NL8101350A - Optische aangeefinrichting, in het bijzonder voor pneumatische bediening. - Google Patents

Description

t 'ssZS'ï * 1 vo 1706

Optische aangeef inrichting, in het bijzonder voor pneumatische bediening.

De uitvinding heeft betrekking op een optische aangeef-inrichting, in het bijzonder voor pneumatische bediening, welke inrichting in een huis een van buiten zichtbaar, spiegelend, vast gedeelte heeft, alsmede een daartegenoverliggend, onder inwerking van een toe-5 standsverandering in de te bewaken ruimte, bijvoorbeeld een drukverho-ging, verstelbare en bij het verstellen daarvan de kwaliteit van het invallende licht veranderend gedeelte. Dergelijke aangeef inrichtingen worden bijvoorbeeld toegepast in besturingen, waarbij het gaat om het aangeven van het optreden van signalen of opdrachten of van terugmeldingen.

10 Aan de uitvinding ligt de opgave ten grondslag om voor het opheffen van de nadelen van bekende vergelijkbare inrichtingen, een aangeef inrichting van de hier betreffende soort te verschaffen, die bij een goedkope vervaardiging slechts een beperkte construct!eomvang heeft en voor zeer grote drukbereiken toepasbaar is.

15 Voor het bovengenoemde doel is volgens de uitvinding bij de inrichting voorzien, dat deze enerzijds een leicilinder heeft, waarvan het naar buiten komende gedeelte de gedaante heeft van een kap van doorzichtig materiaal, en in de leicilinder een stationair inwendig deel, waarvan de tegenover de kap liggende punt spiegelend is uit-20 gevoerd, en anderzijds een in de leicilinder in axiale richting heen en weer verschuifbaar aangebrachte zuiger, die in los aandrijvende verbinding staat met een af dekhuis, die het vaste inwendige deel omgeeft en wordt geleid in de leicilinder. Hierbij kan de uitvoering bijvoorbeeld zodanig zijn, dat het lichaam van het vaste inwendige deel is uitgevoerd 25 als buis, waarin een terugstelveer wordt geleid, die enerzijds steunt tegen de overgangsplaats tussen de buis en de punt van het vaste inwendige deel en anderzijds tegen de afsluitwand en de zuigerzijde van de afdekhuls, waarbij de punt van het vaste inwendige deel bijvoorbeeld kan bestaan uit een nagenoeg cilindrisch grondlichaam en uit de eigenlijke 30 punt in de.gedaante van een naar het vrije einde verjongend, draaisym-metrisch lichaam, dat spiegelend is uitgevoerd en waarvan het buitenvlak in doorsnede in hoofdzaak volgens een concave kromme kan lopen, bijvoorbeeld een hyperbol, een parabol, een ellipsdeel, enz.

8101350 2

Deze aangeefinrichting kenmerkt zich door een kleine constructieomvang, is geschikt voor een zeer wijd drukbereik, dé wrijving tussen de afzonderlijke delen is klein, de vervaardiging is zeer goedkoop, omdat voor het grootste gedeelte spuitgietstukken kunnen wor-5 den toegepast als inwendige delen. Ook is de montage eenvoudig en in zekere zin feilloos, omdat het vrijwel niet mogelijk is dat tijdens de montage het een of andere afzonderlijke deel verloren kan gaan. Alles hij elkaar is de inrichting geschikt voor toepassing hij grotere besturingen, waarbij terugmeldingen en uitgaande uitgangsopdrachten en -sig-10 nalen voortdurend moeten worden aangegeven, en voor de voordelige toepassing van de gevraagde inrichting het feit beslissend is, dat een groter aantal aangeef inrichtingen kan worden aangebracht op een betrekkelijk kleine grondplaat.

