NL8101238A - Werkwijze en inrichting voor het uit een deegmassa vormen van vlakke deegelementen. - Google Patents

Description

% * .·> X Sch/lh/1

Werkwijze en inrichting voor het uit een deegmassa vormen van vlakke deegelementen.

De uitvinding betreft een werkwijze voor het uit een deegmassa vormen van vlakke deegelementen, bijvoorbeeld taartbodems.

Een dergelijke werkwijze is bekend. Volgens de bekende 5 werkwijze wordt met behulp van een cilindrisch, aan de onderzijde scherp orgaan, met de hand op een van een vlakké deegmassa voorziene tafel door telkens herhaald aandrukken een hoeveelheid vlakke deegelementen vervaardigd. Vervolgens worden de gevormde vlakke deegelementen verwijderd uit het 10 holle cilindrische orgaan, waarna ze voor verdere bewerking bijvoorbeeld- over een werktafel worden uitgespreid.

Een dergelijke bekende werkwijze is arbeidsintensief, waardoor de kostprijs van de gevormde produkten relatief hoog is.

15 De uitvinding beoogt de werkwijze volgens de uitvinding zodanig te verbeteren, dat de problemen volgens de stand der techniek zijn voorkomen.

Met het oog daarop verschaft de uitvinding een werkwijze van het in de aanhef vermelde type, die volgens de 20 uitvinding het kenmerk vertoont dat een over-een van·.·.vormgaten, waarvan de vorm en de afmetingen corresponderen met die van de te vormen deegelementen, voorziene, door een tafel draagbare en daarvan oplichtbare plaat beweegbare, aan de. onder— i zijde van een zich dwars op de bewegingsrichting uitstrekkende 25 afvoerspleet voorziene bak wordt gevuld met een deegmassa, vervolgens de bak over de plaat wordt bewogen onder vulling van de gaten, en de plaat van de tafel wordt opgelicht onder achterlating daarop van de gevormde deegelementen. Teneinde een zo goed mogelijke vulling van de vormgaten te 30 verkrijgen en een grote homogeniteit van de gevormde produkten en daarmee een constante kwaliteit te waarborgen, wordt bij voorkeur de bak tijdens een produktiecyclus heen en terug over de plaat bewogen, terwijl bij voorkeur tevens de bewegingssnelheid van de bak in overeenstemming met de 81 0 1 2 3 δ * f -2- viscositeit van het deeg wordt gekozen.

Voor een nauwkeurige maatvoering van de gevormde produkten met het oog op een zo hoog mogelijke en zo constant mogelijke kwaliteit wordt bij voorkeur het in de gaten inge-5 brachte deeg tot de hoogte van het bovenvlak van de plaat afgestreken.

In de praktijk verdient die werkwijze volgens de uitvinding de voorkeur, volgens welke een transportvel, bijvoorbeeld een vel papier, op de tafel wordt gelegd voor het 10 transporteren van de gevormde· deegelementen.

De uitvinding strekt zich verder uit tot een inrichting voor het uitvoeren van de genoemde werkwijze. Deze inrichting is voorzien van een tafel en volgens de uitvinding gekenmerkt door 15 (1) een van vormgaten, waarvan de vorm en afmetingen corresponderen met die van de te vormen deegelementen voorziene, door de tafel draagbare en daarvan oplichtbare plaat, (2) een over de plaat beweegbare, aan de onderzijde 20 van een zich met zijn lengterichting dwars op de bewegingsrichting uitstrekkende afvoerspleet . voorziene bak? en (3.) oplichtmiddelen voor het 'van de tafel oplichten van de plaat.

25 Bij voorkeur vertoont de in de bewegingsrichting gezien achterste rand van de sleuf een veerkrachtig af-strijkorgaan voor het tot de hoogte van het bovenvlak van de plaat af strijken van het in de vormgaten gebrachte deeg.

Dit afstrijkorgaan kan een rubberen strook omvatten.

