NL8101223A - Ritssluiting. - Google Patents

Description

* ^ « -1- % * RLtssluitirtg1.

De uitvinding in hoofdzaak betrekking op ritssluitingen en betreft meer in het bijzonder draagbanden voor ritssluitingen die kunnen worden gébruikt bij sportieve goederen, tassen, sportieve kledingstukken en dergelijke voorwerpen die vereisen dat de 5 ritssluiting strekbaar is in het bijzonder in dwarsrichting daar van.

Het Britse octrooischrift 1.396.577 beschrijft een paar van eerste en tweede typen van in dwarsrichting strekbare draagbanden voor ritssluitingen. Het eerste type van draagband 10 heeft een in dwarsrichting strekbaar gedeelte waarin slechts één stel van elastische inslaggarens zich elk uitstrekken over twee of drie aangrenzende ribbels. Een dergelijke draagband heeft de neiging cm ongewenst te worden gestrekt indien een schuif langs de ritssluiting wordt bewogen voor het openen en sluiten 15 daarvan in leidt vaak er toe dat de draagband golfvormig of geplooid wordt en dat het enige stel van elastische inslaggarens gemakkelijk kan worden gebroken of op andere wijze werden beschadigd. Met de bekende draagband kan dus moeilijk een gemakkelijke en juiste opening en sluiting van de ritssluiting 20 worden bereikt.

In het tweede type van het draagband heeft een s trekbaar gedeelte een kettinggébreide basisstructuur die bestaat uit kettingsteken en tricots teken die beide zijn gevormd uit niet-elastische garens. Een stel van ingelegde elastische inslaggarens 25 strekt zich elk uit over drie aangrenzende ribbels en de niet-elastische garens van tricotstéken strekken zich elk uit over een aangrenzend paar van ribbeld. De niet-elastische garens worden gewoonlijk gemaakt van multifilamentgarens die onderworpen zijn aan krimp en op verwerpelijke wijze stijf zijn indien de 30 band wordt verwarmd tengevolge van een behandeling, zoals het door warmte fixeren en het verven. Dit tweede type van draagband heeft dus een zeer beperkte mate van strékcapaciteit.

Volgens de uitvinding heeft een kettinggébreide 8101223 -2- * + draagband voor ritssluitingen een gebreide basisstructuur die is opgebouwd uit kettingsteken en tricots teken. Aan een in dwars-richting strekbaar gedeelte van de band worden de tricotsteken gevormd uit een aantal van elastische garens, zoals strekgarens, 5 en de kettingsteken worden gevormd uit een aantal van niet-elastische garens', zoals multifilamentgarens. Tenminste één elastisch inslaggaren, zoals een spandexgaren wordt ingelegd in het gebreide basisstelsel en het strekbare bandgedeelte en strékt zich uit over een aantal ribbels.

10 Het is een oogmerk van de uitvinding cm een in dwarsrichting strekbare draagband te leveren die duurzaam is terwijl de band wordt belet om te worden gestrékt voorbij een bepaalde waarde.

Een ander oogmerk van de uitvinding is het leveren 15 van een in dwarsrichting strekbare draagband die een geleidelijke en juiste opening en sluiting van de ritssluiting mogelijk maakt.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin bij wijze van voorbeeld een aantal uitvoeringsvormen van een ritssluitingdraagband 20 volgens de uitvinding is weergegeven. In de tekening toont:

Fig. 1 een fragmentarisch aanzicht van een gekoppeld paar van ritssluitingdraagbanden die elk een kettinggébreide draagband volgens de uitvinding omvatten, fig. 2 cp grotere schaal een schematische dwarsdoorsnede 25 van êën van de draagbanden van fig. 1, fig. 3 een puntdiagram voor een kettinggebreid stofstelsel van de band volgens een eerste uitvoeringsvorm, fig. 4 een puntdiagram voor een kettinggebreid stofstelsel van een andere draagband, 30 fig. 5 een puntdiagram voor het patroon van een paar van elastische inslaggarens die zijn ingelegd volgens een derde uitvoeringsvorm, en fig. 6 hetzelfde als in fig. 5 doch dan van een vierde uitvoeringsvorm.