Uit montageoverwegingen en tevens op grond van de ver-15 vaardiging is het bijzonder voordelig, wanneer de leicilinder bestaat uit twee met elkaar bijvoorbeeld door schroeven verbonden helften, waarvan de ene aan zijn vrije einde is afgesloten door de kap van doorzichtig materiaal en de andere eveneens aan zijn vrije einde door een eind-afsluitwand, die de aansluitstomp draagt voor de verbinding van de te 20 bewaken ruimte met de inwendige ruimte van de cilinder, d.w.z. de aansluitstomp, waardoor de opdrachten of terugmeldings signalen in de inwendige ruimte van de cilinder kunnen komen, opdat hun aanwezig zijn of optreden naar buiten kenbaar kan worden gemaakt. Voor dit doel van het vergemakkelijken van de montage en van de vereenvoudiging van de con-25 structie, dient ook de gevraagde maatregel om de afdekhuls te laten bestaan uit twee in axiale richting op elkaar volgende hulshelften met verschillende diameter, welke helften via een schouder in elkaar overgaan, en waarvan de bij de punt van het vaste inwendige deel aangebrachte helft een grotere diameter heeft, en de buis van het vaste inwendige 30 deel, alsmede de bij voorkeur enigszins bredere punt daarvan op afstand omgeeft, waarbij de andere hulshelft een de diameter van de buis met slechts een klein bedrag overschrijdende kleinere diameter heeft. Hierbij kan met voordeel de uitvoering zodanig zijn, dat de, de kap van doorzichtig materiaal dragende cilinderhelft in zijn middengebied een 35 naar binnen uitstekende schouder heeft, waartegen de schouder tussen de twee hulshelften aanligt in de bedrijfsklare stand van de huls, waarbij met voordeel de, de kap van doorzichtig materiaal dragende cilinderhelft 8101350 3 7 * * in zijn middengebied vrijwel ter hoogte van zijn schouder, een radiale ontluehtingshoring heeft. Deze ontluchtingsboring dient voor het ontluchten van de inwendige ruimte van de cilinder.

Een bijzonder eenvoudige en voordelige werking wordt 5 verkregen, wanneer bijvoorbeeld het vaste inwendige deel en de afdek-huls zodanig ten opzichte van elkaar zijn aangebracht, dat de afdek-huls in de uitgangsstand onder de werking van de terugstelveer, de punt van het vaste inwendige deel volledig of nagenoeg volledig vrijgeeft, en deze in de werkzame stand of aanspreekstand onder de werking 10 van de toestandsverandering, bijvoorbeeld de drukverhoging, volledig of nagenoeg volledig af dekt. Voor het vereenvoudigen van de montage kan bij voorkeur zijn voorzien dat de, de kap van doorzichtig materiaal dragende cilinderhelft in het gebied van zijn voorste einde, met voordeel in het gebied van zijn samenvoeging met de kap, een radiaal naar 15 buiten gerichte, flensvormige verbreding heeft, waarbij met voordeel de, de kap van doorzichtig materiaal dragende cilinderhelft aan zijn buitenomtrek een bij voorkeur als schroefveer uitgevoerde drukveer draagt, die tussen het vrijstaande eindvlak aan het naar de kap gekeerde einde van de opgeschroefde cilinderhelft en de flensvormige verbreding aan 20 de ingeschroefde cilinderhelft, wordt vastgehouden, waarbij de uitvoering bij voorkeur zodanig is, dat in het geval van de montage van de inrichting en een aan een steunwand, het de kap dragende einde van de inrichting door een boring in de wand naar buiten reikt en hierbij de flensvonnige verbreding en de ingeschroefde cilinderhelft van buiten 25 aanligt tegen de steunwand, waarbij de drukveer enerzijds steunt tegen de andere zijde van de steunwand en anderzijds tegen het eindvlak van de opgeschroefde cilinderhelft. Bij het aanbrengen van de inrichting en een steunwand wordt zodanig te werk gegaan, dat eerst de ingeschroefde cilinderhelft wordt aangebracht tot dat zijn flensvormige ver-30 breding van buiten aanligt tegen de steunwand, dat vervolgens de af-dekhuls en het daarin vervatte vaste inwendige deel met de daarin vervatte terugstelveer van buiten af wordt aangebracht en daarop aansluitend de kap van doorzichtig materiaal wordt opgebracht, en dat dan van binnen uit de tweede cilinderhelft met de zuiger en de overige inwendige 35 delen wordt aangebracht. De montage is op deze wijze eenvoudig geworden, zij is in zekere zin feilloos, bovendien kan het thans vrijwel niet meer 8101350 ST7 _ ^ k voorkomen, dat willekeurige afzonderlijke delen tijdens de montage verloren gaan. Dat de montage ook tijdbesparend is, is vanzelfsprekend.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld in axiale doorsnede.is weer-5 gegeven.

