NL8101545A - Inrichting voor het behandelen van materialen. - Google Patents

Description

-1- *

J

Inrichting voor het behandelen van materialen.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het behandelen van materialen, zoals textiel, met behandelingsvloeistof. Willekeurige handelingen die worden uitgevoerd in een waterachtig medium en die worden toegepast 5 cp textiel, zoals het geval bij behandelingen die verband houden met ontvetten, bleken, verwijderen van overgangskleuren en verven, alsmede de handelingen die daarop aansluiten, zoals het maken, het geven van waterafstotende eigenschappen, van bestendigheid, en geven van anti-statische eigenschappen, 10 worden bedoeld met de aanduiding "behandeling".

Er is een aantal inlichtingen bekend voor het met kracht persen van behandelingsvloeistof, zoals verf, bleekmiddel en andere media in en door textiel, zoals garens, banden en andere stoffen die zijn gewikkeld op een geperforeerde 15 cilindrische buis, die gewoonlijk een "boom" wordt genoemd.

De geperforeerde cilindrische buis wordt concentrisch ondersteund binnen een cilindrisch vat. De behandelingsvloeistof wordt onder hoge druk en hoge temperatuur geperst teneinde de lagen van materiaal in radiale richting buitenwaarts te doordringen vanaf 20 de binnenzijde van de boem waarop het materiaal is gewikkeld of geslagen. Moeilijkheden zijn opgetreden met vele bekende inrichtingen voor het waarborgen van gelijkmatigheid van behandeling in alle gedeelten van het materiaal, hetgeen vaak leidt tot verschillende schaduwen en/of afmetingen zowel in 25 radiale als axiale richting van de rol van materiaal.

Teneinde dergelijke ongelijkmatige behandelingen op te heffen is voorgesteld, bijvoorbeeld in het Amerikaanse octrooischrift 4.206.619, cm het cilindrische vat te voorzien om een bovenste uitlaat in aanvulling op een onderste uitlaat 30 die zich onder de boem bevindt in het midden daarvan. De bovenste uitlaat bevindt zich aan de top van het vat in de buurt van het fronteinde van de boom, welk einde is af gekeerd van de inlaat van het vat. De behandelingsvloeistof wordt uit de 8101545 V * -2- bovenste uitlaat van het vat afgevoerd via een ringvormig omhulsel waarop het vat is gemonteerd. Een dergelijke bekende inrichting is niet bijzonder bruikbaar gebleken indien hij wordt toegepast in een inrichting net een reeks van bomen 5 voor het ondersteunen van de te behandelen materialen.

Dit wordt veroorzaakt door het voorzien van vat met een aantal van bovenste uitlaten, en voor elke boom, hetgeen de inrichting ingewikkeld en daardoor duur maakt. De uitvinding beoogt in het voorgaande verbetering te brengen.

10 Volgens de uitvinding is dit bereikt doordat een aantal van geperforeerde holle bcrnen voor het ondersteunen van te behandelen materialen met de einden aan elkaar zijn gekoppeld en concentrisch, worden ondersteund binnen een cilindrisch vat waardoorheen de behandelingsvloeistof wordt gecirculeerd.

15 Het vat heeft een aantal van eerste uitlaten aan zijn bodem, die zich elk. in het midden van één van de banen bevinden, en tenminste één tweede ultlaat aan zijn top. De tweede uitlaat ligt in radiale richting in één lijn met een verbinding tussen een aangrenzend paar van de bcmen. Een drukbesturingstank voor 20 het besturen van de vloeistofdruk in het vat bevindt zich boven het vat en loopt in hoofdzaak over de lengte daarvan.

De tank is met het vat gekoppeld door een aantal van verbindings-pijpen voor vloeistofverbinding daartussen, welke koppelpijpen op afstand van elkaar liggen op regelmatige afstanden langs het 25 vat.

Tenminste één van de koppelpijpen ligt in radiale richting in één lijn met de tweede uitlaat die in radiale richting in één lijn ligt met een verbinding tussen een aangrenzend paar van de bcmen. Met een dergelijke opstelling is het mogelijk 30 cm behandelingsvloeistof te persen naar een door de materialen qp homogene en gelijkmatige wijze door alle bomen zonder de inrichting ingewikkeld te maken.