35 Fig. 1 toont een gekoppeld paar van in dwarsrichting 8101223 ί * -3- strekbare ritssluitingdraagbanden 10 die elk een kettinggébreide draagband 11 hébben die op en langs een in lengterichting lopende rand een reeks van sluitelementen 12 ondersteunen die aan de draagband 11 zijn bevestigd door een stikseldraad 13. De 5 draagband 11 heeft een paar van in dwarsrichting niet strekbare eerste en tweede in lengterichting lopende wandgedeelten 14 en 15 die grenzen aan de respectieve in lengterichting lopende band-randen, en een in dwarsrichting strekbaar tussengedeelte 16 dat zich uitstrékt tussen de eerste en tweede wandgedeelten 14 en 15.

10 De draagband 11 heeft een kettinggébreide basisconstructie die is opgebouwd uit kettings teken en tricots teken en een aantal van in lengterichting lopende ribbels 17 en 18 heeft (fig. 2 en 3).

In fig. 3 worden de kettingsteken aan het strekbare tussengedeelte 16 gevormd uit een aantal van eerste garens 19 die zijn gebreid 15 in een patroon van 1-0/0-1. De eerste garens 19 omvatten niet-elastische garens zoals multifilamsntgarens. De tricotstéken aan het tussengedeelte 16 worden gevormd van een aantal van tweede garens 20 die zijn gebreid in een patroon van 1-2/1-0.

De tweede garens 20 omvatten elastische garens zoals strekgarens.

2Q Een elastisch ribbelgaren 21 is ingelegd in de basisconstructie in een patroon van 0-0/11-11 en strekt zich in dwarsrichting uit over een aantal van de ribbels 19. Hét elastische derde garen 21 omvat een spandexgaren. Het is ook mogelijk dat het derde garen 21 een bedekt garen anvat met een elastisch garen dat 25 is genaakt van polyurethaan of een ander kunststof elastomser-filament, als een kern, bedekt met getextureerd garen.

Aan elk in lengterichting lopend randgedeelte 14 en 15 worden de kettingsteken gevormd uit een aantal van vierde garens 22 die zijn gebreid in een patroon van 1-0/0-1, en de tricotstéken •30 worden gevormd van een aantal van vijfde garens 23 die zijn gebreid in een patroon 1-2/1-0. Een aantal van in dwarsrichting lopende zesde garens 24 zijn elk in de basisconstructie gelegd in een patroon van 0-0/4-4. Elk van de zesde garens 24 loopt in dwarsrichting over vier aangrenzende ribbels 17 en 18 tussen een 35 uiterste ribbel 18' en de in lengterichting lopende bandrand en een ? 8101223 * ^ -4- zesde binnenste ribbel 17' (derde tot de ribbel 17" aan de grenslijn) . Een aantal van in lengterichting lopende zevende garens 25 is gelegd in de basisconstructie aan de in lengterichting lopende bandrand in een patroon van 0-0/1-1. De'.vierde, 5 vijfde, zesde en zevende garens 22, 23, 24 en 25 omvatten niet-elastische garens, zoals multifilamentgarens.

Bij voorkeur heeft een uiterste garen 22' van de vierde garens 22 aan de uiterste wissel 18' een hogere mate van strek dan de andere vier garens 22 teneinde de bandranden de 10 stand te maken tegen breuk of andere beschadiging. Op soortgelijke wijze is aan de grenslijnribbel 17" de vierde en/of de vijfde garens 22, 23 waarmede de ingelegde derde garen 21 ineen is gestrengeld of op andere wijze is verbonden, uitgerust met een hogere mate van strek dan de andere vierde en vijfde garens 15 22 en 23.