De in de tekening weergegeven, in het bijzonder voor pneumatische bediening bestemde optische aangeefinrichting behoort tot de soort inrichtingen, die in een huis een van buiten zichtbaar, spiegelend vast gedeelte hebben, evenals een daartegenoverliggend onder into werking van een toestandsverandering in de te bewaken ruimte, bijvoorbeeld een drukverhoging, zoals deze zijn vast te stellen bij het optreden van terugmeldingen of van opdrachten of signalen, verstelbaar en bij zijn verstelling de kwaliteit van het invallend licht veranderend gedeelte.

T5 De inrichting heeft een leicilinder 1, die tot de groep van de vaste gedeelten behoort, en waarin een vast inwendig deel 3 aanwezig is, en een als beweeglijk gedeelte dienende zuiger 5, die in de leicilinder in axiale richting volgens de pijl 30 heen en weer verschuifbaar wordt geleid, waarbij hij in los aandrijvende verbinding 20 staat met een afdekhuls 6, die het vaste inwendige deel omgeeft en in de leicilinder wordt geleid.

De leicilinder 1, waarvan het naar buiten komende ge- . deelte de gedaante heeft van een kap 2 van doorzichtig materiaal, zoals hierna gedetailleerder wordt uiteengezet, bestaat uit twee, bij het 25 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld door schroeven met elkaar verbonden helften 1a, 1b, waarvan de ene aan zijn vrije einde is afgesloten door de kap 2 van doorzichtig materiaal, waarbij de andere eveneens aan zijn vrije einde is afgesloten door een eindafsluitwand lU, die de aansluit-stomp 15 draagt, die dient voor de verbinding van de te bewaken ruimte, 30 waaruit de signalen, opdrachten of terugmeldingen komen, met de inwendige ruimte 16 van de cilinder. Hierbij zijn zowel de kap 2 van doorzichtig materiaal als de eindaf sluitwand 1^ met de bijbehorende eilinderhelft 1a, 1b verbonden door persen of op soortgelijke wijze, bijvoorbeeld ook door een insteekverbinding of een snapverbinding. Het lichaam van het 35 vaste inwendige deel 3 is uitgevoerd als een buis 9, waarin een bijvoorbeeld als een in axiale richting werkzame schroefveer uitgevoerde terug- 8101350 £ . i 5 stelveer 7 wordt geleid, die enerzijds bij 8 steunt tegen de overgangs— plaats tussen de buis 9 en de nog te beschrijven punt 4 van het vaste inwendige deel, en anderzijds tegen de aan de zijde van de zuiger liggende afsluitwand 10 van de af dekhuis, die een in het midden doorlo-5 pende boring 31 heeft, waarvan de diameter kleiner is dan die van de schroefveer 7» en waarvan de aanwezigheid op de eerste plaats als grond de vervaardiging heeft, bijvoorbeeld in het bijzonder wanneer het deel wordt vervaardigd van kunststof en het om het uit de vorm nemen gaat.