30 In een praktisch uitvoeringsvoorbeeld is het'af strijkorgaan uitgevoerd als een evenwijdig aan de sleuf, aan het in de bewegingsrichting gezien achtereinde daarvan, scharnierbaar .aangebrachte klap, en dat een aanslagorgaan aanwezig is voor het in de achterwaartse richting begrenzen 35 van de hoekverplaatsing van de klap.

De voorkeur geniet die variant, die het kenmerk vertoont dat aan het vooreinde en het achtereinde van de sleuf een klap is aangebracht, welke klappen zijn gekoppeld voor gelijktijdige, resp. voorwaartse en achterwaartse, hoekver-40 plaatsing.

8101238 τ ·* -3-

Teneinde de produktkwaliteit zo homogeen mogelijk te doen zijn kan een motor voor aandrijving van de bak over de plaat aanwezig zijn. Voor aanpassing van de bewegingssnel-heid van de bak aan de viscositeit van het deeg kan deze 5 motor regelbaar zijn.

Het werkzame tafeloppervlak kan van een anti-kleeflaag zijn voorzien. Ook kan een voorraadstation aanwezig zijn voor een transportvel, bijvoorbeeld een drager voor een rol papier/ welk vel dwars op de verplaatsingsrichting van de bak over 10 de tafel beweegbaar is tot over een aan de tafel aansluitende buffertafel. Het doorsnijden van het transportvel tussen de tafel en de buffertafel kan met de hand gebeuren; ook kunnen snijmiddelen voor het uitvoeren van die doorsnijding aanwezig zijn. Deze snijmiddelen kunnen een gloeidraad omvatten. 15 Transportmiddelen kunnen aanwezig zijn voor het na het oplichten van de plaat naar de buffertafel transporteren van het de gevormde deegelementen dragende deel van het transportvel. De sleufbreedte kan instelbaar zijn voor aanpassing van de vulsnelheid/ bijvoorbeeld aan de viscositeit 20 van het deeg of aan de diepte van de vormgaten.

In een volledig geautomatiseerde versie is de inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door een door een startknop in bedrijf te stellen centrale besturingseenheid voor het achtereenvolgens bekrachtigen van de motor voor 25 aandrijving van de bak, de oplichtmiddelen, de transportmiddelen en de snijmiddelen. De uitvinding zal nu worden verduidelijkt aan de hand van de tekening van een willekeurig uitvoeringsvoorbeeld, waartoe de uitvinding zich niet beperkt. In de tekening tonen: 30 fig. 1 een perspectivisch aanzicht van een uitvoeringst voorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding; fig. 2 een gedeeltelijk weggebroken achteraanzicht van de inrichting volgens fig. 1; fig. 3 een dwarsdoorsnede door de inrichting volgens 35 fig. 1; fig. 4 een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van een detail van de inrichting volgens fig. 1; en fig. 5 een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van een detail van de inrichting volgens fig. 1, 40 ter toelichting van de wijze van bevestiging van de plaat 8101238 V %i f -4- to op de oplichtmiddelen, in welk aanzicht de verschillende onderdelen terwille van de duidelijkheid op enige onderlinge afstand zijn weergegeven.

De figuren tonen een inrichting 1 volgens de uitvinding.

5 Deze inrichting omvat een gestel 2 met vier poten 3, welk gestel een tafel 4 draagt, waarop zich een van vormgaten 5 voorziene .plaat 6 bevindt. Deze plaat 6 is nabij zijn vier hoeken voorzien van gaten 7, waardoor versmalde einden 8 van assen 9 steken, zodanig, dat de plaat 6 kan worden ge-10 dragen door de ringvormige vlakken 10 ter plaatse van de overgang tussen het brede en het versmalde deel van de assen 9. Aan het betreffende einde zijn de assen 9 hol uitgevoerd en is hun zijwand voorzien van een hajonetsleuf 11, die dient voor samenwerking met een door het gat 7 steekbare, van een 15 bajonetspie 12 voorziene schroef 13.