De tweede en vijfde garens 20 en 23 kunnen een patroon hebben van. 0-2/2-0 of 0-1/3-2. De ingelegde zesde garens 24 kunnen een patroon hébben van 0-0/3-3 of 0-1/4-3 of 0-1/3-2.

De vijfde of zesde garens 23, 24 kunnen strekgarens omvatten 20 in de plaats van multifilamentgarens teneinde de bandranden een juiste mate. van flexibiliteit te geven.

Fig. 4 toont een gewijzigde kettinggebreide draagband 30 die is gemaakt op een breimachine met twee geleidingsstangen en heeft dus een dubbele gebreide structuur. Een strekbaar 25 tussengedeelte 31 van de draagband 30 anvat een aantal van acht garens 32 die kettingsteken vormen in een patroon van 0-2/0-2/0-2/0-2, een aantal van elastische negende garens 33 die tricotsteken vormen in een patroon van 2-4/2-2/2-0/2-2, en een paar van elastische tiende garens 34, 35 die in het breistelsel 30 zijn gelegd. Een tiende garen 34 heeft een patroon van 0-0/20-20/ 20-2Q/Q-0, terwijl het andere tiende garen 35 een patroon heeft van 0-0/0-0/20-20/20-20. Elk niet strekbaar in lengterichting lopend randgedeelte 36, 37 van de draagband 30 omvat een aantal van elfde garens 38 die kettingsteken vormen in het patroon 35 van 2-0/0-0/0-2/2-2, een aantal van twaalfde garens 39 die ❖ 8101223 -5.

* t tricots teken vormen in een patroon van 2-4/ 2-2/2-0/2-2, en een aantal van ingelegde dertiende garens 40 met een patroon van 0-0/4-4/8-8/4-4. De achtste/ negende/ tiende/ elfde, twaalfde en dertiende garens 32, 33, 34 (35), 38, 39, 40 5 corresponderen met de eerste, tweede, derde, vierde, vijfde en zesde garens 19, 20, 21, 22, 23, 24 in de uitvoeringsvorm van fig. 3 en anvatten elk hetzelfde soort van garens als de corresponderende garens. In fig. 4 vertegenwoordigen F en B respectievelijk de "voorste geleidingsstang" en 10 "achtergeleidingstang".

Fig. 5 toont een derde uitvoeringsvorm die soortgelijk is aan de uitvoeringsvorm van fig. 3 en het enige verschil ten opzichte daarvan is dat een derde band 50 een paar van elastische veertiende garens 51 en 52 cmvat in de plaats van 15 het derde garen 21 (fig. 3), waarbij de viertiende garens 51 en 52 zijn gelegd in een patroon van 0-0/6-6. De twee veertiende garens 51 en 52 ontmoeten gezamenlijk afwisselend in lengterichting van de band 50 en een aangrenzend paar van centrale ribbels 53 en 54. Qndat elk van de ingerichte veertiende 2Q garens 51 en 52 zich. in dwarsrichting uitstrékt over slechts een klein aantal van ribbels, kan de draagband 50 worden gemaakt met een verhoogde hoeveelheid van drijf snelheid. Voor het teweeg brengen van een sterke verbinding tussen de s trekbare en niet-strékbare bandgedeelten bezit de draagband 50 verder een aantal 25 van ingelegde vijftiende garens 55, 56 die met de veertiende garens 51 en 52 zijn verbonden of gekoppeld aan de grenslijnribbels 57 respectievelijk 58, zoals in fig. 6 is weergegeven.

m een willekeurige van de hierboven beschreven uitvoeringsvormen geven de tricotsteken, indien daarvoor strek-30 garens worden gébruikt, niet alleen aan de draagband een verhoogde mate van stréfcbaarheid, doch voorkomen tevens dat het elastische inslaggaren of de elastische inslaggarens op bovenmatige wijze worden gestrékt. Dit kont omdat strekgarens weerstand bieden en stijf worden ten gevolge van de behandeling, zoals de warmte 35 fixeren en verven van de band. En de strekgarens die geheel zijn 'b 8101223 * v -6- * gestrekt, hébben een goede reksterkte.