Het vaste inwendige deel heeft in het gebied van de kap 2 een punt 4, 10 die spiegelend is uitgevoerd en die breder is dan de buis 9j zoals zonder meer is te zien in de tekening. Deze punt 4 bestaat uit een in hoofdzaak cilindrisch grondlichaam ka en uit de eigenlijke punt 4b in de gedaante van een naar het vrije einde verjongend, draaisymmetrisch lichaam, dat wordt begrensd door een vlak, dat in doorsnede, zoals is te zien in 15 de tekening, verloopt volgens een hyperbol- of parabolkromme of volgens een deel van een ellips, enz. De punt steunt hierbij met zijn vrije einde 12 in een verdieping 13 in de kap 2.

De zuiger 5 van het bewegelijke gedeelte van de aangeef-inrichting heeft de gedaante van een cilinder, waarvan de naar de afdek-20 huls 6 gekeerde eindzijde een cilindrische uitsparing 11 heeft met een diameter, die iets groter is dan die van de af dekhuis, en waarin het einde ligt van de afdekhuls. Bij de zuiger is nog een afdichtings-ring 19 aangebracht in de vorm van een 0-ring, die aanligt tegen een radiaal naar binnen uitstekende steunwand 17 in het middengebied van de, 25 de eindafsluitwand l4 dragende cilinderhelft 1b, en waartegen de zuiger 5 in zijn uit gedrukte stand, in de tekening is de zuiger in de teruggetrokken stand getoond, waarin hij wordt gehouden door de werking van de veer 7, komt aan te liggen. Aan de tegenoverliggende zijde van de steunwand 17 steunt het binnenste einde 18 van de, de kap 2 dragende cilinder-30 helft la. De 0-ring dient voor het feilloos afdichten van de cilinder-ruimte 2 achter de zuiger, wanneer deze onder inwerking van perslucht zich in de uitgedrukte stand bevindt.

De afdekhuls 6 bestaat uit twee in axiale richting op elkaar volgende en uit een stuk met elkaar verbonden hulshelften 6a, 35 6b, die verschillende diameters hebben, waarbij de bij de punt 4 van het vaste inwendige deel 3 behorende hulshelft 6a een grotere diameter heeft 8101350

V

6 dan de hulshelft 6b. Deze twee hulshelften zijn via een schouder 20 met elkaar verkonden. De bredere hulshelft 6a omgeeft met een grotere afstand de buis 9 van het vaste inwendige deel en met een kleinere afstand de iets bredere punt k van dit vaste inwendige deel, waarbij de hulshelft 5 6b een de diameter van de buis 9 slechts over een kleine afstand overschrijdende diameter heeft, die kleiner is dan die van de hulshelft 6a.

De schouder 20 tussen de twee hulshelften 6a, 6b ligt in de bedrijfsklare stand van de huls 6 tegen een weer naar binnen uitstekende schouder 21a aan ongeveer in het middengebied van de, de kap van doorzichtig 10 materiaal dragende cilinderhelft 1a. Deze, de kap 2 van doorzichtig materiaal dragende cilinderhelft 1a heeft in zijn middengebied in hoofdzaak ter hoogte van deze schouder 21 een radiale ontluchtingsboring 27, via welke de inwendige ruimte van de cilinder tussen de zuiger en de kap 2 kan worden ontlucht.

15 Het vaste inwendige deel 3 en de afdekhuls 6 zijn vrij wel even lang, waarbij zij onderling zodanig zijn aangebracht, dat de afdekhuls 6 in de uitgangsstand onder de werking van de terugstelveer 7 de punt U van het vaste inwendige deel volledig of nagenoeg volledig vrijgeeft, zoals is weergegeven in de tekening, en deze punt in de 20 werkzame stand of aanspreekstand van de inrichting onder de werking van de terugmeldingssignalen of opdrachten volledig of nagenoeg volledig afdekt. Door dit afdekken van het spiegelend uit gevoerde gedeelte van het vaste inwendige deel worden de optische gevolgen bereikt, die aangeven, dat signalen of opdrachten zijn ingevoerd of uitgevoerd. Deze optische 25 gevolgen kunnen eventueel nog worden versterkt, wanneer bijvoorbeeld het voorste gedeelte van de afdekhuls wordt uitgevoerd met een andere kleur.