De assen 9 dienen voor het van de.tafel· 4 oplichten van de plaat 6. Daartoe is een tweetal met de hand bedienbare hefbomen 14 aanwezig, die via een tweetal scharnierpunten 15 twee stangen. 16 in hoofdzaak in horizontale richting 20 kunnen · doen-bewegen. Deze stangen tl 6. zi jn gekoppeld met twee in hun algemeenheid met 17 aangeduide schaar- '

V

mechanismen. Deze schaarmechanismen 17 zijn aan hun \ ondereinden voorzien van rollen 18 en aan hun boveneinde van rollen 19. Door aangrijping op een vaste scharniersleuf 20 25 wordt, doordat de rollen 18 zich kunnen, verplaatsen over een met het gestel 2 vast verbonden rail. 21, bereikt, dat de rollen 19 in verticale richting bewogen worden. Deze verticale beweging van de rollen 19 wordt via een rail 22, die is gekoppeld met de assen 9, overgebracht;op de plaat 6.

30 De assen 9 worden daartoe geleid door met het gestel 2 vast verbonden glijblokken 23.

Het zal duidelijk zijn dat door manipulatie van de hefbomen 14 de plaat 6 op en neer kan worden bewogen. Het getrokken lijnen is in fig. 3 de onderste stand van de 35 plaat 6 en de bijbehorende onderdelen weergegeven; de getrokken lijnen duiden de verhoogde positie aan, waarin de hefbomen 14 in de door de pijl 24 aangeduide richting is verplaatst.

Aan het gestel 2 zijn haken 25 aangebracht voor het 8101238 -5- T * dragen van een rol 26 papier. Een daarvan af gewikkeld vel papier 27 wordt via rollen 28 over de tafel 4 geleid in de i door de pijl 29 aangeduide richting. ; . _ Aan het gestel 2 zijn aan de langszij den van het 5 bovenvlak twee leistangen 30 bevestigd. Over die leistangen 30 is via glijblokken 31 een wagen 32 verplaatsbaar.

Deze wagen 32 draagt een deegbak 33. Deze deegbak 33 omvat korte zijwanden 34, die zich evenwijdig aan de verplaatsings-richting van de deegbak 33 uitstrekken, en lange zijwanden 35, 10 die daar in hoofdzaak dwars op staan. Aan de onderranden van de korte zijwanden 34 zijn rubberen af dicht stroken 36 aange— bracht. De bovenrand van de lange zijwanden 35 is voorzien van twee sleuven 37 voor samenwerking met bevestigings/ instelschroeven 38 die dienen voor bevestiging en instelling 15 van de relatieve hoogte van metalen schotten 39 tegen het binnenvlak van de lange zijwanden 35, aan welke metalen schotten door pianoscharnieren '4Q kleppen 41 zijn bevestigd.

De kleppen 41 zijn aan hun onderrand elk voorzien van een rubberen strook 42. De kleppen 4l zijn op de in fig- 4 aangeduide 20 wijze zodanig door een as 43 met instelbare lengte via scharnierassen 44 gekoppeld dat beide kleppen een gelijktijdige voorwaartse of achterwaartse verplaatsing kunnen ondergaan*

Door middel van de sleuven 37 kunnen de metalen 25 schotten 39 een hoogteverstelling ondergaan, zoals met de pijlen 61; is aangeduid.

j

Voor een gemakkelijk hanteren kunnen de bevestigings/ instelschroeven en/of de bijbehorende moeren zijn voorzien van een hanteerknop.

3Q Figuur 2 toont verder een aandrijfmotor 45, die via een drijfriem 46 een rol 47 aandrijft waarover een met de wagen 32 gekoppelde ketting 48 loopt; deze ketting 48 loopt aan de andere zijde over een keerrol 49. Aan de wagen 32 zijn verder twee aanslagorganen 50 aangebracht, die via 35 schakelaars 51 de heen en weer gaande slag van de wagen 32 bepalen; daartoe zijn de schakelaars 51 in het elektrische circuit van de aandrijfmotor 45 opgenomen. De heen en weer gaande beweging van de wagen 32 is met pijlen 52 aangeduid.