Het strekbare gedeelte van de draagband die volgens de uitvinding is opgébouwd, omvat een kettinggébreid basisstelsel met een aantal van elastische garens die zich elk uitstrekken 5 over tenminste een aangrenzend paar van ribbels, en tenminste één elastisch inslaggaren dat in basisstelsel is gelegd, waarbij elk inslaggaren zich uitstrekt over een aantal van ribbels. Elastische garens worden dus niet alleen maar toegepast voor het gebreide basisstelsel doch ook voor het inleggen van inslaggaren 10 of inslaggarens. Met een dergelijke opstelling is het mogelijk cm de draagband een verhoogde mate van strekbaarheid te geven zander gébruik te maken van elastische garens met speciale grote diameter voor de inslaggarens. Een geschikt combinatie van soorten van garens; kan worden gekozen voor deze twee 15 elastische garens voor het leveren van een draagband met een juiste mate van strekbaarheid die afhangt van het gébruik.

Een ander voordelige maatregel van de draagband is , dat de elastische garens van het gébreide basisstelsel zich elk uitstrekken als voor slechts een paar aangrenzende ribbels, 20 dat wil zeggen de afstand tussen aangrenzende steéklussen waartussen de afzonderlijke elastische garens zich uitstrékken, is relatief kort. En de mate waarin een dergelijke en elke tussen lussen geweven sectie van het elastische garen kan worden gestrékt, is relatief klein. De elastische garens van het gébreide basisstelsel dienen 25 over het algemeen dus· cm te voorkomen dat het elastische inslaggaren of. de elastische inslaggarens en dus de draagband worden gestrékt voorbij een bepaalde waarde.

Bovendien worden de elastische garens van het gébreide basisstelsel zodanig gebreid dat zij kettinglussen vormen in elke 30 slag en golf op gelijkmatige wijze door het gehele rekbare tussenbandgedeelte. Een dergelijk tussenbandgedeelte heeft een goed uitgébalanceerde stofopbouw met een voldoende mate van sterkte, hetgeen de draagband aan het strekbare gedeelte in staat stelt cm zonder probleem te worden vastgestikt.

35 De verkregen draagband is in dwarsrichting strekbaar 8101223 4 -7- binnen een bepaalde grens alleen maar indien een dwarskracht op de band wordt uitgeoefend. Met andere woorden de draagband zal niet eenvoudig worden gestrékt door het trékken van een schuif in lengterichting langs de ritssluiting teneinde deze 5 te openen en te sluiten. Hierdoor is een ganakkelijke beweging van de schuif door het openen van en het sluiten van de ritssluiting bereikt en dus een langere levensduur van de ritssluiting gewaarborgd.

Binnen het kader van de conclusies vallen ook andere 10 uitvoeringsvormen dan hierboven zijn besproken.

8101223

Claims (22)

1. In dwarsrichting strekbare draagband voor ritssluitingen met een paar reeksen van sluitelementen, met het kenmerk, dat hij bestaat uit: a). een langwerpige kettinggebreide baan die ligt tussen een 5 paar in lengterichting lopende randen, welke baan een paar van randgedeelten heeft die zich uitstrekken langs het paar van in lengterichting lopende randen, en een tussengelegen < Igedeelte dat zich uitstrékt tussen de randgedeelten, waarbij tenminste één van de randgedeelten niet . IQ strékbaar is voor het daarlangs ondersteunen van een reeks sluitelementen van de ritssluiting, bl welk tussengedeelte in dwarsrichting strékbaar is en een aantal van tweede garens bevat die een gebreid basisstelsel vonten met stiksellussen, en tenminste één elastisch derde 15 garen dat binnen het gebreide basisstelsel is gelegd en zich in dwarsrichting uitstrékt over een aantal van aangrenzende ribbels, welke tweede garens elastisch zijn en zich. elk. uitstrékken over tenminste een aangrenzend paar van ribbels, waarbij het aantal van de ribbels waarover 20 het tweede garen zich uitstrekt, kleiner is dan het aantal van de ribbels waarover het derde garen zich uitstrekt.