De, de kap 2 van doorzichtig materiaal dragende cilinderhelft 1a is in de tweede cilinderhelft 1b gestoken, d.w.z. dat deze 30 daarin is geschroefd. Dit feit en het feit, dat deze cilinderhelft 1a in het gebied van zijn voorste einde, dus noodzakelijkerwijze in het gebied van zijn samenvoeging met de kap 2 van doorzichtig materiaal, een radiaal naar buiten gerichte flensvormige verbreding 22 heeft, die bijvoorbeeld een zeskantige vorm kan hebben, draagt bij aan de vereenvou-35 diging van de montage. Voor dit doel dient ook nog een als schroef- veer uitgevoerde drukveer 23 om de buitenomtrek van de cilinderhelft 1as 8101350 τ die de kap 2 draagt, welke veer is opgesloten tussen het vrije eind-vlak 2k aan het naar de kap 2 gekeerde einde van de opgeschroefde cilin-derhelft 1h en de flensvormige verbreding 22 aan de ingeschroefde cilinder-helft 1a, waarbij de uitvoering zodanig is, dat in het geval van het 5 monteren van de inrichting aan een steunwand 25, het de kap dragende einde van de inrichting door een boring 26 in de wand naar buiten steekt en hierbij de flensvormige verbreding 22 aan de ingeschroefde cilinder-helft van buiten tegen de steunwand 25 aanligt, waarbij de drukveer 23 enerzijds tegen de andere zijde van de steunwand 25» tegen de zijde 10 25a, en anderzijds tegen het eindvlak 2k van de opgeschroefde cilinder- helft steunt. Op deze wijze wordt bij de eenvoudigste montage een goed vasthouden verzekerd van de gevraagde aangeefinrichting, waarénboven de drukveer 23 nog een verder doel heeft, te weten dat hij bij het in elkaar schroeven van de twee cilinderhelften 1a, 1b dient als aan-15 slag voor de opgeschroefde cilinderhelft 1b, zodat de veer voorkomt, dat deze cilinderhelft 1b bij het monteren en gereed maken van de inrichting, de ontluchtingsboring 27 afsluit. Bij het aanbrengen van de inrichting aan de steunwand 25 wordt zodanig te werk gegaan, dat eerst de ingeschroefde cilinderhelft 1a van buiten in de boring 26 wordt ge-20 plaatst totdat zijn flensvormige verbreding 22 van buiten aanligt tegen de steunwand 25, waarnaar de afdekhuis 6 en het daarin aanwezige vaste inwendige deel 3 eventueel met de daarin aanwezige terugstelveer 7 van buiten wordt aangebracht. Hierbij dient de schouder 21 om de delen op hm plaats te houden. Aansluitend wordt de kap 2 van doorzichtig materi-25 aal opgebracht, zodat de inrichting naar buiten is afgesloten. Daarna wordt dan van binnen de tweede cilinderhelft 1b met de zuiger en de overige inwendige delen, eventueel ook de veer 7» aangebracht en aan de cilinderhelft 1a geschroefd en daarmee verbonden. Bij deze uitvoering worden de verschillende inwendige delen en de afzonderlijke onder-30 delen praktisch onverliesbaar vastgehouden.

De leicilinder kan bestaan uit metaal, waarbij de inwendige delen van de inrichting kunnen worden vervaardigd van kunststof, op welke wijze een bijzonder goedkope vervaardiging wordt bereikt.

Met voordeel wordt het voorste gedeelte van de beweegbare afdekhuls ver-35 vaardigd van doorzichtig materiaal, dat bijvoorbeeld op bepaalde wijze kan zijn ingekleurd, waarbij met voordeel fosforiserende verven kunnen worden toegepast.