De vorm en afmetingen van de gaten 5 in de plaat 6 40 corresponderen met die van de door de inrichting volgens 8101238 v· * · -6- 0. - de uitvinding te vormen deegeleraenten.

Aan de langseinden van de tafel 4 sluiten twee verhoogde bladen 53 aan., waarvan het bovenoppervlak in hetzelfde vlak is gelegen als het bovenoppervlak van de plaat 6 in zijn 5 laagste positie.

Aan het gestel 2 zijn verder twee geleide-rails 54 aan— gebracht, waar langs een buffertafel 55 zodanig kan schuiven, dat hij in een niet-werkzame positie zich geheel onder de tafel 4 bevindt en in een uitgeschoven, werkzame positie zich 10 tussen de hefbomen 14 uitstrekt. In de in figuur 3 getekende toestand i.s op de buffertafel 55 een bakplaat 56 geplaatst. ' In de getekende situatie bevindt het vel papier 27 zich op het bovenoppervlak van de bakplaat 56. De aandacht wordt erop gevestigd, dat de rails 54 een weinig uitsteken buiten de 15 afhangende rand van de tafel 4, waardoor altijd een zekere ruimte gehandhaafd blijft tussen die afhangende rand van de tafel 4 en de corresponderende 'afhangende rand van de bakplaat 56. Hiermee kan namelijk op een nadèr te beschrijven wijze door een snijorgaan het papier langs de vrijblijvende 20 sleuf 62 worden doorgesneden.

De inrichting volgens het in de tekening weergegeven " uitvoeringsvoorbeeld .werkt als volgtr

De deegbak 33 wordt tot de gewenste hoogte gevuld met deeg of crènte van het gewenste type. Tijdens dit vullen 25 bevindt de wagen 32 zich in de in figuur 1 getoonde, meest linkse positie, waarin het met 57 aangëduide deeg niet kan worden afgevoerd, aangezien de rubberen afdichtstroken 36 en de rubberen stroken 42 afdichtend aansluiten op het bovenvlak van de verhoogde bladen 53.

30 Vervolgens wordt door een niet-getekende schakelaar de aandrijfmotor 45 bekrachtigd, waardoor de wagen 32 en daarmee de deegbak 33 zich over de plaat 6 gaat verplaatsen langstde leistangen 30. Zodra de déegbak aan de andere kant daarvan is gearriveerd, treedt door bediening van de betreffende schakelaar 51 35 door het betreffende aanslagorgaan 51 een ortkering van de bewegingsrichting van de wagen 32 op, waardoor deze zich in terug-waartse richting gaat verplaatsen totdat zijn uitgangspositie is bereikt, hetgeen wordt gedetecteerd door de reeds vermelde, niet getekende schakelaar 51, die de be-40 krachtiging van- de motor 45 onderbreekt.

8101238 O- ' -- -7-

Tijdens de verplaatsing van de deegbak 33 over de plaat 6 worden de gaten 5 gevuld met deeg 57. De rubberen stroken 42 zijn werkzaam voor het tot de hoogte van de plaat 6 af strijken van het in de gaten aangebrachte deeg 57, 5 waardoor een grote mate van vlakheid van de gevormde produkten wordt bereikt. Gewezen wordt nu op figuur 4, waarin de momentane bewegingsrichting van de deegbak 33 met de pijl 58 is aangeduid. Door de beweging in deze richting wordt de achterste strook 42 naar achteren geklapt, tegen de betreffende 10 lange zijwand 35 aan. Gekoppeld met die relatieve achterwaartse verplaatsing vindt een achterwaartse verplaatsing van de voorste rubberen strook 42 plaats. Het zal na deze korte beschrijving duidelijk zijn, dat steeds slechts de achterste rubberen strook 42 werkzaam is als afstrijkorgaan.