2. Draagband volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elk tweede garen zich uitstrékt over minder dan vijf aangrenzende ribbels.

3. Band volgens conclusie 1, net hét kenmerk, dat het tussengedeelte verder een aantal van eerste garens bevat die in het basisstelsel zijn gebreid.

4. Band volgens conclusie 1, 'net hét kenmerk, dat het gebreide basisstelsel kettingstéken bevat die zijn gevorm uit 30 de eerste garensen tricotgarens die zijn vervormd uit de tweede garens.

5. Band volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de eerste garens een patroon hébben van 1-0/0-1.

6. Band volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 'ï 8101223 -9- tweede garens een patroon hebben van 1-2/1-0.

7. Band volgens conclusie 1, met het kenmerk/ dat het ingelegde derde garen het patroon heeft van 0-0/11-11.

8. Band volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat hét 5 ingelegde derde garen een patroon heeft van 0-0/6-6.

9. Band volgens conclusie 1, met het kenmerk/ dat het niet-strekbare gedeelte van de baan een aantal van vierde garens anvat die zijn gebreid in een patroon van 1-0/0-1, en een aantal van vijfde garens die zijn gebreid in een patroon van 10 1-2/1-0.

10. Band volgens conlusie 9, roet het kenmerk, dat het niet-strekbare gedeelte van de baan verder een aantal van in dwarsrichting zich uitstrekkende zesde garens bevat met een patroon van 0-0/4-4, en een aantal van in lengterichting 15 zich uitstrékkende zevende garens met een patroon van 0-0/1-1.

11. Band volgens conclusie 4,met het kenmerk,dat de eerste garens een patroon hébben van 0-2/0-2/0-2/0-2, en de tweede garens een patroon hebben van 2-4/2-2/2-0/2-2.

12. Band volgens conclusie 11 mét het kenmerk, dat het ingelegde derde garen een patroon heeft van 0-0/20-20/20-20/0-0.

13. Band volgens conclusie 11 met het kenmerk, dai~exngelegde derde garen een patroon heeft van 0-0/0-0/20-20/20-20.

14. Band volgens conclusie 11 mt hét kenmerk, dat het 25 niet rekbare gedeelte van de baan een aantal van de vierde garens heeft die zijn gebreid in een patroon van 0-2/0-0/0-2/2-2, een aantal van vijfde garens die zijn gebreid in een patroon yan 2-Q/2-2/2-0/2-2.

15. Band volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat het 30 niet-strekbare gedeelte van de baan verder een aantal van in dwarsrichting lopende zesde garens heeft en een patroon van Q-0/4-4/8-8/4-4.

16. Band volgens conclusie 1 itet het kenmerk, dat de elastische tweede garens steekgarens omvatten.

17. Band volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het 8101223 -10- f. -sj elastische derde garen een spandexgaren omvat.

18. Draagband volgens conclusie 3, met het kenmerk/ dat de eerste garens multifilamentgarens omvatten.

19. Band volgens conclusie 9, net het kenmerk, dat 5 de vierde en vijfde garens mnltifilamentgarens omvatten.

20. Band volgens conclusie 9 roet het kenmerk/ dat de vierde garens multifilamentgarens ömvatten en de vijfde garens strekgarens omvatten.

21. Band volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat 10 de zesde en zevende garens multifilamentgarens omvatten.

22. Draagband zoals weergegeven in de tekëning en/of besproken aan de hand daarvan. ·»» 8101223