Het is dus een oogmerk van de uitvinding cm een verbetering te leveren van de inrichting voor het behandelen 35 van materialen die een reeks van geperforeerde holle bomen 81 01 545

' * I

-3- heeft die met de einden aan elkaar zijn gekoppeld.

Ben ander oogmerk van de uitvinding is het leveren van een inrichting die het Hogelijk maakt om een gelijkmatige en vereffende vloeistofstrocm te verzorgen door 5 het gehele langwerpige boanstelsel, waardoor de materialen op de afzonderlijke banen die moeten worden behandeld, homogeen en gelijkmatig worden behandeld.

Een nog ander oogmerk van de uitvinding is het leveren van een inrichting die het mogelijk maakt cm het aantal 10 van bovenste uitlaten en dus de cnhulsels tot een minimum te beperken.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin bij wijze van voorbeeld een uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding 15 is weergegeven. In de tekening toont:

Fig. 1 een schematische langsdoornsede van een inrichting volgens de uitvinding, fig. 2 een doorsnede volgens de lijn II-II van fig. 1, en 20 3 een doorsnede volgens de lijn III-III van fig. 1.

Fig. 1 toont een inrichting 1 voor het behandelen van materialen 4, zoals textiel (hieronder verder materialen te noenenl. De inrichting 1 omvat een cilindrisch vat 2 met 25 een in hoofdzaak cirkelvormige dwarsdoorsnede (fig. 2 en 3) en strekt zich uit langs een in hoofdzaak horizontale hartlijn.

Het vat 2 heeft een fronteinde 11 dat verwijderbaar is om hieronder toe te lichten redenen. Een reeks van eerste, tweede, derde en vierde geperforeerde holle bomen 3a, b, c en d is 30 binnen het vat 2 ondersteund en net de einden aan elkaar gekoppeld over het gezamenlijk leveren van een langwerpig bocmstelsel 3.

Elk van de banen 3a, b, c en d kan het te behandelen materiaal 4 ondersteunen, welk materiaal 4 is gewikkeld op het uitwendige van de boon. Elke boom 3a, b, c en d heeft een aantal perforaties 35 5 (fig. 31 die zijn gevormd in de buitenomtrek van de boom en 81015 4 5 \ > * -4- gelijkmatig daaromheen zijn verdeeld, waardoor behandelingsvloei-stof wordt toegestaan cm te stromen in en door het materiaal 4 dat op de boem is gewikkeld.

Elke boem 3a, b, c en d heeft verder een paar rollen 5 6 aan elk einde, die verwijderbaar zijn gemonteerd op een paar van evenwijdig op afstand van elkaar gelegen rails 7 die zijn bevestigd aan en zich uitstrekken in lengterichting van het vat 2.

Een deksel 8 is aangebracht dat in het midden 10 samenwerkt met een stang 9 die gekoppeld is met een door een hand te bedienen wiel 10. Het roteren van dit wiel 10 in de ene richting klemt het deksel 8 voor het afdichten afsluiten van het fronteinde van het bocmstelsel 3, dat wil zeggen een fronteinde van de eerste boem 3a, en in de tegengestelde 15 richting wordt het deksel 8 los gemaakt om het verwijderen van de bomen uit het vat 2 toe te staan indien een cyclus van de behandeling is voltooid.

Een kap 11, die het fronteinde van het vat 2 vormt, is door middel van schroefdraad in samenwerking met 20 de stang 9 en verwijderbaar gekoppeld met het vat 2 door middel van een klemring 12. Aan het andere of achterinde heeft het vat 2 een inlaat 13 waarop een verbreed einde 14 van een eerste pijplijn 15 is aangebracht voor het naar binnen brengen van • de behandelingsvloeistof in het vat 2 via de inlaat 13.

25 Het andere of achtereinde van het boomstelsel 3, dat wil zeggen een achterste einde van de vierde boom 3d, is verwijderbaar opgesteld in cmtreksrichting tot de inlaat 13 van het vat 2 of het verbrede einde 14 van de eerste pijplijn 15.