8101350

Claims (9)

1. Optische aangeef inrichting, in het bijzonder voor pneumatische bediening, welke inrichting in een huis een van buiten zichtbaar, spiegelend, vast gedeelte heeft, alsmede een daartegenover-liggend, onder inwerking van een toestandsverandering in de te bewaken 5 ruimte, bijvoorbeeld een drukverhoging, verstelbaar en bij zijn verstelling de kwaliteit van het invallende licht veranderend gedeelte, met het kenmerk, dat de inrichting enerzijds een bijvoorbeeld uit metaal bestaande leicilinder (1) heeft, waarvan het naar buiten komende gedeelte de gedaante heeft van een kap (2) van doorzichtig materiaal, en daarin 10 een bijvoorbeeld uit kunststof bestaand vast inwendig deel (3), waarvan de tegenover de kap liggende punt (U) spiegelend is uitgevoerd, en anderzijds een in de leicilinder in axiale richting heen en weer verschuifbaar geleide zuiger (5)» die in los aandrijvende verbinding staat met een af dekhuis (6), die het vaste inwendige deel omgeeft en wordt ge-•15 leid in de leicilinder.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het lichaam van het vaste inwendige deel (3) is uitgevoerd als een buis (9), waarin een bijvoorbeeld als een in axiale richting werkzame schroefveer uitgevoerde terugstelveer (T) wordt geleid, die enerzijds 20 (8) aanligt tegen de overgangsplaats tussen de buis en de punt (b) . van het*vaste inwendige deel, en anderzijds tegen de aan de zijde van de zuiger zich bevindende afsluitwand (IQ) van de afdekhuls (6), waarbij de punt (U) breder is dan de buis.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, 25 dat de aan de kant van de zuiger zich bevindende afsluitwand (10) van de afdekhuls (6) een in het midden doorlopende boring (31) heeft, waarvan de diameter kleiner is dan die van de schroefveer (T)> waarbij de zuiger (5) de gedaante heeft van een cilinder, waarvan de naar de afdekhuls gekeerde eindzijde een cilindrische uitsparing (1T) heeft met 30 een diameter, die iets groter is dan die van de iafdekhuls, en waarin het einde ligt van de afdekhuls. k. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de punt (U) van het vaste inwendige deel (3) bestaat uit een in hoofdzaak cilindrisch grondliehaam (Ua) en uit de eigenlijke 8101350 punt (Ub) in de gedaante van een naar het vrije einde verjongend, draai-symmetrisch lichaam, dat spiegelend is uit gevoerd, en met zijn vrije einde (12) steunt in een verdieping (13) in de kap (2). 5« Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met 5 het kenmerk, dat de leicilinder (1) bestaat uit twee met elkaar door "bijvoorbeeld schroeven verbonden helften (1a, 1b), waarvan de ene aan zijn vrije einde door de kap (2) van doorzichtig materiaal is afgesloten en de andere eveneens aan zijn vrije einde door een eindafsluitwand (lU), die de aansluitstomp (15) draagt voor de verbinding van de te bewaken 10 ruimte met de inwendige ruimte (16) van de cilinder, waarbij de kap van doorzichtig materiaal en de eindafsluitwand elk met de daarbij behorende cilinderhelft (1a, 1b) zijn verbonden door persen of op soortgelijke wijze, bijvoorbeeld door een insteek- of snapverbinding.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat 15 de, de eindafsluitwand (1U) dragende cilinderhelft (1b) in zijn middengebied een radiaal naar binnen uitstekende steunwand (17) draagt, waartegen enerzijds het binnenste einde (l8) van de, de kap (2) dragende cilinderhelft (1a) steunt, en aan de andere zijde een afdichtingsring (19), bijvoorbeeld een 0-ring, waartegen de zuiger (5) in zijn uitgedruk- 20 te stand komt aan te liggen.

