminrichting 2_ met het dek 77 zijn in de tekening niet 5 getoond maar zullen over het algemeen bestaan uit schroefïniddelen.

De in de tekening getoonde uitvoeringsvorm van de zwenkarm-inrichtig is voorzien van een met de zwenkarm 14 verbonden tachospoel 78 die beweegbaar is in een permanent magnetisch veld teneinde een inductiespanning te genereren die een maat is voor de 10 snelheid van zwenking van de zwenkarm 14. Op de naar buiten gekeerde zijde van de statorsluitplaat 67 bevindt zich daartoe een tweetal vlakke, axiaal in de richting van de zwenkas 13 en tegengesteld gemagnetiseerde, permanente tachomagneten 79 en 80. Hier zou in plaats van een tweetal magneten een enkele vlakke magneet 15 gebruikt kunnen worden, met zones van tegengestelde polarisatie. De statorsluitplaat 67 dient tevens voor het aan één zijde sluiten van het axiale magnetische veld afkomstig van de beide tachomagneten 79 en 80. De lagerpen 54 bezit aan de zijde van de statorsluitplaat 67 een vrij uiteinde 81 dat zich door een opening 82 in deze stator-20 sluitplaat uitstrekt tot voorbij de naar buiten gekeerde zijde ervan. De tachospoel 78, die net als de stuurspoel 31 plat is, is op het vrije uiteinde 81 van de lagerpen 54 bevestigd met behulp van een moer 83 en is beweegbaar in het permanent magnetische veld van de tachomagneten 79 en 80. Op enige afstand van de stator-25 sluitplaat 67 is, evenwijdig daaraan, een ijzeren tachosluit- plaat 84 aanwezig. De tachospoel 78 beweegt zich evenwijdig aan de vlakke tachomagneten 79 en 80 met vrijlating van een luchtspleet tussen de statorsluitplaat 67 en de tachosluitplaat 84, zodat het axiale permanent magnetische veld van de tachomagneten door de 30 statorsluitplaat enerzijds en de tachosluitplaat anderzijds gesloten is. De statorsluitplaat 84 is met behulp van een viertal zelftappende boutjes 85 tot en met 88 tegen de onderzijde van het dek 77 aangebracht, maar zou ook met behulp van aparte afstandmiddelen op de statorsluitplaat 67 bevestigd kunnen worden.

35 De tachomagneten 79 en 80 alsmede de tachospoel 78 bevinden zich in een uitsparing 89 van het dek 77.

De beide statorsluitplaten 66 en 67 bestaan uit vlakke, uit 8102521 PAN 10.026 11 magnetiseerbaar plaatmateriaal gestanste, in hoofdzaak gelijke platen. Ze zijn zodoende met eenvoudige middelen goedkoop te produceren, waarbij van belang is dat slechts een enkel soort statorsluitplaten behoeft te worden vervaardigd. Hoge eisen met 5 betrekking tot de nauwkeurigheid van vervaardiging hoeven niet te worden gesteld, zodat na het stansen geen verspanende bewerkingen van de statorsluitplaten nodig zijn. De statormagneten 28 en 29 strekken zich, in een richting in hoofdzaak dwars op de zwenkrichting van de stuurspoel 31, tot even over de randen van de 10 statorsluitplaten 66 respectievelijk 67 uit, men zie ook figuur 1.

Een aanslag 90 is aanwezig die met tegenover elkaar gelegen zijden 91 respectievelijk 92 samenwerkt met de zijden 93 respectievelijk 9^ van de wand van een uitsparing 95 in de zwenkarm 14.

De zijden 91 en 92 van de aanslag 90 begrenzen de zwenkingen van de 15 zwenkarm tussen een eerste en een tweede stand. Men zie de figuren 4 en 5 die de zwenkarm 14 in respectievelijk de eerste, of binnenste, stand en de tweede, of buitenste, stand tonen. De aanslag 90 is vervaardigd uit rubber en is verplaatsbaar tussen een bedrijfstand, zie de figuren 4 en 5, en een onderhoudsstand, zie 20 figuur 6. De als één geheel uit elastisch rubber ver vaardigde aanslag bestaat uit een enigszins klemmend over de afstandsbus 68 geschoven draaibare aanslagnok. Hiertoe bezit de aanslag een opening 96 met een diameter welke enigszins kleiner is dan de buitendiameter van de afstandsbus 68. De opening is excen-25 trisch zodat de aanslagnok excentrisch draaibaar is tussen de be drijf stand en de onderhoudsstand. In de onderhoudsstand is de aanslagnok 90° verdraaid.

In deze stand werken de zijden 93 en 94 van de wand van de uitsparing 95 samen met de tegenover elkaar gelegen zijden 97 en 98 30 van de aanslagnok. Deze liggen dichter bij elkaar dan de zijden 91 en 92 zodat de zwenkarm 14, ten behoeve van onderhoudswerkzaamheden, over een zodanig vergrootte slag kan worden verzwenkt dat de magneetkoppen 9 tot en met 12 zich naast het oppervlak van de magneetschijven 3 en 4 bevinden. Deze stand wordt ook bij de mon-35 tage van de magneetschijfinrichting gebruikt era de magneetkoppen op de magneetschijven te kunnen aanbrengen zonder deze te beschadigen.

81 02 5 2 1 PHN 10.026 12

V V

t* ' Binnen het kader van de uitvinding zijn vele uit voeringsvormen mogelijk. Met name is het mogelijk, indien gewenst, iedere magneetkop af te schermen. Wanneer meerdere magneet-koppen per magneetsohijfzijde worden toegepast zouden deze 5 gezamenlijk door een enkele schermplaat kunnen worden afge schermd.

10 15 20 25 30 35 81 02 5 2 1

Claims

1. Draagarminrichting (2) voor het verplaatsen en positioneren van minstens één magneetkop (9-12) over het oppervlak van een roterende magneetschijf (3,4) van een magneetsehijfgeheugen-inrichting voor het opslaan en reproduceren van gegevens in 5 digitale vorm en omvattende: - minstens één draagarm (14) en - een aantal met tussenruimten stapelsgewijs boven elkaar aangebrachte magneetkoppen (9-12), ieder verbonden met een draagarm, 10 met het kenmerk, dat althans één der aan de buitenzijde van de stapel van magneetkoppen (9-12) gelegen magneetkoppen tegen magnetische stoorvelden wordt afgeschermd door een, met een draagarm verbonden en zich aan de buitenzijde tot over de magneetkop uitstrekkende, schermplaat (37,38) uit mu-metaal.

2. Draagarminrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat op een genoemde schermplaat (38) een geïntegreerd halfgeleider-circuit (41) is aangeb'racht voor het bewerken van signalen van de magneetkop(pen).

3. Draagarminrichting volgens conclusie 2, met het 20 kenmerk, dat het geïntegreerde halfgeleidercircuit (41) is gemonteerd op een, van electrisch geleidende sporen (42) voorziene, flexibele kunststofstrook (43) die aan een eerste uiteinde (44) op de schermplaat is bevestigd en nabij een tweede uiteinde (45) verbindbaar is met stationaire delen (1) van een magneet-25 schijfgeheugeninrichting waarbij de kunststofstrook tussen de genoemde uiteinden (44,45) een vrij beweegbaar gedeelte (47) bezit. 30 35 8102521