Het vat 2 heeft in zijn bodemgedeelte een aantal 30 van eerste of tweede of lage uitlaten 16 die zich elk in hoofdzaak in het midden cm één van de bomen 3a, b, c en d bevinden en in verbinding staan met een tweede pijplijn 17 via een eerste afvoerpijp 18. De behandelingsvloeistof uit het vat 2 wordt gedeeltelijk, onttrekken via de eerste afvoerpijpen 18 naar de 35 tweede pijplijn 17 teneinde op nader te beschreven wijze te circuleren. Een stuurklep 19 bevindt zich in elke eerste afvoerpijp 81015 45 * 9 -5- 18 voor het besturen van de hoeveelheid van vloeistnoan door de corresponderende eerste uitlaat 16 van de tweede pijplijn 2.

Een paar van ringvormige afvoercmhulsels 20 en 21 is qp en rond het vat 2 gemonteerd. De twee arhulsels 20 en 21 5 liggen op een afstand van elkaar langs het vat 2 en in radiale richting in één lijn met een verbinding 22 tussen de eerste en tweede bomen 3a en b en een verbinding 23 tussen de derde en vierde bomen 3c en d. Elk cnhulsel 20/ 21 heeft in zijn bodem een derde uitlaat 24 die in verbinding staat met de tweede 10 pijplijn 17 via een tweede afvoerpijp 25. De bovengedeelten 2a en b van het vat 2 die in radiale richting samenvallen met de respectieve omhulsels 20 en 21, zijn geperforeerd voor het leveren van een paar van tweede of bovenste uitlaten. Dienovereenkomstig wordt de behandel ΐ ngsvloeistof uit het vat 2 onttrokken door de 15 tweede pijplijn 17 gedeeltelijk via de arhulsels 20 en 21 en ook de tweede afvoerpijpen 25.

Een langwerpige dummycilinder 26 is binnen het vat 2 ondersteund door middel van een paar steundelen 27 voor het verkleinen van het volume binnen het vat 2, waardoor de hoeveel-20 heid van behandelingsvloeistöf die nodig is in het vat 2, tot een minimum wordt teruggebracht. De dumn/cilinder 26 bevindt zich concentrisch van en binnen het toonstelsel 3 voor het daarmee begrenzen van de ringvormige strocmdoorgang voor de behandelingsvloeistöf. De dumiYCilinder 26 heeft aan één einde 25 of fronteinde een axiale uitsparing 26a waarin een vrij einde van de stang 9 verwijderbaar is geplaatst.

Een drukbesturingstank 28 is boven het vat 2 aangebracht voor het cpbergen van samengeperste lucht die wordt geleverd door een (niet weergegeven) geschikte bron via een 30 klep 29 en voor het toevoeren daarvan aan de durntiycilinder via een pijp 30. Een paar van eerste verbindingspijpen 31 en 32 is gekoppeld aan een einde van de bodem van de tank 28 en aan het andere einde met de arhulsels 20 en 21 in posities die in radiale richting in één lijn liggen met de respectieve tweede 35 uitlaten 2a en b. Een aantal van tweede verbindingspijpen 33 8101545 -βίε gekoppeld aan het ene einde met de bodem van de tank 28 en aan het andere einde met de top van het vat 2 in posities die in radiale richting niet in één lijn liggen met de omhulsels 20 en 21. Er wordt dus een vloeistofverbinding geleverd tussen 5 de tank. 28 en het vat 2.

Bij voorkeur liggen de eerste en tweede verbindings-pijpen 31-33 op afstand van elkaar die in hoofdzaak gelijk is aan regelmatige afstanden langs het vat 2.