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de afdekhuls (6) bestaat uit twee in axiale richting op elkaar volgende hulshelften (6a, 6b) met verschillende diameters, welke helften via een schouder (20) in elkaar overgaan, en waarvan de bij de 25 punt (11) van het vaste inwendige deel (3) behorende hulshelft (6a) een grotere diameter heeft, en de buis (9) van het vaste inwendige deel, alsmede de iets bredere punt (k) daarvan op afstand omgeeft, waarbij de andere hulshelft (6b) een de diameter van de buis met slechts een kleine afstand overschrijdende kleinere diameter heeft, waarbij bijvoorbeeld 30 de, de kap (2) van doorzichtig materiaal dragende cilinderhelft (1a) in zijn middengebied, bijvoorbeeld in hoofdzaak ter hoogte van zijn schouder (21) een radiale ontluchtingsboring (27) heeft, tegen welke schouder · · de schouder (20) tussen de twee hulshelften in de gerede toestand van de huls, aanligt.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het vaste inwendige deel (3) en de afdekhuls (6) vrij- 81 01 350 wel even lang zijn en onderling zodanig zijn aangebracht, dat de af-dekhuis in de uitgangsstand onder de werking van de terugstelveer (T) de punt (¾) van het vaste inwendige deel volledig of nagenoeg volledig vrijgeeft, en deze in de werkzame stand of aanspreekstand onder de wer-5 king van de toestandsverandering, bijvoorbeeld drukverhoging, volledig of nagenoeg volledig afdekt.

9. Inrichting volgens een der conclusies 5-8, met het kenmerk, dat de, de kap (2) van doorzichtig materiaal dragende cilinderhelft (1a) in de tweede cilinderhelft (1b) is gestoken en bijvoor- 10 beeld in het gebied van zijn voorste einde, bij voorkeur in het gebied van zijn samenvoeging met de kap (2), een radiaal naar buiten gerichte flensvormige verbreding (22) heeft, die bijvoorbeeld een zeskantige vorm heeft.

10. Inrichting volgens conclusie 9» met het kenmerk, dat 15 de, de kap (2) van doorzichtig materiaal dragende cilinderhelft (1a) op zijn buitenomtrek een als schroefveer uitgevoerde drukveer (23) draagt, die tussen het vrije eindvlak (2k) aan het naar de kap gekeerde einde van de opgeschroefde cilinderhelft (1b) en de flensvormige verbreding (22) en de ingeschroefde cilinderhelft (1a) wordt vastgehou-20 den, waarbij bijvoorbeeld in het geval van het monteren van de inrichting aan een steunvand (25) het de kap dragende einde van de inrichting door een boring (26) in de wand naar buiten steekt, en de flensvormige verbreding aan de ingeschroefde cilinderhelft van buiten aanligt tegen de steunwand, en de drukveer enerzijds steunt tegen de andere zijde van de 25 steunwand en anderzijds tegen het eindvlak van de opgeschroefde cilinderhelft. 11. ' Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de drukveer (23) bij het in elkaar schroeven van. de twee cilinderhelft en (1a, 1b) dient als aanslag voor de opgeschroefde cilinderhelft (Tb) om 30 te voorkomen dat deze de ontlucht in gsb or ing (27) afsluit.

12. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat bij het aanbrengen van de inrichting aan een steunwand (25) eerst de ingeschroefde cilinderhelft'(1a) wordt aangebracht totdat zijn flensvormige verbreding (22) van buiten aanligt tegen de steunwand, 35 waarna de af dekhuis (6) en het daarin aanwezige vaste inwendige deel (3) eventueel met de daarin vervatte terugstelveer (T) van buiten wordt 81 01 350 aangebracht en aansluitend de kap (2) van doorzichtig materiaal wordt opgebracht, waarna van binnen de tweede cilinderhelft (1b) met de zuiger (5) en de overige inwendige delen, wordt aangebracht. 81 01 350