15 De aandacht wordt erop gevestigd, dat de as 43 gedeeld is uitgevoerd en is voorzien van twee tegengestelde schroefdraden 59 waar overheen een corresponderend moerelement 60 draaibaar is onder verstelling van de lengte van de as 43. Hiermee kan een goede aanpassing aan de viscositeit van het 20 deeg 57 worden verkregen. Opgemerkt wordt, dat ook de hoogte— instelling van de rubberen stroken 42 door de bevestigings/ instelschroeven kan plaatsvinden op basis van de eigenschappen van het deeg 57.

Een bijzonderheid van de gekoppelde beweging van de 25 kleppen 41 is, dat door de herhaalde bedrijfscycli, waardoor de kleppen een heen en weer gaande beweging uitvoeren, de l deegmassa 57 in de bak 33 steeds in beweging blijft waardoor de homogeniteit van de deegmassa 57 wordt be- vorderd.

30 Zoals in figuur 4 is aangeduid, kan er een verschil in hoogte-instelling bestaan tussen de beide kleppen 41.

Dit hoogteverschil kan worden gekozen in verband met het verschil tussen de heengaande vulbewerking en de teruggaande, af rondende vulbewerking.

35 Nadat de gaten 7.zijn gevuld, kan door het naar voren brengen van de hefbomen 14 de plaat 6 worden opgelicht, waardoor de gevormde deegelementen achterblijven op het vel papier 27 op de tafel 4. Vervolgens kan het betreffende deel van het vel papier naar voren worden getrokken in de 40 richting van de pijl 29, waardoor het op de bakplaat 56 8101238 -8- Λ* ν'’"' komt te liggen. Door doorsnijding van het vel papier'27 ter \ plaatse van de sleuf 62 wordt het de gevormde deegelementen dragende vel papier op de bakplaat 56 gescheiden, van het zich nog boven de tafel 4 bevindende deel.

De aandacht wordt erop gevestigd, dat de uitvinding niet is beperkt tot het in de tekening weergegeven uitvoerings-voorbeeld.

Bijvoorbeeld is het niet noodzakelijk, dat een bedrijfs-cyclus bestaat uit een heengaande en een teruggaande slag. Bijvoorbeeld bij gebruik van deeg van een relatief geringe viscositeit kan één verplaatsing van de deegbak 33 voldoende zijn.

Verder is de vorm van de gaten niet beperkt tot de in figuur 1 en 4 getoonde ronde vorm. Verder is ook het aantal gaten in de plaat 6 naar wens te kiezen.

In de. sleuf 57 kan een gloeidraad aanwezig zijn, die • dient voor het ter plaatse· doorsnijden van het vel papier 27.

Gewezen wordt verder op de mogelijkheid,.de inrichting volgens de uitvinding geheel in te richten voor automatisch bedrijf. In dit geval kan een door. een startknop in bedrijf te stellen centrale besturingseenheid aanwezig zijn, die is aangesloten en ingericht voor het achtereenvolgens bekrachtigen van de motor voor aandrijving van de deegbak, de middelen voor het oplichten van de plaat 6, middelen voor het in de richting van de pijl 56 transporteren van hét vel papier 27, en de snijmiddelen, zoals de reeds genoemde, niet-getekende gloeidraad.

8101238

Claims (18)

1. Werkwijze voor het uit een deegmassa vormen van vlakke deegelementen, bijvoorbeeld taartbodems, met het kenmerk dat ' een over een van vormgaten, waarvan de vorm en af-5 metingen corresponderen met die.van de te vormen deegelementen, voorziene, door een tafel draagbare en daarvan oplichtbare plaat beweegbare, aan de onderzijde van een zich dwars op de bewegingsrichting uitstrekkende afvoerspleet voorziene bak wordt gevuld met een deegmassa, 10 vervolgens de bak over de plaat wordt bewogen onder vulling van de gaten, en de plaat van de tafel wordt opgelicht onder achterlating daarop van de gevormde deegelementen.