Een geperforeerd stnoomversterkingspaneel 34 is 10 binnen het vat 2 ondersteund en strékt zich uit over en evenwijdig aan de tqp van het boanstelsel 3 over de lengte van het vat 2 voor het begrenzen met de binnenwand daarvan van een stroom-versterkingskamer. Het paneel 34 heeft een geperforeerd semi-cilindrisch gedeelte dat in de lengterichting loopt met de 15 geperforeerde wanden van de bonen 3a, b, c en d en in cmtreks- richting met de geperforeerde bovengedeelten 2a en b (tweede uitlaten). van het vat 2. Een aantal van geperforeerde naar buiten bolle panelen 35 bevindt zich, één aan elk van de eerste uitlaten 16. Met dergelijke geperforeerde panelen en gedeelten wordt de 20 yloeistofstroon binnen de inrichting gelijkmatig gemaakt of · vereffend.

De tweede pijplijn 2 voor het onttrekken van behandelingsvloeistof aan het vat 2, is verbonden met een warmtewisselaar 36, waarbij de behandelingsvloeistof wordt 25 gehouden op een' tevoren bepaalde temperatuur. Een motor aangedreven pcmp 37 is aan zijn aanzuigzijde verbonden met de warmtewisselaar 36 en langs zijn afvoerzijde met de eerste pijplijn 15.

Gedurende de werking wordt de inrichting 1 gevuld met behandelingsvloeistof, zodat het vloeistofniveau in de tank 30 op een tevoren bepaald niveau L is, waarbij de vloéistof wordt geleverd uit een (niet weergegeven) bron via een klep 38. Terwijl de vloeistof in de inrichting 1 door de pomp 37 wordt gecirculeerd onder een tevoren bepaalde druk, wordt de vloeistof uit de tweede pijplijn J.7 naar binnen gébracht in het inwendige van het 35 boomstelsel 3 via de eerste pijplijn 15 en dan de inlaat 13 81 01 545 -7- van het vat 2. De vloeistof wordt dan met kracht in radiale richting naar buiten door de geperforeerde wanden van de bomen 3a, b, c en d geperst en in en door de lagen van het materiaal 4 dat daarop is gewikkeld. Nadat de vloeistof uit 5 het vat 2 is onttrokken, op welk moment dat een gedeelte van de vloeistof naar boven strocmt door de geperforeerde stroan-versterkingspaneel 34 en door de geperforeerde bovengedeelten 2a en b (of bovenste uitlaten) van het vat 2. waar de arhulsels 20 en 21 en vervolgens in de tweede pijplijn 17 via de tweede 10 afvoerpijpen 25. Het resterende gedeelte van de vloeistof loopt naar beneden door de geperforeerde bolle panelen 35 aan de corresponderende onderste uitlaten 16 van het vat 2 en door de eerste afvoerpijpen 18 naar de tweede pijplijn 17. Met het cijfer 39 is een afvoerklep aangeduid voor het afvoeren van 15. gébruikte behandelingsvloeistof.

Het is gebleken dat een gelijkmatige en doelmatige behandeling van het materiaal 4 kan worden bewerkt door het regelen van de vloeistofstroom door de eerste afvoerpijpen 18 op een bij voorkeur een waarde in het gebied van ëén-derde 20 tot vier^-vijfde van de totale vloeistofstrocm die wordt afgevoerd uit het vat 2. Een dergelijke stroomregeling kan worden verkregen door het besturen van de afzonderlijke stuurkleppen 19. Verder zal, indien de afzonderlijke stuurkleppen 19 zodanig worden bestuurd dat de deelstroom, van vloeistof door de afzonderlijke 25 eerste afvoerpijpen 18 gelijkmatig toeneemt vanuit de pijp die grenst aan de inlaat 13 van het vat 2 naar de pijp die daarvan is afgekeerd, de vloeistofstrocm die passeert door de onderste helft van de materialen 4 die op de afzonderlijke banen 3a, b, c en d zijn gewikkeld, worden vereffend.

30 De vloeistofstrocm die is gepasseerd door de bovenste helft van de materialen 4 op de afzonderlijke bomen 3a, b, c en d wordt verdeeld door de geperforeerde strocmversterkingspaneel 34, op gelijkmatige wijze over de lengte van het vat 2. Een gedeelte van deze vloeistofstrocm gaat naar boven door de tweede ver-35 bindingspijpen 33 naar de drukstuurtank 28 en dan naar beneden 81015 45 -8- door de eerste verbdndingspijpen 31 en 32 naar de omhulsels 20 en 21. Een gelijkmatigheid en vereffening van vloeistof-strocm van de bovenhelft van het materiaal 4 op de afzonderlijke bomen 3a, b, c en d wordt op deze wijze bereikt. De vloeistof-5 strocm keert dan terug naar de tweede pijplijn 17 via de tweede afvoerpijpen 25.