1* X Sch/lh/1 “9”

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met' het kenmerk 15 dat de bak heen en terug over de plaat wordt bewogen.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de bewegingssnelheid van de bak in overeenstemming met de viscositeit van het deeg wordt gekozen.

4. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, 20 met het kenmerk dat het in de gaten in gebrachte deeg tot de hoogte van het bovenvlak van de plaat wordt af ges treken.

5. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat een transportvel, bijvoorbeeld een vel papier, op de tafel wordt gelegd voor het transporteren van 25 de gevormde deege lementen.

6. Inrichting voor het uitvoeren van een werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, voorzien van een tafel en gekenmerkt door (1) een van vormgaten, waarvan de vorm en afmetingen 30 corresponderen met die van de te vormen deeg- elementen voorziene, door de tafel draagbare en daarvan oplichtbare plaat, (21 een over de plaat beweegbare, aan de onderzijde van een zich met zijn lengterichting dwars op de 35 bewegingsrichting uitstrekkende afvoerspleet 8101238 'S v i -10- voorziene bak; en (3) oplichtmiddelen voor het van de tafel oplichten van de plaat.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk 5 dat de in de bewegingsrichting gezien achterste rand van de-sleuf een veerkrachtig afstrijkorgaan vertoont voor het tot de hoogte van het bovenvlak van de plaat afstrijken van het in de vormgaten gebrachte deeg.

8. Inrichting volgens con&lusie 7, met het kenmerk 10 dat het afstrijkorgaan een rubberen strook omvat.

9. Inrichting.volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk dat het afstri jkorgaan is uitgevoerd als een evenwijdig aan de sleuf/ aan het in de bewegingsrichting gezien achtereinde daarvan# scharnierbaar aangebrachte klap# en 15 dat een aanslagorgaan aanwezig is voor het in achterwaartse richting begrenzen van de hoekverplaatsing van de klap.

10. Inrichting volgens conclusie 9·/«met het kenmerk dat aan het vooreinde en het achtereinde van de sleuf een klap is aangebracht/ welke klappen zijn gekoppeld voor 20 gelijktijdige, resp. voorwaartse en achterwaartse., hoekverplaatsing.

11. Inrichting volgens een der conclusies 6 t/m 10, ' gekenmerkt door een eventueel regelbare motor voor aandrijving van de bak over de plaat.

12. Inrichting volgens een der conclusies 6 t/m II, met het' kenmerk dat het Werkzame o tafel'oppervlak van een·· -.anti-kleeflaag is voorzien.

13. Inrichting volgens een der conclusies 6 t/m 11, gekenmerkt door een voorraadstation voor een transportvel, 30 bijvoorbeeld een drager voor een rol papier, welk vel dwars op de verplaatsingsrichting van de bak over de tafel beweegbaar is tot over een aan de tafel aansluitende buffertafel.

14. Inrichting volgens conclusie 13, gekenmerkt door snijmiddelen voor het doorsnijden van het transportvel 35 tussen de tafel en de buffertafel.

15. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk dat de snijmiddelen een gloeidraad omvatten.

16. Inrichting volgens een der conclusies 13, 14 en 15, gekenmerkt door transportmiddelen voor het na het oplichten ..........31 0 1 2 3 8........... -11- van de plaat naar de buffertafel transporteren van het de gevormde deegelementen dragende deel van het transportvel.

17. Inrichting volgens een der conclusies 6 t/m 16, met het kenmerk dat de breedte van de sleuf instelbaar is.

18. Inrichting volgens de conclusies 6, 7, 11, 13, 14 en 16, gekenmerkt door een door een startknop in bedrijf te stellen centrale besturingseenheid voor het achtereenvolgens bekrachtigen van de motor voor aandrijving van de bak, de oplichtmiddelen, de transportmiddelen en de snijmiddelen. 8101238