De vloeistof die uit het vat 2 is onttrokken naar de tweede pijplijn 17 wordt overgebracht naar de warmtewisselaar 36 en dan door de pcmp 37 in het vat 2 geperst via de eerste 10 pijplijn 15.

Ui de inrichting 1 ontwikkelt zich schuim in de behandelingsvloeistof gedurende de behandeling en deze zal gemakkelijk worden opgeheven of aanmerkelijk worden verminderd terwijl de vloeistofstrocm die dergelijke schuimen bevat, 15 zich beweegt rondom in de drukstuurtank 28, waardoor wordt voorkanen dat het materiaal 4 ongelijkmatig wordt behandeld.

Di het kader van de conclusies vallen ook andere uitvoeringsvormen die in de tekening zijn weergegeven.

81 01 545

Claims (6)

1. Inrichting voor het behandelen van materialen met behandelingsvloeistof, met het kenmerk, dat hij bestaat uit: al een zich in horizontale richting uitstrekkend langwerpig cilindrisch vat met in hoofdzaak cirkelvormige dwarsdoorsnede 5 voor het bevatten van de behandelingsvloeistof, b) een aantal van geperforeerde holle banen die met de einden zijn gekoppeld en concentrisch, zijn ondersteund binnen het vat voor het ondersteunen cp en langs deze banen van de te behandelen materialen, 10 cl welk vat een inlaat heeft aan zijn ene einde voor het naar binnen brengen van de behandelingsvloeistof in het vat, een aantal van eerste uitlaten aan zijn bodem voor het afvoeren van een gedeelte van behandelingsvloeistof uit het vat, en tenminste één tweede uitlaat aan zijn top voor het afvoeren van het resteren-15 de gedeelte van de behandelingsvloeistof uit het vat, waarbij elk van de eerste uitlaten in hoofdzaak in het midden is opgesteld cm één van de bonen, terwijl de tweede uitlaat in radiale richting in één lijn ligt met een koppeling tussen een aangrenzend paar van de banen, 20 dl een drukstuurtank die zich boven het vat bevindt voor het besturen van de vloeistofdruk in het vat, welke tank in lengterichting samenvalt met het vat, e). een aantal van verbindingspi j pen die aan één einde met de tank in verbinding staan en aan het andere einde met het vat, 25 waarbij tenminste één van de verbindingspijpen in radiale richting in een lijn ligt net de tweede uitlaat, terwijl de andere verbindingspijpen cp afstand van aangrenzende koppelingen van de bonen liggen in lengterichting lans het vat, en f 1 middelen voor het toevoeren en circuleren van de béhandelings-30 vloeistof door het vat en de tank.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verbindingspijpen cp afstand van elkaar liggen op in hoofdzaak regelmatige afstanden langs het vat.

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, 8101545 -10- dat een geperforeerd stroomversterkingspaneel binnen het vat is ondersteund en zich uitstrekt over de bcmsn via de lengte van het vat*

4. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk/ 5 dat tenminste één ringvormige afvoermantel op en rond het vat is gemonteerd en aan zijn bovengedeelte in verbinding staat met de tweede uitlaat en die aan zijn ondereinde een derde uitlaat heeft, die opent naar de toevoerende en circulerende middelen, waarbij de behandelingsvloeistof naast de tweede uitlaat van 10 het vat gevoerd uit het vat naar de toevoerende en circulerende middelen via de mantel.

5. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het vat een aantal van tweede uitlaten heeft die zich bevinden in een posities die in radiale richting in één lijn liggen 15 net elke andere verbinding van de bomen.

6. Inrichting zoals weergegeven in de tekening en/of besproken aan de hand daarvan. 8101545